Vragen van het lid Tichelaar aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de bezuinigingen op het hoger onderwijs in relatie tot de dekking vanuit ICES/KIS-middelen.

De voorzitter:

Van een aantal leden heb ik de begrijpelijke vraag gekregen waarom over dit onderwerp niet zou kunnen worden gesproken tijdens de heropening van de beraadslaging over de Onderwijsbegroting. Het antwoord is dat deze vragen ook aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gesteld en die minister kan uiteraard niet het woord voeren bij de heropening van de beraadslaging over de Onderwijsbegroting.

De heer Tichelaar (PvdA):

Voorzitter. Na de derde termijn van de behandeling van de onderwijsbegroting op woensdag 20 november zijn wij uit elkaar gegaan met het idee dat vele fracties de behoeften hadden aan het ongedaan maken van de efficiencykorting voor het hoger onderwijs voor 2003. Weliswaar waren er verschillende invalshoeken voor de wijze waarop dat zou moeten geschieden, maar de meerderheid van de Kamer sprak in ieder geval de wens uit dat deze korting ongedaan zou moeten worden gemaakt.

De reactie van de minister was: ik wens vast te houden aan de bezuinigingstaakstelling die is opgenomen in het Strategisch akkoord. Verder zei zij: eigenlijk moet ik u bekennen dat ik niet weet hoe het precies zit met het Fonds economische structuurversterking, de onderuitputting en de overschrijding; ik zal dit onderwerp in het kabinet bespreken.

Op vrijdag vond het kabinetsberaad plaats en na afloop daarvan gaf de vice-premier tekst en uitleg van datgene wat was besproken in het kabinet. Hij kwam tot de conclusie dat er weliswaar geld beschikbaar was, maar niet structureel en ook in beperkte mate. Op dinsdag de 28ste lazen wij in een ANP-bericht van de minister voor onderwijs: er is geen geld. Mijn vraag aan de minister voor onderwijs is: wat heeft u exact ingebracht in het kabinet met betrekking tot de problematiek van de FES, de onderuitputting, de overschrijding of what ever? Aan de minister voor binnenlandse zaken vraag ik: wat heeft u precies bedoeld te zeggen na afloop van het kabinetsberaad? Ten slotte weer een vraag aan de minister voor onderwijs: waarom heeft u het noodzakelijk gevonden om, nadat de vice-premier zich hierover had uitgesproken, te komen met de opvatting dat er geen geld voor hoger onderwijs is?

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik heb in het stenogram gelezen dat ik dat toen heb gezegd in antwoord op vragen van de heer Tichelaar over onderuitputting, renteopbrengst en kasschuiven. Ik zei letterlijk: "Dergelijke vragen zijn in andere bewoordingen ook door anderen in deze Kamer gesteld. Ik zit echter met het probleem dat de Kamer beschikt over dezelfde informatie als ik." Ik heb verwezen naar de brief van de fondsbeheerder van het FES, de heer Hoogervorst. Ik heb toen gezegd dat ik aan het kabinet zou melden dat de informatie die de heer Tichelaar wilde hebben, moest worden gegeven. Die informatie had onder andere te maken met de vulling van het FES en de wijze waarop het zou kunnen worden gebruikt.

Inmiddels heeft de begrotingsbehandeling van de minister van Economische Zaken plaatsgevonden. Tijdens die behandeling heeft de minister, onder andere op vragen van de heer Vendrik, geantwoord hoe het zat met ICES/KIS en het FES. Uit zijn antwoord blijkt dat het FES werkt met een begrotingsfonds. Een begrotingsfonds biedt mogelijkheden voor de financiering van investeringsprojecten en mogelijkheden om ten gevolge van vertraging niet bestede middelen door te schuiven over de jaargrenzen. Als een project vertraging oploopt, schuiven de in het FES voor het project gereserveerde middelen door naar volgende jaren. Het totaalbedrag blijft dus beschikbaar en van onderuitputting in een bepaald jaar is bij FES-gefinancierde projecten, waaronder ICES/KIS II en ICES/KIS III, geen sprake.

Voor wat ik tegen het ANP gezegd heb, citeer ik het persbureau: "Volgens Van der Hoeven is er echter geen sprake van een overschot. Dat heeft te maken met de manier waarop ICES/KIS-projecten worden gefinancierd." Dat is het resultaat van de besprekingen van het kabinet en ik spreek mijzelf in al deze drie zaken dus niet tegen.

Minister Remkes:

Voorzitter. De vice-premier heeft na afloop van de desbetreffende kabinetsberaadslaging het volgende gezegd: "De minister van Financiën zal de mogelijkheden bekijken. Ik wil wel aangeven dat de mogelijkheden beperkt zijn." De minister van Financiën heeft dat vervolgens precies gedaan: de Kamer is op de hoogte gesteld. Die mogelijkheden bleken inderdaad heel beperkt te zijn: namelijk nul.

De heer Tichelaar (PvdA):

In de brief van de minister van Financiën over het FES constateert hij dat er niet zozeer sprake is van onderuitputting als wel van overschotten, maar dat het FES niet in relatie kan worden gebracht met de comptabiliteitswet, die inhoudt dat overgehouden geld meekan naar het volgende jaar. Ik verbaasde mij zeer bij de behandeling van de begroting van Verkeer en Waterstaat met de ministers De Boer en Hoogervorst. Met geld uit dat FES wordt bij de begroting van Verkeer en Waterstaat klaarblijkelijk zelfs voorgefinancierd, als het ware geleend. Heeft de vice-premier dat ook in het kabinet ter discussie gesteld en is hij nog steeds bereid om dat te doen, mede gelet op de constatering dat geen van de fracties bereid is om die efficiencykorting voor hoger onderwijs toe te staan?

Voor de vice-premier heb ik een citaat uit Trouw, het Financieele Dagblad en het Nederlands Dagblad: "Vice-premier Remkes benadrukte gisteren dat het niet gaat om een structurele bijdrage waarmee de bezuinigingen uit het Strategisch akkoord ongedaan gemaakt kunnen worden." Dat creëert volgens mij ruimte voor de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om de bal in het doel te schieten. Blijkens het tweede citaat is het de vice-premier niet bekend om hoeveel geld het gaat. Het gaat hierbij niet om een citaat van één dagblad dat verkeerd overgenomen is, want het staat in alledrie de bladen: "Er is ruimte, maar die is beperkt." Ik vraag de vice-premier om zich er niet zo gemakkelijk af te maken als hij daarnet deed. Wil hij toelichten wat hij bedoeld heeft en zich daarbij niet verschuilen achter een citaat uit een bepaalde krant?

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Het is een beetje naar. Ik krijg namelijk de indruk dat wij iets overdoen, zodat ik gewoon ga citeren uit brieven die zijn gestuurd en uit eigen werk tijdens de begrotingsbehandeling.

De heer Tichelaar (PvdA):

Het gaat mij met name om wat er is gewisseld in het kabinet en om de vraag, of u daaruit de bereidheid afleidt om op een andere manier invulling te geven aan de bezuinigingen voor 2003. Die mogelijkheden worden namelijk ...

De voorzitter:

U hebt uw vraag toegelicht. Het woord is aan de minister.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Zoals gezegd, gaat de Kamer over haar eigen moties en amendementen. De moties en amendementen over de onderwijsbegroting zijn tot op dit moment nog niet in stemming gebracht, dus ik weet niet wat ermee gebeurt. Ik heb de heer Tichelaar, en daarmee de Kamer, toegezegd dat aangenomen moties en amendementen door mij worden meegenomen naar het kabinet, voor beraad. Dat is de normale gang van zaken.

Pas tegen het einde van de geldende periode – voor ICES/KIS II, een meerjarig project, is dat het einde van 2003 – is bekend of sprake is van onderuitputting. De bewindslieden van Financiën en van EZ hebben in de brief laten weten dat er vooralsnog geen reden is om aan te nemen dat ICES/KIS II-projecten onderuitputting zullen kennen. Zoals gezegd, heeft dat te maken met de wijze, waarop dat fonds loopt: het zijn langdurige, langlopende projecten, zodat niet van jaar tot jaar kan worden gezegd wat over is en wat niet.

