43 Handelsbevordering

Aan de orde is het VAO Handelsbevordering (AO d.d. 29/05).

De voorzitter:

Aan de orde is het VAO Handelsbevordering. Een hartelijk woord van welkom aan de minister.

De eerste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Amhaouch van de fractie van het CDA. Hij heeft zoals iedereen twee minuten. We proberen het zo kort en puntig mogelijk te houden en ik weet zeker dat de heer Amhaouch dat ook gaat lukken. Het woord is aan hem.

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. Twee weken geleden, tijdens de Europese top, benadrukten de Europese leiders — ik citeer — "het cruciale belang van een strategisch partnerschap met Afrika. (...) We zijn vastbesloten dat verder te ontwikkelen met de gedeelde ambitie om samen gemeenschappelijke en mondiale uitdagingen aan te gaan". En in de strategische agenda van de EU staat: "De EU zal een breed partnerschap met Afrika ontwikkelen".

Voorzitter. Afrika wordt dus de komende jaren een topprioriteit van de EU. Nederland, maar zeker ook het Nederlandse bedrijfsleven, kan en moet meedoen met dit partnerschap, om Afrika daarin vorm te geven. Ik heb tijdens het AO al aangegeven dat het van groot belang is dat Nederland snel een samenhangende en proactieve agenda ontwikkelt, gericht op het Afrikaanse continent, waarbij het Nederlandse bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de wetenschap betrokken is.

Ik noem nogmaals de kansen. Vorig jaar groeide de Nederlandse export al met ruim 23% naar 16 miljard euro. In 2050 is Afrika een markt van ruim 2 miljard consumenten. Samenwerken is van groot belang in de mondiale klimaattransitie, het geopolitieke belang en de migratie-uitdagingen. Daarom roep ik op tot de oprichting van een taskforce ter bevordering van de handel tussen Afrika en Nederland. Ik vraag de minister daarmee aan de slag te gaan. Daarbij dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het economisch potentieel tussen Afrika en Europa niet volledig wordt benut;

overwegende dat op basis van SDG 8 verdieping van de handelsagenda daarom noodzakelijk is;

overwegende dat de ontwikkeling van Afrika gebaat is bij mondiale markttoegang op basis van gelijkwaardigheid;

constaterende dat de EU een economische strategie gericht op het Afrikaanse continent aan het ontwikkelen is;

constaterende dat er ook in Nederland door het bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld wordt nagedacht over kansen en mogelijkheden in Afrika, maar er daartussen weinig samenhang is;

overwegende dat een hechtere samenwerking tussen Europese en Afrikaanse landen bovendien van geopolitiek belang is en een economisch perspectief biedt voor meer dan een miljard mensen;

verzoekt de regering het voortouw te nemen in het oprichten van een taskforce voor handelsbevordering en economische ontwikkeling tussen Nederland en Afrika waarin het bedrijfsleven, maatschappelijk middenveld, wetenschap en overheid vertegenwoordigd zijn en zo de kansen voor Nederland in Afrika in kaart te brengen en barrières weg te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Amhaouch, Van Haga, Bouali en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 69 (34952).

Dank voor de indiening van deze korte en puntige motie!

De heer Amhaouch (CDA):

Voorzitter. De heer Voordewind zal dadelijk terugkomen op het belangrijke punt van Mercosur. Er zijn zorgen bij de pluimveehouders en in de rundvleessector. Daar zal de heer Voordewind op verdergaan.

De voorzitter:

De spanning wordt tot het maximum opgevoerd! Maar eerst nog even mevrouw Diks van de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb vier moties; ik zeg het maar vast, want dan kunt u vast wennen.

De voorzitter:

U heeft twee minuten.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Kamer de motie-Diks (Kamerstuk 26485, nr. 285) heeft aangenomen, waarin de regering werd opgeroepen steun uit te spreken voor een verzoeningsdialoog tussen mijnbouwbedrijven en slachtoffers van mensenrechtenschendingen in Colombia;

verzoekt de regering haar steun voor de inzet van de Colombiaanse regering voor een verzoeningsdialoog tussen mijnbouwbedrijven en slachtoffers van mensenrechtenschendingen voort te zetten, en Nederlandse energiebedrijven op te roepen te stoppen met de afname van steenkool van kolenleveranciers die deze verzoeningsdialoog frustreren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diks en Alkaya. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (34952).

