3 Politietrainingsmissie Afghanistan

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 21 maart 2013 over de stand van zaken van de politietrainingsmissie Afghanistan.

De voorzitter:

Ik heet de bewindspersonen van Defensie en Buitenlandse Zaken van harte welkom. Er hebben zich vijf deelnemers voor dit debat gemeld, van wie er vier zullen spreken. Als eerste spreekt de aanvrager van dit VAO, de heer Van Bommel. Zoals alle sprekers heeft hij een spreektijd van twee minuten.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De NAVO vecht al ruim elf jaar in Afghanistan. Al elf jaar lang wordt ons verteld dat het de goede kant op gaat. Dat is klinkklare onzin. Ook na elf jaar is het geweld in Afghanistan onverminderd hoog. De keiharde realiteit is dat de NAVO de oorlog in de Afghanistan heeft verloren. De Afghaanse burgers betalen ondertussen de prijs. De NAVO is niet, zoals zij dat zelf graag ziet, een onderdeel van de oplossing, maar een onderdeel van het probleem geworden. Daarom zijn wij blij dat de politietrainingsmissie niet langer wordt voortgezet en willen wij nadere voorstellen doen met betrekking tot andere onderdelen. Ik doe dat per motie. Mijn eerste motie gaat over de F-16's.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering besloten heeft de trainingsmissie in Kunduz per 1 juli 2013 te beëindigen;

constaterende dat de inzet van de vier F-16's vanaf de militaire basis in Mazar-e-Sharif desondanks doorgaat onder het huidige mandaat;

overwegende dat de inzet van F-16's in Afghanistan omstreden is en geregeld tot veel burgerdoden leidt;

verzoekt de regering, de inzet van de vier F-16's in Afghanistan tegelijk met de politietrainingsmissie in Kunduz te beëindigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 474 (27925).

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Mijn tweede en laatste motie betreft de Nederlandse bijdrage in financiële zin aan de salarissen van de Afghaanse politie en het Afghaanse leger. De afhankelijkheid van Afghanistan wordt daardoor verder bestendigd. Wij willen daar een punt van maken via de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Verenigde Staten een beroep op de bondgenoten hebben gedaan om extra geld om de Afghaanse veiligheidstroepen op sterkte te houden;

constaterende dat Nederland voor de jaren 2015–2017 al 90 miljoen euro heeft toegezegd voor de Afghaanse politie en het leger;

van mening dat de afhankelijkheid van Afghanistan van internationale donoren moet worden verminderd;

verzoekt de regering, geen extra financiële middelen ter beschikking te stellen ten behoeve van de Afghaanse politie en het leger,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 475 (27925).

Mevrouw Hachchi (D66):

Voorzitter. Mijn fractie heeft veel waardering voor de inzet van de Nederlandse mannen en vrouwen in Afghanistan, van militairen en politieagenten tot ontwikkelingswerkers en diplomaten. De politietrainingsmissie in Kunduz loopt dit jaar af, maar Nederland blijft betrokken bij Afghanistan. D66 vindt dat een goede zaak. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het Dutch Visitors Programme een bezoekersprogramma voor jonge potentiële leiders uit een aantal voor Nederland strategisch belangrijke landen op dit moment wel openstaat voor kandidaten uit landen als Brazilië, Egypte, Kazachstan en Saudi-Arabië, maar niet openstaat voor jongeren uit Afghanistan;

van mening dat jonge Afghanen een belangrijke rol zullen spelen bij het vormgeven van de toekomst van Afghanistan en dat Nederland door het openstellen van dit programma voor deze jongeren daaraan een bijdrage kan leveren;

verzoekt de regering, het Dutch Visitors Programme open te stellen voor Afghaanse jongeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi, Sjoerdsma, Van Ojik en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 476 (27925).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Nederland sinds eind 2001 aanwezig is geweest in Afghanistan als onderdeel van de International Security Assistance Force (ISAF), als lead nation in Uruzgan en met de geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz;

constaterende dat de Nederlandse inzet zich richtte op handhaving van de veiligheid en de openbare orde in Afghanistan door onder andere versterking van de civiele politie en justitie;

constaterende dat de behaalde resultaten in het licht van de Afghaanse context, het transitieproces en de beschikbare middelen positief zijn, maar dat internationale steun voor Afghanistan onontbeerlijk blijft;

overwegende dat Nederland door de verbondenheid van ruim tien jaar met Afghanistan ook na de overdracht van de verantwoordelijkheid voor veiligheid in 2014 blijvend betrokken dient te zijn bij de versterking van de Afghaanse rechtsstaat;

verzoekt de regering, na 2014 de ontwikkelingsrelatie met Afghanistan als partnerland minimaal op peil te houden of te intensiveren en het "rule of law"-programma voort te zetten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Hachchi, Sjoerdsma, Van Ojik en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 477 (27925).

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. Zelfs de regering durft niet de loftrompet te steken over de politietrainingsmissie in Afghanistan. Naast vooruitgang ten aanzien van een aantal praktische zaken zoals kennis en vaardigheden, mocht van de Kunduzmissie toch vooral verwacht worden dat een aantal westerse normen en waarden zou worden bijgebracht, zoals respect voor mensen- en vrouwenrechten, zelfbeheersing bij de uitoefening van het geweldsmonopolie, overwicht door persoonlijk optreden en niet door geweldsuitoefening en dergelijke.

De PVV-fractie voorziet dat van de inachtneming van dergelijke westerse normen en waarden niets terechtkomt zodra de trainers en toezichthouders zijn vertrokken. Die normen en waarden internaliseer je niet, en dat geldt zeker voor een Afghaanse moslim, in een training van een paar weken. Daar zou wellicht iets van terecht kunnen komen als de Afghaanse opgeleiden te werk worden gesteld in een omgeving die voortdurend bevestigt dat de westerse normen en waarden beter zijn dan wat ze hun hele leven vooraf in de islamitisch-Afghaanse cultuur hebben geleerd, en waarin ook voortdurend erop wordt toegezien dat ze die voor hen nieuwe westerse normen en waarden ook daadwerkelijk in acht nemen. Juist aan zo'n omgeving ontbreekt het in Kunduz en de rest van Afghanistan. De Nederlandse investeringen in Afghanistan moeten nu echt stoppen.

Wat betreft de inzet van onze F-16's heb ik nog de volgende opmerkingen. Die is ons destijds verkocht als een noodzaak ter bescherming van de Nederlandse deelnemers aan de politietrainingsmissie. Toen die F-16's er eenmaal waren, werd ons ook verteld dat aan bondgenoten niet goed uit te leggen was dat die vliegtuigen, die toch al in de lucht hingen, niet ook te hulp zouden schieten als bondgenoten in de gewapende strijd in de knel zouden komen.

Tot slot dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Nederlandse bijdragen aan Afghanistan niet meer dan een druppel op de gloeiende plaat zijn;

overwegende dat respect voor mensenrechten en een democratische rechtsstaat niet uit de portemonnee van de Nederlandse belastingbetaler, maar vanuit de Afghaanse samenleving zelf moeten komen;

constaterende dat er gedurende de Nederlandse missie in Afghanistan geen zichtbare vorderingen zijn gemaakt op het gebied van vrouwenrechten en rechten van religieuze minderheden;

constaterende dat Afghanistan het op twee na corruptste land ter wereld is en de fraude zich ook uitstrekt tot de provincie Kunduz;

verzoekt de regering, af te zien van een nieuwe bijdrage aan ISAF en EUPOL, onze nog aanwezige mensen en materieel zo spoedig mogelijk terug te halen en alle ontwikkelingshulp te stoppen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Roon. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 478 (27925).

Ik schors enkele minuten zodat de bewindspersonen de moties onder ogen krijgen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Ik zal reageren op de eerste motie die is ingediend. De overige moties worden behandeld door de minister van Buitenlandse Zaken.

Ik merk het volgende op over de motie van de heer Van Bommel op stuk nr. 474. In het algemeen overleg hebben wij gewisseld dat de Air Task Force met vier F-16's van wezenlijk belang is, voor zowel de Nederlandse missie in Afghanistan als voor ISAF. Zij vergaren informatie, inlichtingen, beeld, sporen bermbommen op en verlenen luchtsteun aan zowel de Nederlanders als de Afghaanse en internationale partners in nood.

Onze F-16's worden nu al dagelijks voor ISAF ingezet. We blijven dit na 1 juli 2013 doen, tijdens de redeployment van Nederland en onze partners. We blijven het ook na 1 november 2013 doen, als ons materieel en personeel reeds zijn verplaatst van Kunduz naar Mazar-e-Sharif. We blijven onze ISAF-partners steunen in het laatste jaar van ISAF. Ook al kan de Nederlandse trainingsmissie door de transitie al deze zomer stoppen, andere activiteiten van ISAF lopen door tot in 2014. Ook nadat we onze eigen uitrustingsstukken veilig voor verder transport naar Mazar-e-Sharif hebben gebracht, wil de regering heel graag een bijdrage leveren aan de informatiebehoefte en veiligheid van onze ISAF-partners.

Ik herhaal nog maar dat de inzet van onze F-16's nadrukkelijk voorziet in een behoefte. Het zijn de enige jachtvliegtuigen in Noord-Afghanistan. Bovendien beschikken zij over een unieke capaciteit om bermbommen op te sporen. Ik ontraad de motie dan ook. Ik merk nog het volgende op over de overweging uit de motie dat de inzet van F-16's in Afghanistan "geregeld tot veel burgerdoden leidt". Ik ga ervan uit dat de heer Van Bommel het met mij eens is dat dit een ongepaste zinsnede in de motie is.

Minister Timmermans:

Voorzitter. Ik geef een reactie op de rest van de moties die de Kamer heeft ingediend. Allereerst kom ik op de motie van de heer Van Bommel op stuk nr. 475, waarin hij de regering verzoekt om geen extra financiële middelen ter beschikking te stellen ten behoeve van de Afghaanse politie en het leger. De regering komt na wat we in Chicago hebben afgesproken. Wij geven 30 miljoen per jaar, 25 miljoen voor het leger en 5 miljoen voor de politie. Wij zijn absoluut niet van plan om meer te doen dan dat. In feite wordt de regering in de motie dus gevraagd om te doen wat zij toch al van plan was. Ik beschouw het dictum van de motie daarom als een ondersteuning van het beleid.

De voorzitter:

Laat u het oordeel over de motie aan de Kamer?

Minister Timmermans:

Ja, ik laat het oordeel over de motie aan de Kamer.

Ik ga verder met de motie op stuk nr. 476 van mevrouw Hachchi en de heren Sjoerdsma, Van Ojik en Voordewind. Daarin wordt de regering verzocht om het Dutch visitors programme open te stellen voor Afghaanse jongeren. We zijn bezig om te evalueren voor welke landen het Dutch visitors programme opengesteld moet worden. Er zijn misschien ook andere landen die daarbij meegenomen kunnen worden. Ik geef de Kamer daarom in overweging om de motie aan te houden totdat we het complete plaatje hebben. Ik heb het signaal echter heel goed begrepen. Ik zal het ook in welwillende overweging meenemen in het overleg met mijn collega's. Wij willen wel graag een compleet plaatje van het Dutch visitors programme hebben en niet het ene na het andere land eruit pikken. Dan krijg je namelijk een waslijst van landen waarbij je allemaal redeneringen kunt hebben, maar waardoor het Dutch visitors programme misschien verwatert. We willen het dus graag compleet bekijken. Ik stel mevrouw Hachchi daarom voor om de motie aan te houden totdat wij het complete plaatje van het Dutch visitors programme hebben.

Mevrouw Hachchi (D66):

Gezien mijn opmerkingen over het belang van de betrokkenheid bij Afghanistan, en zeker bij Afghaanse jongeren, wil ik het land Afghanistan voor het programma in aanmerking laten komen. Is de minister op zijn minst van mening dat hij de motie prima aan het oordeel van de Kamer kan overlaten? Het gaat namelijk specifiek over het land Afghanistan. Ik kan het volgen dat de minister later zelf een totaalplaatje maakt, maar Afghanistan is duidelijk een land dat in het programma thuishoort.

Minister Timmermans:

Ik heb juist geprobeerd om een handreiking te doen door te zeggen dat wij het meenemen in de evaluatie van het totale programma, waarbij wij bekijken welke landen erin worden meegenomen. Als mevrouw Hachchi mij nu al vraagt om vooruit te lopen op Afghanistan, vrees ik dat ik niet anders kan dan de motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 477 vraagt mevrouw Hachchi mij om ook na 2014 de relatie met Afghanistan als partnerland minimaal op peil te houden of te intensiveren en het "rule of law"-programma voort te zetten. Deze motie loopt vooruit op een standpunt dat het kabinet nog moet innemen over de relatie met Afghanistan na 2014. Ik vind het niet zorgvuldig om daaruit nu één of twee elementen te nemen. Dit moet in een bredere context bekeken worden. Wij zullen dat laten doen. Gelukkig hebben wij daarvoor nog enige tijd. Als wij kunnen overzien wat er met de veiligheidssituatie gaat gebeuren, wat de NAVO-plannen zijn en wat de Verenigde Staten en andere partners gaan doen, komen wij naar de Kamer met plannen over wat Nederland na 2014 in Afghanistan zou kunnen doen. Daarom moet ik de motie ontraden. Die haalt een steen uit de muur, terwijl ik eerst met mijn collega's de hele muur wil proberen te metselen en daarna met een compleet plan naar de Kamer wil komen.

Tot slot ga ik in op de motie van de heer De Roon op stuk nr. 478. Het dictum van de motie vraagt iets van ons wat lijnrecht ingaat tegen het beleid ten aanzien van Afghanistan dat wij met de Kamer hebben afgesproken. Het zal de heer De Roon dus niet verbazen dat ik zijn motie moet ontraden.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik bedank beide bewindspersonen voor hun aanwezigheid. Aanstaande dinsdag stemmen wij over de vijf moties.

De vergadering wordt van 10.34 uur tot 10.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Ik heet de minister van Buitenlandse Zaken nogmaals welkom. Ik heb net gezegd dat wij gingen praten over de Wet verhuurderheffing, maar dat is reeds gisteren gebeurd. Uw voorzitter is bij de tijd. Wij gaan praten over de Benelux.

Naar boven