9 Transitiecommissie Stelselherziening Jeugdzorg

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 maart 2013 over de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugdzorg.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Wij hebben tijdens het algemeen overleg gesproken over het rapport van de transitiecommmissie. In dat kader hebben wij er met name veel zorgen over gehad of het overhevelen van de jeugdzorgtaken van de provincie en het Rijk naar de gemeenten op tijd zal zijn. Hiertoe heb ik twee moties voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inwerkingtreding van de decentralisatie van de zorg voor de jeugd naar gemeenten gepland staat op 1 januari 2015;

constaterende dat de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugdzorg (TSJ) in haar rapportage van januari 2013 haar zorgen uit over de voortgang van de decentralisatie jeugd en aangeeft dat er in de afgelopen twee jaar onvoldoende voortgang is geboekt;

overwegende dat het budget voor de gemeenten pas op zijn vroegst in mei 2013 duidelijk wordt en het wettelijk kader pas op zijn vroegst in de herfst van 2013 duidelijk wordt;

overwegende dat veel gemeenten op dit moment nog in de fase zitten van visieontwikkeling en het zoeken naar samenwerkingsverbanden en nog niet op alle benodigde vlakken voldoende expertise hebben;

verzoekt de regering daarom om voor 1 juni 2013 met de VNG, het IPO, Jeugdzorg Nederland en de zorgverzekeraars bindende afspraken te maken over:

  • - hoeveel jongeren er per gemeente waar in zorg zitten;

  • - de hoogte en de verdeling van het budget over gemeenten;

  • - de samenwerking tussen gemeenten;

  • - het waarborgen van de continuïteit van zorg, met name voor specifieke doelgroepen die zwaardere al dan niet psychiatrische zorg nodig hebben en groepen die op dit moment onder de jeugdbescherming en jeugdreclassering vallen;

  • - hoe de inspectie op de jeugdzorg vormgegeven gaat worden;

  • - hoe de huidige taken van Bureau Jeugdzorg in de toekomst uitgevoerd zullen worden;

  • - hoe voldoende expertise bij gemeenten om zorg in te kopen geborgd wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 277 (31839).

Mevrouw Keijzer, uw tijd is om.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dan vraag ik of iemand anders mijn tweede motie indient.

Mevrouw Bergkamp (D66):

Voorzitter. Wat D66 betreft zijn er twee onderwerpen die te weinig aandacht krijgen in de transitie en transformatie van de jeugdzorg. Het eerste is de transformatie. Het is onduidelijk welke doelstellingen er zijn om te komen tot een betere jeugdzorg. Het tweede betreft de privacy. Daarom dien ik twee moties in. De eerste motie dien ik in samen met mijn collega van de PvdA.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet uiterlijk eind april een transitieplan voor de jeugdzorg naar de Kamer stuurt;

overwegende dat er in de jeugdzorg niet alleen sprake moet zijn van een transitie, maar ook van een transformatie;

overwegende dat met de decentralisatie de gemeenten verantwoordelijk zijn voor deze transformatie, maar het kabinet wel systeemverantwoordelijk blijft;

verzoekt de regering om in het transitieplan, in nauw overleg met de VNG, ook afspraken te maken en doelstellingen op te nemen voor de transformatie van de jeugdzorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bergkamp en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 278 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er met de decentralisatie van de jeugdzorg veel informatie over cliënten gaat worden uitgewisseld tussen partijen als provincies, gemeenten en Bureau Jeugdzorg;

overwegende dat het onduidelijk is wie op welk moment, op welk detailniveau en voor welke termijn, over welke informatie mag beschikken;

verzoekt de regering, in het transitieplan heldere afspraken te maken over de uitwisseling van gegevens, op die afspraken een privacy impact analyse uit te voeren en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 279 (31839).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik heb twee moties. Ik zal ze meteen voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de voortgangsrapportage van de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd blijkt dat er onvoldoende voortgang is geboekt ten aanzien van de transitie van de jeugdzorg;

overwegende dat wanneer het huidige tijdpad wordt aangehouden de tijd begint te dringen;

van mening dat er door de onvoldoende voortgang onzekerheid is ontstaan binnen de jeugdzorgsector, waardoor de continuïteit van zorg voor kinderen en jongeren in gevaar dreigt te komen;