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering bedrijven de ruimte biedt om, zolang zij nog niet aan de OESO-richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen voldoen, desondanks gebruik te kunnen maken van de handelsbevorderingsinstrumenten van de overheid, zolang zij meewerken aan een verbetertraject;

verzoekt de regering in beleid vast te leggen dat bedrijven worden uitgesloten van de toegang tot handelsbevorderingsinstrumenten van de overheid, zolang zij niet meewerken aan een verbeteringstraject richting het naleven van de OESO-richtlijnen voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diks en Van den Hul. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (34952).

U heeft nog 34 seconden.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ja, voorzitter.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat investeren in natuur, bossen, wetlands en ecosystemen mogelijk op kosteneffectieve wijze bij kan dragen aan het bestrijden van klimaatverandering en het koelen van de planeet;

verzoekt de regering te onderzoeken in welke mate het reserveren van fondsmiddelen van het Dutch Fund for Climate and Development voor natuur, bossen, wetlands en breder ecosysteembehoud kan bijdragen aan klimaatadaptatie en CO2-reductie, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (34952).

U heeft nog 3 seconden.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Dan lees ik alleen het dictum voor.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering de mogelijkheid en wenselijkheid van een onafhankelijke toezichthouder op de naleving van de OESO-richtlijnen bij de inzet van het handelsbevorderingsinstrumentarium te onderzoeken, en de Kamer hierover bij de begroting te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Diks. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 73 (34952).

Ik wijs er wel op dat het gesproken woord geldt, dus hetgeen u heeft voorlezen staat nu in de boeken als de inhoud van de motie. Ik hoor u zeggen dat het erom gaat dat de collega's het geheel beoordelen, maar wat u heeft opgelezen, is de motie.

Het woord is aan de heer Van Haga van de fractie van de VVD. De heer Voordewind wil geloof ik ook heel graag.

De heer Van Haga (VVD):

De VVD is nog altijd zeer bezorgd over de wijzigingen die de minister wil aanbrengen in het financieringsinstrumentarium, vooral omdat we hiermee uit de pas lopen met de rest. Dat bedreigt een gelijk speelveld voor onze bedrijven en onze mogelijkheid om bij te dragen aan de energietransitie in ontwikkelingslanden. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voornemens is het financieringsinstrumentarium per 2020 niet langer beschikbaar te stellen voor activiteiten in het kader van exploratie of ontwikkeling van olie en gas;

constaterende dat onder andere het Internationale Energieagentschap verwacht dat de vraag naar gas tot in elk geval 2028 zal toenemen, zeker aangezien een groot aantal ontwikkelende landen nog aan de transitie van kolen naar het veel schonere aardgas moet beginnen;

constaterende dat het kabinet in relatie tot de mogelijkheid van een soortgelijke uitfasering in relatie tot de exportkredietverzekeringen schrijft dat het eenzijdig uitfaseren alleen nadeel zou opleveren voor Nederlandse exporteurs of verplaatsing van hun productie naar het buitenland;

overwegende dat een vroegtijdige en unilaterale uitfasering een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven, waaronder scheepsbouwers, baggeraars, toeleveranciers en andere bedrijven, raakt en het gevolg is dat bedrijven uit andere landen de transitie van kolen naar gas in het buitenland mogelijk kunnen maken en de werkgelegenheid in Nederland afneemt;

verzoekt de regering de uitfasering van de beschikbaarheid van het financieringsinstrumentarium voor exploratie en ontwikkeling van olie en gas en bijbehorende keten per 2020 uit te stellen en bij te stellen op basis van internationale trends, het behoud van een gelijk speelveld en tevens rekening te houden met een eventuele rol voor het Nederlandse bedrijfsleven bij het faciliteren van de energietransitie in minder ontwikkelde landen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (34952).

De heer Van Haga (VVD):

Dan nog een laatste hartenkreet. Ik wil de minister oproepen zo mogelijk een einde te maken aan de discriminatie van de veiligheidssector, onze hoogwaardige defensie-industrie binnen het export- en financieringsinstrumentarium.

De voorzitter:

Heel mooi, dank u wel. Dan de heer Voordewind van de fractie van de ChristenUnie. Nu mag u.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Aangezien ik maar twee minuten spreektijd en een hele lange motie heb, ga ik de tekst maar snel voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een politiek akkoord bereikt is over het handelsverdrag tussen de EU en Mercosur-landen;

overwegende dat in maart 2011 de motie-Koopmans/Snijder-Hazelhoff (21501-32, nr. 460) is aangenomen, die de regering onder andere verzocht niet in te stemmen met een associatieakkoord tussen de Europese Unie en de Mercosur-landen zolang de effecten voor de land- en tuinbouw niet kwantitatief in kaart zijn gebracht;

constaterende dat Nederlandse boeren, met name in de rundvlees- en pluimveesector, hard getroffen kunnen worden wanneer het nu voorliggende associatieakkoord met de Mercosur-landen in werking treedt;

overwegende dat in het regeerakkoord is afgesproken dat Nederland internationaal met andere koplopers streeft naar verbetering van het dierenwelzijn en dat bij handelsverdragen niet wordt getornd aan de Europese standaarden voor voedselveiligheid en consumentenbescherming;

constaterende dat het toelaten van producten tot de Europese markt die niet aan onze duurzaamheids- en dierenwelzijnsmaatstaven voldoen, kan leiden tot oneerlijke concurrentie;

constaterende dat de Europese Unie toegezegd heeft de markt in deze gevoelige sectoren te monitoren op marktverstoringen en middelen heeft toegezegd voor flankerend beleid;

verzoekt de regering, zodra de geconsolideerde teksten beschikbaar zijn, maar uiterlijk voor de behandeling in de Raad van de Europese Unie, de voor- en nadelen van de handel met de Mercosur-landen onder dit handelsverdrag voor de Europese land- en tuinbouw en in het bijzonder voor de Nederlandse (gezins)bedrijven in de vlees- en zuivelsector, kwantificeerbaar in kaart te brengen;

verzoekt de regering tevens om in de debatten in de Raad van de Europese Unie erop aan te dringen dat de Europese Unie tot vastlegging komt van de huidige EU/VN-standaarden in het trade and sustainable development chapter, inclusief voedselveiligheid, dierenwelzijn, het Klimaatakkoord en het tegengaan van ontbossing, alsook zal aandringen op de effectieve uitvoering ervan in de Mercosur-landen;

verzoekt de regering vervolgens om in debat te gaan met de Kamer over de finale verdragstekst alvorens de regering het verdrag namens Nederland zal accorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Amhaouch, Bouali en Van Haga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (34952).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Daarmee ben ik precies op de twee minuten uitgekomen, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, u bent er eens even lekker voor gaan zitten, geloof ik.

Er is nog één korte, hele korte vraag van mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ten eerste ben ik blij dat de coalitie ook een beetje wakker begint te worden en zorgen heeft over Mercosur.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vroeg me iets af. Ik heb de minister van Landbouw — dat is een minister van de ChristenUnie — gevraagd wat de effecten zijn op de Nederlandse land- en tuinbouw. Toen zei zij: ik vind het geen meerwaarde hebben, hoor; er is al een Europese impactanalyse; dan gaan we niet ook nog naar Nederland kijken. Begrijp ik nou goed dat de coalitie dat wel wil? Vindt zij ook dat alleen die Europese impactanalyse niet goed genoeg is, dat er echt een aparte impactanalyse moet komen voor de Nederlandse land- en tuinbouw?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Wij hebben in de motie gevraagd om niet eerder over dit belangrijke akkoord te besluiten dan dat wij gekwantificeerd de voor- en nadelen voor de landbouw- en de veeteeltsector in beeld hebben. Dat is een belangrijke voorwaarde voor ons. Ik ga ervan uit dat de motie zo wordt uitgevoerd.

De voorzitter:

Dank u wel. Perfect. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Ouwehand van de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Goed om ook vanuit de coalitie iets te horen over Mercosur, want ik denk dat we dat gewoon niet moeten doen. Afgelopen vrijdag werd dit grootste handelsakkoord uit de geschiedenis van de Europese Unie ooit gesloten met Zuid-Amerika, waaronder dus Brazilië. Afgelopen maandag kwam de Europese Commissie met een niet-bindende samenvatting van zeventien bladzijdes. Een dag later kregen we een brief van de minister voor Handel waarin ze schreef dat "duurzaamheidsbepaling en een gelijk speelveld, waarbij wordt vastgehouden aan de eigen hoge EU-standaarden voor voedselveiligheid, dierenwelzijn en milieu, onderdeel uitmaken van het mandaat".

Mijn eerste vraag aan de minister is of wat zij in de brief schrijft, gebaseerd is op de samenvatting die de Europese Commissie heeft gestuurd. Uit die samenvatting blijkt namelijk helemaal niet dat er wordt vastgehouden aan hoge Europese standaarden. Uit de samenvatting blijkt dat er totaal geen bindende eisen zijn gesteld over zaken als dierenwelzijn, klimaat en naleving van het verdrag van Parijs. Over dierenwelzijn bijvoorbeeld staat dat er "gepraat gaat worden" en dat er "informatie over dierenwelzijn wordt uitgewisseld". Dat lijkt mij geen gelijk speelveld, dat zijn geen hoge standaarden en dat lijken mij vrijblijvende gesprekken. Dat geldt voor alle duurzaamheidsbepalingen.

Voorzitter. De minister heeft met haar brief een Ruttiaans trucje uitgehaald om iedereen in slaap te sussen, maar wij willen volledige openheid. Om te beginnen moet de Europese Commissie haar eigen transparantie in regels gaan naleven en vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat van het EU-Mercosur vrijhandelsakkoord slechts een vrijblijvende samenvatting van zeventien pagina's beschikbaar is gesteld;

constaterende dat boerenbelangenorganisaties en maatschappelijke organisaties sterk aandringen op een snelle openbaarmaking van het akkoord zelf;

constaterende dat volgens het transparantiebeleid van de Europese Commissie zelf de volledige geconsolideerde tekst van het handelsakkoord kort na afloop van de onderhandelingen online gepubliceerd dient te worden;

verzoekt de regering er bij de Europese Commissie sterk op aan te dringen om de geconsolideerde tekst van het vrijhandelsakkoord zo snel mogelijk te publiceren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (34952).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan herinner ik de minister maar ook de coalitiepartijen aan de inderdaad aangenomen motie van mijn toenmalig goede vrienden Ger Koopmans van het CDA en Janneke Snijder-Hazelhoff van de VVD die eigenlijk zei: als er geen gelijk speelveld is, dan geen Mercosur-verdrag. Ik herinner de minister er dus aan dat gesprekken over dierenwelzijn en gesprekken over duurzaamheid niet hetzelfde is als "in Mercosur-landen gelden dezelfde regels als in Europa". Iedereen die dat de komende periode aan boeren en burgers probeert wijs te maken, vindt de Partij voor de Dieren op z'n weg.

De voorzitter:

Zo, ik laat even een stilte vallen. Ik schors vijf minuten zodat de minister even de moties kan bekijken.

De vergadering wordt van 21.18 uur tot 21.24 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister. We hebben nog twaalf VAO'tjes te gaan vanavond. We lopen al tien minuten achter op schema. Dat komt vooral door de motie-Voordewind. Ik hoop dat de minister kort en puntig door de moties wil gaan.

Het woord is aan de minister.

Minister Kaag:

Dank u wel, meneer de voorzitter. De motie op stuk nr. 69 van de heren Amhaouch, Van Haga, Bouali en Voordewind krijgt oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 70 gaat over mijnbouw in Colombia. Ik ben helemaal voor het voortzetten van de dialoog, maar de oproep om bedrijven die kolen afnemen niet te laten meedoen, is heel lastig om na te gaan en in de praktijk te brengen. Bovendien is het een verantwoordelijkheid, conform OESO en VN-principes, van de bedrijven zelf. Vanwege het tweede deel van de paragraaf moet ik de motie ontraden. Mocht ze worden aangepast, dan is het misschien anders. Op deze basis ontraad ik de motie.

In de motie op stuk nr. 71 van de leden Diks en Van den Hul staat in het tweede deel van het dictum dat bedrijven worden uitgesloten van de toegang tot handelsbevorderingsinstrumenten, et cetera. Dat is bijna niet na te gaan. Ik heb de Kamer hier net uitgebreid over geïnformeerd. We hebben er ook over gedebatteerd. Wij zetten altijd in op gesprekken, zodra er informatie beschikbaar is. Ik ga altijd in gesprek, of mijn ambtenaren, met de bedrijven. De ervaring leert dat bedrijven zich allemaal willen aanpassen en ook juist misstanden willen aanpakken. Op basis hiervan, de onmogelijkheid om het op deze manier uit te voeren, ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 72 is een interessante, maar het subsidiekader is al vastgesteld en de fondsmanager is aangesteld. We hebben in het AO van 29 mei afgesproken dat ik over een jaar ga informeren over de voortgang van het DFCD. Het subsidiekader zelf reflecteert heel goed de intentie van de motie, maar we hebben al afspraken gemaakt. Over een jaar rapporteer ik over het vastgestelde subsidiekader. Als de tekst niet wordt bijgesteld, dus op de huidige basis, ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 73 van mevrouw Diks gaat over een onafhankelijke toezichthouder OESO-richtlijnen. Alle ambtenaren, RVO en het hele exportinstrumentarium van de overheid zijn gericht op de uitvoering en naleving van de OESO-richtlijnen. Ik zie niet in dat er nog een onafhankelijke toezichthouder bij moet komen, met een apparaat. Wij zijn er verantwoordelijk voor en er wordt over gerapporteerd. Het RVO is al actief hierin en werkt als een toezichthouder. Ik ontraad de motie.

Bij de motie op stuk nr. 73 van de heer Van Haga wil ik nog even benoemen hoe de proportionaliteit is. Het EVK, het exportbevorderende instrumentarium, is meer dan een miljard. De motie die door de heer Van Haga wordt voorgesteld, gaat over een half miljoen euro. Dit heeft totaal geen relatie tot het gelijke speelveld of de relevantie van de bedrijven. Dit gaat om een paar adviserende bureaus en we vragen die om uit te faseren. Wij vragen die om zich anders in te stellen, want het verdienvermogen zit juist in de vergroening. Wat mij betreft, kijkt een slimme ondernemer met kennis op het gebied van energie naar de transitie. Een half miljoen euro versus bijna een miljard. Ik ontraad deze motie.

De motie op stuk nr. 74 van de heer Voordewind, Amhaouch, Bouali en Van Haga krijgt oordeel Kamer. Het is volledig in lijn met het beleid van het kabinet.

De motie op stuk nr. 75 van mevrouw Ouwehand ... Pardon.

De voorzitter:

Nee, gaat u gewoon door, minister.

Minister Kaag:

De motie op stuk nr. 75 gaat over Mercosur. Ik wil nog even toelichten — daar ben ik mevrouw Ouwehand dankbaar voor — dat het nog een jaar duurt voordat de Europese Commissie de vastgestelde tekst in alle talen aan de EU kan voorleggen. Dit is een politiek akkoord, in eerste instantie tussen de EU en Mercosur. Dit verklaart misschien de twaalf pagina's tellende samenvatting. Op basis van de tekst die beschikbaar zal zijn, zal het kabinet een afgewogen positie innemen en via de gebruikelijke procedures en processen met de Kamer in debat gaan. De standpuntbepaling van het kabinet, nog even ter bevestiging, zal plaatsvinden op basis van de voor- en nadelen van het hele verdrag. We zullen zorgvuldig kijken naar de gevoeligheden en een inventarisatie maken van bepaalde sectoren, net zoals elk land dat zal doen. Er is nog een heel proces te gaan, vrees ik.

De voorzitter:

En dus?

Minister Kaag:

Ik had al gezegd: oordeel Kamer. Het is ondersteuning beleid.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, één vraag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. De motie op stuk nr. 74 krijgt oordeel Kamer. Dat zou mooi zijn, maar ik vraag me af of dat tweede verzoek wel kan. Eigenlijk wordt er gevraagd of Nederland nog even het verdrag wil wijzigen. Dat zou mooi zijn, maar volgens mij ligt er na 20 jaar praten een politiek akkoord en is het nu aan ons om ervoor of ertegen te zijn. Kan de minister nog even goed kijken of dat tweede verzoek wel kan? Ik denk dat het oneigenlijk is om te suggereren dat er nog iets aan veranderd kan worden, als dat niet meer gaat.

Minister Kaag:

Ik kan de vraag ook omdraaien; dan begrijp ik niet waarom er een motie wordt ingediend. Maar het is aan mij om een oordeel te geven. Er wordt nog een gesprek gevoerd. Eerst wordt nog een finale tekst, een concepttekst beschikbaar gesteld in alle talen. De Raad komt er nog op terug. Het is niet zo — ik denk dat iedereen dit ook weet — dat wij op alle punten en komma's nog veranderingen kunnen introduceren, maar het is nog steeds aan het kabinet om een eigenstandige standpuntbepaling te formuleren en ook om op de gebruikelijke momenten met het parlement in debat te gaan.

De voorzitter:

Prima. Dank u wel. Tot zover dit debat.

Minister Kaag:

Voorzitter. Ik had nog een laatste motie, van mevrouw Ouwehand. Die motie krijgt oordeel Kamer.

De voorzitter:

Om welke motie gaat het dan?

Minister Kaag:

Dat is de motie op stuk nr. 76.

De voorzitter:

Perfect.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Morgenochtend stemmen wij over de moties.

Naar boven