Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 30 november 1999 over de melkquota.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik spreek mede namens de fracties van SGP en GPV. Na het algemeen overleg van enkele weken geleden staan wij nu voor de plenaire afronding. Daar hadden wij op zichzelf niet zo'n behoefte aan en dat hadden wij ook aangegeven. Wij hebben in het overleg namelijk duidelijk gemaakt dat wij geen behoefte hadden aan een nieuwe brief van de minister. Er was en is de afgelopen jaren voldoende gepubliceerd over de problematiek van de melkquota en er is uiteindelijk sprake van een verschil in perceptie en waardering van de argumenten voor en tegen de quotumbeurs en de argumenten voor en tegen het veranderen van het systeem van melk leasen. Wij zijn tot de conclusie gekomen dat de vermeende voordelen van aanpassing van het huidige systeem niet opwegen tegen de nadelen. De minister doet in zijn brief nog een poging tot een tussenvoorstel. Ik ben daar niet zo blij mee. Het zoeken van een compromis is soms wenselijk, maar schept in de meeste gevallen weer onduidelijkheid. Ook met de brief van de minister verslechtert voor velen de situatie. Voor de zogenoemde actieve melkveehouders is er ook binnen de huidige constellatie voldoende speelruimte. Mede in het licht van het feit dat het bij het verleasen slechts om een beperkt percentage van het totale melkquotum gaat, meen ik dat wij met het handhaven van de huidige situatie – om met de woorden van LTO te spreken – een heel fatsoenlijke keuze maken. Daarom wil ik de volgende motie indienen, die medeondertekend is door de collega's Oplaat, Atsma, Van der Vlies en Poppe.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat:

  • - het prijsdrukkend effect van een melkquotumbeurs niet aantoonbaar is;

  • - op dit moment een flexibel en doelmatig systeem van quotumtransacties voorhanden is;

  • - het verleasde melkquotum slechts circa 5% van het nationale melkquotum bedraagt;

  • - de huidige melkleaseregeling een aantal positieve sociale neveneffecten tot gevolg heeft gehad en dat de beoogde aanpassingen in sociaal opzicht tot een aanzienlijke verslechtering zullen leiden;

van mening, dat de vermeende voordelen van introductie van een melkquotumbeurs en van inperking van het melkleasen niet opwegen tegen de nadelen;

spreekt uit dat van de introductie van de beoogde melkquotumbeurs en van aanpassing van de melkleaseregeling dient te worden afgezien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Stellingwerf, Oplaat, Atsma, Van der Vlies en Poppe.

Zij krijgt nr. 74 (26800 XIV).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik sta hier om voor twee groepen een pleidooi te houden. Dat zijn aan de ene kant de mensen die sociaal in de problemen komen doordat de huidige regeling wordt afgeschaft, zonder dat daar aan de sociale kant voldoende alternatief geboden wordt en aan de andere kant is dat de groep jonge boeren en boerinnen, die dringend nieuw quotum nodig hebben en die aanlopen tegen hoge prijzen. Wij vinden de aanpassingen die het kabinet heeft voorgesteld op zichzelf een stap in de goede richting, maar onvoldoende om met name aan de sociale problemen tegemoet te komen. Op dat punt wil ik de Kamer de volgende motie voorleggen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de minister zijn voorstel ten aanzien van het structureel verleasen van het melkquotum heeft aangepast om de sociale gevolgen voor de verleasers te beperken;

van mening, dat deze aanpassingen een stap in de goede richting zijn maar onvoldoende zijn om alle sociale gevolgen op te vangen;

verzoekt de regering:

  • - voor het verstrijken van de termijn van drie jaar waarin het verleasers toegestaan is hun gehele quotum te verleasen te komen met aanpassingen in de sociale wetgeving en fiscale sfeer of de leaseregeling zelf om de laatste knelpunten te verhelpen;

  • - bij het voorbereidend onderzoek om te komen tot de benodigde aanpassingen, de gegevens van de stichting "Handen af van melklease" te betrekken;

  • - indien de knelpunten niet opgelost kunnen worden binnen de gestelde termijn van drie jaar de mogelijkheid van verlenging van de huidige melkleaseregeling open te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 75 (26800 XIV).