verzoekt de regering, vaart te maken met het maken van afspraken met de jeugdzorgsector, en daarover nog vóór de zomer van 2013 de Tweede Kamer te informeren, zodat de transitiedatum van 1 januari 2015 wordt gehaald,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind en Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 280 (31839).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat beoogd wordt dat de nieuwe Wet op de jeugdhulp per 1 januari 2015 uitgevoerd gaat worden door gemeenten;

constaterende dat onder de Wet op de jeugdhulp ook de pleegzorg zal gaan vallen;

van mening dat voor kinderen die in pleegzorg zijn de continuïteit van zorg te allen tijde gewaarborgd moet blijven en dat deze kinderen in principe in het pleeggezin moeten kunnen blijven;

verzoekt de regering, in het vervolg van het wetstraject specifiek rekening te houden met de kinderen die in de pleegzorg zijn en hier de continuïteit van zorg voor te waarborgen, zodat kinderen niet zonder zorginhoudelijke redenen moeten veranderen van pleegouders, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Keijzer en Bergkamp. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 281 (31839).

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben geen tijd meer voor mooie vergezichten. Het is vijf voor twaalf en wij moeten met vaart doorgaan met de transformatie in de jeugdzorg. Gelukkig heeft het kabinet gezorgd voor een enorme versnelling en geeft het regeerakkoord duidelijkheid: alle jeugdzorg gaat naar de gemeenten. Eén gezin, één plan, één regisseur staat daarbij centraal.

Een stelselmeter is volgens de PvdA een goed instrument om de voortgang te kunnen meten. Als PvdA zouden wij er een stoplichtsysteem aan willen koppelen, zodat de voortgang binnen gemeenten goed gemonitord kan worden. Graag een reactie van het kabinet.

De situatie is reden tot zorg, maar de beweging die wij maken is nog steeds goed. Op 1 januari 2015 zal de jeugdzorg de verantwoordelijkheid zijn van de gemeente. Wij zien nu al mooie voorbeelden en vragen het kabinet om deze voorbeelden en experimenten voldoende ruimte te geven. Ik wijs op het experiment in Flevoland waar de gemeenten al dit jaar de inkoop zullen gaan doen van de jeugdzorg. Zij zullen dat in de staten verdedigen alsof zij de gedeputeerde zijn die de verantwoordelijkheid draagt. In Leeuwarden wordt nu al gewerkt met wijkteams met professionals die hun inwoners goed kennen, die goed de verbinding kunnen maken met het sociale netwerk, de eigen kracht van mensen en de voorzieningen in een wijk.

Mevrouw Leijten (SP):

Voorzitter. Er is in deze Kamer unanieme overeenstemming over dat gemeenten de taak van de jeugdzorg zullen krijgen. Er is alleen grote onenigheid over hoe het gaat en hoe het is gegaan en of het veilig is om het per 1 januari 2015 te doen. Wij hebben een debat gevoerd naar aanleiding van een behoorlijk kritisch rapport van een transitiebureau. Ik haat dat soort woorden, want het gaat om kinderen die zorg behoeven, en dat moet gewoon goed geregeld worden. In het rapport wordt ernstig aan de bel getrokken. In het debat heb ik gevraagd of het gaat om de datum of om het doel. Gaat het om de veiligheid van kinderen of gaat het om het halen van een bezuiniging? Wat ons betreft gaat het om de veiligheid van de kinderen en over de doelen. Wat ons betreft is de datum van 1 januari 2015 ook niet heilig. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat goede zorg voor het kind leidend moet staan bij het overhevelen van jeugdzorgtaken naar de gemeente;

constaterende dat er grote zorgen zijn over de voortgang bij gemeenten om deze taak goed te kunnen uitvoeren;

van mening dat er eerst goede afspraken moeten zijn over de kwaliteit, veiligheid en toezicht in het gemeentelijk beleid;

constaterende dat de wijze van uitvoering door gemeenten op dit moment onvoldoende geborgd is;

constaterende dat de Kinderombudsman wijst op het gevaar van rechtsongelijkheid, wat in strijd is met het internationaal verdrag van de rechten van het kind;

van mening dat de geplande overhevelingsdatum kan leiden tot grote risico's en deze niet met kinderen moeten worden genomen;

verzoekt de regering, door te gaan met de voorbereidingen om de gemeenten de taak van de jeugdzorg te geven, maar de datum van 1-1-15 niet heilig te verklaren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Leijten en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 282 (31839).

