25 Prestatieafspraken hoger onderwijs

Aan de orde is het VAO Prestatieafspraken hoger onderwijs (AO d.d. 24/06). 

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Mijn eerste motie gaat over het bindend studieadvies. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat studenten door de invoering van het studievoorschot meer investeren in hun studie; 

overwegende dat studenten die door een bindend studieadvies in hun tweede of derde jaar van de bachelor moeten stoppen, hun investering kwijt zijn; 

overwegende dat er binnen het studietempo voldoende ruimte moet zijn voor brede ontwikkeling; 

verzoekt de regering, het bindend studieadvies bij de komende kwaliteitsafspraken te begrenzen tot het eerste jaar van de bachelor; 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis en Rog. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 478 (31288). 

De heer Mohandis (PvdA):

De tweede motie die ik indien, is al eerder ingediend. De motie is nu echter voorzien van een meerderheid. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de opleidingscommissie en faculteits- en deelraad baat zouden hebben bij adviesrecht en instemmingsrecht, opdat de stem van studenten en docenten sterker meeweegt in onderwijsinhoudelijke beslissingen; 

van mening dat voor het creëren van opleidingen van hoge kwaliteit de input van de student over zijn opleiding van cruciaal belang is; 

van mening dat opleidingscommissies als de meest decentrale gesprekspartner meer in positie gebracht moeten worden om formeel over de onderwijsinhoud mee te beslissen; 

verzoekt de regering, in samenspraak met de bonden en koepels met voorstellen te komen om opleidingscommissies de status van medezeggenschap te geven met bijhorende bevoegdheden zoals adviesrecht en instemmingsrecht, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Mohandis, Van Meenen, Jasper van Dijk, Grashoff, Schouten, Ouwehand en Kuzu. 

Zij krijgt nr. 479 (31288). 

De heer Mohandis (PvdA):

Voorzitter. Ik ga er geen motie over indienen, maar ik heb wel een vraag over het experiment met collegegelddifferentiatie en excellentietrajecten. Ik heb zomaar het gevoel dat wij binnen een strategische agenda krijgen; de minister heeft die in ieder geval aangekondigd. Ik zou graag van de minister horen hoe het met dit experiment staat. 

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. De heer Mohandis heeft drie prachtige moties ingediend. Goed dat ook hij alvast vooruitloopt op de kwaliteitsafspraken die we gaan maken. Hij kan dat vooruitlopen dan namelijk niet als een argument tegen deze schitterende motie van D66 gebruiken. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat instellingen het beste in overleg met eigen studenten en docenten kunnen bepalen wat kwaliteit is en hoe dat te verbeteren; 

verzoekt de regering, medezeggenschapsraden formeel instemmingsrecht te verlenen op de kwaliteitsafspraken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Meenen en Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 480 (31288). 

De heer Duisenberg (VVD):

Voorzitter. We hebben een goed algemeen overleg gehad over de interim-review van het experiment prestatieafspraken. Eigenlijk is de uitkomst van die interim-review dat de ontwikkelingen positief zijn. Er is nieuwe dynamiek door deze afspraken in het hoger onderwijs: meer excellentie, meer profilering en een hogere studenttevredenheid. Ik zie uit naar de evaluatie aan het eind van het experiment en ook naar het antwoord op mijn vraag hoe je bij de komende kwaliteitsafspraken kunt zorgen voor meer draagvlak. Dat is de reden waarom ik de moties waarin wordt opgeroepen om instemmingsrecht te verlenen zeer prematuur vind, ook al ben ik helemaal voor een groot draagvlak. 

Ik vind de moties ook heel makkelijk. Het gaat er namelijk ook om dat er meer stakeholders, meer belanghebbenden bij deze afspraken worden betrokken. We hebben het er in het debat over gehad. Het gaat niet om slechts één groep. De minister noemde zelf bijvoorbeeld de regionale belangen, het bedrijfsleven en docenten. Het draait dus niet alleen om de studenten. 

Verder beschikt de medezeggenschap al over instrumenten, maar die worden nog helemaal niet goed benut. Dat kan veel beter dan nu gebeurt. Ook daarom is het zeer prematuur om het allemaal snel naar dit nieuwe instrument te trekken. Bovendien is de opkomst bij de verkiezingen van medezeggenschapsraden niet hoger dan 10%. Kortom, ik vind dat de partijen die deze moties indienen, wel heel snel uit de heup schieten. Ik wacht liever op de evaluatie, want dan kunnen we echt met een breed draagvlak nieuwe afspraken maken. De VVD zal dan ook zeker tegen de moties stemmen. 

De voorzitter:

De heer Jasper van Dijk ziet af van het woord. Ik kan daardoor gelijk het woord geven aan de minister voor haar reactie op de ingediende moties. 

Minister Bussemaker:

In de motie op stuk nr. 478 verzoeken de leden Mohandis en Rog de regering, het bindend studieadvies bij de komende kwaliteitsafspraken te begrenzen tot het eerste jaar van de bachelor. Ik moet deze motie ontraden. Het bindend studieadvies in latere jaren — dat zijn de jaren na het eerste jaar — is een experiment. Een doel van een experiment is om te leren. Vervolgens ga je na of er reden is om ermee door te gaan. We gaan het experiment in 2018 evalueren en dat is wat mij betreft het moment om te bekijken of het een instrument is om studiesucces mee te bevorderen of niet. Ik vind het niet wenselijk om daarop vooruit te lopen. 

Verder wil ik ook niet vooruitlopen op de vraag hoe de kwaliteitsafspraken eruit moeten gaan zien. Ik zal dat ook zeggen wanneer ik de motie van de heer Van Meenen van een reactie voorzie. In die zin sluit ik mij aan bij de heer Duisenberg. Laten we van de huidige experimenten — ook de prestatieafspraken zijn een experiment — leren hoe we in een volgende ronde tot betere afspraken kunnen komen. Ik ontraad deze motie dus. 

In de motie van de heer Mohandis en onder anderen de heer Van Meenen op stuk nr. 479 wordt de regering verzocht, met voorstellen te komen om opleidingscommissies de status van medezeggenschap te geven met bijhorende bevoegdheden. Ik zou de indiener willen vragen deze motie aan te houden tot we de Wet versterking bestuurskracht onderwijsinstellingen bespreken, die binnenkort naar de Kamer komt. Ik heb al toegezegd dat deze wet ook de positie van de opleidingscommissies zal versterken. De behandeling van die wet lijkt mij dan ook het moment om over dergelijke wensen te praten. Ik heb al eerder aangegeven dat ik de opleidingscommissies heel belangrijk vind, net als de medezeggenschap, maar dat we moeten oppassen dat we de opleidingscommissies niet hetzelfde behandelen als de medezeggenschap. In tegenstelling tot de gekozen medezeggenschap bestaat een opleidingscommissie uit deskundigen. Vanuit die expertrol kan een opleidingscommissie bij uitstek adviseren. Daarmee heeft zij echter wel een andere rol dan een gekozen vertegenwoordiging. 

De opleidingscommissies hebben een belangrijke rol bij de accreditatie en bij opleidingsevaluaties en ik moet zeggen dat ik het met de heer Duisenberg eens ben dat er meer manieren zijn om die rol te versterken dan alleen maar formalisering. Ik heb toevallig vanochtend met studenten uit Utrecht gesproken die daar goede ideeën over hadden. Laten wij die ook met elkaar bespreken. Ik snap de wens om de positie van opleidingscommissies te versterken. Ik vind dat we daarover een goede discussie moeten voeren met elkaar, ook gezien de juridische aspecten in vergelijking tot de medezeggenschap. Ik verzoek de indiener dus om die motie aan te houden. Mocht hij dat niet willen doen, dan ontraad ik de motie, vooral op procedurele gronden. 

De heer Mohandis stelde een vraag over het experiment collegegelddifferentiatie en de relatie daarvan met de strategische agenda. De strategische agenda krijgt de Kamer zeer binnenkort. Ik heb al eerder toegezegd dat ik in die strategische agenda zal terugkomen op het besluit collegegelddifferentiatie. Dat was een voorgesteld experiment dat we aangehouden hebben in het kader van de behandeling van het studievoorschot. Ik zal in de strategische agenda meer mededelen over hoe ik daarmee verder denk om te gaan. 

In hun motie op stuk nr. 480 verzoeken de heer Van Meenen en de heer Jasper van Dijk mij om formeel instemmingsrecht te verlenen aan medezeggenschapsraden op de kwaliteitsafspraken. Daarvoor geldt eigenlijk hetzelfde als voor de tweede motie van de heer Mohandis. Ik zou het een goed moment vinden om de wensen ten aanzien van opleidingscommissies te bespreken bij de Wet versterking bestuurskracht en ik ben overigens van mening dat het niet wenselijk is om nu al vooruit te lopen op de kwaliteitsafspraken, omdat we daarbij een aantal experimenten betrekken, namelijk het experiment prestatieafspraken, maar ook het experiment bindend studieadvies. Ook deze motie verzoek ik dus aan te houden. Mocht de heer Van Meenen dat niet willen doen, dan kan ik niet anders dan ook deze motie ontraden. 

De heer Van Meenen (D66):

Met enige tegenzin zal ik dat doen. De redenering van de minister zegt mij niet veel. Zij zegt met studenten gesproken te hebben en dat er ook andere manieren van invloedname zijn. Ja, er zijn ook andere manieren om een land te besturen dan met een democratie, maar toch heeft die democratie zo haar voordelen. Ik zal de motie aanhouden, maar vind de argumentatie niet heel valide. Ik heb liever dat het uiteindelijk lukt dan dat ik nu een soort nederlaag ga lijden. Ik houd mijn motie op stuk nr. 480 dus aan. 

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor, zijn motie (31288, nr. 480) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

We stemmen hedenavond over de moties die niet zijn aangehouden. 

Naar boven