11 VAO Opschorting van eisen aanscherping gezinsmigratie

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 9 oktober 2012 over opschorting van aanscherping eisen gezinsmigratie.

De voorzitter:

Ik heet de minister van harte welkom. Ik wijs de woordvoerders er opnieuw op dat wij een spreektijd hanteren van twee minuten, inclusief het voorlezen van moties. Het woord is aan de heer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik zal daarom direct mijn moties voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat per 1 oktober 2012 de eisen voor gezinsmigratie zijn aangescherpt;

overwegende dat de noodzakelijkheid van deze maatregelen onvoldoende is aangetoond, dat deze de belangen van het kind onvoldoende waarborgen, rechtsonzekerheid in de hand werken, geen passende oplossing bieden voor fraude en schijnhuwelijken, en niet in overeenstemming zijn met de standstillbepaling in het Associatiebesluit Turkije;

verzoekt de regering, de per 1 oktober inwerking getreden voorwaarden voor gezinsmigratie bij Algemene Maatregel van Bestuur zodanig te wijzigen dat:

  • - de huwelijkseis wordt geschrapt;

  • - verruimde gezinsmigratie mogelijk wordt, overeenkomstig de regels van vóór 1 oktober 2012;

  • - de wachttermijn van één jaar voor de referent wordt geschrapt;

  • - de minimale termijn om in aanmerking te kunnen komen voor een zelfstandige verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf wordt verkort tot drie jaar;

  • - de termijn waarna verplaatsing hoofddoel wordt aangenomen, wordt ingekort naar zes maanden;

  • - er een verblijfsdoel "familiebezoek" opgenomen wordt;

  • - het voor minderjarige alleenstaande asielzoekers die een asielvergunning krijgen mogelijk wordt om met hun grootouders te herenigen;

verzoekt de regering, deze wijzigingen zo snel mogelijk van kracht te laten worden, maar in ieder geval vanaf 1 januari 2013;

verzoekt de regering tevens, de aanvragen waarop vóór 1 oktober mogelijk positief zou zijn beslist, aan te houden tot de inwerkingtreding van de gewijzigde AMvB,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Schouw, Gesthuizen, Voordewind en Krol.

Zij krijgt nr. 42 (32175).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik heb ook nog een heel korte motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een Kamermeerderheid zich heeft uitgesproken voor opschorting van de inwerkingtreding van de sinds 1 oktober 2012 geldende aangescherpte voorwaarden voor gezinsmigratie;

verzoekt de regering, over de sinds 1 oktober ingediende aanvragen voor gezinsmigratie die mede betrekking hebben op de aangescherpte voorwaarden, nog niet definitief te beslissen totdat een nieuwe regering is gevormd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Ojik, Schouw, Voordewind, Krol en Gesthuizen.

Zij krijgt nr. 43 (32175).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de minister voor nóg een brief aan de Kamer. In die brief legt hij uit dat het ook niet mogelijk is om een Klein Koninklijk Besluit te gebruiken voor het met terugwerkende kracht laten ingaan van de nieuwe richtlijnen. Ik moet helaas constateren dat de minister ook volgens onze juristen gelijk heeft. Ik leg hem echter nog een methode voor. Ik doe dit even los van het feit dat er zojuist moties zijn ingediend die ik meeondertekend heb. Ziet de minister een mogelijkheid om via een spoedwet of een spoed-AMvB de situatie terug te draaien tot 1 oktober? Volgens onze juristen zou dat mogelijk zijn. Zij baseren zich op artikel 271b. De toepassing van dat artikel 271b wordt uitgelegd in artikel 279. Er zijn twee mogelijkheden om tot een spoed-AMvB te komen. Zo'n AMvB is mogelijk als daarmee wordt voorkomen dat burgers voor een langere periode moeten wachten op terugwerkende kracht. Zij is ook mogelijk als wordt voorkomen dat mensen langer dan noodzakelijk moeten wachten op een positieve beschikking. Kortheidshalve verwijs ik naar artikel 279. Ik vraag de minister, daarop te reageren. Is dat misschien een mogelijkheid? Is dat binnen twee of drie weken te organiseren?

De heer Van Dam (PvdA):

Voorzitter. De minister heeft duidelijk gemaakt dat het opschorten van de maatregelen voor gezinsmigratie juridisch niet mogelijk blijkt te zijn. Tijdens het algemeen overleg dat wij deze week hielden, kwam ineens de vraag op hoeveel mensen het eigenlijk betreft. Hoeveel mensen zullen op grond van de nieuwe regels worden beoordeeld? Deze regels zijn op 1 oktober ingegaan. De minister zei tijdens dat algemeen overleg dat de doorlooptijd voor de behandeling van aanvragen twee tot drie maanden is. Naar aanleiding van het AO is bij mij daarom de vraag gerezen of er de komende twee maanden eigenlijk wel beslissingen zullen vallen op aanvragen die na 1 oktober zijn binnengekomen. Ik vraag de minister om daarop in te gaan. Worden aanvragen van vóór 1 oktober eerst afgehandeld voordat aan nieuwe aanvragen wordt begonnen en, zo ja, hoe lang denkt de minister nog nodig te hebben om de oude aanvragen te kunnen beoordelen? Kortom, wanneer wordt er eigenlijk een beslissing verwacht op de eerste aanvragen die na 1 oktober zijn binnengekomen?

Ik begrijp dat de minister liever niet de principiële uitspraak wil doen dat hij de uitvoering van het lopende beleid stillegt. Dat heeft hij in het AO betoogd. Daarover kunnen wij flink de confrontatie met elkaar zoeken, maar wij kunnen ook bekijken of er een andere weg is om eruit te komen. Ik denk dat ik met een ander verzoek aan de minister tot een voor iedereen aanvaardbare oplossing kan komen.

Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Kamer de regering heeft verzocht, de nieuwe regels voor gezinsmigratie op te schorten;

constaterende dat minister Leers de Kamer heeft gemeld daartoe niet in staat te zijn;

overwegende dat de besluitvorming op aanvragen aan de hand van de nieuwe criteria gedurende de formatie daarom om bijzondere aandacht vraagt;

verzoekt de regering, de Kamer op 1 december te rapporteren over de aanvragen die na 1 oktober zijn ingediend en tot dan toe op grond van de nieuwe criteria zijn beoordeeld en de Kamer in de gelegenheid te stellen om in de twee weken daarna over deze rapportage te debatteren, alvorens tot definitieve besluitvorming op de bedoelde aanvragen over te gaan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Dam en Van Nieuwenhuizen-Wijbenga. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 44 (32175).

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Stel dat de minister doet wat de heer Van Dam in zijn motie vraagt. Hij rapporteert op 1 december, maar hij rapporteert op 1 december dat onder het nieuwe regime, dat vanaf 1 oktober geldt, inmiddels een aantal aanvragen zijn afgewezen. Wat dan?

De heer Van Dam (PvdA):

De heer Van Ojik krijgt de motie zo direct uitgedeeld. Daarin kan hij lezen dat het verzoek aan de minister is om te rapporteren en de Kamer in de gelegenheid te stellen om daarover te debatteren alvorens tot definitieve besluitvorming over te gaan.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik blijf me er een beetje over verbazen dat er toch verwachtingen worden gewekt, al is het procedureel, in de richting van mensen die een aanvraag indienen, zonder dat er duidelijkheid wordt geboden wat het perspectief is waarop men kan rekenen. Tijdens het AO hebben wij daarover ook van gedachten gewisseld. Kan de heer Van Dam duidelijk aangeven welke regels hij verwacht te zullen veranderen?

De heer Van Dam (PvdA):

Nee. Daar hebben wij herhaaldelijk over gedebatteerd.

De heer Fritsma (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Afgelopen dinsdag is helaas duidelijk geworden dat de noodzakelijke aanscherpingen van de partner- en gezinsmigratie weer worden teruggedraaid. De PVV-fractie vindt dit natuurlijk een heel slechte zaak, maar zij was er al een beetje bang voor. Een stem op de VVD is inderdaad een stem op de PvdA gebleken, zeker op het belangrijke terrein van immigratie. De pro-immigratieagenda van de PvdA blijkt sterker dan de knieën van de VVD'ers, die ronduit slap zijn, en dat is heel erg jammer. De aanscherpingen van de partner- en gezinsmigratie die Nederland nog op eigen initiatief kon doorvoeren zonder door de EU gedwarsboomd te worden, zijn in één klap de nek omgedraaid. Dat betekent bijvoorbeeld dat je weer verblijfsvergunningen kunt krijgen op grond van gelegenheidsrelaties, dat gezinshereniging voor meerderjarige kinderen weer kan, en dat mogelijkheden die er zijn om schijnrelaties aan te pakken niet worden benut.

De minister kan hieraan helaas niets doen. Ik kan hem alleen maar vragen om door te gaan met het uitvoeren van het huidige strengere beleid, zolang dat nog kan. Zoals de minister ook in de brief van vandaag heeft aangegeven, moet er door de door PvdA en VVD gewenste versoepelingen weer een nieuwe Algemene Maatregel van Bestuur komen. Daar wachten we dan maar op.

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

Voorzitter. Ik kan eigenlijk heel kort zijn. We hebben een AO gehad waarin aan het licht is gekomen dat er een probleem dreigt te ontstaan omdat de Kamer een motie heeft aangenomen waarin om opschorting van de maatregelen wordt gevraagd. De VVD staat achter de maatregelen die per 1 oktober van kracht zijn. We weten echter ook dat er een formatie aan de gang is en dat niets zeker is over de uitkomsten daarvan. De heer Fritsma noemt allerlei dingen die allemaal zouden gaan verdwijnen. Dat laat ik echt voor zijn rekening, want we weten echt nog totaal niet wat er uit de formatieonderhandelingen zal komen.

In de tussentijd heb ik in het AO van de minister begrepen dat het merendeel van de gevallen zelfs een beslistermijnruimte heeft van zes maanden en dat slechts in de gevallen waarbij het om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) gaat er een beslistermijn is van drie maanden. Vandaar dat ik heb ingestemd met het mede-indienen van de motie van de heer Van Dam, waarin wordt verzocht om twee maanden de tijd te nemen en om de minister wel zijn voorbereidende werk te laten doen maar nog niet definitief te besluiten en de Kamer de gelegenheid te bieden om er daarna over te debatteren.

Ik sluit mij ook aan bij de vragen van de heer Van Dam over het stuwmeer aan aanvragen. Gezien het feit dat er per 1 oktober al een aanscherping is ingevoerd, is er een flink stuwmeer ontstaan van mensen die allemaal op het laatst nog een aanvraag hebben ingediend. Het is dus te verwachten dat er de komende tijd überhaupt nog weinig te beoordelen valt. Dat zien we echter graag op 1 december.

De heer Schouw (D66):

Ik heb de motie-Van Dam/ Nieuwenhuizen-Wijbenga op stuk nr. 44 ondertussen gelezen en deze komt neer op een soort moratorium tot en met 1 december. Stel dat de formatieonderhandelingen langer duren. Is dan in de ogen van de VVD-fractie dat moratorium rekbaar tot januari of februari?

Mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga (VVD):

We zullen hoe dan ook een rapportage van de minister ontvangen. Daarover zullen we debatteren en dan zien we wel verder. Niemand kan in de toekomst kijken.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Het gaat om een belangrijke zaak waarover we veel gesproken hebben. Ik dien de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een Kamermeerderheid zich heeft uitgesproken voor opschorting van de inwerkingtreding van de aangescherpte migratie-eisen per 1 oktober 2012;

verzoekt de regering, te bevorderen dat degene die een afwijzing krijgt op grond van de aangescherpte migratieregels, na een mogelijke versoepeling van die regels als gevolg van de formatieonderhandelingen bij een nieuwe aanvraag niet krijgt tegengeworpen dat het een herhaalde aanvraag betreft en recht heeft op restitutie van de leges,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Schouw, Van Ojik, Voordewind en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 45 (32175).

Hiermee komt er een eind aan de termijn van de Kamer. De minister kan direct antwoorden. Dat waardeer ik zeer. Ik geef het woord aan de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

Minister Leers:

Mevrouw de voorzitter. Zeer veel dank. Dank ook aan de geachte afgevaardigden.

Afgelopen week hebben wij in diverse gesprekken al overlegd over de gezinsmigratiemaatregelen die per 1 oktober in werking zijn getreden. Ik heb daarnaast de Kamer vandaag schriftelijk geïnformeerd over de juridische aspecten van het vormgeven van een AMvB. Er is een brief hierover naar u toegegaan, mevrouw de voorzitter. De woordvoerder van de ChristenUnie, de heer Voordewind, wees hier al op.

Voordat ik inga op de moties, wil ik de feiten nogmaals op een rij zetten. De maatregelen zijn per 1 oktober opgenomen in het Vreemdelingenbesluit. Daarmee is het de nu vigerende wetgeving geworden. Opschorten van deze maatregelen is niet mogelijk. Ik heb dat herhaaldelijk duidelijk gemaakt. Daarbij komt dat het kabinet van mening is dat het de juiste maatregelen zijn om misbruik van regelgeving tegen te gaan en integratie te bevorderen. Ik deel dus de overwegingen van de heer Van Ojik niet. Ik ben het niet eens met alle punten die in de motie staan. Bovendien heb ik eerder uiteengezet, zowel hier in de plenaire zaal als in een AO, dat er veel EU-landen zijn die soortgelijke maatregelen hebben genomen, om misbruik te voorkomen en integratie te bevorderen.

Natuurlijk realiseer ik mij dat de Kamer een andere politieke samenstelling heeft dan weleer en dat er stemmen opgaan voor een ander beleid. Maar dat kan niet betekenen dat ik mij als minister niet meer aan de wet behoef te houden. Ik kan niet anders dan het huidige beleid, vastgelegd in wetgeving, uitvoeren. Daarom moet ik de eerste motie van heer Van Ojik ontraden. Indien de Kamer nieuw beleid wil, dan dient een nieuwe AMvB te worden opgesteld en dat is aan een nieuw kabinet. Ik heb dat eerder uitgelegd. Ik herhaal wat ik dinsdagavond heb gezegd. Dit kabinet is niet aan zet en dat kan de Kamer ook niet van het kabinet verwachten.

Ik zeg tegen de heer Voordewind dat een spoed-AMvB conform artikel 279 ook een zaak van het nieuwe kabinet is. Er is nog geen zicht op de wijzigingen die het nieuwe kabinet in het beleid wil aanbrengen, maar dit zal via een AMvB moeten gebeuren en dat duurt twee maanden. Tot zover mijn principiële politieke stellingname.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen heeft een vraag. Er mag per woordvoerder één vraag zonder vervolgvraag worden gesteld.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb een simpele vraag. Ik hoor de minister zeggen dat de wet op 1 oktober van kracht is geworden. Dat heb ik ook in de brief gelezen. Voor 1 oktober hebben wij met de minister gedebatteerd. De Kamer heeft de minister daarbij verzocht om maatregelen te nemen om te voorkomen dat die wet in werking zou treden. De minister schrijft dat hij dit eventueel met een klein KB had kunnen doen. Waarom heeft hij dat niet gedaan?

Minister Leers:

Het antwoord op die vraag is ook heel simpel. De Kamer heeft mij op 27 september die vraag gesteld. In drie dagen tijd kan ik geen grote AMvB of een klein KB maken om wetswijziging te voorkomen. Dat is gewoon onmogelijk. De Kamer had eerder aan de bel moeten trekken, maar dat heeft zij niet gedaan in juni tijdens het AO of op 20 september toen de nieuwe Kamer werd geïnstalleerd. Als u mij op 27 september, drie dagen voordat de wet in werking treedt, vraagt om dat te voorkomen, kunt u mij niet kwalijk nemen dat ik dat niet meer kan. Technisch is dat niet mogelijk.

Los van de techniek en van de principiële stellingname heeft de heer Van Dam een interessant punt naar voren gebracht. Hij stelde de pragmatische vraag wie door de praktische uitwerking van de wet worden getroffen. Ik heb gemeld dat in de periode 1 oktober 2011 tot 1 januari 2012 2.000 aanvragen werden gedaan voor verblijfsdoelen die per 1 oktober 2012 zijn komen te vervallen. Stel nu dat dit zich dit jaar zal herhalen, waar hebben wij dan mee te maken? Ik verwacht niet dat wij dezelfde aantallen zullen halen. Door de IND is goed gecommuniceerd dat de verblijfsdoelen per 1 oktober zouden vervallen. Dat heeft gewerkt. Heel veel mensen hebben de afgelopen maanden een aanvraag ingediend. Er was een piek van aanvragen van mensen die anticipeerden op de wijziging van het beleid. Tot nu toe hebben nog maar weinig mensen na 1 oktober een aanvraag ingediend.

Daar komt nog iets bij. Ik heb uitgelegd dat van de 2.000 aanvragen die in een vergelijkbare periode van vorig jaar hebben plaatsgevonden er 1.600 in feite adviesaanvragen waren. Dat waren dus geen formele aanvragen. Mensen die advies vragen kunnen altijd nog besluiten of zij wel of geen formele aanvraag doen. Tussen nu en 31 december aanstaande zullen 400 aanvragen binnenkomen als het vergelijkbare aantallen zijn als een jaar geleden, wat ik niet verwacht. Ik ga ervan uit dat dit er minder zullen zijn. Die aanvragen zullen de komende maanden gedoseerd binnenkomen, in oktober, november en december.

Als wij rekenen met een gemiddelde doorlooptijd bij de IND van twee à drie maanden, zullen de aanvragen die in oktober zijn ingediend nog dit jaar moeten worden afgehandeld. Ik heb drie maanden om te beslissen. Dat is de wettelijke termijn als het een mvv-aanvraag betreft. Afhandeling van aanvragen die op een later tijdstip binnenkomen, november, december, zullen met 100 procent zekerheid over de grens van 1 januari 2013 heen gaan. Die zullen we dit jaar niet meer kunnen afwikkelen. De heer Van Dam vraagt of ik bereid ben, de Kamer te informeren over het aantal aanvragen dat op 1 december is ingediend, waarover moet worden beslist, verdeeld naar categorie. De Kamer weet dat we vier wijzigingen hebben aangebracht in het geheel. De heer Van Dam vraagt mij om aan te geven hoeveel er per 1 december zullen zijn. De gedachte daarachter is dat ik op 1 december nog niet zal hebben beslist. Als de Kamer mij met het mes op de keel dwingt om de principiële uitspraak te doen dat ik niet voor 1 december zaken afwinkel, kan ik dat niet toezeggen. Als de Kamer van mij accepteert dat ik om praktische en operationele redenen meer tijd nodig heb om vragen die na 1 oktober zijn binnengekomen af te wikkelen en dat het gelet op de doorlooptijden zeer onwaarschijnlijk is dat ik over de individuele zaken beslis voor 1 december, hoop ik dat ik haar zorgen kan wegnemen. Het is zeer onwaarschijnlijk dat er zaken zullen zijn die voor 1 december beslist zullen worden. Dat heeft gewoon te maken met doorlooptijden en met de spreiding van de aanvragen, nog afgezien van het feit dat ik verwacht dat dit er niet zo veel zullen zijn. Ik heb bovendien aangegeven dat veel aanvragers hebben geanticipeerd. Ik ga vanzelfsprekend eerst de piek van de oude aanvragen afdoen. Ik ga niet tussendoor al snel met voorrang zaken van na 1 oktober afwikkelen. Dat lijkt mij ook niet fatsoenlijk, niet jegens de Kamer en niet jegens de mensen.

Samenvattend. Als je naar de wet en de techniek kijkt, kan ik niet anders zeggen dan dat ik daaraan gehouden ben als minister. Ik zal het ook uitvoeren. Maar als ik naar de praktijk kijk, denk ik dat ik een heel eind in de richting kom van waar de heer Van Dam om vraagt. Het heeft grote mate van waarschijnlijkheid dat ik geen aanvragen zal afwikkelen voor 1 december. Ik zeg toe dat ik de Kamer informeer over de aanvragen die er dan liggen. Ik zeg er wel bij dat ik gebonden ben aan wettelijke termijnen. Ik moet binnen drie maanden beslissen. Er komen ook nieuwe aanvragen. Er moet dus straks wel een kabinet zitten dat nieuw beleid gaat inzetten. De Kamer heeft tijd nodig om dat in te voeren. Kortom, de Kamer is er dan nog niet. De heer Schouw wees daar terecht op. Dat geeft mij ook meteen aanleiding om over de motie-Van Ojik c.s. op stuk nr. 43 te zeggen dat ik hoop dat ik de heer Van Ojik op die manier een antwoord heb gegeven.

Natuurlijk houd ik altijd oog voor humanitaire gevallen. Als er gevallen zijn die zo schrijnend zijn, zal ik altijd kijken wat er aan de orde is. Het staat de betrokkenen altijd vrij om een nieuwe aanvraag in te dienen als een aanvraag wordt afgewezen. De Kamer zou een nieuw kabinet kunnen verzoeken om in dat geval vrijstelling van leges te overwegen.

De heer Schouw (D66):

Dat laatste zie ik als een positieve waardering van de minister van mijn motie.

Minister Leers:

Zeker.

De voorzitter:

Zegt de minister daarmee dat het oordeel Kamer is of ondersteuning van beleid?

Minister Leers:

Ik kan niet beslissen over wat een nieuw kabinet doet met leges.

De voorzitter:

Ik vraag u wel om een oordeel te geven over de motie.

Minister Leers:

Oordeel Kamer.

De heer Schouw (D66):

Mijn vraag ging over de motie-Van Dam op stuk nr. 44. Ik vond het antwoord van de minister intrigerend, maar ook een beetje scharrig. Van Dam en Van Nieuwenhuizen vragen klip-en-klaar om geen dossiers af te doen. Zij vragen een garantie van de minister. Mijn vraag is heel simpel. Geeft de minister die garantie, ja of nee?

Minister Leers:

Daarover ben ik helder geweest. Ik kan principieel niet zeggen dat ik de wet niet ga toepassen. Ik heb zo-even gezegd dat het zeer onwaarschijnlijk is dat er aanvragen voor 1 december zullen worden vastgesteld, beoordeeld of afgewezen. Ik doe echter geen principiële uitspraak. Als u een antwoord wilt hebben op uw concrete vraag: ik ga geen garantie geven.

De heer Fritsma (PVV):

Volgens mij loopt de minister nu iets te snel vooruit op de door PvdA en VVD gewenste versoepeling. Is de datum van ontvangst van een aanvraag niet bepalend voor de toetsing? Op dit moment geldt het strenge beleid. Als nu dus een aanvraag wordt ontvangen, moet aan het strenge beleid worden getoetst. Dat beleid kan de minister toch niet aanhouden totdat er in de toekomst gewijzigd beleid is? Het is toch de normale procedure dat er dan een afwijzing volgt omdat op dit moment niet aan de criteria wordt voldaan? Als een vreemdeling het daar niet mee eens is, moet hij toch gewoon een bezwaarschrift indienen? Wij moeten toch ook niet praten over teruggave van leges? Wij gaan de leges die bijvoorbeeld voor bouwvergunningen zijn betaald toch ook niet teruggeven als het beleid later wordt gewijzigd? Dat kan toch helemaal niet?

Minister Leers:

De heer Fritsma heeft helemaal gelijk. Er is vigerend beleid en daar toets je aan. Mocht een nieuw kabinet tot ander beleid besluiten en met een andere AMvB van een andere inhoud komen, dan kan dat nieuwe kabinet ook een overgangsregeling maken. Een nieuw kabinet kan besluiten dat voor de nog lopende aanvragen een ander regime gaat gelden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De facto zijn we eruit, maar ik kom nog even terug op mijn vraag over een spoed-AMvB. Ik heb begrepen dat de minister daar niet aan gaat beginnen, maar dat dit juridisch wel een mogelijkheid is.

Minister Leers:

Dat laatste is volgens mij niet het geval, maar ik kijk heel even naar mijn ambtenaren, de echte deskundigen. Een spoed-AMvB is juridisch wel mogelijk, maar het gaat om de effecten. Ik heb het niet overmorgen al gerealiseerd. Daarnaast mag u dit kabinet niet vragen om zijn eigen beleid via een spoed-AMvB teniet te doen. Dat is een principiële opstelling.

De heer Van Dam (PvdA):

Allereerst dank ik de minister omdat hij duidelijk heeft gemaakt dat het zeer onwaarschijnlijk is dat het probleem waar wij allemaal bang voor waren, zich zal voordoen. De heer Schouw probeerde uiteraard enige onduidelijkheid te creëren over de motie die ik samen met mevrouw Van Nieuwenhuizen-Wijbenga heb ingediend. Dat is zijn goed recht, maar ik neem aan dat de minister heeft begrepen dat hem in die motie niet wordt gevraagd om een principiële uitspraak te doen. In die motie wordt hem ook niet gevraagd om een garantie te geven, maar wordt hem slechts gevraagd om aan de Kamer te rapporteren en haar in de gelegenheid te stellen om te debatteren alvorens tot definitieve besluitvorming over te gaan.

Minister Leers:

Ik ben blij met de toelichting van de heer Van Dam, want die past bij mijn opvatting. Ik blijf vasthouden aan het bestaande beleid. Ik kan ook niet anders. Ik zal aan de Kamer rapporteren en voeg eraan toe dat het, gelet op de toetsing aan het bestaande beleid, hoogst onwaarschijnlijk is dat voor 1 december al aanvragen worden afgewezen. Dat past binnen de pragmatische benadering.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De minister geeft geen garantie, maar spreekt wel een intentie uit. Als voor 1 december onverhoopt, om wat voor reden dan ook, sprake is van afwijzingen op basis van de nieuwe criteria, is de minister dan bereid om de Kamer daarover voor 1 december te informeren?

Minister Leers:

Ik wil een paar dingen rechtgezet hebben. Het betreft niet een intentie, het is gewoon realiteit dat de behandeling van individuele gevallen een doorlooptijd heeft. Daar heb ik helaas mee te maken. Daarnaast vind ik het niet verstandig om over individuele gevallen aan de Kamer te rapporteren. Dat doe ik niet. Het is ook een kwestie van vertrouwen. Ik heb gezocht naar een antwoord op de vraag hoe het in de praktijk gaat. U hebt een andere principiële opstelling dan ik. Ik houd vast aan het bestaande beleid. Daar blijf ik voor staan, want ik vind dat goed beleid. U zegt het niet zo te willen en te zoeken naar een methode om in ieder geval procedureel eruit te komen. Ik heb de gang van zaken geschetst en het zeer waarschijnlijk genoemd dat er voor 1 december nog geen beslissingen worden genomen. Daarmee is het probleem overigens niet opgelost, want na 1 december moet er ook nog een oplossing komen en is het nog maar de vraag of er al een nieuw kabinet is. Het is ook nog maar de vraag of u dan al zicht hebt op het nieuwe beleid. Kortom, er is nog heel veel onduidelijkheid, maar ik verwacht niet dat er voor 1 december al veel afwijzingen zullen volgen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen zo dadelijk over de ingediende moties stemmen.

Naar boven