20 Vormende taak in het onderwijs

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 16 november 2011 over vormende taak in het onderwijs.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Voor de PVV-fractie was het dominante cultuurrelativisme dat in het onderwijs heerst het belangrijkste punt in het AO. De vorming, de Bildung, zou zich in onze visie moeten richten op het doorgeven van onze westerse cultuur, onze tradities en onze kernwaarden van vrijheid, gelijkheid van man en vrouw, homo en hetero en van gelovigen en geloofsverlaters. Dat gebeurt door het heersende cultuurrelativisme te weinig, heb ik betoogd. Vooral voor allochtone leerlingen is dat een grote belemmering voor hun emancipatie. Daarom dien ik de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat "integratie met behoud van eigen cultuur" nog steeds leidraad is in het onderwijs;

constaterende dat de vorming in het onderwijs die daarop gebaseerd is, te weinig heeft geleid tot emancipatie en maatschappelijk succes van allochtonen en met name van niet-westerse allochtonen;

constaterende dat daardoor grote groepen talentvolle jonge burgers van dit land de mogelijkheid wordt onthouden om deel uit te maken van het bezielde verband dat ten grondslag ligt aan de wijze van samenleven zoals wij die al eeuwen kennen;

verzoekt de regering om het onderwijsveld te stimuleren om assimilatie in onze samenleving te bevorderen en daarbij onze westerse kernwaarden leidend te laten zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 50 (33000-VIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gelijkheid tussen man en vrouw een grondbeginsel is van onze westerse cultuur;

overwegende dat het islamitisch gebod voor vrouwen om het haar te bedekken daar diametraal tegenover staat;

constaterende dat het dragen van een hoofddoek door islamitische vrouwen en zelfs door zeer jonge meisjes in het onderwijs hand over hand toeneemt;

overwegende dat leraren als cultuurdrager de leidende principes van onze westerse cultuur moeten voorleven;

verzoekt de regering om het dragen van een islamitische hoofddoek door leraressen en leerlingen/studenten in het onderwijs niet toe te staan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Beertema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 51 (33000-VIII).

De heer Elias (VVD):

Ik heb een vraag over de eerste motie om te kunnen beoordelen wat wij daarmee aan moeten in onze fractie. Wat vraagt de heer Beertema de minister eigenlijk? Er staat wel van alles, maar wat wil hij dat de minister doet?

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp de vraag niet helemaal.

De heer Elias (VVD):

In de motie verzoekt u de regering om het onderwijsveld te stimuleren om assimilatie in onze samenleving te bevorderen en daarbij onze westerse kernwaarden leidend te laten zijn. Dat lijkt me op zich prima, maar wat moet de minister concreet doen? Wat vraagt de heer Beertema van haar?

De heer Beertema (PVV):

Ik heb eerder al betoogd dat er verschillende manieren zijn om dat te doen. Ik denk aan een canon van de westerse beschaving en van de vaderlandse geschiedenis. Er zijn tal van manieren, maar ik laat het graag aan het veld en de minister over om met voorstellen te komen. Het cultuurrelativisme moet in ieder geval minder dominant worden dan het nu is. Er moet een eind komen aan de "weg met ons"-mentaliteit. De westerse beschaving moet op een zelfbewustere wijze worden uitgedragen. Daar hebben al onze leerlingen recht op.

De heer Elias (VVD):

Ik kan een heel eind met de heer Beertema meegaan in hetgeen hij wil bereiken, maar het is toch aan de scholen zelf om dit te doen? Wij gaan toch niet van bovenaf precies opleggen hoe dit moet gebeuren? Dat is mijn vraag. Wat wil de heer Beertema dat de minister hieraan doet?

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp de aarzelingen bij de VVD-fractie, maar, nogmaals, ik wil de reactie van de minister afwachten. Ik ben al heel blij dat de heer Elias aangeeft dat hij het heel goed begrijpt en dat hij een heel eind met ons kan meegaan. Het is een heel ingewikkeld onderwerp. Wij worstelen ook met de vraag hoe wij dit kunnen laten landen in het onderwijs. Dit is in ieder geval een serieuze poging om er iets aan te doen. Laten wij het antwoord van de minister afwachten om te horen wat zij te vertellen heeft.

De heer Van der Ham (D66):

Deze motie hebben wij bij het AO nog niet gehoord. Ik wil de twee moties van de heer Beertema even bij elkaar nemen. De tweede motie gaat over een islamitische hoofddoek. Als het een ander soort hoofddoek is, is het dan niet verboden? Ik bedoel: kan de tekst van de motie iets preciezer? Dat zeg ik nog even los van de vraag of wij ervoor stemmen. Het is een vrij grofmazige motie.

De heer Elias heeft al een vraag gesteld over de eerste motie. Docenten dragen de kernwaarden van onze samenleving uit. Dat is van groot belang. Dat kunnen zij bijvoorbeeld doen door geschiedenis of maatschappijleer te geven. Dat is een concrete vraag die wij aan de minister kunnen stellen. Wat wil de heer Beertema echter met dit soort gratuite oproepen?

De heer Beertema (PVV):

Ik geef nu ongeveer hetzelfde antwoord als het antwoord dat ik net aan de heer Elias gaf. Laten wij het aan de inzichten van de minister overlaten wat wij hiermee aan moeten. Ik heb net gezegd: het is een heel moeilijk onderwerp. Wij willen heel graag dat het cultuurrelativisme, de weg-met-ons-mentaliteit, minder dominant wordt en dat de zelfbewuste trots op de westerse kernwaarden breed wordt gedragen in het onderwijsveld. Wij kunnen van hieruit een cultuurverandering teweegbrengen. De cultuurverandering naar dat cultuurrelativisme is ook teweeggebracht; die heeft door linkse partijen een heel eigen dynamiek gekregen. Het is heel moeilijk om scholen, onderwijzers of leraren te treffen die niet cultuurrelativistisch zijn. Zo'n cultuurverandering kan dus kennelijk wel. Ik zou een beweging de andere kant op willen.

De heer Van der Ham sprak nog over de islamitische hoofddoek. Wat mij voor ogen staat, is hetzelfde soort uitgangspunt als het uitgangspunt dat in bijvoorbeeld het voortgezet onderwijs in Antwerpen geldt: voor leraren en leraressen geen hoofddoekjes die een andere positie van de vrouw markeren ten opzichte van de man.

De heer Van der Ham (D66):

Dat een kernwaarde van onze vrije samenleving, de vrijheid van godsdienst, verschillend wordt geïnterpreteerd, zien wij hier al in de Kamer. De heer Beertema wijst op de verschillen tussen man en vrouw in de strenge versie van de islam; die mogen niet van hem. Hij zegt echter niets over bijvoorbeeld de strenge man/vrouwmarkering in het orthodox christelijke onderwijs; daar kun je ook zo je vraagtekens bij plaatsen. Is dat cultuurrelativering? Nee, dat is gelijke behandeling. Dat is ook een belangrijk onderdeel van de vrije samenleving die wij hebben. Ik hoor het cultuurrelativisme vooral uit de mond van de heer Beertema, die een beetje shopt in de grondrechten.

De heer Beertema (PVV):

De islamitische hoofddoek markeert de niet-gelijkwaardige positie van de vrouw binnen de islam. Dat verhoudt zich naar onze smaak absoluut niet met de kernwaarde van gelijkheid tussen man en vrouw. Juist in het onderwijs moeten leraressen een voorbeeld zijn voor de leerlingen. De leerlingen zelf moeten hun hoofddoek liever niet in school dragen; zij kunnen hem aan de kapstok hangen of in een kluisje stoppen. Er zijn scholen waarop dit al wordt gepraktiseerd. Dat zouden wij voor het gehele onderwijs willen.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het voorbeeld van de school in Antwerpen is volgens mij geen juist voorbeeld voor hetgeen de heer Beertema aanhaalt in zijn motie. Ook mijn partij – zij heeft niets te zeggen, zeker niet over wat er in Antwerpen gebeurt – heeft gesteund wat de directrice van de school daar heeft gedaan. In Antwerpen bleek dat er groepsdruk ontstond om een hoofddoek te dragen. Dat raakt aan de kern van de godsdienstvrijheid. Je moet zelf kunnen kiezen waarin je gelooft en waarin je niet gelooft. De overheid mag daarin niets opleggen.

Tijdens het AO heeft de heer Beertema voortdurend gesproken over de centrale waarden van onze samenleving. Kan de heer Beertema mij uitleggen waarom het generieke verbod op het dragen van een hoofddoek niet in strijd is met de waarde die zo belangrijk voor ons is, namelijk de vrijheid van godsdienstuiting?

De heer Beertema (PVV):

De groepsdruk houdt niet op aan de Belgisch-Nederlandse grens. Die groepsdruk is op alle Nederlandse scholen buitengewoon manifest. Ik verwijs in dit kader naar het recente onderzoek van De Telegraaf. Ik verwijs bovendien naar mijn eigen ervaring. Ik heb in het verleden twee islamitische, vrouwelijke collega's gehad. Zij kwamen als moderne, liberale vrouwen in ons team, maar kozen er binnen een paar jaar voor om geheel in islamitische kleding, inclusief hoofddoek, te gaan lopen. Mijnheer Klaver, dat werd gevierd door de islamitische meiden in de klassen. Zij feliciteerden deze dames met het feit dat zij nu eindelijk zo ver waren. Zelf waren ze nog niet zo ver, maar ze zouden er allemaal in de toekomst toe komen. Dit soort groepsdruk bestaat wel degelijk in Nederland. U vertaalt dit als vrije keuze.

De voorzitter:

Via de voorzitter!

De heer Beertema (PVV):

De heer Klaver en de fractie van GroenLinks verstaan dit als vrije keuze. Wij verstaan dat beslist niet zo. Wij zien dit als een buitengewoon onwenselijke groepsdruk. Het is een toegeven aan een ... Er is al meer dan genoeg over gezegd. Ik denk dat het wel duidelijk is waar de fractie van de PVV staat.

De heer Klaver (GroenLinks):

Misschien is het wel te duidelijk. Laten wij ons nu eens niet op het speelterrein van de islam proberen te begeven. De heer Beertema haalt voortdurend aan dat de waarden van de westerse samenleving centraal moeten staan. Ik geef aan dat godsdienstvrijheid daarbij hoort. De heer Beertema heeft mij tijdens het algemeen overleg en nu niet ervan kunnen overtuigen dat het verbieden van het dragen van een hoofddoek door ambtenaren in dienst van de overheid bijdraagt aan het vol uitdragen van de westerse waarden. Het is belangrijk dat de kinderen op scholen leren dat godsdienstvrijheid betekent dat je zelf keuzes kunt maken en dat je nooit en te nimmer gedwongen mag worden tot welke handeling dan ook. Ik had gehoopt dat de heer Beertema en ik elkaar op dit vlak zouden kunnen vinden. Dan zouden wij in dit parlement misschien ook verder komen in de hele discussie over de Nederlandse trots.

De heer Beertema (PVV):

Ik kan bogen op ervaringen en gesprekken met moslimmeiden uit mijn eigen klassen die erop neerkwamen dat zij graag zouden willen dat er binnen de school een verbod was op hoofddoekjes. Dan zouden zij de druk van hun eigen familie kunnen weerstaan. Voor mij is dat een teken dat wij hier op volle kracht gebruik van moeten maken. De positie van GroenLinks dat het hier eigen keuzes betreft, is niet alleen een volkomen misvatting maar ook een enorme onderschatting van de strijd die jonge meiden in de islamitische wereld voeren. Zij voelen zich namelijk wel degelijk gedwongen. Het is eigenlijk schandalig dat deze meiden in de kou worden gezet door partijen die emancipatie zo hoog in het vaandel hebben staan.

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik heb van de andere SP-woordvoerders op het gebied van onderwijs een prachtige motie meegekregen. Ik heb begrepen dat de motie een mooie steun in de rug van de minister is. Ik dien ze daarom meteen in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat burgerschapsvorming in het onderwijs van groot belang is en dat die onder meer tot uiting komt in het vak maatschappijleer;

constaterende dat er zorgen bestaan over de status van het vak maatschappijleer, onder andere door het kleine aantal lesuren en het mogelijk verdwijnen van het schoolexamen voor maatschappijleer;

verzoekt de regering, voorstellen te doen voor een versterking van het onderdeel burgerschapsvorming in het onderwijs, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Jasper van Dijk, Smits en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 52 (33000-VIII).

De heer Çelik (PvdA):

Voorzitter. Ik heb geen motie, maar slechts een paar kleine noten. Daarna houd ik het voor gezien.

Assimileren doe je zelf. Assimilatie kan niet door de overheid worden opgelegd. Mensen assimileren als zij eraan toe zijn en als zij zelf vinden dat zij veel meer Nederlander zijn dan een ander. Daar laat ik het bij in reactie op de twee moties van de heer Beertema, want onze steun zal hij niet krijgen.

Wij hebben natuurlijk eigen opvattingen over burgerschap. Onderwijs vormt inderdaad en iedereen is daar verantwoordelijk voor. Politiek vormt ook. Alle signalen die wij als politieke partijen geven, vormen eveneens de burgers. Daar wordt goed naar geluisterd. Wij hebben begrepen dat er in het voorjaar een nieuw advies komt van de Onderwijsraad over burgerschap in het onderwijs. Wij willen die adviezen graag aan elkaar verbinden, integraal de balans opmaken en aan de hand daarvan tot moties en Kameruitspraken komen.

Daar laat ik het bij.

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp dat de heer Çelik vindt dat het woord "assimilatie" een negatieve lading heeft. Ik wijs hem erop dat ik mijzelf een geassimileerd burger voel. Ik neem aan dat mijn collega Dijkgraaf, die hier achter mij zit, zich evenzeer een geassimileerd burger voelt binnen de gedeelde waardengemeenschap die wij hebben. Wij zijn totaal andere mensen en leiden totaal andere levens, maar achten onszelf toch geïntegreerde, geassimileerde en participerende burgers van deze samenleving. De samenleving is zo divers! Er is toch niets mis mee om te zeggen "wij assimileren daarin"?

De heer Çelik (PvdA):

Ik zie een groot verschil tussen integreren en assimileren. Assimileren gaat een stap verder en is een identiteitskwestie. Het is aan het individu om dat te bepalen. Integreren moeten wij allemaal omdat wij samenleven. Wij moeten rekening houden met elkaars normen en waarden en met de Nederlandse rechtsstaat. Assimileren is echter een identiteitskwestie. Ik vind dat een zaak van het individu. Je kunt assimilatie niet opleggen.

De heer Beertema (PVV):

Daarmee ontkent de heer Çelik toch dat er wel degelijk een mainstream is, waarin het de moeite waard is om te integreren en zelfs te assimileren? Bovendien is assimilatie de enige methode om maatschappelijk succes te bereiken.

De heer Çelik (PvdA):

Ik denk dat de kracht met name zit in het bevorderen van assimilatie, niet in het opleggen daarvan. De heer Beertema kiest ervaar om assimilatie van overheidswege op te leggen. Daar is mijn partij niet voor.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Net als de heer Çelik wacht de CDA-fractie met spanning op het advies van de Onderwijsraad. Is de heer Çelik bereid om het voorstel van de CDA-fractie te ondersteunen om de inspectie te vragen om een themaonderzoek uit te voeren, bijvoorbeeld naar wat kinderen echt opsteken omtrent mensenrechten of het slavernijverleden?

De heer Çelik (PvdA):

Ik heb vorige week in het AO al aangegeven dat wij het onderwijs op zich niet willen uitbreiden op het gebied van burgerschap, maar dat wij wel van mening zijn dat er weinig tussen de oren van leerlingen blijft hangen over slavernij, mensenrechten, wereldburgerschap en dergelijke. Wij steunen graag een onderzoek daarnaar.

De heer Dijkgraaf (SGP):

Omdat de heer Beertema mij noemde, adviseer ik hem om het proefschrift van de heer C.S.L. Janse te lezen over de spanning tussen assimilatie en persistentie bij de emancipatie van de bevindelijk gereformeerden. Daarna kunnen wij nog wel een keer een discussie voeren over die verhouding. Dit is een zeer boeiend onderwerp.

De voorzitter:

Het ligt genuanceerder, begrijp ik?

De heer Dijkgraaf (SGP):

Het ligt genuanceerder.

De voorzitter:

Dan heb ik het begrepen.

Mijnheer Van der Ham, u had zich niet aangemeld als spreker, maar ik begrijp dat u spijtoptant bent?

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik moet mijn motie nog afschrijven terwijl ik hier sta, maar toen ik het verhaal van de heer Beertema over de grondrechten hoorde, dacht ik dat ik hier toch iets over moest zeggen. De grondrechten vormen de basis van onze samenleving. Die bediscussiëren we hier en die zijn ook moeilijk te wijzigen. Ze zijn verankerd in onze samenleving. Ook wat de motie betreft die de SP heeft ingediend over de maatschappijleer en de burgerschapsvorming, zijn die grondrechten van groot belang. Als het gaat over de botsing en de schuring van grondrechten, dan behoren die zeker in het onderwijs een belangrijke rol te spelen. Tegen de heer Beertema zeg ik er dan ook maar het volgende bij. Als op een school – ik heb daarover bijvoorbeeld een school in Amsterdam bezocht – meisjes die geen hoofddoek willen dragen door groepsdruk toch worden gedwongen om dat wel te doen, dan verzet iedereen zich in dit huis daartegen. Sterker nog, een school mag dan zelfs besluiten: geen hoofddoek meer op deze school. Dat is namelijk de vrijheid die ieder individu toekomt, en als die in het gedrang komt, kan een school ingrijpen. Daar staat ook D66 voor, maar niet zo eenzijdig als de PVV dat doet. Wij willen dat graag op een andere wijze doen en dienen daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de grondrechten een belangrijke basis zijn voor burgerschap in de samenleving;

verzoekt de regering, onderwijs in de grondrechten een groter onderdeel te laten zijn van het curriculum binnen het onderwijs, en daarover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 53 (33000-VIII).

De heer Klaver (GroenLinks):

Voorzitter. Ik had mij natuurlijk moeten inschrijven. Ik had geen idee dat ik nog een vervolg zou willen hebben op mijn inbreng tijdens het AO. Ik had echter beter moeten weten, aangezien de heer Beertema op dit onderwerp moties wilde indienen.

In het debat heb ik geprobeerd toenadering te zoeken tot de heer Beertema. Ik heb gezegd dat ik trots ben op Nederland. Zelfs met mijn gemengde achtergrond zeg ik dat ik trots ben om Nederlander te zijn. Ik ben trots op onze geschiedenis en trots op Willem van Oranje. Die knokte niet tegen de Spanjaarden omdat hij geloofde in de nationale staat, zo zeg ik tegen de heer Beertema. Die knokte tegen de Spanjaarden omdat hij geloofde in godsdienstvrijheid. John Locke kwam hier niet naartoe om te zeggen dat mensen geen hoofddoek meer mochten dragen. Nee, hij vond dat mensen vrij moesten zijn om te geloven wat ze willen geloven. Zij mogen daar niet toe gedwongen worden, noch door de overheid, noch door welke geloofsgemeenschap dan ook. Daarom moeten we gelovigen niet bevoordelen en zeker ook niet benadelen. Dat is de Nederlandse traditie waar ik trots op ben. Dat zijn de grondrechten waar ik voor sta. Daarover zullen we de degens hier nog vaak kruisen.

De heer Beertema (PVV):

Ik wil een nuance aanbrengen. Willem van Oranje vocht in de allereerste plaats voor de vrijheid om de dominante godsdienst op dat moment, het rooms-katholicisme, te verlaten.

De heer Klaver (GroenLinks):

Dat is precies de kern van de godsdienstvrijheid. Hij wilde dat je hier kon geloven waar je zelf voor stond en dat je dat zelf kon kiezen. Hij wilde dat het zeker niet opgelegd was. Dat is onze Vader des Vaderlands. Ik ben bang dat de beste man zich zou omdraaien in zijn graf als hij zou horen wat hier wordt gezegd over zijn nalatenschap.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Dank voor de reactie van de Kamer in dit VAO. Er zijn een paar punten indringend aan de orde gesteld. Ik begin met de motie van de heer Beertema op stuk nr. 50, waarin de regering wordt opgeroepen het onderwijsveld te stimuleren om assimilatie te bevorderen en de westerse kernwaarden hierbij leidend te laten zijn.

Voorzitter. Ook ik ben trots op onze westerse kernwaarden. Dat zijn heel mooie kernwaarden. Ik ben dan ook blij dat in de scholen aan die kernwaarden gewerkt kan worden. Daarvoor hebben we de canon en de tijdvakken van De Rooij, maar ook het vele materiaal over burgerschap dat mensen aangereikt krijgen en waar wij nog verder aan werken in de komende tijd. Ik ben daar oprecht trots op en ik ben blij dat scholen dat oppakken, omdat het waarden zijn die mensen de ruimte geven om zichzelf te zijn. Dat is een groot goed. Assimilatie echter – daarin ben ik heel eerlijk naar de heer Beertema – roept bij mij geen warme gevoelens en ook geen westerse gevoelens op. Ik vind ook dat mensen het recht hebben om iets van hun eigen identiteit en cultuur te behouden. Dat laat onverlet dat wij mensen vragen zich in te zetten in de samenleving, mee te doen, niet aan de kant te blijven staan en echt bij te dragen aan de mooie gemeenschap die wij in Nederland met elkaar willen zijn. Daarvoor is assimilatie mijns inziens niet nodig. Assimilatie maakt van mensen uiteindelijk een grijze groep. Ik vind het mooi dat je op allerlei plekken verschillende mensen uit verschillende culturen ontmoet. Dat vind ik ook de meerwaarde van onze Nederlandse samenleving. Nogmaals, participatie is daarbij ongelofelijk belangrijk, echt meedoen en de waarden respecteren. De heer Beertema zegt terecht: zorg ervoor dat de westerse waarden gecommuniceerd en gedoseerd worden op school. Maar daarvoor hoeft assimilatie wat mij betreft niet aan de orde te zijn. Assimilatie doet naar mijn idee mensen ten diepste tekort, als zij dat niet willen. Daarom ontraad ik de motie.

Geen hoofddoekjes voor en/of in de klas. Het is heel belangrijk om te werken aan emancipatie van jonge meiden in ons land. Je moet leren autonoom na te denken, zodat je een mens wordt die in staat is om groepsdruk te weerstaan. Het onderwijs heeft daarin een belangrijke rol. Ook activiteiten rondom emancipatie kunnen daaraan een bijdrage leveren. Ik vind het ook heel belangrijk dat mensen hun religie kunnen beleven met de uitingen die daarbij horen, ook op de school. Op school ben je ook volledig mens, of je nu voor de klas staat of in de klas zit. In die zin moet ik deze motie ontraden, want ik vind het heel belangrijk dat leerkrachten dat wel kunnen doen. Als scholen op religieuze grondslag bepaalde uitingen verbieden en er echt consequent en consistent in zijn, biedt onze wet die mogelijkheid en die ruimte. Maar dan hebben wij het over het bijzonder onderwijs. Ik kom op heel veel scholen en spreek heel veel jonge moslims en moslima's die daar lesgeven. Dan denk ik: prima dat je gewoon jezelf mag zijn. Tegenover onderdrukking staat het pad van de overdracht van westerse waarden, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van religie en emancipatie van jonge mensen die straks in staat moeten zijn om welke groepsdruk dan ook te weerstaan en daadwerkelijk zichzelf te zijn. Ik ontraad de motie.

De heer Beertema (PVV):

Zelfs met de vrijwillige keuze voor een hoofddoekje markeer je jezelf als een mens die onderdanig is aan de man, als een seksueel wezen dat toebehoort aan de eigen man. Ik begrijp dat de minister die identiteit kan onderschrijven. Zij zegt: als die meiden dat willen, is dat prima in orde; dan kiezen zij dat helemaal zelf; als het hoofddoekje maar leuk is, is er niks aan de hand. Dat kan de minister toch niet menen? Dat druist toch tegen al onze basiswaarden in?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik ontken niet dat er meiden en volwassen vrouwen zijn in Nederland die dit onder druk doen. Daarom vind ik het belangrijk dat wij op de plekken waar wij mensen ontmoeten vanuit de publieke zaak helder staan voor onze westerse waarden en normen, die ook de vrijheid van religie in alle dimensies tot uiting laten komen. Maar als iemand vanuit zijn religieuze achtergrond kiest voor het dragen van een hoofddoek, is het niet aan mij om te zeggen dat het niet mag. Sterker, ik vind ten diepste dat ik dat niet mag vragen. Het mooie van onze samenleving is juist dat er vrijheid van religie is en ook vrijheid van het uiten van religie. Ik vind het belangrijk om daarvoor respect te hebben en er ook op de school ruimte voor te bieden zolang dat het geven van les niet in de weg staat.

De heer Beertema (PVV):

Ik begrijp dat ook de minister vindt dat assimilatie een buitengewoon negatieve lading heeft. Ik begrijp dat niet goed, maar daarin komen wij niet tot elkaar. Wat zijn de grenzen aan de beleving van die eigen identiteit? Kan de minister die aangeven? Hoe ver gaat dat? Past eerwraak daar nog in? Past huwelijksdwang daar nog in? Kan zij er iets meer over zeggen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Daar kan ik eigenlijk heel kort over zijn. De grenzen worden gevormd door de rechtsstaat.

De heer Van der Ham (D66):

Eerwraak en huwelijksdwang kunnen absoluut niet in Nederland. Ik hoop ook dat de minister dat zegt. In ieder geval geldt dat voor de fractie van D66. Ik vraag aan de minister het volgende. Wanneer het gaat over religieuze dwang door anderen, dan kan dat nooit. Of het nu gaat over de islam, over orthodoxe joden van wie soms haar moet worden afgeschoren juist om de positie te markeren ten opzichte van de man, of over orthodoxe christenen bij wie soms onder druk een andere kledingstijl wordt opgelegd terwijl die ook niet altijd gewenst is, bij dit alles mag, geen enkele religie uitgezonderd, dwang nooit een rol spelen. Daarover is de minister het toch met mij eens?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het mooie van de rechtsstaat is dat wij dit soort dingen allemaal geregeld hebben. Het is best wel een grote opsomming maar die zal nooit limitatief zijn. Vandaar dat ik buitengewoon kort en krachtig was in de beantwoording op dat punt.

Voorzitter. Ik kom te spreken over burgerschap, grondrechten et cetera. Daarover zijn twee moties ingediend. Bij de eerste motie dacht ik in eerste instantie dat ik die kon zien als ondersteuning van beleid, maar alles afwegende lijkt het mij het beste om te vragen of die aangehouden kan worden dan wel dat ik ze afraad. We krijgen namelijk nog een advies van de Onderwijsraad. Daarin worden aanbevelingen gedaan ten behoeve van de scholen. De wet geeft wat betreft burgerschap veel ruimte voor de scholen om er vorm en inhoud aan te geven. Tijdens de totstandkoming van de wet is dat een van de belangrijkste punten geweest bij de debatten in zowel de Eerste als de Tweede Kamer. In dat licht moet dat advies worden bezien. Hoewel ik de sympathie voor meer aandacht voor burgerschap en het aspect van de mensenrechten daarbinnen, dat ik ook meegegeven heb aan de Onderwijsraad, goed begrijp, vind ik het nu te voorbarig om dit te steunen. We moeten eerst met elkaar de discussie hebben over wat we vanuit Den Haag willen regelen en welke ruimte en ondersteuning we geven aan de scholen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik begrijp die oproep van de minister om nog even te wachten omdat het debat nog terugkomt. Bij het debat over de historische canon hebben wij een discussie gehad over de vraag of daarbij ook niet de ideeëngeschiedenis een grotere rol zou moeten spelen. Zegt de minister hier dat ook dat onderdeel zal zijn van haar reactie op dit rapport van de Onderwijsraad? Dat vind ik een belangrijk argument om de motie aan te houden.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Kan de heer Van der Ham dat punt over de ideeëngeschiedenis nog even toelichten?

De heer Van der Ham (D66):

Bij de historische canon gaat het over personen, jaartallen, gebeurtenissen en dergelijke. Maar zaken als grondrechten betreffen de ideeëngeschiedenis, dus immaterieel erfgoed. D66 was kritisch over de historische canon omdat dat element er te weinig in voorkwam. Het interessante van het rapport van de Onderwijsraad zou kunnen zijn dat juist dat element van die immateriële geschiedenis een groter onderdeel zou kunnen zijn van die canon. Mijn vraag aan de minister is of zij in haar reactie op dat rapport dat element, dat in de motie is verwoord, zou kunnen meenemen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat vind ik prima. Het is niet alleen maar ten aanzien van burgerschap dat we dingen aan het doen zijn, maar ook ten aanzien van maatschappijleer. We hebben ook nog de kerndoelen, de tien tijdvakken van De Rooy en de canon. Dus het lijkt mij goed dat als straks dat rapport er ligt, ik er een goede brief tegen aan zet, waarbij ook even gekeken wordt wat er in belendende percelen gebeurt. Dat punt dat u noemt kan ik daarin dan ook opnemen. Dus wat mij betreft prima

De heer Van der Ham (D66):

Nu ik die toezegging heb gekregen, houd ik mijn motie graag aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Ham stel ik voor, zijn motie (33000-VIII, nr. 53) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister. De stemmingen over de moties vinden volgende week dinsdag plaats.

Naar boven