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ook ten aanzien van de voorgestelde melkquotumbeurs denken wij dat instelling hiervan voor een deel het doel voorbijschiet, zonder dat wij dit idee willen afwijzen. Ik dien daarom de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat het instellen van de voorgestelde melkquotumbeurs de prijs van de quota niet zal laten dalen;

van mening, dat een prijsdaling van belang is voor boeren, met name jonge veehouders;

overwegende, dat een melkquotumbeurs met aanvullende maatregelen als afroming wel een instrument kan zijn om een prijsdaling te veroorzaken;

verzoekt de regering:

  • - binnen een halfjaar te komen met voorstellen die binnen de systematiek van een melkquotumbeurs zullen leiden tot prijsdaling van de melkquota;

  • - bij het onderzoek van mogelijkheden om te komen tot prijsdaling, het voorstel van de NAJK ten aanzien van afroming te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (26800 XIV).

De heer Waalkens (PvdA):

Voorzitter! Ter afronding van een debat over een onderwerp dat veel commotie en emotie teweeg heeft gebracht, wil ik de consistente lijn van de Partij van de Arbeid nog eens naar voren brengen. Wij vinden dat de huidige systematiek leidt tot een aantal onaanvaardbare consequenties. Wij erkennen ten volle dat de sociale consequenties van het wijzigen van het systeem opgevangen moeten worden. Wij willen dan ook in lijn van onze inzet in het debat tijdens het algemeen overleg over het quotumsysteem het volgende opmerken.

Ten aanzien van de huur- en verhuurconstructies vinden wij met name de inzet van het departement, kenbaar gemaakt in de aan ons gezonden brief en de daarin beschreven aanpassingen van de verhuurregelingen, absoluut voldoende. Zowel bij de groep actieve producten als degenen die de verhuurpenningen ontvangen wordt voldoende recht gedaan aan de consequenties van de bedoelde verandering.

Bij de beurs zijn en blijven wij van mening dat de instelling van een beurs zeker niet het doel voorbijschiet. Het brengt ons dichter bij het doel van creëren van transparantie bij de handel van melkquotarechten.

Wij vinden de motie van de heer Stellingwerf geen recht doen aan de inzet van de Partij van de Arbeid om wijzigingsvoorstellen te bewerkstelligen. Wij zullen die motie dus niet steunen. Wij staan sympathiek ten opzichte van de motie van GroenLinks ten aanzien van de verhuur. De motie over het quotum wil ik graag verder inzien.

De heer Stellingwerf (RPF):

De heer Waalkens geeft aan de voorstellen van de minister goed te vinden. Hij geeft echter ook steun aan de motie van GroenLinks, terwijl die juist meer aandacht wil zien voor de sociale component van het verhaal.

De heer Waalkens (PvdA):

Ik heb de motie moeten begrijpen middels een mondelinge bijsluiter. Als wij de overwegingen goed lezen, zal blijken dat een en ander absoluut in elkaars verlengde ligt. Misschien kan het leiden tot het oprekken van het voorstel van de minister. De motie wil komen tot een aanpassing van de structurele verhuurconstructies. Dat is ook onze inzet.

De heer Oplaat (VVD):

Mevrouw de voorzitter! De VVD is blij dat dit VAO over de herziening van de overdracht van melkquota nog voor het reces kan worden behandeld. Ook na het AO, waarin de Kamer in meerderheid duidelijk maakte weinig te voelen voor een beperking van het leasen en het instellen van een quotumbeurs, houdt de minister vast aan zijn oorspronkelijke plan om een beurs in stellen voor de handel in melkquota en om het leasen van melk aan banden te leggen.

De VVD heeft reeds in een vroeg stadium aangegeven niets voor deze plannen te voelen. Beide plannen komen voort uit de wens van politiek en bedrijfsleven om iets te doen aan de te hoge quotumkosten. Veelvuldig onderzoek heeft inmiddels aangetoond dat de quotumprijs niet zal dalen op basis van deze maatregelen. Mogelijk kan ontkoppeling van grond en quotum leiden tot verdere extensivering, maar het kan ook op andere manieren. Dat heeft de minister inmiddels ook opgemerkt in zijn brief. Het enige dat nog resteert, is een grotere transparantie van de quotummarkt, maar dan staan doel en middelen toch in een wat schril contrast met elkaar. Een quotumbeurs instellen voor meer transparantie is voor ons zoiets als met een kanon op een mug schieten. Daarom kan de VVD-fractie geen steun verlenen aan het instellen van zo'n beurs en heeft zij de motie van de heer Stellingwerf medeondertekend, die ertoe strekt om de overdracht van melkquota en het leasen van melk bij het oude te laten.

De voorzitter:

Alvorens het woord aan de heer Van der Vlies te geven, merk ik nog op dat deze commissie niet uitblinkt door het tijdig inschrijven voor een plenair debat. Er zijn meer leden die zich vanmorgen nog proberen in te schrijven dan leden die zich eerder hebben opgegeven. Op deze manier valt er natuurlijk niet te plannen voor de organisatie die de Kamer ook is. Maar goed, het is nog het begin van de dag, dus wij zullen er tolerant mee omgaan. Overigens hoort de heer Oplaat ook al bij degenen die pas zeer laat hebben ingetekend.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik was inderdaad om 10.00 uur bij de sprekerslijst voor een debat dat om 10.15 uur begon. Ik erken dat het voor verrassingen kan zorgen met het tijdsbeslag als dit de hele dag zo doorgaat.

Namens de SGP-fractie heb ik in het algemeen overleg erkend dat aan de problematiek die ons bezighoudt twee kanten zitten en dus twee betogen zijn te houden. Je wordt dan als het ware van tweeën gedrongen. Voor ons was het scharnier in onze standpuntbepaling het ook door ons gewenste prijsdrukkende effect van de voorstellen. Dat effect lijkt echter in onvoldoende mate te verwachten, zoals de minister ook erkend heeft.

De vraag rijst dan, waar wij het allemaal nog voor doen. Transparantie, aldus de minister. Dat is een gerechtvaardigd doel, maar daar staan dan wel ingrijpende gevolgen voor diverse betrokkenen tegenover. De minister was daar wel gevoelig voor en heeft daarom zijn voorstellen aangepast. De benadering van "een percentage van" heeft hij nu veranderd in een plafond van 75.000 kg melk. Op zichzelf is dat een substantiële aanpassing.

Wij hebben overwogen hoe nu de balans zou moeten uitpakken. De minister zal begrepen hebben, omdat ik de motie van collega Stellingwerf heb medeondertekend, dat wij de nadelen hoger inschatten dan de voordelen.

De heer Atsma (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Ook mijn excuses dat ik bij de late inschrijvers voor dit debat hoor.

Wij zijn tegen de quotumbeurs, om één belangrijke reden: het prijsdempende effect blijft volstrekt achterwege, zoals de minister ook heeft toegegeven. Voor ons zou dat een belangrijk argument zijn geweest om eventueel voor instelling van een quotumbeurs te zijn.

Daarnaast is duidelijk geworden dat de quotumprijs door allerlei andere maatregelen substantieel aan het dalen is. Dat heeft ook weer invloed op de bedragen die voor het verhuren van melk kunnen worden gevraagd. Wij hebben daar in het algemeen overleg op gewezen en het spijt ons zeer dat de minister op dat punt niet goed naar de CDA-fractie heeft geluisterd waar het gaat om het eventueel stellen van een plafond. Ook dat heeft ons ertoe gebracht om de motie van de heer Stellingwerf van harte te ondersteunen.

De heer Ter Veer (D66):

Mevrouw de voorzitter! Als het gaat om excuses, sluit ik aan bij de voorgaande sprekers.

D66 is het debat ingegaan met als standpunt: radicaal stoppen met leasen. D66 is altijd van mening geweest dat een melkquotum een productiebeheersingsinstrument is en nooit is bedoeld geweest als een sociale maatregelen. Verder zouden wij niet tegen een quotumbeurs zijn als een zodanige methode gevonden zou kunnen worden dat ook de directe handel ongewijzigd, dus onder dezelfde voorwaarden, zou kunnen blijven doorgaan. Nu dit niet het geval is, is er op geen van beide punten een duidelijke meerderheid in de Kamer en is het dus niet mogelijk om de D66-wensen gehonoreerd te krijgen. Wij hebben hierover een pittige politieke discussie gehad. Belangrijk is echter dat de 30.000 melkveehouders die deze discussie zeer geïnteresseerd hebben gevolgd, vanaf nu duidelijkheid hebben. Daarom spreekt de laatste zin van de motie ons aan: "...spreekt uit dat van de introductie van de beoogde melkquotumbeurs en van de aanpassing van de melkleaseregeling dient te worden afgezien,". Wij zijn het niet eens met de overwegingen die daarvoor staan, maar omwille van de duidelijkheid voor de melkveehouders, zullen wij voor de motie-Stellingwerf stemmen.

Minister Brinkhorst:

Mevrouw de voorzitter! Wij hebben inderdaad in een eerdere fase een heel zorgvuldig debat gevoerd. Ik heb de Kamer toen meegedeeld dat mijn afweging vooral wordt bepaald door de vraag in hoeverre met name de actieve melkveehouderij met verandering een nieuwe kans zou worden geboden, mede gezien het feit dat er ook een eerdere motie-Ter Veer lag waarin bepaalde wensen worden uitgesproken. Tegen deze achtergrond heb ik na het algemeen overleg nog een nadere brief aan de Kamer gestuurd. De strekking van die brief wordt overigens nog eens bevestigd door de opmerking van LTO Nederland dat men persisteert bij de richting die wordt aangegeven. Ik betreur het uiteraard dat de meerderheid van de Kamer een andere richting uitgaat, maar in een democratie gaat het zo. Ik wil alleen duidelijk maken dat de motie-Stellingwerf eigenlijk suggereert dat het voorstel niet sociaal is. Dit werp ik verre van mij. Bovendien gaat die motie niet in op de belangen van actieve veehouders en die vormden toch oorspronkelijk de reden voor de opzet van dit systeem.

In de motie-M.B. Vos wordt met betrekking tot het leasen dezelfde suggestie van een niet-sociale component gedaan. Om die reden wil ik die motie ontraden.

In de motie-M.B. Vos over de melkquotumbeurs wordt gevraagd om een nader onderzoek naar de methodiek. Ik sluit aan bij de gedachte van de heer Ter Veer. Ik meen dat wij dit debat maar moeten afronden. Het is verstandiger dat er nu duidelijkheid ontstaat. Het is voor mij geen halszaak, dat heeft de Kamer wel begrepen. Het is een afwegingsproces en ik vind het belangrijk dat de Kamer het eindoordeel velt. Zo past het in een volwassen democratie.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mijn tweede motie over de quotumbeurs vraagt om onderzoek naar het systeem van afroming met het doel de quotumprijs te verlagen. Dit was oorspronkelijk ook de inzet van de minister. Ik wil hem daarom vragen of het niet zinvol is de idee van het afromen van de quota te onderzoeken om te bezien of dit kan leiden tot een daling van de prijs.

Minister Brinkhorst:

Ik heb niet gezegd dat die motie mij onsympathiek is in die zin dat zij geen elementen bevat die moeten worden meegenomen. Ik denk dat uiteindelijk de discussie nog door zal gaan zowel over de transparantie van de prijzen als over de ontwikkeling van de melkquota. De hervorming van het zuivelbeleid is aan de orde. Ik verwacht echter niet dat dit binnen een halfjaar tot stand kan worden gebracht. Die gedachte blijft bestaan, maar ik acht het niet wenselijk dat zij in de vorm van een motie wordt neergelegd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Begrijp ik goed dat de minister het op zich wel de moeite waard vindt om de idee van afroming nader te onderzoeken?

Minister Brinkhorst:

Ik vind het belangrijk dit niet separaat te onderzoeken, maar deze gedachte in het totale kader van de hervorming van de zuivelpolitiek aan de orde te stellen. Deze rechtstreekse lijn biedt naar mijn gevoel uiteindelijk meer perspectief voor de actieve melkveehouderij.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het einde van de vergadering over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven