Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995 en enige andere wetten naar aanleiding van de evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 van 2006 (Evaluatie 2006 Rijksoctrooiwet 1995) (30975, R1821).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Onze fractie vindt de voorgestelde wijzigingen in de Octrooiwet een verbetering. Wij vinden het heel goed om het zesjarige octrooi af te schaffen en voortaan met één octrooi voor maximaal 20 jaar te gaan werken. Wij vinden het ook prima dat een octrooi straks in het Engels kan worden aangevraagd, ook al moeten de conclusies nog in het Nederlands worden opgesteld. Dit betekent dat een Nederlands bedrijf dat een octrooi in het Engels heeft aangevraagd, bij het aanvragen van een Europees of een internationaal octrooi geen vertaalkosten meer hoeft te betalen.

Het gevolg is wel dat het indienen van een octrooi aantrekkelijker, makkelijker wordt. Dit willen wij ook, maar dit zou kunnen betekenen dat Nederlandse en ook buitenlandse bedrijven veel makkelijker een octrooi zullen aanvragen. Wij willen dan ook van de minister weten of wij hierop voorbereid zijn, of er niet net als in veel andere sectoren en op veel andere terreinen bij de afhandeling van octrooiaanvragen wachtlijsten zullen ontstaan.

Hierbij speelt natuurlijk ook het Vertalingenprotocol een rol dat voor een aantal Europese landen geldt. Hoe verhoudt dit wetsvoorstel zich tot dit protocol? Wordt het voor een deel overbodig, als het gaat om in Nederland verleende octrooien? Althans, wordt het voor bedrijven in andere landen niet makkelijker om in Nederland een octrooi aan te vragen, zodat de druk om in andere landen dezelfde stap te zetten minder wordt? Zullen wij daarmee niet voor de troepen uit lopen en zullen andere landen dan niet minder geneigd zijn om een level playing field te realiseren? Het is overigens voor ons essentieel dat het voor ondernemers in het mkb makkelijker wordt om een octrooi aan te vragen. Het wordt in dubbele zin makkelijker: het wordt eenvoudiger en goedkoper, zodat wij dit wetsvoorstel zullen steunen. Ik wil nog wel antwoord op mijn vragen, maar ik zeg al bij voorbaat dat wij dit een prima wetsvoorstel vinden.

Wij hebben nog wel zorgen over hoe dit in de praktijk zal uitpakken. Wij willen dat vooral ondernemers in het midden- en kleinbedrijf meer octrooien gaan aanvragen. Nu vragen een paar grote bedrijven de meeste octrooien aan. Het is natuurlijk hartstikke goed dat Philips, Unilever, Akzo en dergelijke heel veel octrooien aanvragen, maar daarna volgt een hele tijd niets en daarna komt een heel klein deel van het mkb. Wij zouden graag zien dat het midden- en kleinbedrijf veel actiever wordt. Daarom stellen wij voor, een voorlichtingscampagne te beginnen. Met deze nieuwe mogelijkheid wordt het makkelijker en beter betaalbaar om met wat extra publiciteit het mkb te informeren en ervoor te zorgen dat er bij brancheorganisaties, Kamers van Koophandel en dergelijke een folder ligt met een oproep om ook eens aan een octrooi te denken, als men een goed idee heeft. En daarnaast vragen wij de minister, eens te bekijken of innovatievouchers niet voor een octrooiaanvraag zouden kunnen worden gebruikt. Wij steunen deze vouchers nog steeds, omdat het goed is om het mkb tot innovatie te bewegen en het daartoe eerst met een hbo-instelling, een universiteit, TNO of een kleiner kennisinstituut te laten samenwerken. Daarvoor was de innovatievoucher bedoeld en er zijn er heel veel aangevraagd, maar het blijkt moeilijker om ze in de praktijk uit te zetten. Er zijn veel bedrijven die met zo'n voucher een bijdrage van de overheid kunnen krijgen, maar die het geld niet kwijt kunnen. Het is een lastige stap voor een bedrijf dat voor het eerst een octrooi aanvraagt, want je moet dan naar die grote kantoren met die geleerde heren, het is allemaal best duur en als het in een andere taal moet of als het heel technisch is, is het ook behoorlijk moeilijk. Zou het niet mogelijk zijn om de innovatievouchers te gebruiken voor mkb-bedrijven die voor de eerste of tweede keer, dus niet de Philipsen, een octrooi aanvragen, zodat zij daarmee een deel van die kosten kunnen dekken? Dat helpt bij de innovatie en daar gaat het toch om in ons innovatiebeleid.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Wij hebben al enkele keren uitvoerig gesproken over deze wijziging van de Rijksoctrooiwet 1995. Dat was zeker het geval bij de plenaire behandeling van de ratificatie van het Verdrag van München op 14 september 2005, waarbij wij toen diep zijn ingegaan op de meeste aspecten. Wat daarbij aan de orde kwam, zien wij vandaag weer in de stukken staan. Ik had dan ook verwacht dat wij dit wetsvoorstel na een goede schriftelijke voorbereiding als hamerstuk konden afdoen, maar in de nota naar aanleiding van het verslag troffen wij een onverwachte verrassing aan. In het plenaire debat van september 2005 werd steeds de inwerkingtreding van het Vertalingenprotocol als ijkpunt genoemd voor het versoepelen van de vertaalplicht in de Nederlandse octrooipraktijk. Er werd toen slechts gesproken over de vereisten die wij zouden stellen aan het moment waarop het Vertalingenprotocol in werking zou treden. Daarna wordt nota bene in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel op pagina 4 letterlijk gezegd dat het gewijzigde artikel 52 "niet in werking zal treden dan nadat het Vertalingenprotocol in werking is getreden". De minister speelt in de nota naar aanleiding van het verslag echter de vermoorde onschuld en vraagt zich af waar de CDA-fractie de veronderstelling vandaan haalt dat beide zaken iets met elkaar te maken hebben. Uit het genoemde debat en de memorie van toelichting van de minister zelf dus! De combinatie van wetswijziging en inwerkingtreding van het Vertalingenprotocol is voor de CDA-fractie zwaarwegend. Wij streven wel naar een gelijk speelveld voor ons bedrijfsleven.

Ik ben blij dat de heer Aptroot zojuist dit wetsvoorstel ook heeft omarmd. Twee jaar geleden was de VVD-fractie er nog voorstander van dat alle 31 landen het Vertalingenprotocol ondertekenden en wij als allerlaatste. Dat ging en gaat ons te ver. Maar het lijstje van landen dat de staatssecretaris die het toen in haar pakket had destijds hanteerde, geldt voor de CDA-fractie nog steeds. Wij zijn zeker bereid mee te werken aan een werkbare situatie met minder vertaalkosten, maar dan moet de liefde niet van een kant komen. Graag hoor ik of de minister inmiddels de koppeling heeft kunnen terugvinden en of zij bereid is die als zodanig door te voeren. Zo niet, dan zal de CDA-fractie amenderende stappen overwegen.

Voor het overige is het wetsvoorstel een goede stap op weg naar Europese harmonisering en ontbureaucratisering. Wij hopen dat wij met de voorwaarde van aanhaken bij het Vertalingenprotocol snel de octrooirompslomp kunnen verminderen.

De heer Aptroot (VVD):

De heer Hessels heeft met de wederkerigheid een punt; ik heb het ook genoemd. Ik hoop wel dat de heer Hessels het voordeel ziet dat Nederlandse bedrijven die een internationaal octrooiaanvraag overwegen die nu in het Engels kunnen indienen en daarna veel sneller en met veel minder kosten kunnen doorgaan. Als wij buitenlandse bedrijven een mogelijkheid in Nederland onthouden, onthouden wij die zeker aan al die Nederlandse bedrijven met ambities die net over de grenzen van dit betrekkelijk kleine land heen gaan.

De heer Hessels (CDA):

Precies. Opnieuw ben ik heel blij met de inbreng van de VVD-fractie. Daarover voerden wij vorig jaar het debat. Wij moeten niet wachten tot wij als laatste aanhaken en dan onze bedrijven beperken in hun mogelijkheden, maar wij hoeven ook niet helemaal voorop te lopen en voor gekke Henkie te spelen door wel even als eerste de voorwaarden te verminderen. Het gaat om acht landen, waarvan er al zeven hebben getekend. Laten wij nog wel een signaal afgeven naar Europa. Er moet een bepaald aantal landen meedoen, dan komt dat Vertalingenprotocol er en dan kan Nederland deze wet omarmen en ons bedrijfsleven en het Europese bedrijfsleven de kans geven om gemakkelijker zaken te doen. Dat is de waarde van deze wet.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. Vandaag buigen wij ons over de Rijksoctrooiwet 1995. De SP-fractie is kritisch over de voorgestelde wijzigingen van de wet. Een van de belangrijkste wijzigingen is de introductie van de mogelijkheid om een octrooiaanvraag in het Engels te doen en deze op grond van de Engelse aanvraag te verkrijgen. Tot op heden kan een aanvraag wel in het Engels worden ingediend, maar kan op basis daarvan geen nieuwheidsonderzoek, een onderzoek naar de kwaliteit van het aangevraagde octrooi, worden gedaan, noch kan een octrooi worden verleend. Daarvoor moet men binnen drie maanden na indiening alsnog een Nederlandse versie van de aanvraag indienen. Wij vrezen dat met het wegnemen van deze drempel, ons octrooisysteem zal worden overspoeld met aanvragen uit het buitenland.

Allereerst acht de SP-fractie het volgende van belang. Wanneer men een octrooiaanvraag in Nederland indient, heeft men ook internationaal voorrang wat betreft het recht op octrooi. Men noemt dit het voorrangsjaar. Dit is een handige manier om de tijd te nemen voor de beslissing of men internationaal werk wil maken van het octrooieren van een bepaalde uitvinding. Ook wanneer een concurrent eerder dan de indiener in Nederland een internationale procedure is gestart, krijgt degene die zijn aanvraag voor die tijd indiende in Nederland, voorrang.

Vervolgens heeft de indiener met het nieuwheidsonderzoek, dat met het wetsvoorstel in Nederland voor slechts € 100 wordt uitgevoerd, een goed en gedegen onderzoek in handen. Zo'n Nederlands nieuwheidsonderzoek doet namelijk wat betreft de kwaliteit helemaal niets onder voor de kwaliteit van het Europese of internationale onderzoek. Het kost alleen een stuk minder en voor een Nederlands octrooi wordt niet getoetst. Met andere woorden, ook al is het nieuwheidsrapport zeer negatief wat betreft de octrooiaanvraag, dan nog zal er in Nederland een octrooi worden verleend. Zo is sinds 1995 de situatie. Voor toetsing moet men wel op Europees niveau zijn, maar een Nederlands onderzoek is een heel goede indicatie voor de octrooieerbaarheid op Europees of internationaal niveau.

Met dit wetsvoorstel is Nederland weer eens het allerbraafste jongetje van de klas. In alle andere Europese landen, met uitzondering van Luxemburg, is men bij een octrooiaanvraag verplicht deze in de eigen taal in te dienen. Wij hebben een aantal jaren geleden de discussie over het Londenprotocol, het vertalingsprotocol, gevoerd. De SP-fractie, maar ook de fracties van de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid, hebben zich toen bijzonder verzet tegen het toestaan van aanvragen in het Engels. Nu komt via een omweg hetzelfde voorstel bij ons terug.

Voor het overgrote deel van de Nederlandse mkb-bedrijven geldt dat zij hun octrooi in het Nederlands indienen en willen indienen. Slechts 32% van de aanvragers dient direct in het Engels in, zo leert een brief van de Contactgroep Vrije Octrooigemachtigden ons. De meerderheid van de aanvragers in Nederland heeft dus geen voordeel van de mogelijkheid om dit in het Engels te kunnen doen. Er zijn echter wel nadelen van het toestaan van zo'n aanvraag in het Engels. Verschillende fracties wezen hier al op in hun vragen aan de minister. Hiermee wordt het namelijk voor buitenlandse bedrijven erg gemakkelijk om in Nederland octrooi aan te vragen. Sterker nog, ze zouden wel gek zijn als ze geen gebruik zouden maken van de goedkope manier om in Nederland een nieuwheidsonderzoek te laten uitvoeren. Bovendien krijgen ze er ook nog eens een Nederlands octrooi bij.

Het verschil in kosten tussen een internationale, een Europese en een Nederlandse aanvraag wordt met deze voorgestelde wetswijziging belachelijk groot. Van € 1615 voor een internationale en € 1000 voor een Europese aanvraag tot de niet-kostendekkende, spotgoedkope € 100 die men voor een Nederlands nieuwheidsonderzoek bij een octrooiaanvraag kwijt is. Een enorme toename van octrooiaanvragen kan het gevolg zijn. Gezien het feit dat Nederland geen inhoudelijke toets kent, zal het Nederlandse midden- en kleinbedrijf over enige tijd wel eens de nek kunnen breken over alle octrooien die in Nederland zijn toegekend en waarmee onze ondernemers dus rekening moeten houden.

De minister gaf aan dat de verwachte gevolgen van deze wetswijziging gebaseerd zijn op een normaal gebruik van het Nederlands octrooisysteem. Is zij het met mij eens dat met deze wijziging wel eens heel andere effecten bereikt kunnen worden, met name ten aanzien van een toestroom van octrooiaanvragen uit het buitenland wanneer de drempel van het vertalen in het Nederlands wordt weggenomen? Is de minister bereid om maatregelen te nemen om dit te voorkomen, bijvoorbeeld door in de wet vast te leggen dat het octrooi alleen verlengd wordt indien er een aanvraag in het Nederlands ligt of, liever, dat alleen wanneer zo'n Nederlandstalige aanvraag er ligt, er een nieuwheidsonderzoek komt? Het Nederlandse systeem mag namelijk niet overbelast raken. Ons midden- en kleinbedrijf mag niet het slachtoffer worden van alweer een Nederlands vooruitlopen in Europa. Voor degenen met verdere ambities staat de Europese en de internationale route immers open.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Mevrouw Gesthuizen wil dat het mkb kan profiteren van de nieuwe wet. Toch is juist die lage toegangsprijs voor het Nederlands onderzoek positief voor het mkb. Zou het geen nadeel zijn voor het mkb als die prijs hoog is?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb niet zo zeer geageerd tegen de lage prijs, maar wel tegen de lage prijs in combinatie met de mogelijkheid tot het indienen in het Engels. Je kunt je voorstellen dat met name buitenlandse bedrijven zullen profiteren als de drempel van een indiening in het Nederlands wordt weggenomen. "Ons" mkb zal daar last van krijgen. Er worden jaarlijks honderdduizenden octrooiaanvragen ingediend. Als een klein percentage daarvan in Nederland wordt aangevraagd, zal er een substantieel aantal octrooien bijkomen. Daar kan een mkb'er last van hebben. Hij moet zich als hij iets op de markt wil brengen bewust zijn van de bestaande octrooien. Als hij weet dat er octrooien zijn, moet hij eerst uitzoeken of die van toepassing zijn op zijn product of dienst. Als dit het geval is en hij brengt het product toch op de markt, riskeert hij dat hij voor de rechter moet uitvechten of hij al of niet in strijd met het octrooi handelt. Dan riskeert hij ook dat de rechter hem uiteindelijk geen gelijk geeft en dan moet hij de proceskosten betalen. In die zin vind ik dit een belemmering voor ons mkb.

De heer Hessels (CDA):

Wie wat bewaart, heeft wat. Ik heb nog een amendement dat mevrouw Gerkens – volgens mij een fractiegenote van mevrouw Gesthuizen – heeft ingediend bij de genoemde behandeling van het Verdrag van München. Zij stelt daarin namens de SP-fractie voor om het toen voorliggende verdrag zodanig aan te passen dat niet alles in het Engels mag; de conclusie moet in het Nederlands. Dit is precies wat er toen is gebeurd. Volgens mij is dit amendement ook door de regering overgenomen. Toen zei de SP dat het zo prima was. Wat is er sinds die tijd veranderd?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb die gegevens niet paraat. Ik meen dat de SP wel tegen dit voorstel heeft gestemd?

De heer Hessels (CDA):

Daar ga ik niet over, ik neem aan dat de woordvoerder van de SP-fractie dit zelf wel weet. Ik weet alleen dat dit amendement is ingediend, waarin juist wordt uitgegaan van wat hier staat. Volgens mij heeft de SP-fractie voor gestemd, maar daar durf ik geen weddenschap op af te sluiten. Hoe dan ook, wat er nu ligt, was een voorstel van de SP-fractie. Wij hebben dit toen in dank aanvaard, want wij waren het er helemaal mee eens. Het verbaast mij wel dat mevrouw Gesthuizen nu zo'n bevlogen betoog houdt waarin zij precies het tegengestelde beweert.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik sta achter dit bevlogen betoog. Ik kan op dit moment niet anders dan concluderen dat de heer Hessels iets aansnijdt waarover ik de gegevens niet paraat heb. Ik zal dit zo snel mogelijk uitzoeken. Misschien kan ik daar straks op terugkomen. Misschien speelt wat hij noemt zich ook af op een iets ander vlak dan waarover wij nu praten. Ik moet het antwoord nu even schuldig blijven.

De heer Aptroot (VVD):

Ik herken de opmerkingen van mevrouw Gesthuizen, omdat ik die ook van een kleine groep octrooigemachtigde vertalers heb gehoord. Eén lobbygroepje wil dit. Ik heb maar zelden de behandeling van een wetsvoorstel meegemaakt waarbij maar een belangengroepje de toon zette. Het is bovendien een betrekkelijk klein groepje, een paar honderd ondernemingen die graag willen dat het eerst in het Nederlands moet en dan moet worden vertaald, omdat zij dan meer verdienen. Verder hebben MKB-Nederland en alle brancheorganisaties de Kamer laten weten: alsjeblieft doen. Heeft mevrouw Gesthuizen ook de geluiden gehoord van die 99,8% van de ondernemingen in het midden- en kleinbedrijf die zeggen: alsjeblieft doen, want dat maakt het voor ons beter?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ben op de hoogte van de brief van VNO-NCW en MKB-Nederland. Ik ben er ook van op de hoogte dat de belangen op het gebied van octrooien inmiddels worden behartigd door VNO-NCW. Daarom trek ik de conclusie dat de belangen die in het advies van de brief worden meegenomen, gericht zijn op de grote bedrijven. Die zullen zeker springen om deze wetswijziging, want daar hebben ze alle belang bij. Ik heb geen brieven ontvangen van andere belangengroepen. Ik heb één brief ontvangen van de Contactgroep Vrije Octrooigemachtigden, waarbij bijna alle vrije octrooigemachtigden zijn aangesloten. Verder heb ik een zeer summiere brief ontvangen van VNO-NCW en MKB-Nederland. Ik heb aan beide gehoor gegeven.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Voorzitter. De PvdA is blij met dit voorstel. Bij innovatie horen octrooiaanvragen, maar daarbij horen al lang niet meer de Nederlandse grenzen. Nederland en Europa hebben innovatie op dit moment hard nodig om de internationale concurrentiepositie te behouden en te versterken. Als we de Lissabondoelstellingen willen halen, moeten we blijven innoveren. Daarbij hoort een goed octrooibeleid. Het is winst dat dit voorstel het mogelijk maakt dat het bedrijfsleven dit in het Engels kan doen, wat de opstap naar een internationaal octrooi veel makkelijker maakt. Dit leidt tot lastenverlichting voor het bedrijfsleven, er kan slagvaardiger worden geopereerd en er hoeven geen verschillende octrooien te worden ingediend.

Ik heb wel een aantal vragen. In de schriftelijke behandeling is uitgebreid ingegaan op de aanzuigende werking. Volgens de minister valt die wel mee, maar daar heeft ze geen concrete aanwijzingen voor. België en Luxemburg kennen de mogelijkheid al om in andere talen octrooien aan te vragen. Ik vraag me af of daarover gegevens bekend zijn, die kunnen worden gerelateerd aan de Nederlandse situatie; zo zou kunnen worden aangetoond hoe reëel het gevaar van een aanzuigende werking is. In de Kamer leeft deze zorg. Is het een idee om na enige tijd een evaluatie uit te voeren, om te bezien of er wachtlijsten ontstaan en hoe groot het probleem is? Dat is een vorm van monitoring, zonder dat we nu op de rem gaan staan; dat zou namelijk zonde zijn.

Hierbij geldt wel dat we niet roomser moeten zijn dan de paus en serieus moeten bekijken of we niet vooruit gaan lopen. Het Vertalingenprotocol is nog niet door Frankrijk ondertekend. Weet de minister of en wanneer Frankrijk dit gaat ondertekenen, of waarom het niet wil ondertekenen en wat de obstakels zijn? Zolang dit protocol niet is ondertekend, heeft een Nederlands bedrijf dat gebruik gaat maken van de mogelijkheid om in het Engels octrooi aan te vragen, kennelijk de verplichting om het alsnog in het Nederlands te doen. Heb ik dit juist begrepen? Zo ja, vanwaar dan die haast met dit voorstel? Met een dergelijke gang van zaken zouden de Nederlandse bedrijven weer juist wel op kosten worden gejaagd omdat ze uiteindelijk toch een Nederlandse vertaling moeten aanleveren.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter. Ik geloof dat er vanavond een unanieme tevredenheid is. De Partij voor de Vrijheid kan zich vinden in de vereenvoudiging door middel van één octrooisoort, al dan niet Engelstalig; die hadden we liever gisteren dan vandaag. Het lijkt ons echter zeer onwaarschijnlijk dat er een kostenverlaging zal ontstaan. Als er een onderzoek naar de stand der techniek moet worden uitgevoerd, vragen wij ons af of de honderden euro's kostenverlaging op een andere manier worden terugverdiend. Een Engelstalige octrooiaanvraag scheelt vertaalkosten en vergemakkelijkt internationale bedrijfsactiviteiten. Ook hiervan is de PVV groot voorstander, maar wij vragen ons af of er wel een level playing field bestaat. Daar maken wij ons zorgen over. Wij kunnen wel weer ons best doen, maar kunnen wij niet beter wachten op Frankrijk? Wij vinden het opmerkelijk dat het niet al mogelijk is onder het huidige systeem aangezien alle wetenschappelijke communicatie in het Engels verloopt. Wij vinden het dus heel raar dat dit zo laat is gekomen.

Mijn fractie is tegenstander van lastenverzwaring en helemaal van de vervroeging van de instandhouding. Helaas heb ik over dit onderwerp geen algemeen overleggen meegemaakt, omdat Economische Zaken pas vrij laat mijn portefeuille werd. Ik weet dus niet of de instandhouding straks zal worden gebruikt waarvoor deze is bedoeld. Een voorbeeld is de wegenbelasting. Er wordt veel wegenbelasting geheven, maar dit geld wordt vrijwel niet gebruikt voor wegen. Die link wil ik ook leggen met deze taksen. Bovendien zet ik vraagtekens bij de lastenverzwaring door deze taksen. Een octrooihouder draagt al genoeg bij, ook aan onze fiscus, en moet gestimuleerd worden en niet gestraft door lastenverzwaring.

Het nadeel van de uitbreiding van de bevoegdheden van het OCNL is dat de verantwoordelijkheden en daarmee mogelijk ook de apparaatskosten toenemen. Ook hier ziet de Partij voor de Vrijheid donkere wolken van mogelijke lastenverzwaring samentrekken. Uiteraard willen wij hier een vinger aan de pols houden om te kijken of het wel goed gaat. De heer Aptroot heeft ook al gevraagd of de mogelijke groei van octrooiaanvragen niet voor lange wachtlijsten gaat zorgen waardoor dit uiteindelijk toch weer belemmerend zal werken.

De vergadering wordt van 20.03 uur tot 20.14 uur geschorst.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik ben blij dat de Kamer unaniem van oordeel is dat het wetsvoorstel dat voorligt een verbetering inhoudt ten opzicht van de huidige Rijksoctrooiwet 1995. Er is inderdaad sprake van een kwaliteitsverbetering. Het kleine octrooi wordt afgeschaft, omdat blijkt dat dit niet helemaal oplevert wat wij ervan verwachtten. Ook willen wij graag een aantal knelpunten oplossen rondom rechtsonzekerheid, te hoge kosten en onvoldoende octrooibewustzijn van het mkb. De evaluatie heeft geresulteerd in een beleidsvisie, die de Kamer op 28 juni 2006 heeft ontvangen. Wat daarin wordt aangekondigd, vormt een samenhangend pakket aan maatregelen dat het rijksoctrooisysteem verbetert op de gebieden van kwaliteit, kosten, voorlichting en octrooigemachtigden. De Kamer heeft met mijn voorganger nooit over die beleidsvisie willen spreken. Daarom zijn wij ervan uitgegaan dat deze door de Kamer werd geaccepteerd, want anders had de Kamer wel aan de bel getrokken.

Een aantal zaken hebben wij verbeterd. Vooral de rechtszekerheid is erg belangrijk. Tot nu toe was het zo dat een octrooi voorafgaand aan de verlening niet werd getoetst. Bij een octrooi voor twintig jaar vond er wel een onderzoek plaats naar de stand der techniek, maar bij zes jaar niet. Sinds 1 juli 2006 wordt er aan het onderzoek naar de stand van de techniek, bij een twintigjarig octrooi, een schriftelijke opinie gevoegd. Dat is erg belangrijk, want daarin staat een toelichting op het onderzoeksresultaat, met name wat betreft de nieuwheid en inventiviteit van de uitvinding. Als een aanvrager toch een octrooi wil hebben, weet betrokkene dat hij het risico loopt dat hij wordt aangeklaagd en dat hij het octrooi kwijtraakt, als uit het onderzoek blijkt dat er elders al een dergelijk octrooi bestaat. Daarom is de schriftelijke opinie zo belangrijk, want dan weet men hoe tegen het octrooi wordt aangekeken en wat de waarde ervan is. Wij zullen ook bezien hoe wij de kosten kunnen verlagen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wilt u ingaan op mijn opmerking dat Nederlandse ondernemers niet alleen last hebben van octrooien wanneer zij er zelf een aanvragen, maar ook als zij iets op de markt brengen wat misschien geoctrooieerd is.

Minister Van der Hoeven:

Als zij iets op de markt brengen wat geoctrooieerd is, dan is het een ander verhaal. Daarover hebben wij het nu niet. Het gaat nu over het aanvragen en toekennen van octrooien. Als uit onderzoek blijkt dat men kan weten dat een octrooi niet aangevraagd moet worden, loopt men het risico dat het nietig wordt verklaard. Eerst gold dat niet voor de zesjarige octrooien. Op dat punt leidt het wetsvoorstel duidelijk tot een kwaliteitsverbetering.

Verder maken wij het goedkoper, en dat is een goede zaak. Als wij het bedrag van € 340 handhaven voor alle octrooien, jagen wij het midden- en kleinbedrijf op kosten. Wij brengen de kosten terug naar € 100. Dat bedrag is verschuldigd voor een door het Octrooicentrum Nederland uitgevoerd onderzoek naar de stand van de techniek.

Het rijksoctrooisysteem wordt vaak gebruikt als opstap naar een internationale vervolgaanvraag. Een aanvrager die zijn aanvraag internationaal wil voortzetten moet nu eerst een aanvraag opstellen in het Nederlands. Later, in de Europese procedure, moet er een Engelse vertaling worden gemaakt. In dit wetsvoorstel staat de optie om in Nederland een aanvraag in het Engels in te dienen voor het Nederlandse octrooi. Die mogelijkheid is nieuw. Ook als daarvan gebruik wordt gemaakt, moeten de conclusies in het Nederlands worden gesteld, of, als het een buitenlandse aanvraag betreft, in het Nederlands worden vertaald. Ik denk dat dit belangrijk is en dat wij hieraan vooral moeten vasthouden.

De heer Hessels en mevrouw Besselink hebben vragen gesteld over het Vertalingenprotocol in relatie tot dit wetsvoorstel. Het Vertalingenprotocol is bij rijkswet van 17 november 2005 geïmplementeerd. De bepalingen daarvan zullen in werking treden zodra Frankrijk het heeft bekrachtigd. Dit land is de laatste ontbrekende schakel. Wanneer dat is, weet ik niet. De Franse bezwaren zijn terug te voeren op een gevoeligheid voor alles wat afbreuk zou kunnen doen aan het gebruik van de Franse taal. Indertijd was twijfel gerezen over de verenigbaarheid met de Franse grondwet. Dat was de hobbel. De Constitutionele Raad heeft inmiddels zijn oordeel gegeven en dat luidt dat de Franse grondwet zich hiertegen niet verzet. Deze raad heeft geadviseerd om het Vertalingenprotocol spoedig te ratificeren.

Frankrijk heeft ook de nodige moeite met het feitelijke effect van het Vertalingenprotocol. Onder het Vertalingenprotocol bestaat de kans dat bij het Franse bedrijfsleven de praktijk groeit om aanvragen meteen in de taal van de techniek – dat is het Engels – op te stellen en niet langer in het Frans. Uit de ervaring blijkt dat het Engels in tweederde van de gevallen de octrooitaal is, of wij dat nu leuk vinden of niet. Ik hoop dat Frankrijk inderdaad, nu de presidentsverkiezingen achter te rug zijn, spoedig het Vertalingenprotocol zal ratificeren.

Er is gevraagd waarom het in het Engels indienen van octrooiaanvragen niet wordt gekoppeld aan het Vertalingenprotocol. Als wij dat zouden doen, moet ons bedrijfsleven tot het Vertalingenprotocol van kracht wordt onnodig veel kosten maken. In de mededeling van de Europese Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 29 maart met betrekking tot verbetering van het octrooisysteem, zijn de kostenbesparingen weergegeven. Een Europees octrooi kost onder het huidige systeem gemiddeld € 12.448. Als het Vertalingenprotocol in werking is getreden, kost het Europees octrooi nog maar € 8.800. Door het mogelijk te maken om een octrooiaanvraag in het Engels in te dienen, bespaart een Nederlandse mkb'er die besluit om zijn aanvraag internationaal door te zetten ongeveer € 750 aan vertaalkosten. Dat is toch een interessant bedrag als je de keuze moet maken om een aanvraag in te dienen of niet.

De heer Hessels (CDA):

Ik begrijp het niet helemaal. Ik begrijp wel dat het zo lang het Vertalingenprotocol niet is doorgevoerd in deze wet duurder is voor een buitenlands bedrijf dat een octrooiaanvraag in het Engels heeft liggen en deze in het Nederlands moet vertalen. Volgens mij heeft een Nederlands bedrijf dat in het Nederlands mag indienen geen extra vertaalkosten. Als zo'n bedrijf naar het buitenland gaat en de aanvraag dan in het Engels moet vertalen, kost dat wat. Ik denk dat een Nederlands bedrijf geen extra vertaalkosten moet maken als het een octrooiaanvraag in het Nederlands indient.

Minister Van der Hoeven:

Wij hebben het over twee verschillende dingen. De aanvraag voor een Nederlands octrooi kan rustig in het Nederlands worden gedaan en dat blijft ook zo. Het wetsvoorstel opent de mogelijkheid om een aanvraag voor een in Nederland geldend octrooi ook in het Engels te doen. Als dat in het Engels wordt gedaan, moeten de conclusies wel in het Nederlands zijn. Als een Nederlandse mkb'er – wij hebben in Nederland nogal wat innovatieve mkb'ers – een Europees octrooi wil hebben, moet dat in een andere taal worden aangevraagd. Dat kan in het Frans, het Duits of het Engels. Dan moet de aanvraag wel worden vertaald. Als een mkb'er iets in handen heeft waarvan hij denkt dat het ook interessant is voor de Europese markt, krijgt hij volgens dit voorstel de mogelijkheid om de aanvraag meteen in het Engels in te dienen. Dan hoeven alleen de conclusies te worden vertaald in het Nederlands. Dat is waar het om gaat. Het indienen van een aanvraag voor een Nederlands octrooi gebeurt in principe in het Nederlands, met een optie om dat in het Engels te doen. Die optie is er omdat bedrijven die ook een Europese octrooiaanvraag willen indienen, dan geen extra vertaalkosten hoeven te maken.

De heer Hessels (CDA):

Begrijp ik goed dat dit gaat over het aanvragen van een Europees octrooi? Volgens mij spreken wij nu hier over het aanvragen van een Nederlands octrooi.

Minister Van der Hoeven:

Sorry mijnheer Hessels, dan heb ik mij niet goed uitgedrukt. Het gaat om het aanvragen van een octrooi in Nederland met als werkingsgebied Nederland.

De heer Hessels (CDA):

Dat moet in het Nederlands en dat blijft in het Nederlands.

Minister Van der Hoeven:

Dat kan op dit moment alleen maar in het Nederlands. Na aanname van dit wetsvoorstel in beide Kamers en publicatie ervan kan het in het Nederlands of in het Engels. De conclusies, die immers de (juridische) reikwijdte van het octrooi aangeven, moeten echter in het Nederlands. De optie is ingevoerd met het oog op de Europese route. Er is dan een octrooi dat geldig is in Europa. In dat geval is een van de talen vereist die daar gelden, dus Frans, Duits of Engels en niet Nederlands. Daar draait het dus om. Daar komt ook het financiële voordeel uit voort.

De heer Hessels (CDA):

Natuurlijk geldt dat voor buitenlandse bedrijven, maar een Nederlandse bedrijf verzorgt een octrooiaanvraag in het Nederlands en kan dat in het Nederlands blijven doen. Als een bedrijf gaat voor een Europees octrooi, gebeurt dat in het Engels. Nu zou de vertaling gelijk in Nederland ingediend kunnen worden, samen met een Nederlandse samenvatting. Bij mij kan het er echter niet in dat dit voor een Nederlands bedrijf kostenverhogend zou zijn.

Minister Van der Hoeven:

Het ís kostenverhogend voor Nederlandse bedrijven. Ik weet niet of ik het nog beter kan uitleggen. Ik zal het proberen. Het gaat dus om een Nederlandse octrooiaanvraag door een Nederlands bedrijf. Bijvoorbeeld het bedrijf Hessels uit Limburg wil een Nederlands octrooi hebben. Dit bedrijf dient de aanvraag in het Nederlands in, met Nederlandse conclusies. Bedrijf Hessels uit Limburg denkt echter: wat ik nu in handen heb, is ook interessant voor de Europese markt. Bedrijf Hessels moet nu eerst de aanvraag in het Nederlands doen en dan de nodige honderden euro's neertellen om zijn verhaal vertaald te krijgen om "naar Europa te gaan". Dat hoeft het bedrijf Hessels straks niet meer te doen; dan is er namelijk de mogelijkheid om de aanvraag in Nederland ook in het Engels in te dienen, met daarbij niet de samenvatting in het Nederlands – dit is erg belangrijk – maar met de conclusies die, nogmaals, de (juridische) reikwijdte van het octrooi aangeven. Dit is dus een optie.

Als bedrijf Hessels echter geen zin heeft om naar Europa te gaan, dient het de aanvraag niet in het Engels in, maar in het Nederlands. Krijgt het bedrijf daar na ongeveer twee jaar spijt van, dan moet het op de blaren zitten en betalen, althans als dit wetsvoorstel wordt aangenomen.

De heer Aptroot (VVD):

Zou het misverstand er niet uit kunnen bestaan dat het bedrijf Hessels zijn werkterrein niet buiten Limburg ziet?

Minister Van der Hoeven:

Als ik het bedrijf Hessels goed ken, wil dat in mijn optiek de hele wereld veroveren.

Voorzitter. Ik heb ook gekeken naar de koppeling tussen het Engelstalig indienen en de inwerkingtreding van het Vertalingenprotocol. In de memorie van toelichting staat dat het wetsvoorstel niet eerder dan het Vertalingenprotocol in werking zal treden. Verder staat daar dat het Octrooicentrum Nederland (OCNL) een in het Engels opgesteld octrooischrift met Nederlandse conclusies zal accepteren en van de Engelstalige beschrijving geen Nederlandstalige vertaling zal eisen; het in die zin gewijzigde artikel 52, eerste lid, zal niet eerder in werking treden dan het daaraan ten grondslag liggende Vertalingenprotocol in werking is getreden. Ik denk dat daarover de verwarring is ontstaan. Die verwarring is misschien gelegen in de zinsnede: OCNL zal accepteren. Daarmee is bedoeld dat OCNL een door het Europees Octrooibureau verleend octrooi zal accepteren. Dit is een wezenlijk verschil.

Nu hebben wij het evenwel over de aanvraag van een nationaal octrooi. Daarop ziet het onderdeel toe van het wetsvoorstel inzake de Engelstalige indiening. Hierover zijn ook door de CDA-fractie al enkele vragen gesteld. De onderhavige wetswijziging heeft dus geen verband met het Vertalingenprotocol. Ik wil trouwens niet de vermoorde onschuld uithangen, iets wat ook niet bij mij past, maar het Vertalingenprotocol treedt inderdaad pas in werking als ook Frankrijk het protocol ratificeert. Dit betekent dat de wijziging van artikel 52 via de goedkeuringswet pas in werking treedt ná bekrachtiging door Frankrijk. Dit klopt. Hier lopen wij ook niet op vooruit. Wij wachten dat af, evenals de andere protocollanden.

Artikel 52 gaat over de reeds verleende Europese octrooien. Dit houdt in dat OCNL straks niet langer een vertaling in het Nederlands verlangt van een Europees octrooi. Het verlangt uiteraard wel een vertaling van de conclusies in het Nederlands. Dat is dus de route van Europa naar Nederland. Wij hebben het nu echter over de route van Nederland naar Europa. Dit is een Nederlands voorstel. Nederland maakt nu het in de Engelse taal indienen van een rijksoctrooi in Nederland mogelijk. Daarna komt Europa. Artikel 52 gaat over de route van Europa naar Nederland.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Zolang het Vertalingenprotocol niet is geratificeerd, moet de aanvraag van een octrooi in het Nederlands worden ingediend, toch? Ik heb dit ergens gelezen.

Minister Van der Hoeven:

Zolang het Vertalingenprotocol niet is geratificeerd, verlangt het OCNL een vertaling in het Nederlands van een Europees octrooi. Binnenkort is dat over. Dan is dat niet nodig; de Engelse versie volstaat dan. Alleen de conclusies moeten dan nog in het Nederlands zijn vertaald. Dat is met de Kamer afgesproken. Het gaat erom, goed in de gaten te houden dat het Vertalingenprotocol alleen het Europese octrooi naar Nederland toe betreft. Wij zijn nu bezig met een wetswijziging inzake de indiening van een Nederlands octrooi in Nederland, op grond van de Rijksoctrooiwet.

Mevrouw Besselink (PvdA):

De nieuwe rijksoctrooiwetgeving staat dus niet "in de wacht" zolang het Vertalingenprotocol niet is aangenomen?

Minister Van der Hoeven:

Nee, want het zijn twee verschillende dingen.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Nu ik toch met mijn bedrijf met een octrooiaanvraag bezig ben, wil ik er het fijne van weten. Zolang het Vertalingenprotocol niet is geratificeerd, moet een Europees octrooi dus nog wel in het Nederlands worden aangevraagd, maar een Nederlands octrooi niet per se?

Minister Van der Hoeven:

Zolang het Vertalingenprotocol niet is geratificeerd, moet een Europees octrooi dat in het Engels is aangevraagd, in het Nederlands worden vertaald. Zodra het Vertalingenprotocol is geratificeerd, hoeft dat niet meer. Dan hoeven alleen de conclusies nog in het Nederlands te worden vertaald, omdat daarin de reikwijdte van het octrooi staat aangegeven.

De heer Hessels (CDA):

Is het dan niet logisch om dit wetsvoorstel daarop te laten aansluiten?

Minister Van der Hoeven:

Nee, want in dit wetsvoorstel gaat het om de positie van ons eigen mkb, mkb-Hessels bijvoorbeeld, dat een octrooiaanvraag indient onder de Nederlandse Rijksoctrooiwet en alleen met het oog op geldigheid in Nederland, niet in Europa. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de optie om die in het Engels in te dienen.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Begrijp ik goed dat de meerwaarde van deze nieuwe aanpassing is dat een bedrijf een octrooiaanvraag in het Engels kan indienen voor het geval dat ooit nog een Europees octrooi wenst aan te vragen?

Minister Van der Hoeven:

Ja.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Is dat de reden om de aanvraag in het Engels in te dienen?

Minister Van der Hoeven:

Dat is een optie.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Mocht het bedrijf Hessels een Europees octrooi willen hebben, dient hij zijn aanvraag natuurlijk in het Engels in. Vervolgens komt hij echter bij de Europese octrooiwetgeving uit en moet hij, zolang het Vertalingenprotocol niet getekend is, zijn aanvraag alsnog in het Nederlands vertalen.

Minister Van der Hoeven:

Gelukkig gaat er nogal wat tijd overheen voordat het zo ver is, ook voor wat betreft de toekenningsprocedure. Die duurt in Europa redelijk lang. Ik hoop dat Frankrijk dit verdrag voor die tijd ratificeert, want het mkb zit hier echt op te wachten.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Bestaat enigszins de mogelijkheid om de druk op Frankrijk op te voeren, zodat dat land het protocol tekent of moeten wij het maar afwachten?

Minister Van der Hoeven:

Als Europa druk op Nederland uitoefent om iets te doen, zegt Nederland ook altijd: even dimmen, even wachten, dit gaat ons aan. Frankrijk zal hetzelfde doen. Je moet er dus voorzichtig mee zijn. Laten wij afspreken dat ik dit aan de orde stel zodra ik een geschikt moment vind.

Dit brengt mij op de aanzuigende werking waarover een aantal Kamerleden vragen heeft gesteld. Laat ik reëel zijn: enige aanzuigende werking kan ik niet uitsluiten. Die gaat ervan uit. Ik verwacht alleen geen stortvloed. Louter de mogelijkheid tot het in het Engels indienen van een octrooiaanvraag zal niet méér buitenlandse bedrijven naar Nederland lokken. Het Nederlands octrooi geldt namelijk alleen maar in Nederland en alleen voor de Nederlandse markt, omdat het onder de Rijksoctrooiwet valt. Dat is dus maar beperkt geldig. Daar moeten wij oog voor houden. Wij hebben gezien wat er is gebeurd in Luxemburg. Daar is in 1998 de mogelijkheid van de Engelstalige indiening ingevoerd. Dat heeft niet tot een stortvloed geleid. Overigens verwacht ik ook dat de eis van de Nederlandstalige conclusies wel remmend zal werken, gezien de extra handelingen en de tijd die het indienen van een Engelstalige rijksoctrooiaanvraag met Nederlandse conclusies voor buitenlandse aanvragen met zich meebrengt.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Hoe kijkt de minister aan tegen de waarde die een nieuwheidsonderzoek heeft voor buitenlandse bedrijven? Zo'n kwalitatief hoogwaardig onderzoek, dat absoluut niet onderdoet voor een internationaal, dan wel een Europees onderzoek, is te koop in Nederland voor € 100. Het is een heel goede indicatie voor de haalbaarheid van de octrooieerbaarheid van hun idee of product op Europees, dan wel op internationaal niveau.

Minister Van der Hoeven:

Dat weet ik niet. Het blijft wel altijd voordeliger om in meerdere landen tegelijk een aanvrage te doen middels internationale indiening dan in een aantal landen afzonderlijk. Ik heb geluisterd naar de vraag van de heer Aptroot, mevrouw Besselink en mevrouw Gesthuizen hoe wij dit in de gaten houden. Dat is het punt waarom het draait. Ik zal niet het woord "evaluatie" gebruiken, want dan gaat het om de gehele wet, maar laten wij in ieder geval monitoren wat er gebeurt op dit punt. Dat zeg ik graag toe. Daarbij zullen wij over twee volle jaren bekijken hoe het uitpakt. Mochten zich ontwikkelingen voordoen die ons niet bevallen, laten wij dan zien op welke manier wij hieraan via de kostenfactor een halt kunnen toeroepen. Op dit moment kan ik dat niet doen omdat ik geen enkele indicatie heb dat dit zal gebeuren.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mijn vraag is nog niet helemaal beantwoord. Het verschil in kosten tussen een nieuwheidsonderzoek op Europees niveau en een onderzoek op Nederlands niveau bedraagt € 900. Op Europees niveau kost zo'n onderzoek € 1000, in Nederland € 100. Zo'n nieuwheidsonderzoek in Nederland is dus heel goedkoop. Dat betekent dat bedrijven er gemakkelijk toe zullen overgaan om dit onderzoek in Nederland te laten uitvoeren, waarmee zij een goede indicatie hebben voor datgene wat er op Europees niveau zal gebeuren.

Minister Van der Hoeven:

Nee, dat is een misverstand. Datgene wat in Nederland gebeurt, is niet een nieuwheidsonderzoek maar een onderzoek naar de stand der techniek, terwijl het op Europees niveau gaat om een nieuwheidsonderzoek. Dat gaat een aantal stappen verder. Dat is ook de reden dat het zo lang duurt voordat het onderzoek is uitgevoerd.

Hoe zit het met België en andere landen? Het indienen van aanvragen in het Engels in Luxemburg gebeurt al. In België heeft men daarvoor de keuze tussen het Nederlands, het Frans en het Duits. Frans en Duits zijn allebei officiële werktalen van het EOB. Dat betekent dat Belgische aanvragers hun Belgische octrooi in het Frans of in het Duits zullen indienen. Dan hoeven zij geen vertaalkosten te maken, waardoor zij een voordelige positie hebben ten opzichte van het Nederlandse bedrijfsleven.

Wat kunnen wij doen op het gebied van monitoring? Bij aanvragen met veel conclusies is het bijvoorbeeld mogelijk om een conclusietaks te heffen voor iedere conclusie boven een vast te stellen aantal. Dat zijn zaken waarop ik graag terugkom als dit inderdaad zou leiden tot een grote toename van octrooiaanvragen vanuit het buitenland.

Dat brengt mij bij het onderwerp van de kosten. Op dit moment kost het aanvragen van een twintigjarig octrooi € 430 en van een zesjarig octrooi € 80 tot € 110. Volgens het voorstel zal een twintigjarig octrooi € 180 voor een elektronische aanvrage en € 210 voor een schriftelijke aanvrage kosten. De heer Aptroot heeft gevraagd hoe het zit met de vouchers. Wij maken het octrooistelsel in ieder geval toegankelijker door middel van een herziening van het taksenstelsel, die ik zojuist heb toegelicht, en met de gratis oriëntatieonderzoeken, waarop ik later nog zal terugkomen. Op deze manier maken wij de instapkosten voor een nationaal octrooi fors lager. In het beleidsprogramma hebben wij aangekondigd wij aan dat wij de vouchers ook willen gaan inzetten voor Europese octrooien. Op deze manier kunnen wij de instapkosten voor de Europese octrooien verlagen. Wij praten in dit verband over de Europese taksen. De taksen in Europa bedragen al snel € 4000. Ik ben niet van plan om de kosten van de octrooigemachtigden te subsidiëren. Daarmee zou je in feite de octrooigemachtigden zelf subsidiëren. Dat moeten wij niet doen. Wij doen dus wel iets aan de nationale kosten maar niet aan de kosten van de octrooigemachtigde.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Dat begrijp ik niet helemaal. Bij de vouchers die wij tot nu toe geven, dient bijvoorbeeld een stuk onderzoek te worden gedaan. Dat gebeurt door een hbo, universiteit of het TNO. Vaak kan van die kosten 50% via het voucher door de overheid worden betaald.

Minister Van der Hoeven:

Precies.

De heer Aptroot (VVD):

Dat gebeurt tot een bepaald bedrag. Een octrooiaanvraag is voor het mkb hartstikke lastig. Dit geldt zeker wanneer het voor de eerste keer dient te gebeuren. Men huurt er vaak techneuten voor. Vervolgens krijg je de dure octrooigemachtigden. Ik heb het niet over de taks die moet worden betaald. Dat is maar een stukje van de kosten. Deze aanloop is een hoge drempel, zowel wat betreft de klus die moet worden geklaard als vanwege de centen. Waarom zouden wij niet bekijken of wij de vouchers ook zouden kunnen inzetten voor bedrijven die het voor de eerste keer doen? Wij moeten het niet aan Philips aanbieden.

Minister Van der Hoeven:

Neen.

De heer Aptroot (VVD):

Evenmin moeten wij het aanbieden aan bedrijven die het al vaker hebben gedaan, maar wel aan bedrijven die de eerste keer over de drempel moeten worden geholpen, net zo goed als wij dit doen voor bedrijven die voor de eerste keer TNO of een hogeschool inschakelen.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik begrijp de vraag van de heer Aptroot maar ik voel er eigenlijk niet zo vreselijk veel voor. Ik meen dat wij ons op het Europees octrooi moeten richten omdat ik graag wil dat men vooruit gaat. Men moet dus niet in Nederland blijven hangen met het octrooi maar ermee naar Europa gaan en daar zijn octrooi aanvragen. Dat wil ik graag binnen de voucherregeling mogelijk maken. Ik wil graag zien hoe dat werkt en er vervolgens mee naar de Kamer terug komen. Wij kunnen dan bespreken of het de gewenste opbrengst heeft. Als iets niet werkt of als er behoefte blijkt aan iets anders, wil ik daarop graag terugkomen. Nu wil ik wat de vouchers betreft vooral inzetten op het Europees octrooi.

De heer Aptroot heeft gevraagd of de voorlichting kan worden gecombineerd. Op dit moment wordt een folder over octrooieren mee gestuurd wanneer een voucher wordt aangevraagd. De voucher levert kennis op. Zodra deze kennis interessant genoeg is om te octrooieren, moet je weten bij wie je daarvoor terecht komt.

De heer Graus heeft gevraagd waarom wij de instandhoudingstaksen een jaar eerder gaan heffen. Dit gebeurt thans na vier jaar en het wordt na drie jaar. Het is de bedoeling dat een afweging moet worden gemaakt of men het octrooi in stand wil houden of het wil vrijgeven. Op dit moment worden alle bij OCNL aangevraagde octrooien kort na het verstrijken van de achttienmaandentermijn verleend. Dan hoef je pas twee en half jaar na de verlening een instandhoudingstaks te betalen. Dat wordt ingekort. Je hebt dan nog anderhalf jaar de tijd om te beslissen of je het octrooi al dan niet in stand wilt houden. Nederland is, samen met Zwitserland, Italië en het Verenigd Koninkrijk, een van de weinige landen in Europa dat pas vanaf het vijfde jaar instandhoudingstaksen heft. Ik meen dat het een goede zaak is om de indieners zich er elk jaar van te laten vergewissen of zij het octrooi in stand willen houden of willen stop zetten.

In het bijzonder de heer Aptroot heeft uitvoerig gevraagd naar de voorlichting. De OCNL biedt op dit moment oriëntatieonderzoeken aan. Die zijn heel populair. Zij zijn bedoeld om ondernemers en uitvinders kennis te laten maken met het octrooisysteem en om de toegevoegde waarde ervan duidelijk te maken. OCNL heeft ruimte om meer oriëntatieonderzoeken uit te voeren. Onder anderen de heer Graus vraagt in dit verband waar het geld naar toe gaat dat aan instandhoudingstaksen betaald wordt. Wel, dat geld dient onder andere gewoon om het hele systeem in stand te houden, inclusief de oriëntatieonderzoeken. In ieder geval gaan wij in samenwerking met OCNL en OCW contact opnemen met de colleges van bestuur van universiteiten om het intellectuele eigendom een prominentere plaats in de curricula te laten geven. Bovendien zal OCNL bij zijn voorlichting meer gebruik maken van SenterNovem, Syntens en de Nederlandse Orde van Uitvinders om de doelgroep van innoverend Nederland beter te bedienen. Er zijn ook gesprekken gaande met de beheerders van de website Higherlevel.nl, die heel succesvol is, om een deel van dat forum geschikt te maken voor het onderling delen van ervaringen met octrooien en octrooigemachtigden door uitvinders en ondernemers. Ik wil graag bezien of dit nog beter en actiever kan, want ik ben het er wel mee eens dat er nog wel een wereld te winnen is.

Overigens heeft OCNL in juli 2006 een project voor informatie over octrooien afgerond. Dat was een succes en het is ook opgenomen in de organisatie. Er worden workshops gegeven en er kan aan innovatieve bedrijven voorlichting op maat worden gegeven. Maar inderdaad is het zeer de moeite waard om het hele verhaal van het intellectuele eigendom verder uit te venten, omdat dit een mogelijkheid geeft om innovatie verder te bevorderen.

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor haar antwoorden. Ik hoop dat de misverstanden de wereld uit zijn, want dit is best een beetje lastig. Ik ben er redelijk gerust op dat er bij octrooiaanvragen niet zoals elders wachtlijsten zullen ontstaan, maar ik ben blij dat de minister dit mede namens ons in de gaten zal houden en dat zij de Kamer direct zal informeren, mocht er een knelpunt ontstaan. Dan zou er namelijk sprake zijn van een verslechtering bij alle verbeteringen, en dat willen wij niet.

Ik zal twee moties indienen; de eerste gaat over de voorlichting. Ik vind het prima dat er al bij het uitgeven van vouchers wordt gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van een octrooi en dat er in de curricula in het hbo en bij de universiteiten aandacht aan zal worden besteed. Maar ik zou graag een eenmalige campagne willen als deze wet eenmaal van kracht is, en ik zou graag zien dat er daarna her en der een simpel foldertje te vinden zal zijn dat eens in de paar jaar wordt vernieuwd, om het bedrijfsleven op deze mogelijkheid te wijzen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aanvragen van een Nederlands octrooi eenvoudiger en goedkoper wordt;

voorts constaterende dat door de mogelijkheid van het indienen van de aanvraag in het Engels een eventuele vervolgaanvraag van een Europees of een internationaal octrooi aanmerkelijk goedkoper wordt;

overwegende dat het Nederlandse midden- en kleinbedrijf beperkt gebruik maakt van de mogelijkheid, een octrooi aan te vragen om de rechten op gebruik van de eigen inventiviteit zeker te stellen;

voorts overwegende dat de onbekendheid van de mogelijkheid om octrooi aan te vragen, mede de oorzaak daarvan is;

spreekt als haar mening uit dat bekendheid met de mogelijkheid van een octrooi bij het midden- en kleinbedrijf van groot belang is;

verzoekt de regering, het midden- en kleinbedrijf met een voorlichtingscampagne te informeren over de mogelijkheden van een octrooi,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot, Hessels en Besselink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8(30975, R1821).

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter, de minister heeft al een stap gezet door aan te geven dat internationale octrooien met een voucher betaald zouden kunnen worden, maar ik vraag haar, toch ook bedrijven die voor het eerst een octrooi aanvragen, de mogelijkheid te bieden om dat deels met een innovatievoucher te betalen. De regeling moet daarvoor een beetje worden aangepast, maar dan kunnen bedrijven die nu een voucher hebben, misschien opnieuw een aanvraag indienen om hun voucher alsnog te gelde te maken. Het kabinet wil het werken innovatievouchers stimuleren en intensiveren, zo heb ik uit het beleidsprogramma begrepen, dus dit kan succesvol worden.

De AptrootKamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aanvragen van een octrooi een belangrijk onderdeel is van succesvolle, in de praktijk gerealiseerde innovatie;

voorts constaterende dat Nederland achterblijft bij het commercieel exploiteren van octrooien en dat dat mede komt door het achterblijven van octrooiaanvragen door het midden- en kleinbedrijf;

overwegende dat een financiële stimulans bedrijven in het midden- en kleinbedrijf ertoe kan brengen, octrooi aan te vragen;

voorts overwegende dat benutting van de innovatievouchers in de praktijk moeizaam verloopt;

verzoekt de regering, het mogelijk te maken dat innovatievouchers ook kunnen worden gebruikt voor het aanvragen van octrooi en de Kamer daartoe voor 1 oktober 2007 een voorstel voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Aptroot, Hessels en Besselink. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9(30975, R1821).

De heer Aptroot (VVD):

Voorzitter. Ik meen dat het niet erg ingewikkeld is om dit voorstel op te stellen, maar aangezien in juli en augustus de bezetting op het departement minder zal zijn, vraag ik de minister om ons uiterlijk in oktober te informeren.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Ik heb het idee dat ik hier als jonge ondernemer een maidenspeech moet houden. Ik vind het nog steeds vreemd dat zolang het Vertalingenprotocol niet in werking is getreden een Nederlands bedrijf in het Nederlands een Europees octrooi moet aanvragen, maar dat in het Engels mag doen als het een Nederlands octrooi aanvraagt. Het is ingewikkelder dan je zou denken. Een octrooi wordt pas na 4,5 à 5 jaar na aanvraag verleend. Er is gerede kans dat in die periode Frankrijk medeondertekenaar wordt. Ik vind dat wij daarom alles niet moeilijker moeten maken dan het al is en dus niet met amendementen of moties moeten komen. Echter, ik wil de ontwikkelingen afwachten en namens mijn fractie de mogelijkheid openhouden om de komende dagen alsnog met een amendement te komen om zeker te stellen dat deze wet niet gaat gelden voordat het Vertalingenprotocol in werking is getreden. Ik zal het indienen van een amendement mede laten afhangen van het antwoord van de minister, maar ook van hetgeen wij zullen horen over de tijdsplanning.

De heer Aptroot (VVD):

U zegt dat deze wet niet eerder in werking mag treden dan het Vertalingenprotocol. Dat betekent dat de komende maanden en wellicht de komende jaren de Nederlandse bedrijven alleen vanwege uw principiële standpunt te maken krijgen met extra vertaalkosten. Vindt u dat zinvol?

De heer Hessels (CDA):

De Nederlandse bedrijven zullen dan hun octrooiaanvraag in het Nederlands moeten indienen en niet in het Engels. Als een Nederlands bedrijf de aanvraag rechtstreeks in het Engels indient, zou dat een extra vertaling naar het Nederlands vergen. Dat zou inderdaad extra kosten met zich meebrengen. Wij zullen dit aspect zeker bij onze overwegingen betrekken.

De heer Aptroot (VVD):

Ik hoop dat de minister straks een goede uitleg voor de heer Hessels heeft.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Voorzitter. De minister gaf in haar beantwoording aan dat het Nederlandse mkb bij het aanvragen van een octrooi gewezen zal worden op het al dan niet bestaan van het octrooi. Echter, een ondernemer kan zich ook geconfronteerd zien met rechtszaken wanneer hij producten ontwikkelt en op de markt brengt. Dan is er juist de noodzaak om uit te zoeken of datgene wat hij op de markt brengt geoctrooieerd is en of hij dus het risico loopt om een rechtszaak aan zijn broek te krijgen. Dat betekent dat, als buitenlandse bedrijven veel meer octrooieren, het ondernemen en handelen in Nederland ingewikkelder wordt. Dat houdt immers in dat de Nederlandse ondernemer veel vaker en uitvoeriger zal moeten nagaan welke octrooien er zijn. Anders riskeert hij een rechtzaak. Dit, in combinatie met de lage drempel – daarmee doel ik op de lage prijs en de mogelijkheid tot indiening in de Engelse taal – kan ervoor zorgen dat wij overspoeld worden met aanvragen van buitenlandse ondernemers. Wat mij betreft zijn buitenlandse ondernemers van harte welkom in Nederland, maar ik ben er geen voorstander van dat zij alleen in ons land komen om aan een goedkoop nieuwheidsonderzoek te komen, een octrooi te krijgen en daarmee het handelen van Nederlandse ondernemers verregaand te bemoeilijken. Mijn fractie overweegt dan ook om op dit punt een amendement in te dienen met als doel dat de mogelijkheid tot het indienen van een octrooiaanvraag in de Engelse taal wordt voorkomen.

Kwalitatief doet een Nederlands onderzoek niet onder voor een onderzoek op Europees niveau. Het verschil is dat wij de octrooiaanvraag daaraan in Nederland niet toetsen. Vrijwel altijd krijgt men octrooi. Ik citeer uit de nota naar aanleiding van het verslag. "Wat is het inhoudelijke verschil tussen het nieuwheidsonderzoek van het nationale en dat van het internationale type? Inhoudelijk is er geen verschil tussen het onderzoek van het nationale en dat van het internationale type. Het verschil is slechts dat een onderzoek van het internationale type naar de stand van de techniek gebruikt kan worden in het kader van de internationale procedure."

De heer Hessels overviel mij in eerste termijn met zijn opmerking. Voor zover ik kan nagaan, ging het bij de behandeling van het verdrag van München om de eisen die wij stellen aan Europese octrooien die in Nederland moeten worden bekrachtigd. De minister heeft duidelijk gezegd dat wij in dit geval spreken over het Nederlandse octrooisysteem, dus over aanvragen die in ons land worden gedaan. Het verschil is dat het amendement-Gerkens ervoor zorgt dat Nederlandse ondernemers tenminste de conclusies in de Nederlandse taal kunnen lezen. De SP-fractie vindt het echter noodzakelijk dat voor Nederlandse octrooiaanvragen geldt dat zowel de aanvragen als de conclusies in de Nederlandse taal worden verkregen.

Ik dank de minister in ieder geval voor het feit dat zij een evaluatie toezegt.

Mevrouw Besselink (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor de uitvoerige beantwoording en voor de toezegging over de monitor. Met het laatste ben ik heel gelukkig.

Ik heb de woorden van de minister over het Vertalingenprotocol zo geïnterpreteerd dat, als de Nederlandse ondernemer de Europese markt op wil, hij dat nu al in het Engels kan doen. Ik heb begrepen dat wij moeten afwachten of het Vertalingenprotocol door Frankrijk wordt ondertekend. Uit de woorden van de minister heb ik opgemaakt dat wij ervan uitgaan dat dat gebeurt en dat wij daarop ernstig hopen. Het duurt nog minstens 4,5 tot 5 jaar voordat uit het nationaal octrooi het Europese octrooi voortvloeit. Wij hopen dat Frankrijk binnen die tijd het verdrag heeft ondertekend. Dan is het voordeel dat de Nederlandse ondernemer het alvast in de Engelse taal heeft en dat er vervolgens niet een vertaling naar het Nederlands nodig is. Er is sprake van een verwarrende situatie, omdat wij niet zeker weten of Frankrijk dat verdrag ondertekent. Wat gebeurt er als wij het voorliggende wetsvoorstel aannemen en Frankrijk het verdrag niet ondertekent? Dan hebben wij een vreemd soort regel in het leven geroepen met het risico dat de vertalingen alsnog moeten worden betaald. Ik ben dus enigszins in verwarring.

Minister Van der Hoeven:

Voorzitter. Ik ben het zeer eens met de heer Aptroot dat wij geen wachtlijsten willen, in ieder geval geen wachtlijst waarvan wij zeggen: hé, dat kan niet. Het is mogelijk dat er op een gegeven moment pieken zijn, maar dat is iets anders. Daarom heb ik de suggestie gedaan om de monitor over twee jaar uit te strekken, zodat je kunt zien of er zich inderdaad pieken voordoen. Ik heb ook aangegeven wat de financiële mogelijkheden zijn om het duurder te maken op basis van de ingewikkeldheid van het aangevraagde octrooi. Dit brengt mij op beide moties van de heer Aptroot.

De eerste motie gaat over voorlichting. Het gaat inderdaad om goede voorlichting. Is er geen goede voorlichting, dan wordt deze wet niet goed nagevolgd. Het is juist de bedoeling dat de aanneming van deze wet leidt tot meer octrooiaanvragen vanuit het mkb. Dat wil ik graag doen. Ik zal wel bekijken wat de meest effectieve manier is om het mkb te bereiken. Ik weet niet of het een grote campagne moet zijn. Misschien kom ik tot de conclusie dat ik dit het beste kan laten aansluiten bij datgene wat bijvoorbeeld SenterNovem en de Kamer van Koophandel doet en wat wij zelf doen ter bevordering van innovatie. Maar dat wij op dat punt iets moeten doen wanneer deze wet is aangenomen, ben ik zeer met u eens. Wij kijken dan ook op welke manier wij de twijfels van de heer Hessels daarin kunnen adresseren, zodat ondernemers goed worden voorgelicht. Dat is van belang. Of dat een actieve eenmalige of een voortdurende campagne is, laat ik u graag weten. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer over.

De tweede motie gaat over het gebruik van de vouchers. Het is denkbaar dat de Kamer zegt dat de vouchers ook voor nationale octrooien moeten worden ingezet en de motie aanneemt. De vouchers zijn echter niet ongelimiteerd; ze zijn vrij klein. Ze zijn juist bedoeld om kennis te krijgen en kennis samen te ontwikkelen, niet om een octrooi aan te vragen op kennis die je nog niet hebt. Dat maakt het voor mij wel een beetje moeilijk. Ik vind ook niet dat je de octrooigemachtigde hiermee structureel moet subsidiëren, want dat zou ook niet goed zijn. Ik weet niet wat uw Kamer met de motie gaat doen. Ik vind dat wij dit alleen maar zouden moeten doen voor de Europese octrooien; reden waarom ik aanneming van de motie ontraad, omdat ze mij niet van pas komt. Stel dat de motie wordt aangenomen, dan vind ik dat wij dat niet voor 1 oktober 2007 moeten doen. Dat wil ik dan betrekken bij de uitwerking van de voucherregeling 2008, waarbij ik ook rekening houd met het beleidsprogramma en vooral met de lopende evaluatie van de vouchers. Ik ben het niet eens met de motie, maar mocht ze worden aangenomen, dan vraag ik de indieners nog eens te kijken naar de datum. Dat zou niet handig zijn, want je moet rekening houden met de evaluatie en met datgene wat wij op dat punt willen doen.

De heer Aptroot (VVD):

Ik zeg niet hoe de vouchers gebruikt moeten worden, maar vraag om het mogelijk te maken dat ze voor octrooien worden gebruikt. Dat biedt de minister de mogelijkheid om bij de Kamer terug te komen en te kijken naar de internationale en de nationale octrooien. Zij heeft dus nog ruimte. De minister zegt "niet voor 1 oktober 2007". Aan welke termijn denkt zij dan? Misschien kunnen wij elkaar vinden.

Minister Van der Hoeven:

Dat denk ik wel. Het gaat mij vooral om de Europese octrooien. Er loopt op dit moment een evaluatie van de innovatievouchers, die ertoe leidt dat de regeling wordt aangepast vanaf 2008. Het zou dus onhandig zijn om los daarvan iets aan te passen. Dat geldt overigens ook voor de Europese regeling, dus de regeling die het mogelijk maakt om een Europees octrooi aan te vragen. Daarvan is pas sprake in 2008, omdat het op dit moment niet handig is om dat lopende de rit te doen. Ik vraag de heer Aptroot dus sowieso om de datum in zijn motie te veranderen. Voor de rest is het uiteraard aan de heer Aptroot.

De heer Aptroot (VVD):

Met de toezegging van de minister dat de motie, als zij wordt aangenomen, wordt verwerkt bij de innovatievouchers 2008, vind ik dat prima. Dan kan ik de woorden "vóór 1 oktober 2007" hierbij schrappen.

De voorzitter:

U kondigt dus aan dat u een gewijzigde motie zal indienen?

De heer Aptroot (VVD):

Dat klopt. Ik zal de woorden "vóór 1 oktober 2007" in de motie schrappen.

Minister Van der Hoeven:

In het dictum van de motie staat ook: voor het aanvragen van een octrooi. Ik vind dat er zou moeten staan: voor het aanvragen van een Europees octrooi. Het is aan de Kamer om daar een oordeel over te geven, maar ik ben het op dat punt niet met de motie eens.

De heer Hessels heeft gevraagd hoe ik de houding van Frankrijk inschat. Dat was eigenlijk kort door de bocht zijn vraag. Ik kan op dat punt geen zekerheden op tafel leggen, omdat ik die niet heb. Dat weet hij net zo goed als ik. Het duurt ongeveer vier en een half à vijf jaar voordat een Europees octrooi wordt verleend. Het varieert een beetje, maar over een dergelijke periode praten wij wel. Daarin heeft de heer Hessels gelijk. Gelet op de discussie over het intellectuele eigendom, zoals die ook plaatsvindt binnen de Raad voor Concurrentievermogen, schat ik in dat het geen vier en een half à vijf jaar duurt voordat Frankrijk tot een besluit komt. Daar heeft ook de rest van Europa geen belang bij. Dat is een inschatting mijnerzijds.

Mevrouw Gesthuizen doet het midden- en kleinbedrijf tekort als zij wil amenderen, in de zin dat octrooiaanvragen niet meer in het Engels mogelijk zijn, maar dat is haar verantwoordelijkheid. In feite zegt zij dat zij Nederlandse octrooien alleen maar in het Nederlands wil laten aanvragen. Zij wil niet dat het bedrijfsleven de mogelijkheid heeft om vooruitlopend op dat Europese octrooi, de aanvraag in het Engels te doen en alleen de conclusies in het Nederlands te doen. Ik kan mevrouw Gesthuizen nu al vertellen dat ik, als zij het amendement gaat indienen, de aanneming ervan zal ontraden. Ik vind eerlijk gezegd ook dat het een deel van het hart van het wetsvoorstel weghaalt. Dat moeten wij dus niet doen.

Mevrouw Besselink heeft gevraagd wat er gebeurt als Frankrijk niet ondertekent. Dan is er in feite geen man overboord, want er staat alleen maar een kanbepaling in. Je bent echter wel van een heleboel problemen af als de zaken goed lopen. Dan hoef ik niet opnieuw een wetswijziging in te dienen, want het is dan al goed voorbereid. Lopen wij daarmee vooruit? Ja, maar wij weten ook voor wie wij vooruitlopen, namelijk niet voor onszelf, maar voor het midden- en kleinbedrijf en voor degenen die het octrooi na Nederland ook op Europees niveau willen aanvragen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen zullen volgende week plaatsvinden.

Naar boven