17 "het Marokkanenprobleem"

Aan de orde is het debat over "het Marokkanenprobleem".

De voorzitter:

Ik geef als eerste het woord aan de heer Van Klaveren van de PVV-fractie. Hij heeft een spreektijd van drie minuten.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Ondanks het inmiddels belachelijke tijdstip waarop we dit belangrijke debat voeren, begin ik maar. Van de Marokkaanse jongens komt 65% in aanraking met de politie. Marokkanen zijn 22 keer vaker verdachte van vermogensdelicten met geweld en geen enkele groep gaat zo vaak opnieuw in de fout. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat antisemitisme en homofoob geweld welig tiert onder Marokkanen. De legitimatie voor deze ellende is de islam. Ik noem de buschauffeurs die tijdens hun werk worden afgetuigd, meisjes die in zwembaden worden betast, joodse burgers die worden geïntimideerd, de mishandeling van homo's en zelfs geweld tegen gehandicapten en ouden van dagen. Ook willekeurige passanten kunnen slachtoffer worden van Marokkaans geweld. Een te kort rokje, een verkeerde blik of het niet-meewerken aan je eigen beroving: dat alles leidt tot geweld. Zelfs onze stranden worden geteisterd door rovend en gewelddadig Marokkaans tuig.

Nederland heeft een Marokkanenprobleem. Dat probleem raakt uiteraard aan de islam. Onderzoek van Van Acker concludeerde al dat de moskee een zeer negatieve rol speelt in de opvoeding en Marokkanen leren daar ook niet om anderen te respecteren. Dat probleem, onder andere het excessieve geweld van deze groep, kent behalve een islamitische ook een racistische component: Marokkaans geweld tegen niet-Marokkanen. Het zijn niet de Marokkaanse omaatjes die worden overvallen door het tuig. Het zijn geen Marokkaanse meisjes en vrouwen die op straat worden uitgesist, die in zwembaden worden betast en voor hoer worden uitgemaakt. Het zijn niet-Marokkanen en dan voornamelijk autochtonen. Onderzoek van de heer Ferwerda wees jaren geleden al uit dat sterke anti-Nederlandse gevoelens een oorzaak zijn van geweld door Marokkanen. Mohammed Cheppih, die inmiddels speelt voor polderimam, stelde dat negen van de tien jonge moslims Nederlanders haten. De meeste slachtoffers van loverboys zijn autochtone meisjes en de grootste dadergroep heeft een islamitische achtergrond en is Marokkaans. De ongebreidelde massa-immigratie en de totaal mislukte integratie als gevolg van de islam vormen de basis voor dit probleem. De huidige aanpak om dit probleem op te lossen, heeft compleet gefaald. Het jarenlange PvdA-gepamper van Marokkanen met belachelijke projecten als boten bouwen in Rabat, op vakantie gaan met de politie of vechtsporten voor criminele Marokkanen heeft er niet voor gezorgd dat de ellende is gestopt, integendeel.

Het is nu tijd voor keiharde repressie. De PVV draagt al jaren heel concrete oplossingen aan en wordt daarbij nooit gesteund door links, de katalysator van de integratieproblemen, met de Partij van de Arbeid voorop. De PVV blijft echter pleiten voor minimumstraffen, huis- en wijkuitzettingen, het stopzetten en maximaal korten van uitkeringen van daders, standaard politie-inzet met honden, avondklokken, mobiele politieposten, groepsaansprakelijkheid en uiteraard denaturalisatie van daders om ze daarna zo snel als mogelijk het land uit te knikkeren.

We doen een beroep op de minister om de aangedragen oplossingen over te nemen en deze ellende eindelijk te stoppen.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Op 2 december 2010 heeft mijn collega Van der Staaij een motie ingediend waarin wordt verzocht om concrete doelstellingen te formuleren en specifieke maatregelen te nemen om de oververtegenwoordiging van niet-westerse jongeren in de criminaliteit terug te dringen. En vervolgens gaat men over tot de orde van de dag. De PVV-fractie heeft die motie niet gesteund. Hoe kan dat, gezien het betoog van de heer Van Klaveren?

De heer Van Klaveren (PVV):

Wij hebben al verschillende keren oplossingen voor dit probleem aangedragen. Die oplossingen kwamen niet terug en die zien wij ook in die motie niet terugkomen. Die oplossingen kunnen worden overgenomen, ze zijn allemaal mogelijk, dus wat dat betreft was de motie overbodig.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is een bijzondere constatering. Het ging erom specifieke maatregelen te nemen om de oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in de criminaliteit tegen te gaan. Dat is toch precies wat de heer Van Klaveren wil? Ik stel hem daarom nogmaals de vraag of er een inhoudelijke reden is waarom hij deze motie niet steunde. Zou de heer Van Klaveren de motie nu steunen als wij die opnieuw zouden indienen?

De heer Van Klaveren (PVV):

Sowieso het gegeven van specifieke maatregelen, daar zijn wij niet van. Wij zijn van algemeen beleid. Als we de algemene maatregelen die wij aanvoeren, uit laten voeren, zal dit betekenen dat Marokkanen in dit geval heel, heel erg vaak met die maatregelen in aanraking komen. Dus het specifieke van uw verhaal streven wij niet na. U kent ons: wij houden niet van diversiteitsbeleid en niet van doelgroepenbeleid. Het mag dus ook geen verrassing heten.

Mevrouw Karabulut (SP):

Is de heer Van Klaveren met mij eens dat wij een mannenprobleem hebben? Mannen zijn immers bovengemiddeld vertegenwoordigd in de criminaliteitscijfers, moord, verkrachting, roof. En vaker kaal, hoor ik hier achter mij.

(hilariteit)

De heer Van Klaveren (PVV):

Het laatste staat mannen over het algemeen ook iets beter.

Wat betreft de punten die u net noemde, als we kijken naar de oververtegenwoordiging van bijvoorbeeld Marokkanen, zijn het vaak Marokkaanse jongens. Als we kijken naar alle andere punten die u noemde, gaat het inderdaad om niet-Westerse allochtonen, in ieder geval vaak om Marokkanen. Alle negatieve rijtjes worden aangevoerd door Marokkanen. Wat betreft mannen en vrouwen, zelfs in Marokkanengemeenten en Antillianengemeenten zien we dat Marokkaanse meisjes het inmiddels slechter doen dan autochtone mannen. Uw punt dat het om mannen gaat, kan ik niet delen, wel dat het gaat om Marokkaanse mannen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Blijkbaar begrijpt de heer Van Klaveren het niet. Om de feiten die ik noem, kan hij niet heen. Het doet hem misschien pijn omdat hij zelf ook man is. Hij zou dan ook tot de foute groep behoren.

Ik geef een tweede voorbeeld, mijnheer Van Klaveren. Enkele leden van uw vorige fractie zijn gemiddeld vaker in aanraking gekomen met politie en justitie en vaker veroordeeld dan bijvoorbeeld mijn fractie. Hebben wij dan een PVV-fractieledenprobleem?

De heer Van Klaveren (PVV):

Het is een beetje verdrietig om te zien dat de SP het probleem van de Marokkanen in dit land niet serieus noemt. Er zijn gigantisch veel mensen die slachtoffer worden van dit geweld. U komt nu aan met een heel gezellig semantisch verhaaltje en probeert een grappig verhaal te maken van iets wat heel ernstig is. Er zijn heel veel mensen die gigantisch veel last hebben van en die dagelijks geconfronteerd worden met het geweld van dit tuig. En u probeert hier dan een beetje een lolletje te maken van een gigantisch groot probleem. Dat is verdrietig.

Mevrouw Karabulut (SP):

Allesbehalve. Ik vind het problematisch dat je een hele groep mensen vanwege hun afkomst en vanwege oververtegenwoordiging in bepaalde statistieken als probleem wegzet. Ik doe dat niet. Ik doe dat ook niet met de leden van de PVV. Ik vind heel veel mannen gelukkig ook lief. We hebben ook geen mannenprobleem in dat opzicht. Ik zou alleen maar de heer Van Klaveren willen meegeven om dat wat vaker te doen, om zaken in hun context te zien en niet iedereen en alles over één kam te scheren.

(geroffel op de bankjes)

De heer Van Klaveren (PVV):

In de Nederlandse context zien we dat Marokkanen extreem oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteit, in de bijstandsafhankelijkheid, in schooluitval, in antisemitisme, in homofoob geweld. Wat op zich grappig is om te noemen, is dat de SP in de jaren tachtig een pamfletje uitbracht met de titel Gastarbeid en kapitaal, waarin zij specifiek stelde dat het Marokkanen en Turken zijn die vanwege hun islamitische geloof een probleem zijn in dit land. Wat dat betreft, is het een beetje hypocriet. Maar dat is niet anders dan normaal bij de SP.

De heer Van Weyenberg (D66):

De heer Van Klaveren werd verdrietig. Dat ben ik ook, verdrietig dat we vandaag op de agenda een debat hebben staan met alleen al de naam "Marokkanenprobleem". Dat is een verwerpelijke term. U schrijft mensen af, u kijkt niet naar individuen. Weet u wie er verdrietig is, mijnheer Van Klaveren? De rest van deze Kamer.

De heer Van Klaveren (PVV):

Weet u wie heel erg verdrietig zijn? Al die slachtoffers waar D66 zich totaal niet druk om maakt. U loopt hier een beetje te huilen vanwege de term van een debat, terwijl u al die mensen in de wijken al 30 jaar in de steek hebt gelaten. Daarbuiten is het natuurlijk wel opvallend dat het D66 in Amsterdam was – misschien bent u dat vergeten of hebt u dat nooit geweten – die stelde dat Marokkaans tuig vastgezet moet worden op eilanden onder militaire tucht. Is dat stigmatiserend van D66?

De heer Van Weyenberg (D66):

Elke keer dat er kritiek op de PVV is, herhaalt zij dit voorbeeld. De originaliteitsprijs gaat de heer Van Klaveren wederom niet winnen. Ik constateer dat het heel simpel is. U schrijft mensen af. U kijkt niet naar alle Marokkanen die het wel goed doen. U steekt uw kop in het zand. U hebt twee jaar gedoogd en twee jaar geen donder bereikt, wat mijn fractie overigens geen enkel probleem vindt. Maar dan passen al die grote woorden u niet vandaag.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dat ik dit voorbeeld opnieuw moet aanhalen, is omdat de D66-fractie nog nooit een inhoudelijke reactie heeft kunnen geven. Dat doet zij nu weer niet. Nogmaals: u hebt al die mensen decennialang in de steek gelaten. U maakt zich druk om de titel van een debatje. Ik denk dat er heel, heel veel slachtoffers in dit land zijn. Ik zou graag zien dat D66 zich net zo druk maakt om die slachtoffers als om de titel van dit debat, die de lading overigens prima dekt.

De heer Van Weyenberg (D66):

Ik voel mij nu toch een beetje persoonlijk aangesproken. De kern is heel simpel: het gaat om oplossingen. Volgens de PVV ontkennen wij allemaal dat er problemen zijn. Mijnheer Van Klaveren, dat ontkent helemaal niemand. Wij zoeken alleen naar oplossingen die werken. Mensen afschrijven en over een kam scheren, al die mensen die het goed doen maar even vertellen dat zij niet welkom zijn, hen opsluiten of uitzetten: u brengt het probleem geen steek dichter bij een oplossing. U hebt vandaag uw feestje, u mag weer schreeuwen, de kippen in het hok fladderen weer en er is geen probleem mee opgelost.

De heer Van Klaveren (PVV):

Het is weer hetzelfde verhaal: ik krijg geen inhoudelijke reactie van D66. De oplossingen – ik vind het prachtig dat u de gelegenheid biedt om ze nog een keer te noemen – zijn volgens ons: minimumstraffen, huis- en wijkuitzettingen, het stopzetten of maximaal korten van uitkeringen van daders, standaard politie-inzet, honden, avondklokken, mobiele politieposten en uiteraard groepsaansprakelijkheid en denaturalisatie van daders om hen vervolgens het land uit te knikkeren. Overigens zijn al deze maatregelen te doen. Ze zijn juridisch mogelijk. U steunt ze niet, maar dat is een ander verhaal. U wilt dit niet. Dit zijn de concrete oplossingen. Het slappe gepamper van links hebben wij decennialang gehad en daar hebben wij niets mee bereikt. Het is tijd voor verandering.

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Weyenberg weer bij de interruptiemicrofoon staan. Normaal gesproken doen wij maximaal twee interrupties, maar ik heb er nu al drie toegestaan. U hebt straks een eigen termijn; gebruik die.

De heer Van Weyenberg (D66):

Die zal ik gebruiken. Mijn fractie heeft heel veel oplossingen en die oplossingen werken een stuk beter. In mijn termijn zal ik ze allemaal opnoemen. De heer Van Klaveren zal daar vast met belangstelling naar luisteren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Mogelijke oplossingen van D66 waren boten bouwen in Rabat of op vakantie gaan met de politie van criminele Marokkanen. Ik denk niet dat dit iets oplost. Volgens mij denken een heleboel mensen in ons land dat dit helemaal niets oplost. Wat je moet doen, is het tuig aanpakken, opsluiten en waar mogelijk ons land uit knikkeren.

De heer Azmani (VVD):

Voorzitter. De VVD heeft de aanvraag van dit debat gesteund, maar niet vanwege de titel. Er is discussie ontstaan over de titel van dit debat, meer over de titel dan over de inhoud van en aanleiding tot het debat. Dat vind ik een gemiste kans. De aanleiding tot dit debat kan namelijk niet anders dan zorgelijk zijn. Ik spreek dan over de conclusies uit het SCP-rapport "Dichter bij elkaar?". Het Jaarrapport integratie 2012 laat een verontrustend beeld zien: de kloof tussen etnische groepen is de afgelopen jaren niet kleiner, maar groter geworden. Toegenomen etnische concentratie, segregatie, een verslechterd maatschappelijk klimaat, het belang van religie en de toegenomen werkloosheid zijn hier debet aan. Het gaat dan niet alleen om Marokkaanse Nederlanders, maar om vrijwel alle migrantengroepen, oude en nieuwe.

Marokkaanse Nederlanders onderscheiden zich echter door oververtegenwoordiging in criminaliteit. Marokkaanse minderjarigen zijn vijfmaal zo vaak verdacht als autochtone minderjarigen, ruim 60% van de Marokkaanse jonge mannen tussen 12 jaar en 26 jaar is in aanraking geweest met de politie en 80% daarvan recidiveert. Dit zijn exorbitante cijfers, die wij niet uit de weg mogen gaan en die wij moeten bespreken, niet voor de bühne, maar om oplossingen te zoeken voor deze zorgwekkende ontwikkelingen en problemen.

In de integratieagenda van de minister wordt de juiste toon aangeslagen. De verantwoordelijkheid ligt bij de personen zelf. De overheid kan, waar nodig, ondersteuning bieden, maar geeft vooral de grenzen aan. Voor de VVD is van belang dat de integratieagenda een concrete invulling krijgt langs twee lijnen: preventieve activiteiten en een repressieve aanpak. Bij preventieve activiteiten gaat het vooral om het versterken van de rol van de ouders. Zij moeten opvoeden, ook buitenshuis. Zij moeten verantwoordelijkheid nemen om bijvoorbeeld vroegtijdig hulp in te schakelen als hun kinderen ontsporen. Zij moeten ook de consequenties ondervinden als zij hun verantwoordelijkheid niet nemen, in het belang van het kind en juist ook in het belang van onze samenleving. Hoe gaat de minister dit invullen? Hoe gaat hij ouders aanspreken op hun verantwoordelijkheid en hoe gaat hij het aanpakken als zij deze verzaken? Ik heb eerder het korten op de kinderbijslag als instrument genoemd. Ziet de minister daar ook iets in?

Aan de repressieve kant gaat het om de harde aanpak van criminaliteit, zoals het lik-op-stukbeleid en het mogelijk maken van gerichte interventies in ontsporende gezinnen. Zijn deze maatregelen volgens de minister voldoende om het criminaliteitsprobleem onder Marokkaans-Nederlandse jongeren aan te pakken? Zijn aanpassingen van generiek beleid nodig om een doelgroep die eruit springt, beter aan te pakken en, zo ja, waar liggen dan de grenzen?

Voorzitter, ik zie de klok naar de drie minuten lopen. Hier wil ik het graag in mijn eerste termijn bij houden.

De voorzitter:

Mijnheer Van Klaveren wil u nog een vraag stellen, mijnheer Azmani.

De heer Van Klaveren (PVV):

Wij hoorden de VVD net spreken over de exorbitante cijfers over criminaliteit door Marokkanen. Erkent de VVD dat wij een Marokkanenprobleem hebben?

De heer Azmani (VVD):

Nee, dat erkent de VVD niet, omdat niet alle Marokkaanse Nederlanders in dit land een probleem hebben met de samenleving. Zij hebben zelf ook niet allemaal problemen. In die zin zie ik ook niet in waarom je dit tot een Marokkanenprobleem zou moeten maken. Ik erken echter de positie van Marokkaanse Nederlanders in de criminaliteitscijfers. Van de jongeren van 12 jaar tot 26 jaar, bijvoorbeeld, komt 60% in aanraking met politie en justitie. Voor die feiten lopen wij niet weg. Ik had een andere titel gekozen voor dit debat. Daarbij had ik gekozen voor de aanleiding tot dit debat, namelijk de rapportages over integratie, en niet zozeer voor "het Marokkanenprobleem", de titel die de heer Van Klaveren eraan heeft gegeven.

(geroffel op de bankjes)

De heer Van Klaveren (PVV):

We zien de extreme cijfers over crimineel tuig met een Marokkaanse achtergrond. Het gaat daarbij niet alleen om criminaliteit, maar ook om bijstandsafhankelijkheid, om antisemitisme, homofoob geweld en noem de rijtjes maar op. Al die problemen samen vormen natuurlijk het Marokkanenprobleem.

Ik heb nog een vraag aan de VVD. Het is verdrietig om te moeten constateren dat de VVD dit niet erkent maar meegaat in de politieke correctheid om dingen niet te benoemen zoals ze zijn. Erkent ook de VVD de problemen die ontstaan als gevolg van de islam? Ik noemde net het onderzoek van Van Acker. Ik kan ook nog het onderzoek van Christiaan Pfeiffer noemen. Daarin wordt dat heel specifiek naar voren gebracht. Ziet de VVD de negatieve rol die de islam speelt inzake de criminaliteit bij Marokkanen?

De heer Azmani (VVD):

Ik wil eerst op het eerste punt reageren. Ik merk dat de heer Van Klaveren toch weer met mij de discussie wil aangaan over de titel die aan dit debat is gegeven. Ik heb die discussie juist niet willen voeren. Ik heb dit debat juist gesteund op basis van de achterliggende feiten. Ik heb de heer Van Klaveren daarin gesteund, maar nu verwijt hij mij dat een debat wordt gevoerd rondom een titel. Dat hebben andere partijen hem ook verweten. Mij gaat het erom dat wij gaan voor een oplossing van de problemen die wij te kennen geven. Islam is religie. De heer Van Klaveren kent onze partij: wij staan neutraal ten opzichte van andere vormen van geloof. Wij treden daar niet in. Wij vinden echter ook dat een geloof zich niet zou moeten bemoeien met de Staat en de overheid. De heer Van Klaveren weet ook dat de VVD, een liberale partij, zowel de verantwoordelijkheid als de vrijheid beschouwt als een hoog goed, zolang het er maar niet toe leidt dat de vrijheid van een ander wordt ingeperkt.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dat was helemaal niet de vraag. De heer Azmani kletst er mooi omheen. Erkent de VVD de negatieve rol van de islam? Ik haalde net twee onderzoeken aan. Ziet de VVD dat de islam een negatieve rol speelt bij, bijvoorbeeld, de criminaliteit in de Marokkaanse gemeenschap? Denk aan homofobie, het geweld tegen homo's, antisemitisme, de minachting van vrouwen en het geweld dat daaruit voortkomt. Ziet de VVD dat, of ontkent zij dat ook?

De heer Azmani (VVD):

Het is nooit een religie die of een geloof dat ertoe leidt dat je onderscheid maakt en dat je iets tot een confrontatie laat komen. Het gaat uiteindelijk om de mensen die een interpretatie geven van een bepaalde religie. Er zijn mensen die de islam op een bepaalde manier uitleggen en gebruiken, waarbij ook ik mij zorgen maak over de kernwaarden die wij in de Nederlandse samenleving hebben. Dan gaat het niet om de religie, maar om de mensen die daaraan een interpretatie geven.

De heer Heerma (CDA):

Voorzitter. We voeren hier een debat met een bijzondere titel, een titel waar ik niets mee heb. Maar het zou ook zonde zijn om alleen maar in de discussie over die titel te blijven hangen, want niet elke Marokkaan vormt een probleem, maar er zijn wel veel problemen met Marokkaans-Nederlandse jongeren. Dat miskennen of ontkennen heeft geen maat.

Ik heb veel kritiek op dit kabinet en ook op deze minister, maar ik vind niet dat deze minister deze problemen ontkent. Sterker nog, in de Agenda Integratie van dit kabinet staat een goede analyse van de problemen rond het integratiebeleid, bijvoorbeeld de oververtegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren in cijfers over overlast of criminaliteit, en de lage arbeidsmarktdeelname en hoge uitkeringsafhankelijkheid.

Hierbij heb ik wel van de minister gevraagd om extra in te zetten op burgerschap. De minister heeft in het debat over de integratieagenda ook aangegeven dat te zullen doen. Mijn vraag in dit debat is of de minister ziet dat de versterking van burgerschap, ook wanneer het gaat om problemen van Marokkaanse jongeren, een rol kan spelen. Hoe kan de Marokkaanse gemeenschap daar zelf een rol in spelen, in ogenschouw nemend dat het Samenwerkingsverband van Marokkaanse Nederlanders vandaag zelf terecht heeft opgemerkt dat het niet alleen gaat over problemen, veroorzaakt door Marokkaanse Nederlanders, maar vooral ook problemen van Marokkaanse Nederlanders?

Integratie blijft een moeizaam proces, maar kan alleen slagen als de samenleving een open houding heeft naar al diegenen die op positieve wijze een bijdrage willen leveren aan de samenleving. Ook daar zijn positieve ontwikkelingen te zien. Daarbij past het niet om elke Marokkaan tot een probleem te verklaren. Maar de andere kant van de medaille is dat de problemen die er zijn, wel hard aangepakt moeten worden, of het nu gaat om de bedreiging van homostellen, criminele jeugdbendes, het nasissen van vrouwen op straat of expliciet antisemitisme, zoals waar we onlangs nog over spraken, toen het ging over een aantal Turkse jongeren.

Dit vereist ook een lik-op-stukbeleid. Het voorbeeld van de top 100-aanpak, zoals in Amsterdam, spreekt mij daarbij aan. Deze aanpak is gericht op die criminele bendes, om de harde kern hard aan te pakken met een stevig repressief beleid, waar mijn collega van de VVD het net ook al over had. Verder moeten de meelopers die eromheen hangen, preventief worden aangepakt, met verplichte opvoedingsondersteuning, drang en dwang. Een consequente aanpak vereist allereerst eigen verantwoordelijkheid van de jongeren zelf, maar ook het aanspreken van de ouders, die opvatting deel ik met de heer Azmani. Verder moet er sprake zijn van samenwerking van overheid, zelforganisaties, ouders, scholen en jeugdzorg. Bij de preventie moet er opvoedingsondersteuning zijn, met dwang en als sluitpost een harde aanpak en lik-op-stuk geven aan de harde kern van jongeren die het probleem vormen.

De heer Van Weyenberg (D66):

Voorzitter. Debatten die we in deze Kamer voeren, krijgen meestal de naam die de aanvrager daarvoor heeft gebruikt en in dit geval betreur ik dat. Achter die naam gaan namelijk ook een mensbeeld en een wereldbeeld schuil. Een debat over "het Marokkanenprobleem" gaat mijn fractie veel en veel te ver. Een verwerpelijke naam, die mensen wegzet op basis van hun afkomst en die daarmee ook geen recht doet aan al die mensen die de hele dag hun best doen, in hun opleiding, op hun werk, en die ervoor zorgen dat zij zich aan de regels houden.

Voor D66 staat de vrijheid en verantwoordelijkheid van het individu voorop. Daar zou dit debat over moeten gaan. De kern van een liberale democratie is dat we mensen beoordelen op hun gedrag en niet op hun afkomst. Iedereen in Nederland is een individu en een staatsburger en heeft het grondwettelijk recht om ook zo behandeld te worden.

Marokkaanse-Nederlanders krijgen dus vanavond te horen van sommigen dat zij een probleem zijn, een "Marokkanenprobleem". Wat is het toch makkelijk om mensen weg te zetten, alsof je integratie simpelweg aan cultuur en nationaliteit kunt ophangen. Dan hoef je inderdaad niet meer diep na te denken over de oplossing, want dat heeft dan helemaal geen nut meer.

Ik kies voor een liberale oplossing. Natuurlijk moet je criminaliteit keihard bestraffen, maar wel op een slimme manier. Verhoog de pakkans en zorg ervoor dat je jongeren bijstuurt, ook als ze in de gevangenis zitten. Laat ze daar een startkwalificatie opdoen. En maak dan geen colleagues of crime, maar geef ze een tweede kans.

Je wilt natuurlijk ook vooral crimineel gedrag voorkomen. Dat is veel effectiever dan alleen maar achteraf – helaas noodzakelijk – moeten bestraffen. Dus het gaat om onderwijs, onderwijs, onderwijs. Werk, werk en werk. Wie naar school gaat, kan stage lopen. Wie zijn opleiding afrondt, heeft meer kans op een baan. Wie een baan heeft, loopt een veel minder grote kans om in de criminaliteit te belanden. Dat zeg ik niet, dat zegt elk onderzoek dat hiernaar is gedaan. Een jongere zonder startkwalificatie heeft vijf keer meer kans om in de criminaliteit terecht te komen dan zijn generatiegenoten. Iemand die doorleert, is drie tot vier keer vaker in staat om op het rechte pad te blijven dan degene met minder onderwijs.

Dat gaat echter niet vanzelf. Dat vraagt inderdaad om harde actie. Investeer in voorschoolse educatie en pak achterstanden vroeg aan. Zorg dat jongeren een opleiding volgen. Zorg dat ze niet op straat hangen. Zorg dat jongeren een opleiding ook afmaken en reageer heel hard op schooluitval. Zorg dat jongeren met een migrantenachtergrond stage kunnen lopen en spreek daar ook werkgevers op aan. Nog steeds komen heel veel migrantenjongeren buitengewoon moeilijk aan een stageplek. En natuurlijk, doe wat aan de hoge werkloosheid. Een op de drie jongeren met een migrantenachtergrond zit werkloos thuis. Dat is een fantastische taak voor de nieuwe ambassadeur jeugdwerkloosheid.

Dat zijn de echte problemen waar we hier voor staan. Ik praat graag over integratie, over wat goed gaat en over wat slecht gaat. Maar ik vind het treurig dat we dat moeten doen onder zo'n denigrerend label als vandaag.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Ik sta hier vandaag om problemen te benoemen, maar vooral ook om oplossingen te noemen. Het eerste probleem is dat de PVV, gesteund door de VVD, de SGP en 50PLUS, een hele bevolkingsgroep als probleem benoemt. Dat is discriminatoir. Discrimineren is een probleem op zich. Een begin van een oplossing zou daarom zijn om niet meer te discrimineren, om te stoppen met iedereen over één kam te scheren.

Marokkaanse Nederlanders komen niet van een andere planeet. Zij wonen, werken en leven hier en maken onlosmakelijk onderdeel uit van onze samenleving. Marokkaanse Nederlanders zijn ook zeer succesvol. Ik noem Boulahrouz, een topvoetballer. Ik noem Abdelkader Benali, schrijver en intellectueel. En ik noem natuurlijk – mijn favoriet – cabaretier Najib Amhali. Dat zijn allemaal Marokkaans-Nederlandse jongens die een grote bijdrage leveren aan onze samenleving. Geen probleem!

Het is onmiskenbaar waar dat het met een deel van de Marokkaans-Nederlandse jongeren niet goed gaat. Ze zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteits- en overlastcijfers, net als in andere statistieken over armoede, werkloosheid en schooluitval. 40% van de Marokkaans-Nederlandse jongeren is werkloos. De kans op armoede is onder kinderen van Marokkaanse Nederlanders veel groter, evenals schooluitval. Dan is er nog de gettovorming met zwarte en witte scholen en zwarte en witte wijken. Er zijn buurten waar soms wel meer dan de helft van de bewoners een Marokkaanse Nederlander is, met grote sociale en economische achterstanden. En dan zijn er nog de sociaal-culturele problemen. Er zijn jongeren die geen plek weten te vinden tussen de cultuur thuis en die op straat.

Maar problemen zijn er om opgelost te worden. Ik geef een voorzet. Het eerste wat moet gebeuren, is een lik-op-stukbeleid. Crimineel- en overlastgevend gedrag moet direct worden aangepakt. Vat criminelen in de kraag! Ten tweede, pak segregatie en gettovorming aan, in wijken en op scholen. Wij hebben daar al eerder voorstellen voor gedaan. Voer een spreidingsbeleid. Ten derde, zorg voor gelijke kansen op werk, onderwijs en inkomen. Pak ook die werkgevers aan die mensen weigeren vanwege hun achternaam.

Ik zou graag een reactie willen van de minister op al deze voorstellen. Dit kabinet is toch vooral bezig om heel veel kansen aan heel veel Nederlanders te ontnemen. Wat is nu mooier dan dit debat ook te benutten om over de oorzaken van de problemen, maar vooral over de oplossingen te praten? Maar goed, de aanvragers willen het hebben over een Marokkanenprobleem, dus ik heb eens aan enkele Marokkaans-Nederlandse vrienden van mij gevraagd wat nu hun grootste probleem is. Volgens hen is het grootste Marokkanenprobleem vooral iets wat ook ik regelmatig meemaak, namelijk dat je aan de telefoon je naam moet spellen als je zegt hoe je heet. De vraag aan de minister is natuurlijk: wat te doen?

De heer Van Klaveren (PVV):

De woordvoerder van de SP sprak zojuist over de oorzaken van dit probleem. Als reactie op het verhaaltje van de SP gaf ik al aan dat de SP in de beginjaren heeft gesproken over de islam als integratieprobleem voor onder anderen Marokkanen. Ik hoor daarvan helemaal niets terug in dit verhaal. Mijn vraag is dus: onderschrijft u dit nog steeds en wat gaat u hieraan doen? Mijn tweede punt is dit. Het verhaaltje over de sociaaleconomische achterstand is al jaren geleden weerlegd. Ik verwijs naar het onderzoek van Jennissen, Blom en Oosterwaal en naar het Jaarrapport Integratie 2012. Ook na correctie van al die factoren zijn Marokkanen, ook van de tweede generatie, tot drie keer zo vaak crimineel als autochtonen. Voornamelijk op het gebied van geweld blijft dat zo. Wat is daarvan volgens u de oorzaak?

Mevrouw Karabulut (SP):

Mijn partij heeft nooit gezegd dat een religie een probleem is, maar wij hebben nooit problemen die wellicht voortvloeien uit de religieuze beleving van individuen ontkend. Er zijn problemen. Sommige mensen misbruiken of gebruiken religie bijvoorbeeld om vrouwen te onderdrukken. Dat moet je altijd benoemen en altijd bespreken; aanpakken die handel! Daar hebben wij wetten en regels voor. Mijn partij was een van de eerste partijen die integratieproblemen überhaupt durfde te benoemen. Pas twintig of dertig jaar later volgde de rest. Toen constateerden wij dat bijvoorbeeld taal wel heel belangrijk is. U zult mij dus nooit problemen horen ontkennen, maar wat ik niet doe – en dat is het verschil tussen u en mij – is dat ik iedereen die bijvoorbeeld een islamitische achtergrond heeft en religieus is, problematiseer. Daarmee lossen wij geen problemen op, mijnheer Van Klaveren. Daarmee creëren wij problemen en daarmee creëren wij afstand. Ik zou u nogmaals willen meegeven: dat is echt onnodig.

Wat het tweede punt betreft, als je het hebt over oplossingen: natuurlijk, na correctie is er nog steeds een oververtegenwoordiging. Daarom moet je op al die terreinen iets doen. Wat het Sociaal en Cultureel Planbureau ook beschrijft, is dat door de hoge werkloosheid en culturele problemen, in combinatie met de groeiende segregatie, dus de etnische concentratie, de verwijdering en de integratieproblemen onder sommige groepen toenemen. Dus moet je op al die punten problemen aanpakken, maar helaas heb ik de PVV op weinig oplossingen kunnen betrappen, ook niet toen deze partij onder Rutte I zelf indirect aan het roer zat. Niets, nul, nada.

De heer Van Klaveren (PVV):

Dat laatste is natuurlijk kul. Prachtige voorstellen voor minimumstraffen en voor denaturalisatie stonden in het gedoogakkoord ...

Mevrouw Karabulut (SP):

Maar die zijn niet gerealiseerd, mijnheer van Klaveren ...

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, het woord is aan de heer Van Klaveren.

De heer Van Klaveren (PVV):

Het is altijd opvallend om te zien dat mevrouw Karabulut een beetje emotioneel wordt op dit onderwerp, maar het is wel prettig als ik rustig kan uitspreken.

Het tweede punt is dat ik geen antwoord heb gekregen op mijn eerste vraag. Heel algemeen werd gesteld in het rapport waarnaar ik zojuist verwees, Gastarbeid en kapitaal, dat de islamitische achtergrond een probleem was. Nu wordt dat ontkend. Er werd ook gesteld dat wij een en ander gaan benoemen et cetera, maar ik heb u het hele woord "islam" niet in de mond horen noemen in uw eigen verhaaltje. U reageert alleen op wat ik zeg, maar vervolgens gaat u daar niet op in. Ziet de SP de problematische rol van de islam als het gaat om de onderdrukking van vrouwen, als het gaat om antisemitisme en om homofoob geweld? Wat gaat u daaraan doen?

Een ander punt, waar ik ook geen antwoord op heb gekregen, is de sociaaleconomische achterstand. Ik zei zojuist dat, ook na correctie, de oververtegenwoordiging in criminaliteit blijft. Vervolgens krijg ik een verhaaltje over sociaaleconomische achterstand. Ook zonder die problemen zijn Marokkanen oververtegenwoordigd in de criminaliteit. Reageert u daar eens inhoudelijk op, zonder dat ik weer een heel verhaal krijg!

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb net het voorbeeld gegeven dat de PVV ook is oververtegenwoordigd. Daarom kun je toch nog niet stellen dat alle leden van de PVV crimineel en fout zijn? Wat is dat voor kulredenering? Dat is toch hartstikke idioot? Of "het mannenprobleem". Mannen zijn oververtegenwoordigd. Ze moorden en ze slaan erop los. Zijn daarmee nu alle mannen fout? Nee, natuurlijk niet! Wat je wel moet doen – maar dat antwoord bevalt de heer Van Klaveren niet – is diegenen aanpakken die wél over de schreef gaan en wél problemen veroorzaken, om welke reden dan ook. Het maakt niet uit of dat vanuit de religie komt, of het gebeurt omdat ze gewoon agressief zijn of omdat ze kaal zijn: die moet je aanpakken! Het gaat niet zo zeer om de afkomst, maar om wat mensen doen. Daar gaat het om, mijnheer Van Klaveren. En ik heb, werkelijk waar, nog geen enkele oplossing van de PVV gehoord en ook niets wat ze in de vorige kabinetsperiode zou hebben bereikt.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik heb net in mijn termijn vijf, zes oplossingen genoemd. Ik noemde er net nog twee. Ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op heel concrete en legitieme vragen. Opnieuw heb ik niets gehoord over wat mevrouw Karabulut nu vindt van de islam in relatie tot die problemen. Er liggen genoeg onderzoeken – ik noemde er net twee – die heel specifiek aangeven dat de islam een probleem is als het bijvoorbeeld om Marokkanen gaat. Gaat u daar nu eens op in, mevrouw Karabulut! Ontwijkt u niet steeds mijn verhaal! Het is een heel simpele vraag. Geeft u gewoon even aan wat de SP vindt. Of heeft de SP ook op dit punt geen visie? Ze wordt wederom een beetje emotioneel.

De voorzitter:

U hoeft geen kwalificatie te geven, dat doe ik, en dat deed ik ook. U stelt uw vraag en als u dan ook nog via de voorzitter spreekt – dat geldt voor u beiden – dan scheelt dat een hoop irritatie en emotie. Mevrouw Karabulut, tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Zonder in tranen uit te barsten: ik vind de islam geen probleem. Mensen veroorzaken problemen. Als er mensen zijn die onze wetten en regels overtreden, dan moeten we ze aanpakken zonder naar de afkomst te kijken.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Het gebeurde drie jaar geleden op de Erasmus Universiteit. We hebben een gebouw van zeventien verdiepingen met zo'n intercomsysteem, en er werd medegedeeld dat er een dief gesignaleerd was. Signalement: Marokkaan. Op een gegeven moment werd hij gesignaleerd op onze verdieping. En wat was het mooi dat de eerste die achter die dief, die Marokkaanse dief, aan ging rennen, mijn Marokkaanse medewerker was. Hij had er een onvoorstelbare hekel aan dat zijn imago besmet werd door die criminele Marokkaan.

Dit simpele voorbeeld tekent voor mij het probleem. "De Marokkaan" is niet het probleem, zeg ik ook tegen mevrouw Karabulut, die volgens mij net wat te veel partijen opnoemde. Ik hoor haar uit de bankjes roepen dat ik het verzoek om dit debat toch heb gesteund. Dat heb ik om de inhoud gedaan! Daar gaat het mij om. Laten we alstublieft stoppen met etiketten plakken. Laten we ook stoppen met het ontkennen van de problemen. Laten we gewoon naar de feiten kijken. Dan zien we helaas dat de Marokkanen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteit, ook als je corrigeert voor leeftijd, geslacht en sociaaleconomische kenmerken. Daar moeten we wat aan doen, zonder nu weer een hele groep weg te zetten. Laten we op de problemen focussen. Ik vind dat er veel te veel discussie plaatsvindt over de vraag of het een etiket is, ja of nee. Beide kampen zitten daarin fout, wat mij betreft. Wij moeten gewoon veel meer energie steken in het daadwerkelijk oplossen van de problemen.

De SGP-fractie heeft daarin sinds 2001 een consequente lijn neergezet door moties in te dienen en door op te roepen om de oververtegenwoordiging van niet-Westerse allochtonen in de criminaliteit tegen te gaan. Pak dat aan! Op dit moment missen we helaas een specifieke aanpak van doelgroepen. Vandaar mijn vraag aan het kabinet: waarom ziet het kabinet in de aanhoudend schrikbarende cijfers geen aanleiding voor een specifieke aanpak van doelgroepen? Hoe kan er sprake zijn van voldoende urgentiebesef als wij doen alsof alle groepen op dit punt gelijk zijn, terwijl we beter weten? Kijk naar de cijfers! Corrigeer voor geslacht, voor leeftijd, voor sociaaleconomische kenmerken, en dan nog kom je erop dat Marokkanen 2,9 keer zo crimineel zijn als autochtone Nederlanders. Ik benadruk nogmaals dat er voldoende voorbeelden zijn van succesvolle Marokkanen. Ik noemde mijn collega en ik noem de burgemeester van Rotterdam, een uiterst succesvolle Marokkaan. Zet geen groep weg, maar ontken de cijfers niet. Ik vraag de minister waarom er toch niet wordt gekozen voor een specifieke aanpak van doelgroepen. Niet om groepen weg te zetten, maar wel om die problemen nu echt aan te pakken.

Wij ontvangen helaas ook zorgelijke berichten over antisemitisme onder allochtonen. Te vaak vernemen wij schokkende uitspraken over de Holocaust. Daarnaast zien wij een stijging van het aantal zware antisemitische uitingen. De minister komt nog met een brief over deze onderwerpen, samen met zijn collega van OCW. Nu ligt er nog een aangenomen SGP-motie, op stuk nr. 26 (30 950), over de plaats van de Holocaust in het onderwijs. Wij willen dat onderwerp in het onderwijs integreren. Die motie is door BZK overgedragen aan OCW. Ik vraag de minister of hij wil toezeggen om in de brief aan te geven hoe hij uitwerking geeft aan deze motie. Uiteindelijk zijn onderwijs en opvoeding immers essentieel om antisemitisme en criminaliteit tegen te gaan.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben helemaal niets met de titel van dit debat, want die problematiseert een afkomst en niet het gedrag. Die raakt daarmee mensen in hun zijn en lost vooral ook niets op. Heel veel mensen zijn er boos over, en terecht.

Wij hebben wel zorgen over de hoge vertegenwoordiging van Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren in de criminaliteitsstatistieken. Wij praten vandaag graag over oplossingen om de problemen effectiever aan te pakken.

De heer Van Klaveren (PVV):

Wij horen de PvdA beginnen met het verhaaltje dat wij hier van bijna alle partijen horen, namelijk dat zij afstand neemt van de titel van het debat. Nou, de titel van het debat dekt de lading ervan. Wij hebben een Marokkanenprobleem. Daarbuiten vraag ik mij af hoe dit verhaal van de PvdA zich verhoudt tot de uitspraak van haar fractievoorzitter Diederik Samsom, die stelde dat Marokkanen het etnisch monopolie hebben op overlast.

Mevrouw Yücel (PvdA):

De heer Van Klaveren doelt op de uitspraken die mijn fractievoorzitter, Diederik Samsom, heeft gedaan nadat hij in Amsterdamse wijken en later ook in Rotterdam stage heeft gelopen om de praktijk te voelen en te ruiken. Hij heeft in een aantal bewoordingen beschreven wat hij daar heeft gezien. In de ene buurt zag hij dat. Hij heeft ook buurten gezien waarin de overlastgevende jongeren echt allemaal Nederlands waren. Dus beide beelden heeft hij op straat gezien.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ja voorzitter, dat is natuurlijk echt een flauwekulantwoord. Mijn vraag is wat mevrouw Yücel ervan vindt dat haar eigen fractievoorzitter heeft gezegd dat Marokkanen het etnisch – wij hebben het dus over bijna biologisch – monopolie hebben op overlast. Is dat racistisch in haar ogen?

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik heb heel duidelijk aangegeven dat wij afstand nemen van de term "Marokkanenprobleemdebat" omdat het afkomst problematiseert en niet het gedrag. Afkomst, etniciteit, is nooit een probleem. Het gedrag van mensen is een probleem. Dat neemt niet weg – daarom om koppel ik het eraan – dat Nederlands-Marokkaanse jongeren, overigens net als Antilliaanse jongeren, hoog vertegenwoordigd zijn in de criminaliteitsstatistieken. Dat is ook het beeld dat je in sommige wijken kunt zien. Daar moeten we over praten. Ik praat graag over oplossingen, maar niet over het alleen benoemen van problemen om daar eventueel politiek gewin uit te halen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter, ik krijg totaal geen antwoord. Mijn vraag was gewoon of mevrouw Yücel afstand neemt van hetgeen haar fractievoorzitter heeft gezegd. Vindt zij het racistisch dat hij Marokkanen toeschreef dat zij het etnisch monopolie hebben op overlast?

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik neem geen afstand van de uitspraak van mijn fractievoorzitter. Hij beschrijft dat in bepaalde buurten heel veel Marokkaanse jongeren overlast veroorzaken. Overigens doen ook Nederlandse en Antilliaanse jongeren dat. Wat mijn fractievoorzitter doet, is niet hetzelfde als het op deze kwestie plakken van het etiket "Marokkanenprobleem", iets wat de heer Van Klaveren steeds wil doen. Ik meen dat ik duidelijk ben.

De heer Van Klaveren (PVV):

Het is Diederik Samsom, de eigen fractievoorzitter van mevrouw Yücel, die een etiket plakt. Hij stelt dat Marokkanen het etnisch monopolie hebben op overlast. Mevrouw Yücel verwijt ons nu dat wij zouden stigmatiseren, en alle andere rambam die wij al duizend keer hebben gehoord van links. Ik vraag mevrouw Yücel gewoon of zij erkent dat haar eigen fractievoorzitter een racist is. Of zegt zij: eigenlijk heeft de PVV hartstikke gelijk?

Mevrouw Yücel (PvdA):

Volgens mij is dit een herhaling van zetten. Ik wil best nog eens zeggen dat mijn fractie helemaal niets heeft met het problematiseren van afkomst of nationaliteit. Wij kijken naar het gedrag en praten graag over oplossingen.

Bij het debat van een paar weken geleden over de integratieagenda van de minister hebben we al over aspecten van het integratiebeleid gesproken. Wij zijn tevreden over het stevige, actieve en ambitieuze beleid van de minister. Hij wil problemen en achterstanden aanpakken. Wij zagen dat vorige week nog, toen het ging over de taaltoetsen bij de inburgering. Ook gaat de minister onderzoek doen naar een aantal parallelle gesloten gemeenschappen binnen de Turkse gemeenschap die integratiebelemmerend kunnen werken. Verder wordt de burgerschapsvorming in het onderwijs versterkt. Dat is goed.

Er zijn vele oorzaken voor de problemen met Marokkaans-Nederlandse en Antilliaans-Nederlandse jongeren. Daarover zijn vele rapporten geschreven. Een oorzaak ligt in het feit dat er vaak weinig sturing van thuis is en dat de ouders hun kinderen te gebrekkig opvoeden. Verder spreken ouders de Nederlandse taal niet. De veelal lage opleiding wordt niet afgemaakt. Andere oorzaken zijn de hoge werkloosheid, discriminatie, het afglijden naar de criminaliteit en helaas soms ook radicalisering.

Bij de aanpak moeten we denken aan preventie, interventie en handhaving. Ik noem ook preventie en signalering in het onderwijs, correctie en handhaving op straat, en opvoeding en zo nodig interventie thuis. Daarbij zijn allereerst de ouders verantwoordelijk. Zij moeten hun kinderen goed opvoeden en begeleiden. Wanneer ouders tekortschieten, komen de publieke instellingen om de hoek kijken. Van essentieel belang is daarbij, dat deze instellingen effectief hun werk kunnen doen, goed samenwerken en er zo vroeg mogelijk, dus tijdig bij zijn. Het gaat daarbij dus om tijdige signalering in het onderwijs en om interveniëren bij de opvoeding. Hierbij kun je denken aan gezinscoaches, die ouders aanspreken op hun verantwoordelijkheid en zo nodig ingrijpen. Het gaat daarbij uiteraard ook om corrigeren en handhaven. Denk aan het werk van de straatcoaches en van de politie.

Heel veel instanties komen dus in aanraking met deze jongeren. Ik noem gemeenten, scholen, onderwijzers, de reclassering en de jeugdzorg. De PvdA-fractie vraagt de minister om meer zicht te krijgen op een antwoord op de vraag wat helpt en wat niet helpt. Wordt er wel voldoende kwaliteit geboden in de begeleiding en de hulpverlening waar dat nodig is? Zijn er knelpunten en belemmeringen die wij moeten wegnemen? Hebben de hulpverleners voldoende kennis? De PvdA-fractie houdt vandaag een pleidooi voor maximaal effectief werkende instituties en voor kwaliteit van de uitvoering. Er zijn veel welzijns- en integratieprojecten en veel instellingen die hierop zijn gericht. Het is belangrijk dat die betere resultaten boeken.

Tot slot vraagt mijn fractie de minister om de manieren van aanpak zichtbaar te maken die bewezen effectief zijn, bijvoorbeeld die van sommige Amsterdamse stadsdelen waarbij straatcoaches en gezinscoaches een rol spelen. Op die manier kunnen andere gemeenten zo'n succesvolle aanpak overnemen.

De voorzitter:

Dank u wel. Hiermee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de Kamer. De minister heeft aangegeven dat hij direct kan antwoorden. Het woord is aan de minister van Sociale Zaken.

Minister Asscher:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden die hun licht hebben doen schijnen op de verschillende invalshoeken van waaruit zij de integratieproblemen bezien. Bij het spreken over integratieproblemen is het verstandig om een onderscheid te maken tussen soorten integratieproblemen en de oplossingen die daarbij passen.

In het integratiebeleid dat wij hebben vastgesteld en dat wij eerder in de Kamer hebben besproken, zijn een paar principes uitgangspunt. Die principes bepalen ook welke maatregelen we inzetten en hoe we ervoor willen zorgen dat de problemen die er zijn op een goede manier worden opgelost.

Het gaat in de eerste plaats om meedoen en zelfredzaam zijn. De verantwoordelijkheid van iedereen in dit land om wat van zijn leven te maken, van nieuwkomers, van mensen die hier geboren zijn, ongeacht hun afkomst, betekent dat mensen de taal moeten leren, hun best moeten doen op school en zich moeten inspannen om aan het werk te gaan. In de tweede plaats gaat het om grenzen stellen en opvoeden. Daar gaat het in dit debat tot nu toe vooral over. Dat betekent criminaliteit aanpakken zodra deze zich voordoet, overlast bestrijden en duidelijk maken wat de regels van de rechtsstaat zijn en dat die voor iedereen gelden. Ook opvoeden hoort hierbij. Jongeren die agressief en onwellevend gedrag vertonen en kinderen die niet goed opgevoed zijn en op straat rondhangen, moeten worden aangesproken door hun ouders. Als ouders dat niet doen, moeten wij de ouders aanspreken. Ten derde gaat het om integratie. Er is terecht gewezen op de hapering van de culturele integratie. Het gaat niet alleen om een sociaaleconomische integratie, maar ook om een haperende culturele integratie, zo zegt het SCP; mensen die zich geen Nederlander voelen, die geen onderdeel zijn van de samenleving. Het gaat om omgaan met anderen, het verinnerlijken van waarden, kennis van de maatschappelijke regels en competenties die je nodig hebt om het in Nederland te redden.

Alle drie de elementen, meedoen en zelfredzaamheid, grenzen stellen en opvoeden, en omgaan met anderen en het verinnerlijken van waarden zijn van belang voor het aanpakken van de problemen met Marokkaanse jongeren. Geen misverstand: die hoge criminaliteitscijfers – ik geloof dat intussen ieder Kamerlid ze heeft genoemd – zijn onacceptabel; niemand hoeft zich daarmee te feliciteren. Ze vergen een duidelijk lik-op-stukbeleid. Ze vergen jeugd- en adolescentiestrafrecht. Ze vergen dat je je verdiept in wat er in die criminaliteit gebeurt. Ze vergen ook oog voor de veelvoorkomende psychiatrische problemen onder Marokkaanse jongeren. Helaas voeren ze ook die lijstjes aan. Denk aan schizofrenie en aan allerlei andere psychiatrische stoornissen die het moeilijker maken om dat criminele gedrag te beteugelen. Grenzen stellen is grenzen stellen, voor iedereen en dus ook voor Marokkaanse jongeren die over de schreef gaan.

Daarnaast – dit is ook een kenmerk van een moderne integratieaanpak – heb je een kans door te kijken hoe het gaat met het gezin van een veelpleger die in de gevangenis belandt. Hoe is het met die broertjes? Hoe is de opvoeding? Welke ondersteuning is er nodig om te voorkomen dat ook het broertje of het neefje grensoverschrijdend gedrag gaat vertonen? Dan gaat het dus weer over opvoeding. Ouders die dat niet zelf kunnen, kun je hulp aanbieden. Ouders die dat niet zelf willen, kun je daartoe dwingen. Ik heb al eerder gezegd welke prikkels we in geval van ouders die onmachtig en niet bereid zijn om er wat aan te doen, moeten inzetten opdat ze het wel doen, in het belang van die ouders, van die kinderen en van ons allemaal.

Daarom is het ook zo belangrijk dat migrantenouders bereikt worden en dat we het gesprek aangaan over de vraag wat we van elkaar mogen verwachten in Nederland, wat we hier normale normen, waarden en omgangsvormen vinden en hoe belangrijk het is om zich daarmee te vereenzelvigen, willen mensen in deze samenleving een kans maken op werk, succes en geluk.

Het aanpakken van de jeugdwerkloosheid hoort daarbij, niet omdat mensen zielig zijn, laat ik dat vooropstellen. Ik vind dat je mensen als individu moet behandelen, dat mensen verantwoordelijk zijn voor de manier waarop ze hun leven leiden. Net zomin als ik het terecht vind om mensen een probleem aan te praten omdat ze van Marokkaanse afkomst zijn, vind ik het terecht dat Marokkaanse Nederlanders zich verschuilen achter hun gemeenschap en zeggen: daarom vertoon ik crimineel gedrag. Of: daarom gedraag ik mij agressief.

Ieder individu in Nederland heeft de plicht, iets van zijn leven te maken en een bijdrage te leveren. Hij heeft ook het recht om als individu behandeld te worden, en niet te worden beoordeeld op grond van zijn afkomst. Dat is de kern van niet alleen de inzet van dit kabinet op het punt van integratie, maar ook van de Nederlandse rechtsstaat. Wij moeten individuen aanspreken. Als ze over de schreef gaan, komt er een sanctie, een straf. Wij moeten individuen aanspreken op de rol die ze spelen ten opzichte van andere mensen in dit land en ten opzichte van de samenleving. Alleen op die manier kunnen wij verder komen.

Ik ga hier niet een rij succes-Marokkanen opnoemen. Ik vind dat denigrerend. Het is ook niet nodig. Er is geen Marokkaan die het nodig heeft om te horen dat er ook goede Marokkanen zijn. Daar zijn wij allang voorbij in dit land.

Vanochtend heb ik met een schoolklas in Amsterdam-West eens even dit debat voorbereid. Ik was benieuwd wat voor emoties er zouden zijn, of mensen bezorgd of verdrietig zouden zijn vanwege de titel van het debat of de manier waarop het is aangevraagd. Ik kan de leden geruststellen of teleurstellen, net naargelang van wat je wilt bereiken met zo'n debat: het boeide hen totaal niet. Het advies van een meisje in die klas was: gebruik de feiten. Doe me een lol, zei zij, pak de jongens aan die zich misdragen. Niet alleen autochtone Nederlanders maar alle Nederlanders zijn daar slachtoffers van. Pak dat probleem aan en laat mij mijn leven leiden, laat mij ervoor zorgen dat ik een succes maak van mijn plek in Nederland, in dit geval in Amsterdam. Ga vooral rustig dat debat op feiten aan met meneer Wilders, zei dat meisje; het spijt me, mijnheer Van Klaveren, ze dacht toch eerder aan uw buurman dan aan u bij de aanvraag van het debat. Dit meisje was een toonbeeld van begrip voor democratie en van erboven staan. Zij voelde zich niet aangesproken. Zij gaf aan: pak de problemen aan, kijk naar de achtergronden, zorg dat de jongetjes worden opgevoed, maar beoordeel mij niet op het feit dat ik een Marokkaanse achternaam heb; beoordeel mij op wat ik doe, op wat ik bijdraag, op wat ik kan leveren in dit land. Dat is wat wij moeten doen: nooit weglopen voor enig probleem, nooit weglopen voor enig debat, maar wel op zoek gaan naar oplossingen die recht doen aan de kern van onze rechtsstaat, en die is individuele vrijheid en verantwoordelijkheid.

De heer Van Klaveren (PVV):

Wij hebben net echt een brij aan clichés gehoord, hartstikke leuk, allemaal bekend, het standaard linkse verhaal. Het zijn slachtoffers, zielig. Er werd zelfs gesproken over "de jongetjes". Wij hebben het hier gewoon over zware criminelen, tuig. Meisjes worden aangerand, verkracht, in elkaar geslagen, kapotgemaakt. Homoseksuelen worden hun huis uit gejaagd. Het is keer op keer de Partij van de Arbeid, met burgemeesters in Gouda, Hilversum, Utrecht of Amsterdam, waar het tuig alle ruimte krijgt om te doen wat ze doen en dat is verkeerd. Ik hoor hier helemaal niets over een harde aanpak van het tuig. U gaat gesprekjes voeren met ouders. Schieten de slachtoffers daar ook maar iets mee op? Wanneer zegt u dat het tuig moet worden opgepakt?

Minister Asscher:

Ik kan het de heer Van Klaveren niet kwalijk nemen dat hij niet wil horen wat mijn antwoord was, maar ik heb heel duidelijk aangegeven dat criminaliteit dient te worden aangepakt, dat er dan een sanctie moet volgen en dat die streng en duidelijk moet zijn. Dat is namelijk onderdeel van het grenzen stellen. Daarnaast is er niet alleen een criminaliteitsprobleem maar ook een opvoedingsprobleem, en dat moeten de ouders oplossen. U hebt dat niet gehoord of niet willen horen, mijnheer Van Klaveren. Dat kan ik u niet kwalijk nemen, maar dan vallen wij wel in herhaling samen.

De heer Van Klaveren (PVV):

Ik heb dat heel erg goed gehoord. Het punt is alleen dat de minister niet begrijpt wat er gezegd wordt. Er wordt gerefereerd aan opvoeding. Ik haalde net twee onderzoeken aan, onder andere dat van Van Acker. Hij stelt heel duidelijk, heel expliciet, dat de islam een negatieve impact heeft op die opvoeding. Ziet de minister dat ook, en wat gaat hij daar dan aan doen? Of is het weer een verhaaltje in de trant van: ja, sommige ouders doen het goed en sommige ouders doen het slecht, de islam heeft er helemaal niets mee te maken? Er ligt gewoon concreet onderzoek, er liggen feiten die erop wijzen, maar u spreekt er niet over, minister. U zwijgt als het graf. Dat is de kern van het probleem, en u doet er niets mee. Waarom niet?

Minister Asscher:

Ik vind het heel jammer dat de heer Van Klaveren, waar hij mij verwijt clichés te gebruiken, ze zelf bij voortduring blijft herhalen. Ik vind dat niemands geloof enig excuus mag zijn om zich te misdragen. Ik maak me ook zorgen, bijvoorbeeld over meisjes die als gevolg van ook religieuze druk in hun gemeenschap niet zichzelf kunnen ontwikkelen, niet de keuzes kunnen maken die zij in vrijheid moeten willen maken. Voor die individuen moeten wij ook opkomen. Net zo wil ik me sterk maken voor homo's, juist met een migrantenachtergrond, voor wie het nog weer veel moeilijker is dan voor anderen om uit de kast te komen en voor hun geaardheid uit te komen. Zeker, groepsdruk, ook religieus gemotiveerde groepsdruk, kan vrijheid belemmeren en kan een probleem zijn. Dat wil alleen nog niet zeggen dat met het feit dat mensen een geloof hebben iets wordt weggenomen van hun individuele verantwoordelijkheid om daarmee om te gaan. Niemand mag een geloof gebruiken als een excuus om anderen te schaden. Niemand mag een geloof gebruiken als een excuus om anderen de vrijheid niet te gunnen. De vrijheid in ons land is om te geloven of om niet te geloven.

De voorzitter:

Tot slot, mijnheer Van Klaveren.

De heer Van Klaveren (PVV):

De minister geeft eigenlijk aan, helemaal niets te gaan doen. Dat is niet alleen heel erg voor alle slachtoffers, maar het is ook heel triest, want het probleem wordt op deze manier niet opgelost. We hebben drie decennia lang een pamperbeleid gehad. Waarom zet de minister niet in op repressie, op hard straffen? Laat hij die straffen ook benoemen! De PVV kwam met minimumstraffen en het was de PvdA die dat uit het akkoord liet slopen. Wij stelden denaturalisatie voor, maar vervolgens werd dat door de PvdA eruit gewerkt.

Ik heb nog een vraag over de fractievoorzitter van de PvdA. Deze stelde dat Marokkanen het etnisch monopolie hebben op overlast. Vindt deze minister dat een racistische uitlating? Of had zijn fractievoorzitter toch gelijk?

De voorzitter:

Maar hij staat hier als minister.

Minister Asscher:

Er worden twee vragen gesteld. In de eerste plaats wordt de stelling geponeerd dat we niets doen. Ik heb juist aangegeven wat onze agenda inhoudt. Die gaat over drie dingen. Het eerste is ingrijpen bij criminaliteit. Dat doe ik natuurlijk niet alleen, maar de collega's Teeven en Opstelten zijn daar volop mee bezig. De voorbeelden heb ik genoemd. Het tweede is ervoor zorgen dat mensen zelfredzaam zijn, de taal leren en aan het werk gaan. Het derde is ervoor te zorgen dat de waarden van Nederland worden verinnerlijkt, dat aandacht wordt besteed aan burgerschap. Dit laatste zeg ik nog even in de richting van de heer Heerma. Wij moeten de kern van onze rechtsstaat hoog houden. Dat zijn drie dingen die allemaal vertaald worden in acties, in beleid en in dingen die we kunnen doen. Dat is het antwoord op de eerste vraag.

Vervolgens vraagt de heer Van Klaveren naar de uitspraak van de heer Samsom over zijn waarneming dat in sommige wijken in Amsterdam – en dat is inderdaad zo; ik ben wethouder in Amsterdam geweest – vooral overlast wordt veroorzaakt door Marokkaanse jongens. Hij zegt er nog iets bij, maar dat heeft de heer Van Klaveren niet geciteerd. Hij heeft erbij gezegd dat het geen bal met de islam te maken. Wellicht moet de heer Van Klaveren dat er nog even bij lezen. Hij zei, dat je daar letterlijk ground zero van het integratiedebat ziet. Daar is een gebrek aan opvoeding, er worden te weinig grenzen gesteld, er moet lik-op-stuk worden ingegrepen. Het moet duidelijk worden gemaakt dat dit soort gedrag niet te tolereren is. Daar ben ik het zeer mee eens.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Van Klaveren. U hebt uw interrupties gehad.

Mevrouw Karabulut (SP):

Iets waar al jarenlang voor wordt weggekeken, ook door de partij waar de minister lid van is, is de groeiende segregatie. Acht op de tien kinderen van migranten, onder wie dus ook heel veel Marokkaanse Nederlanders, zitten op een zwarte school en op de slechtste school. Erkent de minister dat het een groot probleem is voor de integratie, voor het samen leven? Wat gaat de minister daaraan doen?

Minister Asscher:

Ik heb hier vaker met mevrouw Karabulut over van gedachten gewisseld. Ik ben het met haar eens dat het goed is als kinderen elkaar ontmoeten in de klas. Ik ben het niet met haar eens dat de beste oplossing is om kinderen te mengen. In buurten met veel allochtonen is er niet zo veel mis mee dat zij ook naar dezelfde buurtschool gaan. Het belangrijkste dat je dan kunt doen, is de kwaliteit van die school te verbeteren om de kansen van die kinderen te vergroten. In buurten die gemengd zijn, is het goed dat scholen gemengd zijn en in buurten die meer autochtoon zijn, is er niet zo veel mis mee dat die mono-etnisch autochtoon zijn. Dus ja, het is een probleem als we elkaar niet meer ontmoeten, als we geen kennis nemen van ontwikkelingen en we niet meer van elkaar leren. Maar nee, de oplossing is wat het kabinet betreft niet het verplicht mengen van kinderen op scholen. Dat doet meer kwaad dan goed. Je bewijst hen een betere dienst door de kwaliteit op de basis- en middelbare scholen te verbeteren.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb het niet over verplicht mengen. Het is een beetje raar, want enerzijds erkent de minister dat het inderdaad een probleem is, maar anderzijds zegt hij dat hij er toch niets aan gaat doen. Het gaat niet alleen maar om buurten die volledig zwart zijn samengesteld. Dat weet de minister ook wel. Het SCP constateert dat het toeneemt, ook daar waar wel degelijk mogelijkheden zijn op gemengd onderwijs voor achterstandskinderen en niet-achterstandskinderen. De minister weet dat ook als hij om zich heen kijkt. De minister gaat daar niets aan doen. Daarmee miskent hij niet alleen een belangrijke oorzaak, maar ziet hij vooral een oplossing over het hoofd.

Minister Asscher:

Die oplossing blijft mevrouw Karabulut me dan nog even schuldig. Ik zie als oplossing vooral het verbeteren van de kwaliteit van die school, want dan wordt zo'n school weer een optie voor ouders die nu liever doorfietsen. Doordat ouders met elkaar zeggen dat de kwaliteit van de school goed is en hun kind zich daar goed kan ontwikkelen omdat het zich daar veilig en thuis voelt, zie je ook succesvolle projecten ontstaan. Dan kan zo'n school weer mengen. Dat vind ik een oplossing die je op lokaal niveau kunt organiseren en waarvan bewezen is dat het werkt. Het begint en eindigt echter met de kwaliteit van het onderwijs.

De voorzitter:

Mevrouw Karabulut, tot slot.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dat is allemaal leuk en aardig, maar ik zei al dat het overgrote deel van die scholen slecht is. Bovendien moet de minister eens een keer met die ouders praten. Zij balen ervan. Zij zien die witte en hoogopgeleide ouders verder fietsen. Zij zien dat de overheid al decennialang van dit probleem wegkijkt. De andere, oorspronkelijke bewoners van al die volksbuurten zien dat er weer een nieuwe groep arbeidsmigranten bijkomt, waar de overheid weer niets aan doet. Dat vind ik jammer. De minister zegt dat hij initiatief van onderop wil steunen. Er ligt een voorstel van mij. Er is geld gereserveerd in de begroting. Dan zeg ik de minister: ga dat dan op zijn minst uitvoeren.

Minister Asscher:

Ik heb geen oplossing gehoord van de SP. Verplicht mengen is dat blijkbaar niet meer. Dat was vroeger wel de suggestie van de SP. Ik denk dat de oplossing vooral moet worden gevonden in kwaliteitsverbetering, zodat ouders hun kinderen weer aan een school toevertrouwen. Op die manier is bewezen dat het werkt. Ik gun die kinderen een buurtschool die goed is. Ik weet dat dat niet alleen goed is voor de kinderen, maar ook voor de integratie. Ik heb vertrouwen in de lokale initiatieven die dat mogelijk maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee is er een einde gekomen aan de eerste termijn van de regering. Ik stel voor gelijk door te gaan naar de tweede termijn en geef het woord aan de heer Van Klaveren van de PVV.

De heer Van Klaveren (PVV):

Voorzitter. Ik heb één motie, ondanks het feit dat hier alle partijen de indruk geven in een soort pre-Fortuijntijdperk te leven.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Marokkanen extreem zijn oververtegenwoordigd in de criminaliteit;

constaterende dat van de Marokkaanse jongens tot 23 jaar maar liefst 65% in aanraking komt met politie;

constaterende dat Marokkanen extreem zijn oververtegenwoordigd in geweldsdelicten;

overwegende dat het reeds gevoerde beleid de bestaande problemen niet heeft kunnen voorkomen;

verzoekt de regering, het Marokkanenprobleem keihard aan te pakken door bij geweldsmisdrijven altijd in te zetten op zo hoog mogelijke straffen, denaturalisatie en uitzetting na afloop van de straf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Klaveren. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22 (32824).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dank de minister. Hij zei: individuen en geen groepen. Wij moeten er echter wel voor zorgen dat die aanpak specifiek genoeg is. Wat voor de een werkt, werkt voor de ander niet. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat niet-westerse allochtonen sterk oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteit;

verzoekt de regering, specifiek beleid te formuleren om deze oververtegenwoordiging terug te dringen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23 (32824).

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister van Sociale Zaken voor zijn reactie op de ingediende moties.

Minister Asscher:

Voorzitter. Voordat ik een reactie geef op de ingediende moties, ben ik de heer Dijkgraaf nog een antwoord schuldig op zijn vraag in eerste termijn. Ik bied daarvoor mijn excuses aan, maar ik was dat in het vuur van mijn betoog even vergeten.

Het gaat om zijn vraag op welke wijze ik omga met zijn motie over antisemitisme in het kader van de toezegging die ik heb gedaan in het debat dat wij daarover voerden. Ik heb toen al aangegeven dat ik met partijen zoals het Centraal Joods Overleg in gesprek ga over een goede aanpak van het antisemitisme. Ook lopen er enkele onderzoeken naar het onderwerp. Ik heb de heer Van Klaveren toegezegd om, als die onderzoeken in de zomer verschijnen, en zo mogelijk nog voor de zomer, zoals de heer Heerma mij heeft verzocht, te kijken of zij aanleiding geven tot een vervolgonderzoek, bijvoorbeeld een onderzoek naar antisemitisme onder niet-westerse migrantenjongeren in het voortgezet onderwijs. Ik zeg verder toe dit onderwerp en ook de eerdere motie mee te nemen in de brief die ik daarover heb aangekondigd.

Dan ga ik in op de beide moties. In zijn motie op stuk nr. 22 wil de heer Van Klaveren altijd inzetten op denaturalisatie en uitzetting. Wij vinden dat geen effectieve en verstandige reactie op het probleem rond de criminaliteit. Ik ontraad dan ook deze motie.

In zijn motie op stuk nr. 23 verzoekt de heer Dijkgraaf om specifiek beleid te formuleren om de oververtegenwoordiging terug te dringen. Die motie is deels overbodig, daar we in ons integratiebeleid juist specifiek ingaan op die problemen. Deels zou ik de motie willen ontraden daar deze met zich brengt dat we ander doelgroepenbeleid inzetten. Daar zijn we nu juist vanaf. We willen dezelfde regels op dezelfde manier handhaven voor individuen in ons land, met oog voor de problemen. Als het erom gaat dat we probleemgericht optreden, doen we dat al en gaan we daarmee door. Als de heer Dijkgraaf iets anders beoogt, zou ik de motie om die reden willen ontraden.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Kijkend naar de criminaliteitscijfers, zagen we tien jaar geleden een daling en toen waren we blij. Daarna volgde een paar jaar lang een stabilisatie. De laatste jaren zien we weer een stijging van de cijfers. Dat is de reden voor de motie. De zorgen zijn groot in de gehele samenleving en onder alle mogelijke gemeenschappen. Dat is toch wel aanleiding om nog eens heel goed te kijken naar specifiek beleid. Ik heb het bewust heel algemeen gehouden, zodat de minister de invulling kan kiezen die effectief is en die ook past bij het beleid, maar die zorg moet toch wel echt worden aangepakt. De motie doelt daarop en als dat de interpretatie is, dan kan de minister zeggen dat het een motie is waarmee hij wat kan.

Minister Asscher:

Ik voel me op geen enkele manier ontriefd door deze motie. De strekking van mijn betoog in eerste termijn was juist om te laten zien op welke wijze we omgaan met de problemen die er zijn en op welke wijze we die gericht proberen aan te pakken. Denk daarbij aan de specifieke doelstellingen rond jeugdoverlast en jeugdcriminaliteit die de collega's Teeven en Opstelten op zich hebben genomen. Denk ook aan de verdere ontwikkeling van het jeugdadolescentenstrafrecht. Dat is ook een reactie op de problemen die we hier met elkaar benoemen. Ik heb dus de indruk dat, waar het betoog van de heer Dijkgraaf ertoe strekt om, met het oog op die stijgende cijfers van sommige vormen van criminaliteit, de problemen op te zoeken en aan te pakken, we dat al doen. Om die reden beoordeel ik de motie als overbodig en dus niet als vervelend of in strijd met ons beleid. Waar hij een niet-nader gespecificeerde voorzet doet voor het herintroduceren van echt doelgroepenbeleid, denk ik van de geschiedenis te hebben geleerd dat dat vaak juist niet effectief is. Integendeel, het werkt soms ook averechts. We zijn daarvan af. We werken nu probleemgericht, met oog voor waar de problemen het grootst zijn. Waar een opvoedingsprobleem is, moet jeugdzorg aan de bak en als er een overlastprobleem is, moet je daarop reageren. Ik had het daar net al over met de heer Van Klaveren. Dat is de reden waarom ik de Kamer adviseer deze motie niet aan te nemen. Voor het overige heb ik het gevoel dat ik het voor een reuzengroot deel met de heer Dijkgraaf eens ben.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Tot slot. Uiteindelijk zal de Kamer hierover moeten beslissen. Ik wil de Kamer oproepen om te kijken naar de criminaliteitscijfers en de stijging daarvan. Dat is alle reden om er een schep bovenop te doen. Ik hoop dat, ondanks het advies van de minister, de motie wordt aangenomen. Tenslotte zijn dat de mooiste moties.

Minister Asscher:

Ik wens u alle goeds daarbij. Ik heb heel veel vertrouwen in de wijsheid van de Kamer.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor dat we komende dinsdag stemmen over de moties.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik wens u allen een veilige thuisreis.

Sluiting 00.55 uur.

Naar boven