Minister Remkes:

Voorzitter. De heer Tichelaar heeft kennelijk slecht naar mij geluisterd. Ik heb namelijk net gezegd dat ik mijzelf citeerde, en niet dat ik iets uit een krant voorlas. Ik begrijp de verwarring wel, want er zijn toen twee persberichten verschenen. Het eerste persbericht luidde: kabinet akkoord. Het laatste persbericht van het ANP luidde: kabinet kijkt naar extra geld hoger onderwijs. Dat zijn dus wel twee wezenlijk verschillende dingen.

De heer Bonke (LPF):

Voorzitter. Mijnheer Tichelaar veronderstelt dat alle fracties ervoor zijn dat de efficiencykorting bij het hoger onderwijs – die bij de universiteiten voor het eerste jaar trouwens minder dan 1% bedraagt – ongedaan wordt gemaakt. Dat is helemaal niet zo.

Bij de onderwijsbegroting hebben wij heel duidelijk kenbaar gemaakt dat, wat er ook aan verschuivingen van gelden zou gebeuren, er geen mogelijkheid is om aan de ICES/KIS-gelden te komen, want dan begeven we ons op een volstrekt hellend vlak.

De voorzitter:

Ik heb met de beste wil van de wereld geen vraag kunnen destilleren uit wat u heeft gezegd, dus dat laten wij hierbij,

Mevrouw Joldersma (CDA):

Voorzitter. De minister van OCW zei net dat aan het eind van het jaar helderheid ontstaat over de onderuitputting van de ICES/KIS II-gelden, wat ook in de brief van minister Hoogervorst staat. Ik heb net de vice-premier nogal krachtig horen zeggen dat sprake is van 0,0% over. Kan de minister van OCW dat toelichten?

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. De vice-premier heeft gelijk: op dit moment is sprake van 0,0% over. Maar in de brief van minister Hoogervorst staat dat er vooralsnog geen reden is om aan te nemen dat ICES/KIS II-projecten onderuitputting zullen kennen. Dat heeft te maken met het feit dat het niet van jaar tot jaar loopt, maar dat pas aan het einde van het hele traject kan worden gezegd of dat inderdaad het geval is. Deze uitlatingen spreken elkaar dus niet tegen, zij zijn allebei waar, maar gelden voor een ander moment in het hele traject.

Mevrouw Joldersma (CDA):

De uitdrukking "vooralsnog" betekent dus dat op dit moment niet helder is of er sprake is van onderschrijding of overschrijding van de ICES/KIS II-gelden?

Minister Van der Hoeven:

Daar heeft mevrouw Joldersma gelijk in. Om die reden zegt de heer Remkes dat er op dit moment geen geld is. Wij hebben er pas aan het einde van de looptijd van de projecten, eind 2003, zicht op of daarvan sprake is, maar vooralsnog ziet het ernaar uit dat dit niet het geval is.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Als ik mevrouw Van der Hoeven en de heer Remkes goed begrijp, zeggen zij dat er geen geld is en dat dit uitsluitend aan kennisprojecten besteed moet worden, als het er is. Binnen het kabinet wordt wel toegestaan dat minister De Boer er geld uithaalt voor zijn voorfinanciering. Mag ik dan de conclusie trekken dat hier niet sprake is van onmacht – hier staan wij en wij kunnen niet anders – maar van onwil?

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Dat mag mevrouw Lambrechts niet. Minister De Boer heeft een aantal verschuivingen op zijn begroting met de Kamer besproken. Wij hebben met elkaar gewisseld dat de 805 mln voor de kennisinfrastructuur die in ICES/KIS III zit, daarin moet blijven. Wij hechten daaraan, omdat dit een wezenlijke bijdrage vormt voor het bereiken van de Lissabondoelstellingen en omdat dit noodzakelijk is om mee te kunnen doen aan het zesde kaderprogramma.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Als er een voorstel komt om de bezuiniging voor komend jaar via voorfinanciering ongedaan te maken, wetende dat er een overgrote meerderheid in de Kamer is die dat wil regelen, zou u daar dan wel mee kunnen instemmen?

Minister Van der Hoeven:

Voorfinanciering is alleen aan de orde als zij teruggefinancierd kan worden. Voor zover ik het kan overzien, is dat op dit moment niet aan de orde. Als de Kamer dat in een motie wil vastleggen, kan ik haar daar niet van weerhouden. Als deze wordt aangenomen, neem ik haar mee naar het kabinet, zoals ik al heb gezegd, maar ik zal de motie wel ontraden.

Naar boven