De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.20 uur geschorst.

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. In haar motie op stuk nr. 277 vraagt mevrouw Keijzer om een groot aantal punten te regelen, waaronder het onderwerp bindende afspraken. Ik neem aan dat zij met dat laatste niet bedoelt de afspraken met de VNG, tenzij zij veronderstelt dat de VNG bindende afspraken voor alle gemeenten zou kunnen maken. De motie bevat een groot aantal punten waarover we het in het algemeen overleg ook al hebben gehad en die een plek moeten krijgen in het transitieplan. Mij is gevraagd om in dat transitieplan een groot aantal elementen mee te willen nemen, waaronder de in de motie genoemde. Ook is mij gevraagd om dat transitieplan snel naar de Kamer te sturen, kan het zijn eind april, begin mei. Dat betekent dat mij gevraagd wordt om dat plan nog eerder naar de Kamer te sturen dan in deze motie wordt gevraagd. Ik denk dat het goed is om in dat transitieplan alle elementen te verwerken waarom hier is gevraagd en dan krijgt de Kamer dat nog eerder ook.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik begrijp dat het transitieplan dan eind april, begin mei komt. Dat is dan wel een maand later dan de transitiecommissie passend vond, maar als u dat hier nu zo toezegt, kan ik deze motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Keijzer stel ik voor, haar motie (31 839, nr. 277) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik ben dan benieuwd naar het oordeel van de staatssecretaris over deze motie.

De voorzitter:

Dat vraag ik de staatssecretaris bij dezen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Om die reden zou ik de motie als overbodig willen bestempelen.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 278, waarin mij gevraagd wordt om in het transitieplan, in nauw overleg met de VNG, ook afspraken te maken en doelstellingen op te nemen voor de transformatie van de jeugdzorg. Dat is inderdaad nadrukkelijk de bedoeling. De motie zie ik dus ook als ondersteuning van beleid zodat ik het oordeel erover graag aan de Kamer over wil laten.

Mevrouw Leijten (SP):

Waar wordt gezegd dat een motie van het CDA hetzelfde vraagt als wat is toegezegd en daarmee overbodig wordt verklaard, zou ik het netjes vinden als dat ook geldt voor moties die worden ondertekend door regeringspartijen.

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik neem aan dat mevrouw Leijten doelt op de motie van mevrouw Bergkamp.

Op de motie op stuk nr. 279 zal collega Teeven ingaan.

De motie op stuk nr. 280 verzoekt de regering, vaart te maken met het maken van afspraken met de jeugdzorgsector, en daarover nog voor de zomer 2013 de Tweede Kamer te informeren. Daar geldt eigenlijk hetzelfde voor. We hebben met elkaar afgesproken dat we een transitieplan zullen maken, in lijn ook met het advies van de transitiecommissie, en dat we de Kamer nog voor de zomer van 2013 daarover zullen informeren. Ik heb zo-even al gezegd dat het transitieplan eind april, begin mei komt. Dus in die zin is deze motie overbodig. Waar in de motie de regering verzocht wordt vaart te maken met het maken van afspraken met de jeugdzorgsector neem ik aan dat daar dan ook bij moet staan: en de gemeenten.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik begin nu de neiging te krijgen om te herhalen wat mevrouw Leijten zo-even zei. Als de motie overbodig is, geldt dat ook voor de voorgaande motie, die mevrouw Ypma heeft meeondertekend. Die motie vraagt eigenlijk hetzelfde.

Staatssecretaris Van Rijn:

Wat die vraagt, is toch een klein slagje anders. We hebben met de Kamer afgesproken dat we een transitieplan zouden maken. De motie zegt met zoveel woorden: fijn dat er een transitieplan komt maar het gaat ook over wat er na die transitie gebeurt, met daarbij het verzoek aan te geven hoe het kabinet dat punt van die transformatie zou willen oppakken. Dat is een nieuw element, waarvan ik gezegd heb dat ik het prima vind om dat te doen. Om die reden zou ik de motie willen beschouwen als ondersteuning van beleid.

Mevrouw Keijzer (CDA):

Het oordeel "ondersteuning van beleid, oordeel Kamer" geldt dan ook voor mijn beide moties. Er wordt melding gemaakt van een transformatie: we doen de transitie omdat we de jeugdzorg willen transformeren naar een andere manier van zorg verlenen. Daar zijn we allemaal mee bezig. Dan krijg ik hetzelfde gevoel als mevrouw Leijten: waarom zijn moties van mij overbodig, terwijl een motie die door een regeringspartij is ondertekend, het oordeel "oordeel Kamer, ondersteuning beleid" krijgt?

De voorzitter:

Als mevrouw Keijzer doet wat de staatssecretaris vroeg, namelijk de woorden "en gemeenten" toevoegen, verandert het oordeel wellicht.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dit gaat over de motie van de heer Voordewind en mevrouw Keijzer?

De voorzitter:

Ja, over de motie op stuk nr. 280. Daar gaf u dat oordeel over.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Daar ben ik de eerste indiener van. Ik wil de woorden "en de gemeenten" uiteraard toevoegen aan de motie, want dat maakt de motie alleen maar beter. Dan hoop ik hetzelfde oordeel te krijgen als mevrouw Ypma.

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat is goed.

Mevrouw Bergkamp (D66):

We hebben het steeds over "de motie-Ypma", maar het is de motie-Bergkamp/Ypma.

De voorzitter:

Dat klopt, maar ook de motie op stuk nr. 280 heeft nu dus het oordeel "oordeel Kamer" gekregen, als de motie gewijzigd wordt.

Staatssecretaris Van Rijn:

In de motie op stuk nr. 281 wordt de regering verzocht om te waarborgen dat kinderen niet zonder zorginhoudelijke redenen moeten veranderen van pleegouders en om de Kamer hierover te informeren. De continuïteit van zorg is inderdaad nadrukkelijk een gespreksonderwerp in het kader van het hele transitieplan en de overgangsafspraken die wij zullen willen maken met het IPO, de VNG en de jeugdsector. Om die reden beschouw ik deze motie als een ondersteuning van het beleid en laat ik het oordeel daarover graag aan de Kamer over.

In de motie op stuk nr. 282 wordt de regering verzocht om door te gaan met de voorbereiding, maar om de datum van 1-1-2015 niet heilig te verklaren. Geen enkele datum is natuurlijk heilig, maar ik vind het signaal dat van deze motie uitgaat, verkeerd. Ik wijs er nog eens op dat de transitiecommissie ons nadrukkelijk heeft geschreven dat alle gesprekspartners van de transitiecommissie het erover eens zijn dat de datum 1 januari 2015 hét moment van de transitie moet blijven. Zij zijn het er ook over eens dat niet getornd kan worden aan het uitgangspunt dat op die datum de verantwoordelijkheid voor de sturing van alle vormen van de jeugdhulp naar de gemeenten moet. Ik wil dus echt met kracht vasthouden aan de termijn van 1 januari 2015 vanwege de focus en de energie die alle partijen er nu in steken. Ik heb ook aangegeven dat wij een gedetailleerde rapportage zullen maken, dat er elke keer een transitieplan komt en dat we dus met de Kamer kunnen volgen of dat proces goed verloopt. Uiteraard zullen we dan altijd kunnen bespreken of het tijdpad haalbaar is of niet. Ik zou deze motie dus willen ontraden.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie voor zijn reactie op de motie op stuk nr. 279.

Staatssecretaris Teeven:

Voorzitter. Toch nog een verrassende ontwikkeling aan het eind van deze sessie. Deze motie is echt alleen ingediend door een vertegenwoordigster van een oppositiefractie. In de motie wordt de regering verzocht om in het transitieplan heldere afspraken te maken over de uitwisseling van gegevens, op die afspraken een privacyimpactanalyse uit te voeren en de Kamer hierover te informeren. Het is mij een groot genoegen om aan deze oppositievertegenwoordigster mee te delen dat dit een onderdeel is van het programma stelselwijziging en dat het kabinet dit ziet als een ondersteuning van het beleid.

De voorzitter:

En dus "oordeel Kamer" of niet?

Staatssecretaris Teeven:

Ja, oordeel Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Voor de zekerheid: mijnheer Voordewind, u gaat uw motie nog even aanpassen en die komt dan via de Griffie vanzelf binnen.

Ik stel voor dat wij komende dinsdag over deze moties zullen stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik dank beide bewindslieden voor hun komst naar de Kamer. De staatssecretaris van VWS zullen we vanavond opnieuw zien.

Naar boven