Vragen van het lid Halsema aan de minister-president, minister van Algemene Zaken, over de vertraging in de crisisaanpak van het kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Dit behoeft nauwelijks uitleg: het hele land wacht op een treuzelend kabinet, afgelopen vrijdag liepen 1800 FNV'ers te hoop, werkgevers zijn geërgerd. Vicepremier Bos zei eerder onomwonden dat afgelopen vrijdag het pakket gereed zou zijn. Het enige wat wij als Kamer meekrijgen, zijn politieke proefballonnetjes van achtereenvolgens de heer Van Geel, minister Donner en afgelopen zondag vicepremier Bos.

Alle publieke uitspraken lijken meer te worden gedaan om de eigen partij dan om de samenleving door de crisis te helpen. Daar komt nog eens bij dat behalve via proefballonnetjes en conflicten de Kamer op geen enkele manier wordt geïnformeerd en zo zorgvuldig buitenspel wordt gezet.

Ik kom bij mijn vragen. Wanneer, o wanneer, is het pakket eindelijk gereed? Krijgen de afspraken regeerakkoordstatus? Zo ja, zou het dan niet verstandig zijn om voormalig informateur Wijffels hierin een rol te geven? Als dat niet formeel gebeurt, dan in ieder geval als adviseur of crisismanager aangezien de drie partijen er niet goed lijken uit te komen.

Neemt het kabinet andere adviezen serieus? De heer Teulings zei vanmorgen bijvoorbeeld: niet bezuinigen, niet de lonen matigen, zeer beperkt investeren en wel hervormen. Betekenen de uitspraken van de heer Teulings dat de regering haar huiswerk moet overdoen?

Als het pakket regeerakkoordstatus krijgt, betekent dit – in het licht van de snelheid die in acht moet worden genomen – dat er opnieuw congressen moeten worden belegd waarin de leden van de Partij van de Arbeid, het CDA en de ChristenUnie zich kunnen uitspreken over een nieuw regeerakkoord? Klopt het dat het plan dat de heer Bos op zijn eigen congres bekendmaakte, al door zijn eigen ambtenaren is afgeschoten en in de coalitieonderhandelingen eerder al is verworpen?

Tot slot nog een klein zeurpuntje. Uiteindelijk, na heel veel druk en een brief van het Presidium, heeft het kabinet besloten om het rapport-Gerritse naar de Kamer te sturen, maar wel pas nadat het kabinet zijn eigen beslissingen heeft genomen. Waarom krijgen wij het rapport-Gerritse niet vandaag?

Minister Balkenende:

Voorzitter. Wij waren aan het broeden, en zijn daarin gestoord door de vraag van mevrouw Halsema. Ik kan het niet mooier maken dan het is. Ik weet dat zij bijzondere belangstelling heeft voor dit onderwerp.

Wanneer is het pakket gereed? Dat kan ik nog niet aangeven. Wij zijn zorgvuldig en druk bezig met de zaken die op ons bord liggen, ook vandaag nog. Daarmee gaan wij door. Ik neem geen voorschot op het moment waarop dat plaatsvindt.

Mevrouw Halsema heeft gesproken over externen, onder anderen over de heer Wijffels. Ik verwijs naar haar eigen correspondentie.

De volgende vraag gaat over adviezen van derden, zoals de heer Teulings van het Centraal Planbureau: neemt u die ter harte? Wij letten op alle signalen die wij binnenkrijgen. Dat hoort bij ons werk. Ook in het debat dat de Kamer heeft gevoerd over dit onderwerp, zijn zaken naar voren gekomen die wij betrekken in onze activiteiten.

Zijn er congressen nodig? Dat is afhankelijk van de regeling in de partij die het betreft.

De opmerkingen van de heer Bos van afgelopen zondag raken de inhoud, dus daarop ga ik nu niet in.

Ten slotte het rapport van de ambtelijke werkgroep van de heer Gerritse. Ik heb gezegd dat ik dit aan de Kamer geef, zodat zij zich een beeld kan vormen van de oordeelsvorming van deze ambtelijke werkgroep. Dit doen wij nadat wij zelf onze beraadslagingen hebben afgerond. Dat lijkt mij correct, want het is ongebruikelijk om dit soort zaken in het voorstadium al aan de Kamer te geven. In mijn brief heb ik al de argumenten gegeven ten aanzien van de visie van het kabinet.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Het cliché van het broeden, heb ik de laatste tijd het meest gehoord. Een echte kip zou echter allang een ei hebben gelegd, ondertussen al wel een hele doos met eieren. Alle nietszeggende antwoorden wijzen erop dat het kabinet nog steeds niet weet wat het moet doen. Het gerucht ging dat men vandaag naar buiten zou komen, maar ik geloof dat ik nu de conclusie mag trekken dat dit niet het geval zal zijn. Ik wil de premier vragen waar zijn gevoel van urgentie is. Hoe lang denkt hij nog hier in de Kamer te kunnen komen met dit soort nietszeggende antwoorden en de Kamer met een kluitje in het riet te kunnen sturen? Het duurt nu al drie maanden. Hij zou afgelopen vrijdag met conclusies komen. Hoe lang moeten wij wachten? Zitten wij hier met sint-juttemis, terwijl de crisis alsmaar verergert, nog steeds een beetje stommetje te spelen?

Minister Balkenende:

Om in de beeldspraak van mevrouw Halsema te blijven: wij doen uiteraard ons best om voor Pasen ons ei gelegd te hebben. Het gevoel van urgentie is natuurlijk aanwezig, maar zorgvuldigheid gaat voor alles. Wij zijn er druk mee bezig. Wanneer er zaken te melden zijn, zullen wij dat doen. Ik neem geen voorschot op het tijdstip waarop wij de zaken zullen afronden. Er wordt hard gewerkt binnen het kabinet. Als er iets te melden valt, zullen wij dat de Kamer uiteraard kenbaar maken.

Mevrouw Verdonk (Verdonk):

Ik ben blij dat wij uit de discussie over de leggende en de broedende kippen zijn; volgens mij zijn dat twee verschillende dingen. Ik heb even een paar vragen aan de minister-president. Het gaat in de crisis om leiderschap, om een kabinet dat de leiding neemt. Is het geen goed idee als de minister-president de fractievoorzitters eruit gooit? Met de manier waarop de premier nu bezig is om oplossingen voor de crisis te verzinnen, zet hij de Kamer buitenspel doordat hij de fractievoorzitters erbij betrekt. Die fractievoorzitters zitten op hun partijpolitieke stokpaardjes en dat leidt af van een goede oplossing. Waarom gaat de premier niet alleen met het kabinet een plan maken? Zo kan hij tonen dat hij de leider van het land is.

Minister Balkenende:

Als er van het coalitieakkoord moet worden afgeweken, is het een goed gebruik om dat in overleg te laten gebeuren met de fracties die het kabinet dragen. Waarom? Omdat het coalitieakkoord het document is dat de fracties bindt. Je kunt afwijken van het coalitieakkoord als daar overeenstemming over is. Wat wij nu met elkaar meemaken is van een andere orde dan de reguliere begrotingsvoorbereiding. Wij hebben te maken met een zeer diepe crisis. Dat betekent dat wij het coalitieakkoord op onderdelen tegen het licht hebben te houden en dat gebeurt in overleg met de fractievoorzitters. Daarom zijn zij zeer welkom en ga ik hen er niet uitgooien.

Mevrouw Kant (SP):

Volgens mij waren het de hanen en de hennen in het kippenhok genaamd het Torentje die zelf het broeden verstoord hebben vorige week. Wij hebben allemaal kunnen zien hoe naast "Goede tijden, slechte tijden" op RTL4 ook de NOS tegenwoordig "Goede tijden, slechte tijden in het Torentje" heeft. Waar wij vorige week naar hebben gekeken, is verworden tot een soap. Dat komt omdat de minister-president een aantal verkeerde acteurs heeft binnengehaald in die soap in het Torentje, namelijk de fractievoorzitters van de coalitiepartijen. Waarom doet de premier dat? Waarom komt het kabinet niet zelf, ook al is het crisis, met een plan om aan de Kamer voor te leggen om daarover een open debat te hebben? Volgens mij zijn regeerakkoorden voor na de verkiezingen.

Minister Balkenende:

Ik heb antwoord gegeven op de vraag van mevrouw Verdonk waarom fractievoorzitters hierbij betrokken zijn. Dat hangt samen met het coalitieakkoord. Natuurlijk is het kabinet evenzeer aan zet. Juist omdat het nu gaat om zaken die te maken hebben met het coalitieakkoord hebben wij de fracties nodig. Dat is nooit anders geweest en dat is nu ook zo. Er wordt hard gewerkt.

De heer Pechtold (D66):

Nederland wacht. Nederland wacht al heel lang. Fractievoorzitter Van Geel heeft ons vorige week aangekondigd dat dit de maatschappij € 1000 per seconde gaat kosten. Inmiddels staat de teller op onze website op 900 mln. Morgen gaan wij naar het miljard. Onderschrijft de premier de berekening van de CDA-fractie en het feit dat door het getreuzel de kosten inmiddels zijn opgelopen tot 1 mld.? De premier zegt in zijn brief over de informatie uit het rapport-Gerritse, dat als die bij anderen in de Kamer bekend is, wij over gelijke wapens en informatie zouden moeten beschikken. Nu de drie fractievoorzitters in het Catshuis meelezen in dat rapport, zou ik de premier willen vragen of hij er bezwaar tegen heeft als zij dat aan de Kamer bekendmaken. Ik vraag aan de drie collega's – en ik zou graag van alle drie een antwoord krijgen– of zij bereid zijn het rapport-Gerritse met ons te delen.

Minister Balkenende:

Voorzitter. De eerste vraag van de heer Pechtold heeft te maken met een berekening. Daar ga ik verder niet op in. Het is waar dat alles in het werk moet worden gesteld om te komen tot een zorgvuldige afronding van de beraadslagingen. Daar zijn wij ook druk mee bezig.

Ik heb over het rapport-Gerritsen niets toe te voegen aan wat ik in mijn brief aan u heb gesteld. Ik heb uiteengezet waarom ik vond dat wij u de stukken konden zenden, namelijk opdat u kunt beoordelen hoe wij met zaken zijn omgegaan. Het is alleen ongebruikelijk om zaken die te maken hebben met beleidsvoorbereiding op voorhand aan de Kamer beschikbaar te stellen. Daarom ben ik geen voorstander van het u toezenden van het stuk, zoals u al wist.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. Aangezien de premier aangeeft dat de collega's in het Catshuis over het rapport-Gerritse beschikken en hij er geen bezwaar tegen heeft dat de informatie met ons wordt gedeeld, heb ik mijn collega's gevraagd of zij bereid zijn om dat te doen. Mevrouw Hamer is hier aanwezig, ik zag de heer Slob zojuist lopen en de heer Van Geel is zojuist binnengekomen en net weer op adem. Ik hoor graag van die drie collega's of zij vinden dat in het dualisme informatie die bij hen rust, ook aan de collega-Kamerleden ter beschikking kan worden gesteld. Ik krijg graag van alle drie antwoord.

Minister Balkenende:

Voorzitter. Mag ik nog een opmerking maken? De heer Pechtold zegt: de premier heeft er geen bezwaar tegen, maar ik heb er juist wel bezwaar tegen dat het stuk aan de Kamer wordt gestuurd voordat het kabinet zijn werk heeft afgerond.

De heer Pechtold (D66):

Voorzitter. In uw brief staat – ik pak die er graag bij – dat u vindt dat Kamerleden geen informatieachterstand moeten hebben. Net gaf u aan dat drie van ons over informatie beschikken, in het Catshuis gedeeld. 147 niet. Ik maak uit uw brief op dat u er geen bezwaar tegen hebt en vraag mijn drie collega's of zij bereid zijn om het met de andere 147 te delen, aangezien u op schrift hebt gesteld dat u daar geen bezwaar tegen hebt. Ik krijg graag van alle drie antwoord.

De heer Van Geel (CDA):

Voorzitter. Het is heel eenvoudig: ik heb geen andere opvatting dan de minister-president. Ik vind dat de stukken straks ter beschikking moeten worden gesteld, niet nu.

De voorzitter:

Ik zie bij de anderen geen beweging. Ik ga dus door naar de heer Weekers.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kan mij niet voorstellen dat de heer Van Geel woordvoerder is geworden van mevrouw Hamer!

De voorzitter:

Maar ik zie bij mevrouw Hamer geen beweging. Ik zie bij de heer Slob beweging.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie-fractie maakt haar eigen lijstjes.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Ook de PvdA-fractie heeft haar eigen lijst.

De voorzitter:

Ik geef nu toch echt het woord aan de heer Weekers en niet meer aan iemand anders.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Het kabinet is na lang soebatten nog niet toegekomen aan het leggen van een ei, laat staan dat het ei uitgebroed is. Dit bewijst maar weer eens dat je het niet aan kemphanen moet overlaten om eieren uit te broeden, maar dat terzijde.

Het kabinet heeft eigenlijk al een jaar lang de feiten ontkend. Het heeft een tijdje geleden aangegeven, nu uit de ontkenningsfase te zijn gekomen en is nu daadwerkelijk aan het broeden. De premier heeft zojuist gezegd dat het nog wel eens tot Pasen kan duren. Klopt het dat de uiterste datum waarop het kabinet met een antwoord in de vorm van een crisispakket naar de Kamer moet komen, 23 april aanstaande is en dat op dat moment de Voorjaarsnota ook richting de Kamer moet? Dat is vraag één. Vraag twee is: als er op dat moment geen nieuw coalitieakkoord is ontworpen, een aanpassing van het huidige akkoord, geldt dan het huidige coalitieakkoord met de uitgavenplafonds en de begrotingsregels? Dat schijnt de minister-president afgelopen weekend te hebben gezegd.

Minister Balkenende:

De datum van 23 april hangt ermee samen dat het kabinet bezig is, de Voorjaarsnota voor te bereiden en tegelijkertijd stilstaat bij de voorbereiding van de uitgavenkaders voor volgend jaar, 2010. Dat gebeurt altijd in deze tijd van het jaar. Het voornemen is om medio april klaar te zijn. Waar wij nu over spreken, steekt dus niet op een dag; wij hebben er nog enige tijd voor, al proberen wij het zo snel mogelijk te doen. Het is alleen geen kwestie van een dag. Zoals gezegd, hebben wij nog enige tijd.

Wij zijn in gesprek over het coalitieakkoord. Ik doe geen uitspraken over de consequenties van de verdere bespreking.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Volgens mij is het kabinet het gevoel van urgentie helemaal kwijt. Toen de banken gered moesten worden, kon dat binnen 24 uur en had de hele Kamer het nakijken, inclusief vak-K. Minister Bos heeft 90 mld. in de banken gestopt om ze te redden. Nu moet de economie gered worden en zegt de premier: het steekt niet op een dag. Kan de minister-president ons verzekeren dat er nog deze week een plan van maatregelen ligt? Elke dag langer wachten, kost de economie een hoop geld.

Minister Balkenende:

Ik begrijp de vraag van de heer Van Dijk. Wanneer een bank dreigt om te vallen, moet er iets worden gedaan. Daarvan was sprake in het geval van Fortis. Het was toen een kwestie van dagen. De Kamer weet wat er toen is gebeurd. In het eerste weekeinde namen drie overheden een aandeel in de bank. Vervolgens was sprake van de overname van ABN Amro Nederland, Fortis Nederland en Fortis Verzekeringen. Dat was onvermijdelijk. Het betrof een bank die dreigde om te vallen. Nu spreken wij over een veel complexere zaak. Wij hebben te maken met een economie die diep in de recessie is geraakt. Wij willen de maatregelen waartoe wij besluiten zorgvuldig kunnen voorbereiden. De discussie over wat zich vorig jaar rond de banken heeft afgespeeld, kan niet een-op-een worden vertaald naar de discussie die wij nu voeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik sta met mijn oren te klapperen. Ik begrijp van de minister-president dat het nog een maand gaat duren. Dat is dus de uitkomst van dit korte debat met het kabinet. Het gaat nog een maand duren voordat de minister-president en zijn collega's eruit zijn. Dat is verbijsterend, gelet op de urgentie van de crisis. Ieder land heeft de pakketten klaar. De minister-president gaat donderdag en vrijdag naar Europa. Alle andere regeringen weten al lang wat zij moeten doen. Het kabinet in Nederland heeft nog een maand nodig. Er gaat vast veel door de minister-president heen nu hij hier voor de Kamer staat. Vindt hij zelf dat dit een daadkrachtige indruk maakt?

Ik wil ook een vraag stellen aan de fractievoorzitters van de coalitiepartijen.

De voorzitter:

Wel een beetje tempo, mijnheer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begrijp dat de minister-president de optie dat sprake zal zijn van een verandering van het regeerakkoord op tafel laat. Mijn vraag aan de drie fractievoorzitters van de coalitie is de volgende. Mag ik er dan van uitgaan dat dit het geval zal zijn? Er komt dus een nieuw regeerakkoord. Dat betekent dat er congressen zullen moeten worden gehouden die hun fiat aan het nieuwe regeerakkoord moeten geven. Misschien dat zij alle drie afzonderlijk voor hun eigen partij kunnen antwoorden. Dat antwoord hoor ik graag.

De voorzitter:

Ik geef eerst het woord aan de minister-president.

Minister Balkenende:

De heer Vendrik beoefent een interessante vorm van inlegkunde. De vraag van de heer Weekers betrof de reguliere besluitvorming met betrekking tot de voorbereiding van de Voorjaarsnota en het uitgavenkader voor volgend jaar. Uiteraard proberen wij ons werk zo snel mogelijk af te ronden. Ik heb op geen enkel moment gezegd dat wij de zaak nog een maand willen laten duren. Dat is helemaal niet aan de orde. Ik ben ingegaan op een andere vraag die te maken had met de reguliere werkzaamheden die in deze tijd van het jaar plaatsvinden en die wij hopen eind april te kunnen afronden. Dat wij nu stilstaan bij het maken van een pakket maatregelen is iets heel anders. Wij zijn bezig met het maken van afwegingen die ook te maken hebben met het vervolgtraject. Wij proberen dat zo spoedig mogelijk af te ronden. De suggestie die de heer Vendrik wekt is onjuist.

De voorzitter:

Bestaat bij de fractievoorzitters van de regeringspartijen behoefte aan het geven van een antwoord? In dit verband geldt artikel 68 van het Reglement van Orde.

De heer Van Geel (CDA):

Ik kan de vraag kort en krachtig beantwoorden. Het is niet onwaarschijnlijk dat de uitkomsten van het overleg dat thans plaatsvindt de grenzen van het regeerakkoord zullen overschrijden. Als hoeder van het regeerakkoord is het in eerste instantie ter beoordeling aan mijn fractie of daarmee kan worden ingestemd. In onze partij kennen wij niet de traditie dat daarvoor de toestemming of instemming van een congres noodzakelijk is.

De heer Slob (ChristenUnie):

Dat geldt ook voor de ChristenUnie, maar wij verantwoorden ons altijd wel aan onze partij.

Mevrouw Hamer (PvdA):

Wij hebben net een congres achter de rug. Daarop hebben Wouter Bos en ik een breed mandaat gekregen. Verder sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Van Geel.

De voorzitter:

Wij zijn hiermee gekomen aan het einde van het mondelinge vragenuur. Ik dank de minister-president voor zijn antwoorden.

Nu is het tijd voor iets geheel anders, te weten de beëdiging van een nieuw Kamerlid.

Ik geef het woord aan de heer Van de Camp tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven.

De heer Van de Camp:

voorzitter der commissie

De commissie voor het onderzoek van de Geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer H.T.M. Pieper te Schalkhaar, zijnde gemeente Deventer. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig Voorzitterte besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Pieper is in het gebouw der Kamer aanwezig om de voorgeschreven eden af te leggen.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Pieper door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven eden af.

De voorzitter:

Het is mij een genoegen, u als eerste te mogen feliciteren met uw benoeming. Ik overhandig u direct het rapport over de parlementaire zelfreflectie. Daaraan hebben wij de afgelopen maanden hard gewerkt. Wij zullen het volgende week bespreken. Het is mijn bijdrage aan de feestvreugde, die u uiteraard deelt met uw familie die in de zaal aanwezig is. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en in ons midden plaats te nemen. Wij zullen de vergadering na de regeling van werkzaamheden en na de stemmingen schorsen om u te kunnen feliciteren.

Ik deel aan de Kamer mee dat het lid Boelhouwer zich voor de hele week heeft afgemeld.

Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven