Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering over discriminatie (30950, nr. 2).

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Er is vanuit deze Kamer in de afgelopen jaren veel onterechte kritiek geweest op minister Verdonk inzake het tegengaan van discriminatie, als zou zij daaraan niets hebben gedaan. Een van de echte oorzaken was het ontbreken van de mogelijkheid tot coördinatie op alle terreinen als het gaat om het tegengaan van discriminatie. Daarom dien ik de volgende motie in.

Onze fractie zal de motie mede ondertekenen die later tijdens dit debat wordt ingediend door de Partij voor de Vrijheid tot afschaffing van de Commissie Gelijke Behandeling, omdat onze fractie er geen enkel vertrouwen in heeft dat er onder het nieuwe kabinet sprake zal zijn van een goed functioneren van de Commissie Gelijke Behandeling. Wij menen dat er wordt voortgemodderd zoals dat in de afgelopen jaren is gebeurd. Om die reden zal onze fractie deze motie steunen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een effectieve aanpak ter bestrijding en voorkoming van discriminatie op alle gronden noodzakelijk is en blijvend de hoogste prioriteit verdient;

overwegende dat het beleidsterrein van discriminatiebestrijding even divers is als de uitingsvormen van discriminatie zelf, hetgeen momenteel onder andere leidt tot een grote versnippering van initiatieven;Teeven

overwegende dat verschillende ministers momenteel verantwoordelijk zijn voor verschillende deelgebieden van het antidiscriminatiebeleid;

van oordeel dat voor de effectiviteit van het antidiscriminatiebeleid het opstellen, de implementatie en de uitvoering ervan op de verschillende beleidsterreinen in samenhang moeten worden bezien;

constaterende dat momenteel één duidelijke coördinerende bewindspersoon ontbreekt voor het hele beleidsveld van discriminatiebestrijding;

spreekt als haar oordeel uit, de noodzaak van één aangewezen coördinerend bewindspersoon, verantwoordelijk voor de effectiviteit van de overheidsinzet op alle beleidsterreinen ter bestrijding van discriminatie op alle gronden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Teeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 3(30950).

De heer Jasper Van Dijk (SP):

Voorzitter. Discriminatie dient fel te worden bestreden. Om die reden dien ik de volgende twee moties in, die ervoor zorgen dat de aanpak van discriminatie beter ter hand kan worden genomen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat volgens de Monitor Rassendiscriminatie 2005 ongeveer de helft van de Marokkanen en Turken een- of meermalen is geconfronteerd met rassendiscriminatie;

overwegende dat discriminatie in het maatschappelijk leven leidt tot uitsluiting en handelend optreden vergt van de overheid ter bescherming van slachtoffers en ter sanctionering van daders;

constaterende dat volgens de Monitor Rassendiscriminatie een kwart van de werkgevers zegt bij voorkeur geen allochtonen aan te nemen;

overwegende dat door discriminatie expliciet op te nemen in de Arbeidsomstandighedenwet de inspectie door middel van boetes en sancties een meer actieve rol kan krijgen ter bestrijding van discriminatie;

verzoekt de regering, een voorstel te doen waardoor discriminatie wordt opgenomen in de Arbeidsomstandighedenwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4(30950).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat politie en OM een belangrijke rol spelen bij de bestrijding van discriminatie;

constaterende dat op korpsniveau slechts bij uitzondering wordt voldaan aan de verplichting tot registratie van discriminatie;

constaterende dat binnen het huidige systeem met ieder korps apart moet worden overeengekomen of de aangifte en registratie van discriminatie deel uitmaken van de prestatieafspraken;

verzoekt de regering, voorstellen te doen voor een eenduidig systeem van aangifte en registratie van discriminatiezaken bij de Nederlandse politiekorpsen en deze op te nemen in de prestatieafspraken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5(30950).

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Tijdens het op 31 januari gehouden AO over discriminatie heb ik namens de PVV aangegeven dat het goed zou zijn de Commissie Gelijke Behandeling op te heffen. Deze commissie opereert absoluut niet in het belang van de Nederlandse samenleving en ondermijnt zelfs onze kernwaarden. Moslims die zich bijvoorbeeld niet aan de Nederlandse omgangsvormen wensen te houden door geen hand te geven, kunnen rekenen op alle begrip van de wereld. Wellicht is het feit dat veruit de meeste commissieleden een duidelijk linkse achtergrond hebben een van de oorzaken van deze capitulatie. Het is daarom de hoogste tijd onze samenleving te beschermen tegen de Commissie Gelijke Behandeling. Dat vond minister Verdonk gelukkig ook, maar zij heeft de daad helaas nog niet bij het woord gevoegd en de commissie opgeheven. Daarom dien ik de volgende motie in, mede namens het lid Teeven.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Fritsma

overwegende dat de Commissie Gelijke Behandeling is ingesteld om te bemiddelen tussen burgers die een geschil hebben ten aanzien van gelijke behandeling;

overwegende dat de Commissie Gelijke Behandeling zich bij haar beoordeling had moeten laten leiden door zowel de maatschappelijke context als het juridische kader van de Algemene wet gelijke behandeling;

overwegende dat de Commissie Gelijke Behandeling zich steeds meer gedraagt als een juridisch orgaan dat vooral op een legalistische wijze kijkt naar de wettelijke context van de voor haar dienende klachten en niet naar de sociaal-maatschappelijke context;

constaterende dat de Commissie Gelijke Behandeling een eigen jurisprudentie ontwikkelt die weliswaar niet juridisch bindend is, maar wel van grote invloed lijkt te zijn op hetgeen in de rest van de samenleving gebeurt;

constaterende dat uit de oordelen van de Commissie Gelijke Behandeling op voornamelijk integratiegebied een onaanvaardbaar sterk cultuurrelativistisch beeld naar voren komt;

constaterende dat deze tendens in maatschappij en politiek terecht tot groot onbegrip en ontzetting leidt, hetgeen het gezag en de positie van de Commissie Gelijke Behandeling blijvend heeft ondermijnd;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat de Commissie Gelijke Behandeling zo spoedig mogelijk wordt opgeheven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Fritsma en Teeven. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(30950).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Klopt het dat de Commissie Gelijke Behandeling gewoon toetst aan de hand van de Nederlandse wetten en internationale verdragen, waar wij ons aan hebben gecommitteerd? Wat beoogt de heer Fritsma hier eigenlijk mee te bereiken? Is zijn motie erop gericht dat mensen voor dezelfde vragen en discussies direct naar de rechter lopen? De rechter zal namelijk tot hetzelfde oordeel komen op basis van dezelfde wetten die wij hier overigens maken, en dezelfde internationale verdragen die wij hier vaststellen.

De heer Fritsma (PVV):

Voor zover verdragen in de weg staan om de commissie op te heffen, moet de regering zich sterk maken die verdragen aan te passen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat is geen antwoord. De commissie toetst aan de hand van wetten en verdragen. Wat heeft het voor zin de commissie op te heffen als mensen daarna naar de rechter stappen die aan dezelfde wetten en verdragen toetst?

De heer Fritsma (PVV):

Er kan naar een praktisch alternatief voor de commissie worden gekeken Je kunt bijvoorbeeld een klachtenregeling instellen, op basis waarvan eenzelfde soort beoordeling plaatsvindt. De Commissie Gelijke Behandeling heeft zich gediskwalificeerd als het gaat om het vellen van een oordeel over dit soort kwesties. Wellicht hangt dat samen met de samenstelling van de commissie. Veruit de meeste leden hebben een linkse achtergrond. Deze commissie is dus niet geschikt voor het vellen van dit soort oordelen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik begrijp dat de heer Fritsma voor een nieuwe commissie pleit. Gaat hij de rechters die daar deel van gaan uitmaken, ook screenen op linkse sympathieën?

De heer Fritsma (PVV):

Ik pleit alleen voor de opheffing van deze commissie.

De voorzitter:

Een enkel lid overschreed de spreektijd. Dat is geen probleem, maar ik wijs de leden erop dat het voorlezen van moties binnen de spreektijd valt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Mevrouw de voorzitter. De cijfers die genoemd worden over discriminatie op basis van etniciteit, leeftijd en sekse liegen er niet om. Het plan van aanpak van het vertrekkende kabinet stelt vrij weinig voor. Ik heb tijdens het overleg aangegeven dat het direct de prullenbak in kan, omdat er geen concrete invulling is gegeven en wij eigenlijk in projecten blijven steken waarvan wij niet weten of de resultaten echt soelaas bieden. Ik heb ook gevraagd waarom wij het niet landelijk uitbreiden als zij dat wel doen.

Ik zal nu geen motie indienen, omdat ik niet denk dat ik hier nog heel ver zal komen. Met het nieuwe kabinet zal ik de degens kruisen en een plan van aanpak eisen waarin concrete maatregelen staan, waarbij discriminatie die is gemoeid met zowel leeftijd als sekse als etniciteit kan worden aangepakt.

