45 Inburgering en integratie

Aan de orde is het VAO Inburgering en integratie (AO d.d. 13/06).

De voorzitter:

Aan de orde is thans het VAO Inburgering en integratie. De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Paternotte van D66. Hij heeft zoals iedereen twee minuten spreektijd. Alles wat kort en puntig is, wordt hogelijk gewaardeerd. Het woord is aan hem.

De heer Paternotte (D66):

Dank u wel voor het woord, voorzitter. Een tweetal moties. De eerste is erop gericht om foute inburgeringsbureaus ook vóórdat we de nieuwe inburgeringswet hebben het leven al een stukje zuurder te maken, en om ervoor te zorgen dat minder inburgeraars daar terechtkomen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het huidige stelsel van inburgering helaas kwetsbaar is gebleken voor fraude;

constaterende dat — zolang er nog geen nieuwe Wet inburgering is — er beperkte formele mogelijkheden zijn om verkeerde keuzes van inburgeraars tegen te gaan;

overwegende dat de regering momenteel in gesprek met de VNG werkt aan de nieuwe wet inburgering;

verzoekt de regering een inventarisatie te maken van initiatieven die al op korte termijn zorgen dat fraude wordt voorkomen en kwaliteit verhoogd wordt, bijvoorbeeld middels het convenantmodel, en best practices onderdeel te maken van het overleg met de VNG over de veranderopgave inburgering, en hierover voor de begroting aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Gijs van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 266 (32824).

De heer Paternotte (D66):

De tweede motie gaat over gezinsmigranten, die uiteraard geen deel uitmaken van de inburgering voor vluchtelingen, maar straks wel te maken krijgen met het nieuwe stelsel en mogelijk nog steeds met dezelfde taalbureaus, die we juist graag van de markt af willen krijgen. Daarom is het heel belangrijk hoe het nieuwe stelsel voor hen uitwerkt. Ik heb daar vertrouwen in, maar vind dat we het wel goed in de gaten moeten houden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat doorgeslagen marktwerking heeft geleid tot perverse prikkels voor aanbieders van inburgeringscursussen;

overwegende dat de regering inburgering van statushouders onder regie van gemeenten brengt, maar dat gezinsmigranten nog steeds zelf de cursus die bij hen past moeten selecteren;

verzoekt de regering na inwerkingtreding van het nieuwe stelsel door middel van onderzoek na te gaan hoe het nieuwe stelsel specifiek voor de groep gezinsmigranten uitwerkt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Paternotte en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 267 (32824).

De heer Paternotte (D66):

Daarnaast zijn er nog twee moties die ik mede indien en die de heer Wiersma en de heer Peters zo meteen zullen voorlezen. Ik vind het goed om te constateren dat wij altijd vlak voor het reces een VAO inburgering hebben. In het AO constateerden wij dat bijna de hele Kamer zegt: laten we zo snel mogelijk naar een nieuw inburgeringsstelsel gaan. Ik wens de minister daarbij veel succes, en we hopen maar dat het overleg de komende maanden nog sneller gaat dan het pensioenakkoord.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Van den Berge van GroenLinks.

De heer Van den Berge (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. De eerste motie:

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat inburgering gericht moet zijn op participatie in de samenleving, en dat het daarvoor belangrijk is dat inburgeraars leren wat hun praktische handelingsperspectief is in verschillende situaties;

verzoekt de regering om voor het ontwikkelen van de nieuwe Wet inburgering ervaringsdeskundigheid in te zetten door in gesprek te gaan met nieuwkomers die hier al langer zijn om te horen welke praktische kennis en vaardigheden zij graag hadden willen leren;

verzoekt de regering tevens om in gesprek te gaan met werkgeversorganisaties, vakbonden, vluchtelingenorganisaties en andere maatschappelijke organisaties om het inburgeringsstelsel nieuwe stijl zo effectief en doelmatig mogelijk vorm te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berge en Kuzu. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 268 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering inburgering voor statushouders grotendeels onder regie van gemeenten wil brengen, maar dat het programma voorinburgering bij het COA belegd blijft;

verzoekt de regering in kaart te brengen wat de voor- en nadelen zijn van het onder gemeentelijke regie brengen van de voorinburgering en of er mogelijkheden zijn om hier voor verschillende gemeenten verschillend mee om te gaan teneinde maatwerk te kunnen leveren, en de Kamer daarover te informeren voor de plenaire behandeling van de nieuwe Wet inburgering,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 269 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering en VNG aan het CPB vragen de kosten van het inburgeringsstelsel nieuwe stijl te onderzoeken;

verzoekt de regering de ervaringsdeskundigheid van organisaties die werken aan maatschappelijke begeleiding, zoals VluchtelingenWerk Nederland, als input mee te geven aan het CPB voor het kostenonderzoek,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 270 (32824).

De heer Van den Berge (GroenLinks):

In de laatste 29 seconden rest mij nog, de minister heel veel succes te wensen in de gesprekken met de VNG en hopelijk andere organisaties, zoals die waar mijn moties om vragen, om het inburgeringsstelsel nieuwe stijl zo effectief en doelmatig mogelijk vorm te geven. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer De Graaf van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

De heer De Graaf (PVV):

Dank u wel, voorzitter. "In der beschränkung zeigt sich erst der Meister". Met deze overbodige opmerking heb ik meteen gezondigd tegen mijn eerste zin. Vandaar dat ik meteen begin met het voorlezen van de moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Taskforce Problematisch gedrag & ongewenste buitenlandse financiering (PG&OBF) de aanpak van salafisme onder andere op een onderzoek onder leiding van Maurits Berger baseert;

overwegende dat in dit onderzoek de omvang en dreiging van salafisme in Nederland stevig gebagatelliseerd worden;

overwegende dat de leerstoel van Maurits Berger aan de Universiteit van Leiden wordt gefinancierd door Qatar, een van de landen die prominent voorkomen op bestaande lijsten van onvrije landen en een land dat in verband wordt gebracht met financiering en ondersteuning van terrorisme;

van mening dat (zij van wc-eend) de regering niet behoren te adviseren over wc-eend;

verzoekt de regering universiteiten te verbieden leerstoelen te laten sponsoren door landen die lid zijn van de OIC en in dat verband acuut te stoppen met het inhuren of raadplegen van eenieder die zo'n leerstoel heeft bezet of bezet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 271 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er in Nederland steeds meer vrouwen zijn die door hun man en/of andere familieleden thuis worden opgesloten c.q. vastgehouden;

overwegende de aandacht die door Femmes for Freedom wordt gevraagd voor verborgen vrouwen middels de campagne "Ontsnap uit je huis";

tevens overwegende dat er in Nederland minimaal 41.000 gevallen van genitale verminking bij meisjes bestaan;

verzoekt de regering om echtgenoten en families van wie bewezen is dat zij hun vrouwen thuis opsluiten of hebben opgesloten, alsmede daders van genitale verminking te berechten als zijnde lid van een criminele organisatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Graaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 272 (32824).

Dan de heer Wiersma van de fractie van de VVD.

De heer Wiersma (VVD):

Voorzitter, dank. Ik heb drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het nieuwe inburgeringsstelsel de norm van het te behalen taalniveau B1 is;

constaterende dat afschakelen tijdens de B1-route mogelijk is, bijvoorbeeld overstappen naar de Zelfredzaamheidsroute of na aanzienlijke inspanning de taaleis te verlagen naar A2;

van mening dat taalniveau B1 als norm in het belang is van zowel de inburgeraar als de samenleving, ook als het meer tijd of begeleiding vergt;

verzoekt de regering in de nadere uitwerking van de nieuwe Wet inburgering mogelijke perverse prikkels die leiden tot afschakelen naar snellere trajecten op lagere niveaus te voorkomen en daarmee opschakelen in duur of begeleiding te laten prevaleren boven afschakelen op niveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 273 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederlandse regio's en gemeenten sinds 2016 miljoenen aan versterkingsgelden hebben ontvangen voor het voorkomen van radicalisering;

constaterende dat er weinig zicht is op de effectiviteit van deze middelen en er zelfs signalen zijn dat de inzet averechts zou kunnen werken;

constaterende dat de Kamer eerder al bij motie heeft verzocht een landelijk gevalideerde aanpak te ontwikkelen voor het voorkomen van radicalisering en de besteding van de middelen hieraan te koppelen;

verzoekt de regering zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval voor de begrotingsbehandeling, inzichtelijk te maken aan welke doelmatigheidscriteria de versterkingsgelden warden getoetst, aan welke evidencebased interventies de bestedingen gekoppeld worden en welke gevolgen het niet-doelmatig en -effectief besteden van versterkingsgelden heeft,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wiersma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 274 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 450 inburgeraars door fouten in de examenonderdelen lezen en luisteren ten onrechte zijn geslaagd voor het inburgeringsexamen;

van mening dat het van groot belang is dat iemand die slaagt voor het inburgeringsexamen, ook daadwerkelijk de taal beheerst en klaar is voor actieve deelname aan de samenleving;

overwegende dat gemeenten wel weten dat deze inburgeraars een diploma hebben behaald, maar niet zeker kunnen weten of ze ook het vereiste taalniveau hebben;

constaterende dat daarom ook van en voor deze inburgeraars een extra inspanning vereist is;

verzoekt de regering ervoor te zorgen dat deze groep inburgeraars opnieuw examenonderdelen afleggen, dan wel te bezien hoe deze groep inburgeraars in beeld kan blijven en, indien het vereiste taalniveau nog niet is behaald, zo veel als mogelijk zorg te dragen voor het alsnog bereiken van het vereiste taalniveau, en de manier waarop op korte termijn uit te werken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wiersma en Peters. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 275 (32824).

Dank u wel. Dan de heer Peters van de fractie van het CDA.

De heer Peters (CDA):

Dank u wel, voorzitter. Eén motie en die is medeondertekend door de heer Paternotte van D66.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onze buurlanden België en Duitsland de laatste jaren een hogere arbeidsparticipatie laten zien van met name hoogopgeleide vluchtelingen;

overwegende dat de laatste jaren relatief veel vluchtelingen met specialistische kennis naar Nederland zijn gekomen uit met name Syrië en Turkije;

overwegende dat deze vluchtelingen zowel henzelf als de eigen gemeenschap beter kunnen helpen wanneer zij in Nederland werk op hun eigen niveau verrichten;

verzoekt de regering in kaart te brengen hoe het verschil in geslaagde integratie op de arbeidsmarkt tussen Nederland en andere West-Europese landen veroorzaakt wordt, en welke aanpakken het beste werken om hoogopgeleide statushouders snel aan gekwantificeerd werk te helpen, en hierover te rapporteren voor de behandeling van de begroting 2020,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Peters en Paternotte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 276 (32824).

Dan is het woord aan de heer Kuzu van de fractie van DENK.

De heer Kuzu (DENK):

Voorzitter, ik hoor de minister zuchten over de hoeveelheid moties. Maar ik heb er maar eentje voor hem! Die motie betreft de kwaliteit en de kwantiteit van de inburgeringstrajecten, een punt waarover we een enorme discussie hebben gehad tijdens het algemeen overleg. De gemeenten krijgen een belangrijke regierol en daarover gaat de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidige inburgeringsbeleid in het teken staat van marktwerking en het afwentelen van de verantwoordelijkheid op de inburgeraar;

overwegende dat de veranderopgave inburgering de perverse prikkels in die marktwerking onvoldoende aanpakt;

overwegende dat gemeenten zonder een wettelijk verankerde reële prijs worden geprikkeld om in te kopen op prijs en daarmee een race to the bottom dreigt, met als dupe de inburgeraar;

verzoekt de regering een reële prijs voor de inburgering, conform de Wmo, in de wet te verankeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuzu, Gijs van Dijk en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277 (32824).

We hebben de heer Gijs van Dijk ook op de sprekerslijst staan, maar hij ziet af van zijn spreektijd. Maar we houden het in de familie en daarom is nu het woord aan de heer Jasper van Dijk. Hij is tevens de laatste spreker van de zijde van de Kamer.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Zo komt het toch weer goed, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat doorgeslagen marktwerking heeft geleid tot perverse prikkels en malafide praktijken onder een deel van de aanbieders van inburgeringscursussen;

spreekt uit dat overheidsgeld niet mag verdwijnen in winsten van commerciële taalbureaus;

verzoekt de regering om in de nieuwe Wet inburgering te regelen dat aanbieders van inburgeringscursussen geen winstoogmerk mogen hebben en eventuele meeropbrengsten ten goede moeten laten komen aan inburgeraars, bijvoorbeeld door deze middelen te investeren in het inburgeringsonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jasper van Dijk en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het nieuwe inburgeringsbeleid gepland staat voor 2021;

voorts constaterende dat het huidige inburgeringsstelsel mensen met onterechte boetes en/of schulden confronteert;

verzoekt de regering een degelijke overgangsregeling te treffen, waarin herziening van besluiten en een individuele beoordeling wordt opgenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279 (32824).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat prestatiebekostiging aan gemeentes een perverse prikkel kan worden;

verzoekt de regering de voorgestelde prestatiebekostiging in de inburgering te schrappen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280 (32824).

Tot zover de termijn van de Kamer. De minister gaat even naar de moties kijken. Daarom schors ik twee minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Koolmees:

Dank u wel, voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor de vijftien moties in korte tijd. Ik ga ook snel proberen te antwoorden. De motie op stuk nr. 266 van de heren Paternotte en Gijs van Dijk, die fraude wil tegengaan en vraagt om best practices, geef ik oordeel Kamer.

De motie-Paternotte/Van den Berge op stuk nr. 267 vraagt om te monitoren hoe het nieuwe stelsel uitwerkt voor de groep gezinsmigranten: oordeel Kamer.

De motie-Van den Berge/Kuzu op stuk nr. 268 verzoekt de regering in gesprek te gaan met werkgeversorganisaties, vakbonden, vluchtelingenorganisaties en andere maatschappelijke organisaties. We gaan een klankbordgroep doen. Met de stakeholders blijven we ook in gesprek, en daarom geef ik oordeel Kamer.

De motie-Van den Berge op stuk nr. 269 wil dat gemeenten ook de regie gaan voeren op de voorinburgering. Ik begrijp de achtergrond van deze motie. Een aantal grote steden hebben dit punt ook bij mij aangekaart. Ik vind het wel belangrijk dat dat ook generiek gebeurt, voor alle gemeenten, en niet alleen voor de twee grote. In de praktijk zien we nog steeds dat mensen uit verschillende steden in een andere gemeente worden geplaatst. Daarom vind ik het ook belangrijk dat het COA de voorinburgering blijft doen. Deze motie wil ik daarom ontraden.

De motie-Van den Berge op stuk nr. 270 verzoekt de regering ervaringsdeskundigheid van organisaties die aan maatschappelijke begeleiding doen, zoals VluchtelingenWerk Nederland, als input mee te geven aan het CPB. Ik heb met de VNG afgesproken dat we het CPB vragen om een toets te doen op de financiële gevolgen van de wet op de gemeenten. Ik kan mij goed voorstellen dat maatschappelijke begeleiding daar ook onderdeel van is, maar wie daarbij betrokken wordt, vind ik aan de onderzoekers. Het CPB heeft een onafhankelijk onderzoek uit te voeren. Bovendien gaat de regierol naar de gemeenten toe en vind ik het daarom aan de gemeenten om een uitspraak te doen over de rol van VluchtelingenWerk Nederland. Ik weet dat er verschillende modaliteiten zijn. Daarom wil ik die motie ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 271 van de heer De Graaf van de PVV. Ik herken dat beeld niet. Er loopt een verkenning naar het inperken van financiering uit onvrije landen, zoals u weet, ook een parlementaire mini-enquête, heb ik gisteren begrepen. Maar ik herken het beeld van de motie niet en daarom ontraad ik haar.

In de motie op stuk nr. 272 verzoekt de heer De Graaf de regering om echtgenoten of families van wie bewezen is dat zij hun vrouw thuis opsluiten of hebben opgesloten alsmede daders van genitale verminking te berechten als zijnde lid van criminele organisaties. Ik deel de zorg van de heer De Graaf. Daarom is dit specifieke punt ook onderdeel, onder andere naar aanleiding van de motie van mevrouw Becker van een tijdje geleden, van het GiA, Geweld in Afhankelijkheidsrelaties, dat loopt bij mijn collega van VWS. Het is daar ook echt onderdeel van de aanpak. Dat is één. Dat ben ik eens met de heer De Graaf, maar daar hebben we als kabinet dus al een aanpak op lopen. Het tweede punt: ik ga niet over de berechting natuurlijk, dat is aan ofwel de minister van Justitie, ofwel de rechter. Daarom moet ik deze motie ontraden, maar een deel doen we dus al.

De motie op stuk nr. 273 van de heren Wiersma en Paternotte. Het voorkomen van perverse prikkels voor afschaling van de A1 naar A2. Daar ben ik het zeer mee eens. Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 274 van de heer Wiersma. Daar heb ik een iets langer antwoord op, voorzitter. Mijn excuses van tevoren. Mijn ambtsgenoot van Justitie en Veiligheid werkt op dit moment aan de uitbetalingssystematiek van de versterkingsgelden. Dit is naar aanleiding van de onlangs uitgebrachte verantwoordingsonderzoeken door de Algemene Rekenkamer voor het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Daarin is kritiek geuit op de decentralisatie-uitkering. Deze constatering is aanleiding voor het Rijk om de toepassing van het instrument door te lichten en te verbeteren. Dat is rijksbreed en geldt voor alle ministeries en departementen. Die versterkingsgelden zijn ook een decentralisatie-uitkering.

In de gesprekken die de minister van Justitie voert met Binnenlandse Zaken wordt onderzocht of de geschetste ontwikkeling ook implicaties hebben voor de huidige systematiek van de versterkingsgelden en of er mogelijk gekozen moet worden voor een andere inrichting, een andere manier om die gelden bij de gemeenten te krijgen. In deze gesprekken — en daarmee wil ik de heer Wiersma een beetje tegemoetkomen — zal zoveel mogelijk invulling worden gegeven aan de strekking van deze motie, want dat past bij de ingezette lijn van het Rijk om de effectiviteit van het preventiebeleid te vergroten. Daarom wordt ook een ondersteuningsaanbod ontwikkeld om gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen en evalueren van interventies zoals de toolkit evidence-based beleid, zoals dat zo mooi heet.

Gelet op de lopende besprekingen vraag ik de indiener om de motie aan te houden tot collega Grapperhaus van Justitie en Veiligheid, die hier dus mee belast is, er na het reces meer duidelijkheid over kan geven. Als de indiener dat zou willen doen, heel graag. Anders kan ik haar geen oordeel Kamer geven en moet ik haar ontraden, maar met de strekking ben ik het dus wel eens. Ik zou het zonde vinden, zeg ik richting de heer Wiersma.

De voorzitter:

Ik stel vast dat de heer Wiersma niets doet en dan is zij dus gewoon ontraden.

Minister Koolmees:

Ja.

De voorzitter:

Dan de motie op stuk nr. 274.

Minister Koolmees:

Ik was toch al bij de motie op stuk nr. 275, voorzitter?

De voorzitter:

U heeft gelijk.

Minister Koolmees:

Dan de motie op stuk nr. 275 van de heer Wiersma. Ja, er is een fout gemaakt. Daar hebben we het in het algemeen overleg ook over gehad. Er zijn mensen onterecht gezakt, maar er zijn ook mensen onterecht geslaagd. Ter nuancering: het gaat om één onderdeel van de zeven onderdelen van het inburgeringsexamen, waarvan vier taalonderdelen. Kandidaten hebben dit onderdeel naar nu blijkt, na een nadere inventarisatie, net niet gehaald. Als ze alle overige onderdelen wel hebben gehaald, mag je concluderen dat ze over voldoende taalkennis beschikken om te kunnen participeren in onze samenleving. Het gaat natuurlijk over schrijven, lezen en luisteren, verschillende onderdelen van de taalbeheersing.

Wat het probleem is, is dat bij deze groep personen zitten die anderhalf jaar geleden bericht hebben gekregen dat ze zijn geslaagd. Na zo'n lange periode kun je een uitslag niet meer terugdraaien. Op basis van die uitslag kunnen deze personen bijvoorbeeld een sterker verblijfsrecht hebben gekregen en indien de uitslag van het examen wordt teruggedraaid, zal dat ook gevolgen hebben voor het verblijfsrecht en dat is niet proportioneel. Betrokkenen moeten erop kunnen vertrouwen dat ze van de bevoegde autoriteit een correct besluit hebben gekregen. Dat gaat uit van het vertrouwensbeginsel, van behoorlijk bestuur. Ik kan een deel van deze motie dus niet uitvoeren. Dat heb ik ook aangegeven tijdens het algemeen overleg, richting mevrouw Becker toen nog. Dat is een.

Dan twee. Waar ik het wel mee eens ben — dat heb ik eerder aangegeven, ook in het algemeen overleg — is dat wij de mensen die nu onvoldoende de taal beheersen eigenlijk moeten activeren met zijn allen. We hebben ook de koppeling gemaakt met de tegenprestatie en taaleisdiscussie in de Participatiewet. We hebben ook aangegeven dat willen kijken of we gegevens van DUO kunnen ontsluiten voor de gemeenten, zodat gemeenten weten op wie ze extra moeten letten en wie ze extra moeten activeren om de Nederlandse taal goed te beheersen. Gegeven dat eerste belangrijke onderdeel, dat examenonderdeel, moet ik toch deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 276 van de heren Peters en Paternotte geef ik oordeel Kamer, met één mits, met één opmerking. Voor de behandeling van de begroting 2020 gaat het ons niet lukken om het uitgevoerd te krijgen. Als dat naar het voorjaar 2020 zou kunnen, geef ik haar oordeel Kamer. Voor de begroting van dit jaar zo'n onderzoek uitvoeren, een internationale vergelijking, gaat niet lukken. Als ik haar zo mag interpreteren, dat het voorjaar 2020 wordt, geef ik haar oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zie een voorzichtig knikje bij de heer Peters.

Minister Koolmees:

Ja. Dan de motie op stuk nr. 277 van de heren Kuzu, Gijs van Dijk en Jasper van Dijk. Daar hebben we het uitgebreid over gehad tijdens het algemeen overleg. De heer Gijs van Dijk zegt: dan is het ook geregeld. Nee, meneer Gijs van Dijk. Ik heb een haakje opgenomen in de wet. Over twee jaar kan het worden geactiveerd. Voor nu wil ik haar ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 278 van de heren Jasper van Dijk en Van den Berge over het winstoogmerk bij de inburgeringscursussen. U weet dat dat geen onderdeel is van de plannen. We hebben ervoor gekozen om ook taalcursussen door private bureaus er onderdeel van te laten zijn. Daarom moet ik deze motie ontraden.

De motie op stuk nr. 279 van de heer Jasper van Dijk moet ik in deze vorm ontraden. Ik kan wel zeggen dat ik later in de reactie op de brief van Civic nog terugkom op dit punt. Ik heb u beloofd om na het reces op die brief te reageren. Maar in deze vorm moet ik haar ontraden.

Tot slot de motie op stuk nr. 280 van de heer Jasper van Dijk. Over prestatiebekostiging hebben we het ook uitgebreid gehad tijdens het algemeen overleg. Ik ben er geen voorstander van om dat eruit te halen. Daarom ontraden.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is nog één korte vraag van de heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Mag ik mijn motie op stuk nr. 279 aanhouden?

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Jasper van Dijk stel ik voor zijn motie (32824, nr. 279) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Koolmees:

Dank u.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Tot zover dit debat. Dank aan de minister voor zijn aanwezigheid. Morgenochtend stemmen wij over alle moties. Het parlementaire jaar zit erop voor u, meneer de minister. Als de volgende bewindspersoon zijn opwachting maakt, gaan we door met het volgende VAO.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven