Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Brinkman aan de minister van Defensie over het bericht dat commandant Van Harskamp niet op de hoogte was van een actie tot vernietigen van de papavervelden en dat hierdoor mogelijk onze troepen extra in gevaar zijn gekomen en mogelijk hierdoor op de twee bermbommen zijn gestuit.

De heer Brinkman (PVV):

Mevrouw de voorzitter. Afgelopen zondag liepen twee voertuigen van ons leger op een tweetal bermbommen. Resultaat: vijf zwaargewonden, zes zelfs. Bij oorlog voeren vallen slachtoffers; echter, iedereen probeert daarin altijd slachtoffers te vermijden. Wrang is het dan ook te moeten vernemen dat de bermbommen zijn geplaatst in een gebied waarin een corrupte en gewelddadige politieman kennelijk de scepter probeert te zwaaien. Door deze man keert de plaatselijke bevolking zich tegen ISAF, OEF en tegen het Afghaanse leger. Ik heb begrepen dat onze commandant Van Harskamp niet op de hoogte was van de actie waarbij papavervelden in het betreffende gebied van de Hotakstam door de plaatselijke politiechef Gul werden platgebrand. Juist in dit gebied werden vervolgens de bermbommen neergelegd. Ik wil van de minister de belofte dat dit tot op de draad nauwkeurig wordt uitgezocht.

Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de Afghaanse politie bezig is papavervelden te verbranden, terwijl ons leger niet op de hoogte was? Ik mag toch aannemen dat hierover afspraken zijn gemaakt. Indien Van Harskamp op de hoogte was van deze actie, zouden de Nederlandse troepen dan evengoed nog naar dit gebied zijn gestuurd? Klopt mijn informatie dat de lichtgewonde soldaten in het beter bepantserde voertuig de Bushmaster zaten en de andere, zwaarder gewonde slachtoffers in de zogenaamde Fenneks? Is de minister niet van mening dat enkel met de Bushmaster buiten Kamp Holland gepatrouilleerd moet worden?

Nogmaals, ik wil de garantie van de minister dat de onderste steen boven komt en tevens, indien er verwijtbare of opzettelijke handelingen hebben plaatsgevonden waardoor onze mannen en vrouwen onnodig risico hebben gelopen, dat dit ook voor de Afghaanse politie strafrechtelijke gevolgen zou moeten hebben.

Minister Van Middelkoop:

Mevrouw de voorzitter. Misschien mag ik eerst iets opmerken over de ernstig gewonde militair. Wij zijn zondag jongstleden opgeschrikt door explosies van twee bermbommen, waardoor vijf Nederlandse militairen zijn getroffen; vier lichtgewond en één ernstig gewond. De ernstig gewonde militair is Ronald van Dort. Zijn naam kon worden bekendgemaakt; u kunt die ook in de media terugvinden. Zijn beide benen zijn geamputeerd. Zijn situatie is stabiel, maar nog altijd zeer kritiek. Hij is vanmorgen om half tien in Eindhoven aangekomen; hij kon dus getransporteerd worden. Vervolgens is hij naar het Centraal Militair Hospitaal in Utrecht gebracht voor een verdere behandeling.

Dan de zaak zelve. De heer Brinkman heeft gelijk dat onvoldoende coördinatie heeft plaatsgevonden tussen de eradication force die daar onder bevoegdheid van de Afghaanse overheid functioneerde en de patrouilles met Fenneks van de Nederlandse militairen. Wat dat betreft klopt de berichtgeving. Ter verklaring van een en ander kan ik wel zeggen dat het op dit moment in het gehele gebied betrekkelijk rustig is en dat de commandant de grenzen weer aan het opzoeken is en mogelijkerwijs ook aan het verbreden. Daarom zijn het ook verkenningspatrouilles. Des te navranter is het dat men dan wordt getroffen door twee bermbommen die, naar wij vermoeden, daar gewoon lagen om een eradication force of een patrouille te treffen. De commandant heeft de gouverneur onder de aandacht gebracht dat een betere coördinatie op zijn plaats was geweest. Ik wil daarmee niet zeggen dat die patrouille dan niet was doorgegaan en dat die ernstige gebeurtenissen niet hadden plaatsgevonden. Op het punt van de coördinatie had het beter gemoeten.

De heer Brinkman vroeg ook of een en ander wordt uitgezocht. Hij kan weten dat er bij gevechtscontacten standaard onderzoeken worden verricht, al is het alleen maar omdat wij willen weten wat er is misgegaan, opdat wij er wellicht iets van kunnen leren. De commandant doet dit. Dit soort gevechtshandelingen of -contacten worden ook altijd gemeld aan de Koninklijke Marechaussee. Dat voeg ik als formaliteit aan toe. Zo is het ook in dit geval gebeurd.

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. De minister is niet ingegaan op het volgende. Als men had geweten dat die politiechefs bezig waren met het ruimen van papavervelden, had men geweten dat de plaatselijke bevolking erg boos was geweest, in ieder geval de Hotakstam, die al eerder zwaar onder vuur lag van de Afghaanse autoriteiten. Misschien had men dan overwogen om die patrouille alleen uit te voeren met een zwaar gepantserd voertuig. Daar gaat het om. De Fennek is niet zo zwaar beveiligd als andere voertuigen. De Bushmaster schijnt beter te zijn. Van de minister wil ik de garantie dat voor dergelijke gebieden enkel de Bushmaster wordt ingezet. Als wij er daarvan niet genoeg paraat hebben, moet de minister ervoor zorgen dat de Bushmasters gerepareerd en ingezet worden.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Dit is niet het moment om te beslissen of Bushmasters, Fenneks of welke andere voertuigen dan ook worden ingezet. Als minister van Defensie heb ik wellicht ook niet de autoriteit om daarover te beslissen. De Fennek is een heel modern voertuig, dat gebruikt wordt voor een verkenningspatrouille. Het is van belang en het is ook onderdeel van de filosofie dat je gemakkelijk contact met de bevolking kunt hebben. Het is aan de commandant om uit te maken of de inzet van de Fennek gerechtvaardigd kan worden. Als de situatie een stuk dreigender is – de commandant gaat daarover – dan worden Bushmasters ingezet. Ik heb geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat op dit punt vergissingen worden gemaakt.

Ik neem aan dat op het moment dat de commandant onrust vermoedt op grond van een eradicatie, hij daarvoor maatregelen zal treffen. Besluiten over de eradicatie zijn een zaak van de Afghaanse overheid. De gouverneur wordt daarin gekend. Dan behoort de Taskforce Uruzgan geïnformeerd te worden. Dat dat niet is gebeurd, betreuren wij. Wij hebben dat ook aan de gouverneur bekendgemaakt. Nogmaals, ik heb niet het idee dat de zaken anders zouden zijn gelopen als wél sprake was geweest van een goede coördinatie.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De heer Brinkman heeft gelijk als hij stelt dat de lokale bevolking een probleem heeft met het bestrijden van de papaver. Het is een belangrijke vorm van inkomsten en voor deze mensen is er nauwelijks een alternatief. Daarom is de Nederlandse regering er ook tegen. De SP-fractie is er ook tegen: zonder alternatief geen ruimen van papaver. De Amerikanen denken daar volstrekt anders over. Zij zien dit als een onderdeel van de oorlog tegen de drugs. De Afghaanse overheid heeft daarmee te werken. En dus wordt er geruimd. Heeft de Nederlandse regering de indruk dat het in de toekomst anders zal gaan? Zullen Nederlanders iedere keer dat zij op patrouille gaan, worden gewaarschuwd als er in die omgeving papaver wordt geruimd? Dat trekt namelijk activiteiten van de lokale bevolking aan.

Minister Van Middelkoop:

Voorzitter. Het behoort zo te zijn dat wij van elkaar weten wie wat doet. De commandant en de gouverneur moeten dat weten, zeker als het activiteiten betreft die een wederzijdse invloed kunnen hebben. Ik mag aannemen dat gouverneur Hamdam, met wie wij overigens voortreffelijk samenwerken, zich zeker na zondag realiseert dat dit in de toekomst een stuk beter moet.

De heer Van Bommel weet dat wij zeer kritisch zijn ten aanzien van eradicatie. Alles wat hij daarover zei, heeft inhoudelijk mijn instemming. Er zijn verschillen van mening met de Amerikanen; dat mag waar zijn. Ik heb echter niet de indruk dat dit verschil van mening op dit moment van betekenis is geweest. Hier was echt sprake van een Afghaanse eradicatiemacht. De gouverneur heeft daarvan afgeweten. Nogmaals, hij heeft vergeten dit aan ons te melden.

De heer Boekestijn (VVD):

Voorzitter. Namens de VVD-fractie betuig ik mijn medeleven met de gewonden. Onze gedachten gaan naar hen uit.

Ik vind niet dat dit een politieke hype moet worden. Ik vraag de minister om deze vragen mee te nemen in de brief die wij krijgen voor het zeer snel te houden AO over Afghanistan. Wij moeten daarover in alle rust kunnen nadenken en spreken. Onze soldaten daar verdienen een verstandige afweging van alle factoren die daar spelen.

Minister Van Middelkoop:

Ik waardeer twee zaken. De eerste is de betrokkenheid die de heer Boekestijn uit aan het adres van onze gewonde militairen, in het bijzonder deze ene zwaar gewonde die nog in een kritische situatie verkeert. De tweede is de herkenbare, jarenoude VVD-positie, namelijk het niet onmiddellijk beoordelen van zaken die in het veld gebeuren. Daarmee wordt terughoudendheid betracht en ook dat waardeer ik. Als de agenda wordt gehandhaafd, zullen wij over een week of twee over de stand van zaken in Afghanistan spreken. Ik weet niet waar de heer Boekestijn op doelde toen hij over een brief sprak, maar ik neem aan dat bij de bespreking van de brief over de stand van zaken, die al bij de Kamer ligt, de actualiteit van het afgelopen weekend en hetgeen ik hier zeg kunnen worden betrokken.

Mevrouw Peters (GroenLinks):

Ik sluit mij graag aan bij het verzoek van de heer Boekestijn zoals ik dat heb begrepen. Ik stel het op prijs om een aanvulling te krijgen op de brief over de stand van zaken waarin het incident wordt geanalyseerd. Had de gouverneur, met wie de samenwerking zo voortreffelijk zou zijn en ook behoort te zijn, nou werkelijk een vergeetachtig moment? De samenwerking is de eerste taak van het PRT. Het gaat hierbij niet om iets wat zomaar toevallig is misgegaan, maar om een van de kernzaken die de ontwikkeling en veiligheid van Afghanistan raken, namelijk de drugsbestrijding. Ik heb nog geen conclusies getrokken, maar ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat nog niets van de Nederlandse boodschap over hoe drugsbestrijding moet plaatsvinden, bij de gouverneur is aangekomen. De zaken moeten gecoördineerd zijn, men moet goed geïnformeerd zijn en er moet een alternatieve strategie klaarliggen voor boeren die worden getroffen door verdelgingsacties.

Kan de minister zo'n nadere toelichting schriftelijk aan de Kamer verschaffen? Is hij het met mij eens dat de kwestie is: geen verdelging zonder alternatieven? Dat moet de gouverneur goed tussen zijn oren hebben zitten.

Minister Van Middelkoop:

Ik zou waarachtig niet weten wat ik nog schriftelijk moet toevoegen aan hetgeen de Kamer al lang in vorige brieven is gemeld, bijvoorbeeld over de algemene filosofie van dit kabinet over eradicatie, of aan hetgeen ik op dit moment zeg.

Toch wil ik mevrouw Peters vragen met iets meer mildheid te spreken over deze gouverneur. Wij zijn buitengewoon tevreden met gouverneur Hamdam. Wij hebben buitengewoon goede contacten met hem. Hij is zeer communicatief. Mevrouw Peters moet zich realiseren dat de capaciteiten van een gouverneur om alles zo te laten verlopen als is afgesproken, zeker in Uruzgan uitermate gering zijn. Daar zijn ambtenaren voor nodig enz. Daar hoeft niemand zich achter te verschuilen. Het is jammer dat men het niet aan elkaar heeft gemeld. Er zijn ongetwijfeld gronden voor verontschuldigingen van de gouverneur. Dat neemt niet weg dat wij hem snel hebben laten weten dat het anders had gemoeten. Ik heb wel zo'n vertrouwen in deze gouverneur, ook op basis van persoonlijke kennis, dat ik er geen moment aan twijfel dat hij een volgende gelegenheid zal benutten om het allemaal goed te laten verlopen. De algemene filosofie van het kabinet ter zake van de eradicatie is bij deze gouverneur zeer wel bekend.

Naar boven