De voorzitter:

Mijnheer Dibi, u had zich niet ingeschreven voor het debat. Ik begrijp dat u ook nog het woord wilt voeren. Ik verzoek de leden om zich tijdig in te schrijven op de lijst voor een debat, zodat wij van tevoren kunnen zien wie er meedoen aan een debat. Anders wordt de planning nog moeilijker dan zij al is.

Het woord is aan de heer Dibi.

De heer Dibi (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. een van de weinige concrete resultaten op het gebied van discriminatie is het landelijk dekkend stelsel van antidiscriminatiebureaus naar aanleiding van de regiegroep-Borst. Dat zijn laagdrempelige bureaus in de buurt, waar eenieder melding of aangifte kan doen van discriminatie. Het lijkt mij niet meer dan logisch dan dat de lancering van een landelijk dekkend stelsel gepaard gaat met een landelijke voorlichtingscampagne om de boodschap en het gevoel van urgentie echt aan de man te brengen.

Ik zou hier concrete voorstellen kunnen doen, maar ik weet evenals de D66-fractie dat er niets zal veranderen. Daarom kies ik de gulden middenweg.

De Kamer,Dibi

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit de Monitor Rassendiscriminatie blijkt dat ongeveer driekwart van de personen die te maken hebben gehad met discriminatie, dit niet hebben gemeld bij een meldpunt discriminatie, de politie of een andere instelling;

overwegende dat deze lage meldingsbereidheid deels voortkomt uit onbekendheid met de bestaande klachtenprocedures;

overwegende dat het voor een goed overzicht van de omvang van discriminatoir gedrag van belang is dat klachten gemeld en geregistreerd worden;

van mening dat het voor de aanpak van discriminatie van belang is dat discriminerende handelingen bij de daarvoor ingestelde instanties worden gemeld;

verzoekt de regering, bij het uitwerken van wetgeving inzake een landelijk dekkend netwerk van antidiscriminatiebureaus ook een plan op te stellen voor een landelijke voorlichtingscampagne inzake mogelijkheden voor melding van discriminatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dibi. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7(30950).

Minister Verdonk:

Mevrouw de voorzitter. Ik heb vandaag een dubbel gevoel. Het is de laatste dag dat ik aan deze kant van de Kamer mijn werkzaamheden uitvoer. Gelukkig mag ik terugkomen aan de andere kant en daarop verheug ik mij zeer.

In motie van de heer Teeven wordt gevraagd om "één aangewezen coördinerend bewindspersoon verantwoordelijk voor de effectiviteit van de overheidsinzet op álle beleidsterreinen van discriminatie op álle gronden".

Ik beschouw deze motie als een ondersteuning van het beleid dat ik de afgelopen jaren heb gevoerd. Ik heb mij steeds ingezet voor verbetering van de coördinatie van het antidiscriminatiebeleid binnen het Rijk. Bij discriminatie denken mensen snel aan racisme, maar er zijn natuurlijk veel meer gronden. Discriminatie komt voor op velerlei werkterreinen en op velerlei gronden. Ik heb ervaren dat zolang niet één bewindspersoon wordt aangewezen om de regie te voeren over dit complexe dossier, het niet mogelijk is om discriminatie in den brede aan te pakken. Ik heb dat geprobeerd maar ben tegen allerlei obstakels opgelopen. Ik heb een begin gemaakt met het ontwikkelen van een samenhangend antidiscriminatiebeleid onder regie van één verantwoordelijk bewindspersoon. De uiteindelijke keuze om zo'n bewindspersoon aan te wijzen, ligt natuurlijk bij het nieuwe kabinet. Ik sta zeer sympathiek tegenover dit voorstel en zal deze motie voorzien van een positieve reactie overdragen aan mijn opvolger. Het is echter aan mijn opvolger om hierover te beslissen.

De heer Van Dijk heeft een motie ingediend waarin de regering wordt verzocht, "voorstellen te doen voor een eenduidig systeem van aangifte en registratie van discriminatiezaken bij de Nederlandse politiekorpsen en deze op te nemen in de prestatieafspraken".

Op dit moment staan deze zaken al in de prestatieafspraken. Het gaat daarbij om de registratie van discriminatieklachten. Ook moeten alle aangiften worden opgenomen. Dit alles staat in het prestatiecontract dat wij voor 2007 hebben afgesloten. Natuurlijk streven wij ernaar om deze afspraken ook op te nemen in het prestatiecontract voor 2008, maar ook dat is een beslissing van het volgend kabinet.

Dan kom ik bij de motie van de heer Van Dijk waarin de regering wordt verzocht "een voorstel te doen waardoor discriminatie wordt opgenomen in de Arbeidsomstandighedenwet". Dit is een onderwerp van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De Kamer had de gelegenheid om dit punt naar voren te brengen in het AO arbeidsmarktbeleid. Dat AO is echter uitgesteld, dus ik zal deze motie doorgeven aan mijn collega.

De motie-Fritsma/Teeven verzoekt de regering, "te bewerkstellingen dat de Commissie Gelijke Behandeling zo spoedig mogelijk wordt opgeheven". Dit is het dossier van minister van Justitie en niet mijn dossier. Ik stel dan ook voor, deze motie door te geleiden aan de minister van Justitie zodat hij daarop schriftelijk kan reageren.

In de motie van de heer Dibi wordt de regering verzocht "om bij het uitwerken van wetgeving inzake een landelijk dekkend netwerk voor antidiscriminatiebureaus ook een plan op te stellen voor een landelijke voorlichtingscampagne inzake mogelijkheden voor melding van discriminatie".

De heer Dibi zegt al in het dictum dat het gaat om het uitwerken van wetgeving. Dat zal ik niet meer voor mijn rekening nemen maar de volgende bewindspersoon. Ik zal deze motie dan ook meenemen naar mijn opvolger.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

De stemmingen over de moties vinden plaats aan het einde van deze dag. Het is immers de laatste dag voor het reces. Ik stel voor, dit VAO hiermee te besluiten.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik heb een punt van orde. U zegt dat de stemmingen aan het eind van deze dag zullen plaatsvinden. Er ligt echter een aantal moties voor waarop wij nog geen enkele inhoudelijke reactie hebben gekregen van de kant van het kabinet. Ik vind dat bezwaarlijk voor de stemmingen.

De voorzitter:

Ik maakte bewust deze opmerking om de indieners de kans te geven, de moties aan te houden, als zij voor het nemen van een beslissing daarover een reactie van de regering willen hebben.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. In het dictum van de motie spreekt de Kamer haar oordeel uit en verzoekt zij de regering iets. Het is fijn als de regering nog in staat is, dat standpunt te geven. Wellicht valt de minister van Justitie vandaag nog te bereiken op de JBZ-raad.

De voorzitter:

U kunt zelf bepalen of u vandaag wilt stemmen of op een ander moment. In principe zijn er vandaag stemmingen over alle moties, tenzij u een ander voorstel doet. Daar gaat u zelf over.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik begrijp dat het de bedoeling is dat ze daadwerkelijk in stemming komen. Dan zou het goed zijn dat wordt bevorderd dat het kabinet er nog een inhoudelijke reactie op geeft, bijvoorbeeld in de vorm van een brief. Wij moeten onszelf wel een beetje serieus nemen. Als wij een motie indienen en hier alleen horen "ik ga er niet over", vind ik het geen fraaie werkwijze om er nu over te stemmen.

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Ik steun dit voorstel graag. Ik vraag de overige fracties of het mogelijk is, de stemmingen uit te stellen, zodat wij een inhoudelijk antwoord op de moties kunnen krijgen.

De voorzitter:

Wij krijgen nu een soort regeling van werkzaamheden.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Wat mij betreft, kunnen wij er vanmiddag over stemmen. Maar als de collega's uitstel willen, wil ik daar graag aan meewerken. Laten wij de stemmingen dan maar uitstellen.

De voorzitter:

Iedereen gaat over zijn eigen moties.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ik ben van mening dat de motie voor zichzelf spreekt. Maar als een of meer leden behoefte hebben aan een snelle reactie, kan het geen kwaad om er zorg voor te dragen dat er vanmiddag wellicht een reactie komt.

De voorzitter:

De minister van Justitie is bij de JBZ-Raad, dus wij hebben een probleem. Laten wij afspreken dat de minister zich inspant om ervoor te zorgen dat u tijdig een reactie heeft. U kunt tot het moment van stemming vragen om deze moties aan te houden.

Na een korte schorsing gaan wij door met de Rijkswet op het Nederlanderschap. Ik wijs u erop dat het een re- en dupliek betreft en dat de spreektijden van de leden als vuistregel een derde van de spreektijd in eerste termijn bedragen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven