Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Infrastructuurfonds voor het jaar 2000 (26800 A).

(Zie vergadering van 4 november 1999.)

De voorzitter:

De heer Hindriks trekt zijn amendementen op de stukken nrs. 6 en 7 in.

De artikelen 1 t/m 4 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Van der Steenhoven (stuk nr. 4, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, het GPV, de RPF en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement het andere op stuk nr. 4 voorkomende amendement als verworpen kan worden beschouwd.

Artikel 01.01 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 01.02 t/m 03.04 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Giskes (stuk nr. 5).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties de SP, GroenLinks, de PvdA, D66, het GPV, de RPF en de SGP voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Artikel 03.05, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Giskes (stuk nr. 5), wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 04.01 t/m 04.06 worden zonder stemming aangenomen.

De gewijzigde begrotingsstaat, onderdeel verplichtingen en uitgaven, wordt zonder stemming aangenomen.

De begrotingsstaat, onderdeel ontvangsten, en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven