Tweede Kamer der Staten-Generaal

36 560 XII Jaarverslag en Slotwet Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat 2023

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT (XII)

Ontvangen 15 mei 2024

Vergaderjaar 2023–2024

GEREALISEERDE UITGAVEN EN ONTVANGSTEN

Figuur 1 Gerealiseerde uitgaven verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 12.333.414

Figuur 2 Gerealiseerde ontvangsten verdeeld over beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen (x €1 mln.). Totaal € 46.750

A. ALGEMEEN

1 1. Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (XII) over het jaar 2023 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 2.37 en 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Infrastructuur en Waterstaat decharge te verlenen over het in het jaar 2023 gevoerde financiële beheer.

Voor de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening stelt de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 7.14 van de Comptabiliteitswet 2016 een rapport op. Dit rapport wordt op grond van artikel 7.15 van de Comptabiliteitswet 2016 door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Algemene Rekenkamer over:

  • a. het gevoerde begrotingsbeheer, financieel beheer, materiële bedrijfsvoering en de daartoe bijgehouden administraties van het Rijk;

  • b. de centrale administratie van de schatkist van het Rijk van het Ministerie van Financiën;

  • c. de financiële verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • d. de totstandkoming van de niet-financiele verantwoordingsinformatie in de jaarverslagen;

  • e. de financiële verantwoordingsinformatie in het Financieel jaarverslag van het Rijk.

Bij het besluit tot dechargeverlening worden verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2023

  • b. het voorstel van de slotwet dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het onderzoek van de centrale administratie van de schatkist van het Rijk en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer over de in het Financieel jaarverslag van het Rijk, over 2023 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten over 2023, alsmede over de saldibalans over 2023 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 7.14, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2016.

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

Minster van Infrastructuur en Waterstaat,M.G.J.Harbers

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 verklaart de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 2.40 van de Comptabiliteitswet 2016 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. Leeswijzer

Algemeen

Voor u ligt het Jaarverslag 2023 van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting. In dit Jaarverslag 2023 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven, ontvangsten en aangegane verplichtingen ten opzichte van de begroting 2023.

Opbouw

Het Jaarverslag IenW 2023 bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Een algemeen deel: hierin is naast deze leeswijzer de officiële aanbieding van het Jaarverslag aan de Staten-Generaal en het verzoek tot dechargeverlening opgenomen.

  • Het beleidsverslag 2023 van IenW: hierin wordt ingegaan op de resultaten die in 2023 zijn geboekt. Het beleidsverslag bestaat uit vier onderdelen: het verslag over de beleidsprioriteiten, de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringparagraaf.

  • De Jaarrekening 2023 van IenW: deze bestaat uit de departementale verantwoordingstaat van IenW en de samenvattende verantwoordingsstaten van de agentschappen Rijkswaterstaat (RWS) en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI). Tevens bevat dit deel de departementale saldibalans van IenW, de balansen van de agentschappen en de opgave van Topinkomens.

  • De bijlagen bestaan uit:

    • 1. Toezichtrelaties RWT's en ZBO's

    • 2. Moties en Toezeggingen

    • 3. Afgerond evaluatie- en overig onderzoek

    • 4. Inhuur externen

    • 5. Focusonderwerp 2023, Resultaatbereik in relatie tot onderuitputting

    • 6. Rijksuitgaven Caribisch Nederland

    • 7. NGF-Bijlage

    • 8. Rapportage Correspondentie

    • 9. Afkortingenlijst

Naast dit Jaarverslag, Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting, kent IenW ook de Jaarverslagen van het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds, respectievelijk Hoofdstuk A en J van de Rijksbegroting. In deze fondsen worden de concrete investeringsprojecten en programma’s geraamd en verantwoord.

Normering Jaarverslag

De financiële informatie in het beleidsverslag (onderdeel B) wordt gepresenteerd door middel van de tabellen ‘Budgettaire gevolgen van beleid’. Verschillen tussen de vastgestelde begroting en de realisatie worden conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2024 op het niveau van de financiële instrumenten toegelicht volgens onderstaande uniforme ondergrenzen. In aanvulling hierop worden ook de verschillen van de verplichtingen en de ontvangsten volgens deze ondergrenzen toegelicht.

Tabel 1 Norm bij te verklaren verschillen

Omvang begrotingsartikel (stand ontwerpbegroting) in € miljoen

Beleidsmatige mutaties (ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties (ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

=> 50 en < 200

2

4

=> 200 < 1000

5

10

=> 1000

10

20

Afronding budgettaire tabellen en verantwoordingsstaat

De verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in de verantwoordingsstaat zijn in lijn met de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften naar boven afgerond. Om aansluiting te hebben tussen de budgettaire tabellen en de verantwoordingsstaat, zijn de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten in budgettaire tabellen waar relevant tevens naar boven afgerond. Met deze werkwijze komen de cijfers in de verantwoordingsstaat overeen met de cijfers zoals opgenomen in de budgettaire tabellen.

Grondslagen voor de vastlegging en de waardering

De verslaggevingsregels en waarderingsgrondslagen die van toepassing zijn op de in dit jaarverslag opgenomen financiële overzichten zijn ontleend aan de Comptabiliteitswet 2016 en de daaruit voortvloeiende regelgeving, waaronder de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2024 en de Regeling agentschappen. Voor de departementale begrotingsadministratie wordt het verplichtingen-kasstelsel toegepast en voor de baten-lasten agentschappen het baten-lastenstelsel.

Indicatoren en kengetallen

Het jaarverslag is opgesteld conform de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften (RBV). De RBV stelt dat er op 15 maart een door de Auditdienst Rijk goedgekeurd jaarverslag aan de minister van Financiën wordt aangeboden en dat wijzigingen door vakministers, in uitzonderlijke gevallen, tot 28 maart verwerkt kunnen worden.

Voor enkele indicatoren en kengetallen in de jaarverslagen van IenW zijn op deze momenten de realisatiegegevens nog niet beschikbaar en kunnen derhalve niet worden toegevoegd aan het jaarverslag. Hierdoor komt het voor dat er realisatiegegevens van indicatoren en kengetallen bekend worden ná het opstellen van het jaarverslag maar vóór publicatie van het jaarverslag. Deze gegevens worden, zoals in het jaarverslag aangegeven, bij de eerstvolgende begroting aan uw Kamer aangeboden.

Rol en verantwoordelijkheid minister

De rol en verantwoordelijkheid van de minister geeft inhoud aan de vraag hoe de minister met behulp van zijn bevoegdheden en instrumentkeuze bijdraagt aan het behalen van de algemene doelstelling. Voor de keuze van de rol van de minister zijn de volgende vier typologieën van toepassing:

  • 1. Stimuleren. De beleidsinzet beoogt bijsturing in een bepaalde gewenste richting (meer/minder/beter). Voor de gewenste uitkomst is duidelijk meer nodig dan alleen bijdrage van de minister. Bij stimuleren is sprake van het geven van een financiële impuls.

  • 2. Financieren. De beleidsinzet betreft de instandhouding of het faciliteren van een stelsel of een systeem d.m.v. geld. De minister voert niet zelf uit. De bijdrage van de minister is essentieel voor voortbestaan stelsel of systeem. Financiële Instrumenten zijn het meest belangrijk.

  • 3. Regisseren. De beleidsinzet betreft de Instandhouding of het faciliteren van een stelsel of een systeem. De minister is coördinerend. De financiële bijdrage van het ministerie kan aanzienlijk zijn maar dit is niet het belangrijkste instrument. De nadruk ligt op instrumenten anders dan begrotingsgeld zoals wet- en regelgeving, premies en tarieven.

  • 4. (doen) Uitvoeren. De beleidsinzet betreft de uitvoering van een overheidstaak. De minister is zelf uitvoerder of opdrachtgever. De inzet van het ministerie is nauwelijks weg te denken binnen het beleidsterrein. Begrotingsgeld wordt besteed aan de uitvoering door het kernministerie zelf (apparaatsuitgaven) of aan de uitvoering door derden (programma-uitgaven). Daarnaast kunnen ook niet-Financiële instrumenten (NFI) worden ingezet.

Groeiparagraaf

Doorwerking wijzigingen Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2024

Voor het opstellen van het departementaal jaarverslag gelden de rijksbegrotingsvoorschriften van de Minister van Financiën. In de Regeling rijksbegrotingsvoorschriften 2024 zijn een aantal wijzigingen doorgevoerd die doorwerken in de jaarverslagen van IenW op het gebied van:

  • 1. Niet uit de balans blijkende financiële risico's voortkomend uit lopende juridische procedures

  • 2. Voorgestelde resultaatbestemming agentschappen

  • 3. Focusonderwerp Financieel Jaarverslag Rijk: Resultaatbereik in relatie tot onderuitputting

  • 4. Voortgang activiteiten ingevolge het rapport Ongekend onrecht

Ad 1. Niet uit de balans blijkende financiële risico's voortkomend uit lopende juridische procedures

In het geval van juridische procedures waarbij de Staat betrokken is en die een significante impact kunnen hebben op de financiële positie van een ministerie of de Staat, kan sprake zijn van niet uit de saldibalans blijkende financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures. In de saldibalans wordt hierover onder de post «Andere verplichtingen» verantwoord.

Ad 2. Voorgestelde resultaatbestemming agentschappen

Bij de agentschapsparagraaf dient voortaan in een afzonderlijk overzicht de resultaatbestemming gepresenteerd en opgenomen te worden onder de staat van baten en lasten.

Ad 3. Focusonderwerp Financieel Jaarverslag Rijk: Resultaatbereik in relatie tot onderuitputting

De Tweede Kamer heeft voor het Financieel Jaarverslag Rijk het resultaatbereik in relatie tot onderuitputting als focusonderwerp aangewezen. De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer geïnformeerd op welke wijze gevolg wordt gegeven aan dit onderwerp (Kamerstukken II 2022-2023, 35 510, nr. 60). Voor het focusonderwerp is een eenmalige bijlage bij het jaarverslag van de beleidsbegroting HXII, MF en DF opgenomen.

Ad 4. Voortgang activiteiten ingevolge het rapport Ongekend onrecht

Algemene Zaken heeft bij brief d.d. 26 juni 2023 (Kamerstukken II 2022-2023, 35 510, nr. 135) van de minister-president de collega-ministers die het aangaat verzocht in het departementaal jaarverslag te rapporteren over de voortgang van activiteiten ingevolge het rapport «Ongekend onrecht» en dit te doen bijvoorbeeld aan de hand van een tabel, zoals die is gebruikt bij de Kamerbrief over de stand van zaken van de maatregelen van 29 juni 2021 (Kamerstukken II 2020-2021, 32 865, nr. 232). IenW is geen actiehouder van een maatregel en derhalve is er geen afzonderlijk rapportage in het jaarverslag van IenW opgenomen.

Omzetverantwoording agentschappen

De minister van Financiën heeft IenW een uitzondering verleend op de toepassing van het realisatiebeginsel. De uitzondering is van toepassing op artikel 26 van de Regeling Agentschappen en richtlijn 930 paragraaf 22 van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. De duur van de uitzondering is geldig tot de implementatie van de bevindingen van het project «Bezit Beter in Beeld» voltooid zijn en zodoende het vraagstuk met betrekking tot het realisatiebeginsel opgelost is.

Informatiewaarde en leesbaarheid begroting en jaarverslag

In de begroting van 2023 is naar aanleiding van het Wetgevingsoverleg Begrotingsonderzoek (WGO) jaarverslag 2021 van 23 juni 2022 voor het artikel 14 ‘Wegen en Verkeersveiligheid’ een pilot opgesteld ter bevordering van de informatiewaarde en leesbaarheid van de begroting. In de begroting 2024 is hierop een volgende stap gezet, waarbij de pilot tevens is uitgebreid naar artikel 21 'Circulaire Economie'. Voor wat betreft de verantwoording zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd:

  • Voor ieder artikel is een samenvatting van de budgettaire tabel toegevoegd.

  • De rol en verantwoordelijkheid van de minister is in tabelvorm gepresenteerd en in lijn met ontwerpbegroting 2024.

  • De algemene doelstelling is in lijn gebracht met ontwerpbegroting 2024 voor artikel 11, 19 en 21.

  • Bij de toelichting op de financiële instrumenten is een directe relatie gelegd met de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

  • Om beter aan te sluiten bij de algemene beleidsdoelstelling en de beschikbare middelen op artikel 21, heet het beleidsartikel per ingang van de begroting 2024 voortaan ‘Circulaire Economie’ in plaats van ‘Duurzaamheid’. Ook in het jaarverslag 2023 is deze naamswijziging doorgevoerd.

De verbetering van informatiewaarde en leesbaarheid van de begroting en verantwoording wordt gecontinueerd.

B. BELEIDSVERSLAG

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat geeft vorm aan de toekomst. Een toekomst waarin een bereikbaar, leefbaar, veilig en bereikbaar Nederland het hoofddoel is. Bereikbaarheid vergt inzet op het onderhoud en de ontwikkeling van een uitgebreid netwerk van wegen, spoorwegen, vaarwegen, pijpleidingen, dijken, havens en luchthavens. Een leefbaar en veilig Nederland vergt een gezonde leefomgeving met schone lucht, een vitale bodem en goede waterkwaliteit. IenW werkt aan deze opgaven binnen de randvoorwaarden van klimaatneutraliteit, een fossielvrij en circulair Nederland.

Op de beleidsterreinen van IenW is er in 2023 veel gebeurd. Zo heeft IenW in 2023 een verschuiving gemaakt van aanleg naar instandhouding van infrastructuur. Hierbij is de focus verlegd van financiering voor nieuwe aanlegprojecten naar het onderhoud van bestaande infrastructuur. Dankzij deze verschuiving kan Nederland de komende jaren werken aan de grootste onderhoudsopdracht voor haar infrastructuur die het land ooit heeft gekend. Tegelijkertijd leiden de krappe arbeidsmarkt, hogere materiaalkosten en de stikstofproblematiek nog altijd tot extra kosten en een langere doorlooptijd voor projecten.

In het voorjaar van 2023 publiceerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) het rapport 'Industrie en omwonenden'. Hierin werd geconcludeerd dat de gezondheid van omwonenden in het verleden niet altijd voldoende werd beschermd. Als reactie op de confronterende bevindingen over de gezondheid van burgers, heeft IenW in 2023 vier actielijnen ingezet.

Veel aandacht ging het afgelopen jaar naar het herstellen van de balans tussentussen omwonenden en de luchtvaartsector rondom Schiphol, in lijn met het Hoofdlijnenbesluit Schiphol. Dit proces heeft geleid tot controverse, waarbij de luchtvaartsector de voorgenomen krimp van de luchthaven aanvocht. Op 13 november is aangekondigd dat, vanwege discussie met de EU over de juiste procedure, een deel van deze aanpak is opgeschort in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad.

Wat betreft waterbeheer, staat IenW voor een belangrijke opgave: na 2027 moet Nederland voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water. IenW heeft een Impulsprogramma opgezet, dat het behalen van de waterkwaliteitsdoelen moet bevorderen. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen in het najaar was er veel aandacht voor bestaanszekerheid. Er is naar aanleiding daarvan dan ook extra geld vrij gemaakt om het openbaar vervoer (ov) toegankelijk te houden en de auto betaalbaar te houden.

Dit beleidsverslag beschrijft de inzet van de beleidskern van het departement. In het vervolg van dit beleidsverslag zal aan de hand van vier hoofdstukken worden teruggekeken op de eerder geformuleerde beleidsprioriteiten voor 2023. De eerste twee hoofstukken gaan over bereikbaarheid en veiligheid. Daarna volgt duurzaamheid en transities. Het laatste hoofdstuk gaat over het beheer, onderhoud en toekomstbestendig maken van onze infrastructuur.

Bereikbaarheid

Bereikbaarheid in heel Nederland

Om de toekomstbestendigheid van onze bereikbaarheidsaanpak te borgen stelt IenW een Nationale Mobiliteitsvisie 2050 op. De scope beslaat het gehele spectrum van alle modaliteiten en beleidsinstrumenten. IenW bekijkt bereikbaarheid vanuit brede welvaart en kijkt hierbij zowel naar het verdienvermogen van Nederland als naar een veilige en gezonde leefomgeving. In navolging van de Contourennota heeft IenW in 2023 de Hoofdlijnennotitie van de Mobiliteitsvisie 2050 geschreven. Het geeft de inzet van het Rijk weer en de beoogde werkwijze om onze bereikbaarheid toekomstbestendig te maken. De Hoofdlijnennotitie bestaat uit vier hoofdlijnen: 1) het nastreven van meer integrale doelen, 2) de juiste mobiliteit op de juiste plaats en tijd, 3) voldoen aan de publieke kaders en 4) gebiedsgerichte uitwerking. In 2023 is er gestart met het verder uitwerken van de eerste pijler van de bereikbaarheidsdoelen, zowel voor personen- als voor goederenvervoer, zowel nationaal en internationaal. In december is een eerste uitwerking aan de Kamer gepresenteerd. Die uitwerking omvat drie manieren om doelen te formuleren. Het zijn drie manieren om na te streven dat mensen in staat zijn om voor hen belangrijke bestemmingen zoals zorg, onderwijs en werk te bereiken.

Woningbouw en mobiliteit       

In het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV is een bedrag van € 7,5 miljard vrijgemaakt om nieuwe woningen bereikbaar te maken. Daarvan is €1,5 miljard gereserveerd voor woningbouw op korte termijn door specifieke infrastructuur. Op 105 woningbouwlocaties door heel Nederland worden bijvoorbeeld rotondes, fietspaden of tunnels aangelegd om nieuwe woningen te ontsluiten. Voor de middellange termijn is er € 6 miljard gereserveerd voor het verbeteren van de bereikbaarheid en ontsluiting van de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties en investeringen in het hoofdwegen- en hoofdspoornetwerk.

In 2023 heeft IenW een netwerkanalyse naar de Tweede Kamer gestuurd waaruit bleek dat verdichting resulteert in minder verkeerscongestie op het hoofdwegennet. Daarnaast heeft er regionale afstemming en integratie met de lopende MIRT-processen plaatsgevonden. De opgestelde regelingen voor de woningbouw op korte termijn en voor de mobiliteitspakketten, zorgen ervoor dat de middelen daadwerkelijk kunnen worden overgemaakt naar de gemeenten. Met deze middelen kunnen de gemeenten starten met de uitvoering van de afspraken. Voor de geplande schaalsprongen zijn er bestuursovereenkomsten opgesteld met de betrokken regio's. De overeenkomsten voor het Bereikbaarheidsproject in het CID Binckhorst-gebied en het MIRT-project Stadsbrug, HOV en Station Stadionpark zijn al ondertekend. Wat betreft de netwerkopgaven wordt opdracht gegeven aan RWS en ProRail voor het uitwerken en realiseren van de afgesproken projecten. Rijk en gemeenten werken hard aan de uitwerking van deze afspraken, bijvoorbeeld in het kader van de MIRT verkenning Oude Lijn, of de MIRT Verkenning Multimodale knoop Eindhoven.

Toekomstbestendig Openbaar Vervoer en Spoor

Het ov stond in 2023 voor grote uitdagingen, waaronder hogere kosten voor elektriciteit, materiaal, brandstof en personeel en een structureel veranderd reizigersgedrag. Om het ov voor iedereen toegankelijk te houden voor reizen naar werk, school, of familie, is tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen 2023 structureel 300 miljoen euro vrijgemaakt om het regionale ov-aanbod op peil te houden en tariefstijgingen tegen te gaan. Bovendien is er eenmalig € 120 miljoen uit het Mobiliteitsfonds beschikbaar gesteld om een geplande prijsstijging bij de NS in 2024 te voorkomen, waardoor de verwachte tariefverhoging met één jaar uitgesteld kan worden. Daarnaast is er in 2023 gewerkt aan de actualisatie van het Toekomstbeeld OV.

Bovendien waren er in 2023 diverse uitdagingen bij het uitvoeren van werkzaamheden en projecten in het ov en spoor. Naast de stikstofproblematiek leidden de forse prijsstijgingen voor materiaal en personeel tot onzekerheden, extra kosten en een langere doorlooptijd voor projecten. Ook kreeg ProRail te maken met dassenburchten onder het spoor. Ondanks deze obstakels zijn bijna alle geplande werkzaamheden uitgevoerd. Zo zijn de werkzaamheden aan de perrons, liften en in de Schipholtunnel verricht, zijn er twee nieuwe fietsenstallingen bij Amsterdam Centraal opgeleverd en is de grootschalige vernieuwing van de spoorlijn naar Vlissingen voltooid.

In december 2023 is de vervoerconcessie voor het Nederlandse hoofdrailnet voor de periode 2025 tot 2033 opnieuw toegekend aan de Nederlandse Spoorwegen (NS). Dit betekent dat NS de komende jaren zal blijven rijden op de huidige binnenlandse routes. NS zal het exclusieve recht op de meeste internationale trajecten verliezen, met uitzondering van de verbinding met Brussel.

Multimodaal Goederenvervoer

Meer vervoer over water en spoor en minder over de weg: dat is de inzet van modal shift. Er werden in 2023 verschillende trajecten gestart die ervoor zorgden dat er 441.000 vrachtwagens per jaar minder over de weg gingen. Daarmee wordt het doel sneller dan verwacht behaald. Samen met de sector en experts wordt verder gewerkt aan oplossingen voor knelpunten voor verladers voor een modal shift naar water en spoor. Tegelijkertijd is gestart met verschillende initiatieven binnen het Nationaal Groeifonds project Digitale Infrastructuur Logistiek (DIL) die bijdragen aan multimodaal en duurzamer gebruik van de verschillende infrastructuursystemen. Bij de herijking van de uit 2019 stammende Goederenvervoeragenda wordt een brede groep logistieke partijen, wetenschappers, medeoverheden en andere betrokkenen geconsulteerd.

Verder is IenW samen met de provincies en havenbedrijven een programma gestart voor de Goederenvervoercorridor Zuid met een focus op digitalisering, clean energy hubs en binnenvaartvoorzieningen. En zijn daarbij contacten gelegd met de overheden en havens in Vlaanderen. In 2023 heeft IenW actief bijgedragen aan het kabinetsbesluit over de voorlopige scope van het Delta-Rhine corridor-project. Inzet daarbij is het borgen van veiligheid, ruimtelijke inpassing met andere infrastructuren en beschikbaarheid van de buisleidingen voor toekomstig gebruik van transport van gevaarlijke stoffen voor de energietransitie. Daarnaast werkt IenW op het gebied van goederenvervoer samen met stakeholders in het Platform Digitaal Transport, waarbij onder andere ingezet wordt op adoptie en opschaling van ’data delen’ en de benodigde digitale infrastructuur en de verhoging van de digitale volwassenheid bij bedrijven.

Binnenvaarttafel

De toekomst van de binnenvaart is vastgelegd in de eind 2022 aan de Kamer gestuurde binnenvaartvisie, die de potentie van de sector benadrukt en de noodzaak voor toekomstbestendige ontwikkelingen. Deze visie omvat vier transitiepaden: energietransitie, toekomstbestendige vaarwegen, ketenoptimalisatie en innovatie (digitalisering). De visie is in 2023 verder uitgewerkt in de Actieagenda Toekomst Binnenvaart. Het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving is gevraagd om vanaf 2024 de Binnenvaarttafel te faciliteren, waaraan brancheorganisaties, het bedrijfsleven, havens en overheden deelnemen.

Schiphol en Lelystad

In 2023 heeft IenW fors ingezet op de effectuering van het hoofdlijnenbesluit Schiphol. Het doel hierbij is om de rechtspositie van omwonenden te herstellen en de geluidsoverlast rondom de luchthaven aan te pakken. Dit doet IenW volgens drie sporen: in spoor 1 is gewerkt aan het beëindigen van anticiperend handhaven (herstel rechtspositie). Op 13 november is bekendgemaakt dat vanwege discussie met de EU over de juiste te volgen procedure spoor 1 wordt opgeschort. In spoor 2 werkt IenW aan het vaststellen van een gewijzigd Luchthavenverkeerbesluit. Hiervoor wordt de Europese balanced approach-procedure gevolgd, inzake exploitatiebeperkingen op luchthavens. In spoor 3 werkt IenW aan de ontwikkeling van een nieuw normenstelsel voor de milieuruimte.

Daarnaast heeft IenW samen met collega-departementen en de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) een NOVEX-ontwikkelperspectief opgesteld voor de Schipholregio en afspraken gemaakt voor de toekomstige samenwerking in een uitvoeringsagenda. Ook is in 2023 het besluit genomen om de ruimtelijke reservering van de parallelle Kaagbaan op te heffen en is het actieplan Geluid Schiphol in consultatie gegaan.

Wat betreft Lelystad Airport heeft Luchtverkeersleiding Nederland) aangegeven dat het mogelijk is om Lelystad te openen zonder de (LVNL) «laagvliegroutes» boven Overijssel. LVNL komt tot deze conclusie op basis van een voorstel van Lelystad Airport. Het oplossen van de laagvliegroutes is één van de randvoorwaarden om een besluit te kunnen nemen over de opening van het vliegveld. Een verzoek tot een natuurvergunning is de andere randvoorwaarde en deze is door het vliegveld ingediend bij het bevoegd gezag, het ministerie van LNV. Verdere besluitvorming over Lelystad Airport is door de Tweede Kamer controversieel verklaard.

Regionale luchthavens en luchtruim

De regionale luchthavens hebben in 2023 stappen gezet die nodig zijn om tot een Luchthavenbesluit te komen. Zo heeft Rotterdam The Hague Airport een Notitie Reikwijdte en Detailniveau gemaakt, die vereist is om een MER (milieueffectrapportage) op te kunnen stellen. Aan de integratie van het civiele en militaire luchtruim is in 2023 hard gewerkt. In 2024 wordt hier in afstemming met EASA verdere uitvoering aan gegeven. Daarnaast heeft IenW zich gericht op de Single European Sky (SES) regelgeving, en is er een werkplan opgesteld voor General Aviation (GA). In dit werkplan was er naast de onderwerpen veiligheid, elektronische zichtbaarheid en duurzaamheid, veel aandacht voor privéjets. Tot slot zijn er in het Caribisch gebied investeringen gedaan om de veiligheid op de vliegvelden te waarborgen.

Veiligheid

Verkeersveiligheid

IenW werkt hard om het verkeer in Nederland zo veilig mogelijk te maken. Zo is in 2023 ingezet op veilige infrastructuur, veilige voertuigen en veilig gedrag van verkeersdeelnemers. Met het oog op de hoge aantallen fietsgerelateerde verkeersslachtoffers wordt momenteel een meerjarenplan fietsveiligheid afgerond. Naar verwachting is het plan in het voorjaar van 2024 gereed om te delen met de Kamer. Daarnaast werkt het ministerie aan een strategie voor het promoten van het vrijwillig gebruik van de fietshelm. Ook zijn in 2023 de inrichtingskenmerken van de gebiedsontsluitingsweg 30 km/h (GOW30) gepubliceerd; dit is een nieuw wegtype binnen de bebouwde kom.

Als reactie op de oproep van de Kamer om het aantal verkeersslachtoffers tegen 2030 te halveren, is in 2023 het project «Trendbrekers verkeersveiligheid» gestart. Dit project onderzoekt welke extra maatregelen nodig zijn om het aantal verkeersslachtoffers significant te verlagen. Zes ontwerpsessies hebben geleid tot concrete voorstellen op het gebied van infrastructuur, voertuigen, gedrag, risicogroepen, verkeershandhaving en innovatie.

Vanuit het coalitieakkoord is €200 miljoen gereserveerd voor het verder verbeteren van de verkeersveiligheid op Rijks-N-wegen. Met de uitvoering van de eerste maatregelen uit tranche 1 (korte termijn/no-regret maatregelen) is in 2023 gestart. Voor tranche 2 (middellange termijn) heeft Rijkswaterstaat plannen ontwikkeld voor de N36 en N50. Ook zijn nadere analyses uitgevoerd voor mogelijke verbeteringen aan de N14, N44, N59 en N915.

Cybersecurity

Cybersecurity is cruciaal voor IenW. Recente incidenten, zoals DDOS-aanvallen door pro-Russische hacktivisten op de website van Rijkswaterstaat, benadrukken de urgentie van cyberweerbaarheid. In 2023 heeft IenW de Cybersecurity Strategie vastgesteld, met als kern de implementatie van de EU Richtlijn Network and Information Security Directive (NIS2). Deze richtlijn, die strengere beveiligingsnormen en meldingsvereisten introduceert, vervangt de eerdere NIS-richtlijn en heeft een grotere reikwijdte. IenW bereidt zich intensief voor op de NIS2 en werkt ook aan de implementatie van de EU Richtlijn voor Critical Entities Resilience (CER), gericht op fysieke dreigingen tegen vitale processen. Beide richtlijnen worden in Nederlandse wetgeving omgezet. Sinds maart 2023 loopt het IenW-programma 'Versterken Cyberweerbaarheid in de Luchtvaart- en Maritieme sector', om samen met stakeholders en experts de cyberweerbaarheid in deze sectoren te verhogen. Voor de watersector bestaat al enkele jaren een vergelijkbaar programma.

Programma Noordzee Bescherming Infrastructuur

De komende jaren zal de afhankelijkheid van Nederland van de vitale infrastructuur op de Noordzee fors toenemen. Onder coördinerende verantwoordelijkheid van de minister van IenW is in het voorjaar van 2023 het Interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) van start gegaan. Het doel hiervan is het toekomstbestendig beschermen van de beschikbaarheid, continuïteit, vertrouwelijkheid en integriteit van de Noordzee-infrastructuur ten behoeve van de nationale veiligheid, waar ook cybersecurity onderdeel van is.

Bestrijden ondermijning zeehavens

Op het gebied van het tegengaan van ondermijning van zeehavens hebben België en Nederland in 2023 een partnerschapsverklaring ondertekend met vijf buitenlandse rederijen om hen aan te sporen extra maatregelen te nemen in het tegengaan van drugssmokkel. Daarnaast is IenW co-sponsor van het Belgische initiatief dat bij de International Maritime Organization (IMO) een scherpere toepassing van de ISPS-code bepleit voor het tegengaan van drugssmokkel.

Veilig containertransport over zee

In 2023 is verder gewerkt aan maatregelen die veilig containertransport over zee moeten bevorderen. Zo is besloten de golfhoogte waarbij de kustwacht containerschepen in stormomstandigheden waarschuwt, te verlagen. In het voorjaar van 2023 is het gezamenlijk voorstel van Duitsland, Denemarken en Nederland voor de aanpassing van de scheepvaartroutes aangenomen, om te voorkomen dat zeeschepen containers verliezen. Dit heeft geresulteerd in een ‘recommendation on navigation’ die is opgenomen in de IMO Ships Routeing Guide. Verder werkte IenW in 2023 aan de verplichting van een elektronische inclinometer voor containerschepen; deze meet en registreert nauwkeurig de slingerhoek op containerschepen. Ook is een rapportageverplichting bij het verliezen van containers aan de lokale maritieme autoriteiten vastgelegd in internationale wetgeving. Het verplichtstellen van een track and trace-systeem van containers in internationaal verband is niet gelukt, maar wordt nu verder opgepakt in Europees verband.

Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater

De Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater is opgericht naar aanleiding van de overstromingen in Limburg in 2021, met als doel om Nederland beter voor te bereiden op extreme neerslag. In 2023 is gestart met het uitwerken en implementeren van de aanbevelingen die de Beleidstafel eind 2022 heeft opgesteld. Om het regionaal watersysteem in Limburg (beekdalen) beter bestand te maken tegen extreme neerslag is het programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg (WRL) door het Rijk en de regio opgezet. Hiervoor is in het coalitiekakkoord 300 miljoen euro beschikbaar gesteld. Onlangs zijn bij waterschap Limburg mobiele noodkeringen in gebruik genomen. Deze kunnen, ook over de grens, snel geplaatst worden om kwetsbare locaties te beschermen bij dreigende overstroming. Voor de zomer is de website ‘www.wachtnietopwater.nl’ vernieuwd om het waterbewustzijn te vergroten. De overstromingen in West-Europa eind 2023 als gevolg van extreme regenval laten zien dat de problematiek grensoverschrijdend is. Daarom is internationale samenwerking met bovenstroomse landen van groot belang. Een impuls hiervoor was het in november 2023 op de Benelux Waterdag in Maastricht gelanceerde internationaal onderzoeksprogramma JCAR-ATRACE. Dit is gericht op overstromingsrisicobeheer en waterbeschikbaarheid in grensoverschrijdende regionale wateren.

Waterveiligheid

Waterschappen en Rijkswaterstaat hebben hun eerste beoordeling van de primaire keringen in relatie tot de nieuwe waterveiligheidsnormen afgerond. Van de resultaten is in 2023 een landelijk veiligheidsbeeld opgemaakt, inclusief een beleidsmatige duiding en een globale kosteninschatting van de verwachte versterkingsopgave. Beheerders schatten in dat de versterkingsopgave fors hoger is dan eerder gedacht, maar deze inschatting kent nog veel onzekerheden. Daarom wordt de komende jaren gewerkt aan het aanscherpen van de opgave. In 2023 is gewerkt aan de doorontwikkeling van het instrumentarium voor beoordelen en ontwerpen, het nieuwe programma Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI) 2023. De nieuwe KNMI-klimaatscenario’s, die eind 2023 zijn opgeleverd, zullen worden toegepast bij de tweede beoordelingsronde en het ontwerp van dijkversterkingen.

Kennisprogramma Zeespiegelstijging (KP ZSS)

Het KP ZSS is in 2019 gestart om onderzoek te doen naar de lange termijn waterveiligheid. Het programma heeft twee hoofddoelen. Ten eerste is het gericht op: het ontwikkelen van meer kennis over de onzekerheden rondom zeespiegelstijging. Ten tweede onderzoekt het programma in hoeverre de huidige strategieën en beslissingen voor het deltagebied toereikend zijn bij meer extreme zeespiegelstijging. Ook richt het programma zich op het verkennen van alternatieve strategieën voor de verre toekomst. In juni 2023 heeft de Kamer de eerste resultaten ontvangen over de impact van zeespiegelstijging op het huidige systeem. In november 2023 zijn alle tussenresultaten van het KPZSS, samengevat in de ‘Tussenbalans’, naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze bevatte ook een appreciatie van het kabinet op de resultaten, waaraan vervolgstappen zijn gekoppeld. Het programma eindigt in 2026.

Integraal Riviermanagement

Het Programma Integraal Riviermanagement (IRM) is in december 2023 naar de Kamer gestuurd. Het programma introduceert nieuwe doelstellingen voor het rivierengebied en focust hierbij op het optimaliseren van de rivierbodemligging en de beschikbaarheid van voldoende ruimte om de afvoercapaciteit in het rivierengebied te borgen. Het programma werkt aan een stabiele en beheerbare bodemligging in het zomerbed. Dit is essentieel voor het bevaarbaar houden van de rivier bij lage afvoeren en het herstellen van de natuurlijke rivierdynamiek. Dit is goed voor de biodiversiteit. Ook draagt dit bij aan een efficiënte waterverdeling en berging van water voor drinkwaterwinning. Daarnaast richt het programma zich op het vergroten van de afvoer- en bergingscapaciteit om toekomstige hogere rivierafvoeren aan te kunnen. Eind 2023 is bij het langdurige hoogwater gebleken dat eerder genomen maatregelen voor waterveiligheid (rivierverruimingen en dijkversterkingen) effect hebben gehad en hun waarde hebben bewezen. De waterveiligheid is niet in het geding geweest.

Bij verschillende IRM-projecten zijn in 2023 stappen gezet naar de uitvoering. Zo is in het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving 2023 het startdocument voor de MIRT-verkenning Zuidelijk Maasdal ondertekend. Dit project is een samenwerking tussen zes overheidsinstanties en richt zich op het ontwikkelen van een geïntegreerde aanpak voor hoogwaterbescherming, scheepvaart, ruimtelijke ontwikkeling en natuurversterking. De verschillende maatschappelijke opgaven worden hierbij nadrukkelijk in samenhang aangepakt. Zo zorgt IenW samen met medeoverheden voor een toekomstbestendig Zuidelijk Maasdal.

VN Waterconferentie 2023

In maart vond de VN 2023 Waterconferentie plaats in New York, waarvan het Koninkrijk der Nederlanden samen met de Republiek Tadzjikistan medegastland was. Belangrijke uitkomst van de bijeenkomst was de Water Actie Agenda, met meer dan 800 toezeggingen. De VN-Waterconferentie heeft in september geleidt tot een VN-resolutie, waarmee de opvolging van de conferentie geborgd is. Tijdens de VN Conferentie heeft de minister van IenW het International Panel on Deltas and Coastal Zones gelanceerd. Dit initiatief verbindt de SDG-agenda en de klimaatagenda van de UNFCCC door in te zetten op een samenwerkingsverband voor kennisontwikkeling, kennisdeling, maatwerkadvies voor nationale adaptatieplannen van deltalanden en kleine eilandstaten. Het momentum voor water is benut door Nederland en Tadzjikistan en de VAE, waardoor water een centrale plek gekregen heeft op de COP28, zowel in de context van klimaatmitigatie als ook klimaatadaptatie.

Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

In het coalitieakkoord is onder meer besloten om de kerncentrale Borssele langer open te houden onder de randvoorwaarde dat dit veilig kan. In 2023 zijn er daarom stappen gezet tot aanpassing van art.15a van de Kernenergiewet, om te bewerkstelligen dat de kerncentrale Borssele ook na 31 december 2033 operationeel kan blijven. Het ministerie van Economische Zaken en Klimaat is het bevoegd gezag voor deze wetswijziging, IenW beoordeelt de milieueffectrapportage die hiervoor opgesteld wordt. Daarnaast is in 2023 het stelsel van wet- en regelgeving op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming tegen het licht gehouden met het oog op onder andere de nieuwe initiatieven in de nucleaire sector. Op het gebied van de verplichte actualisatie van het Nationaal Programma Radioactief Afval (NPRA, gereed uiterlijk augustus 2025) is in 2023 onder meer gewerkt aan de «Routekaart naar de eindberging», dit document zal concrete stappen omvatten met mijlpalen voor 1) het technisch ontwerp, 2) de locatiekeuze en 3) de bouw van de eindberging. Verder is interdepartementaal gewerkt aan het eindrapport van de werkgroep kennisbasis in Nederland op het terrein van nucleaire technologie en stralingstoepassingen. Deze werkgroep keek onder meer naar welke kennis nodig is op het terrein van de nucleaire sector, gezien de huidige ontwikkelingen. 

Omgevingsveiligheid

IenW werkte in 2023 verder aan de omgevingsveiligheid zodat activiteiten met gevaarlijke stoffen in de industrie of in het vervoer op een veilige manier kunnen plaatsvinden. Zo is in maart 2023 het rapport «Omgevingsveiligheid van toekomstige stromen waterstofrijke energiedragers» aan de Kamer gezonden en is gestart met de update van richtlijnen in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 12) voor de opslag van ammoniak en zijn in diezelfde reeks (PGS 37-1, 37-2 en 38) veiligheidsrichtlijnen gepubliceerd voor (lithiumhoudende) energieopslagsystemen en voor multi-fuel tankstations. Ook heeft IenW onderzoek uitgezet bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) naar de veiligheid van het gebruik van het bestaande aardgasnet voor waterstof (in gasvorm). Op basis daarvan kon worden geconcludeerd dat het, zonder aanpassing van de regelgeving, mogelijk is om met inachtneming van bepaalde veiligheidsmaatregelen de bestaande aardgasleidingen voor het transport van waterstof te gaan gebruiken.

Maatwerkaanpak Industrie

In de beleidsagenda 2023 is aangekondigd dat er maatwerkafspraken worden gesloten met de 20 grootste industriële uitstoters van broeikasgassen. Eind 2023 zijn er 11 intentieverklaringen getekend met bedrijven, zogeheten Expressions of Principles. De afspraken met Nobian zijn verder uitgewerkt in een Joint Letter of Intent. IenW heeft gezorgd dat er in deze afspraken aandacht is voor milieu, externe veiligheid en circulariteit, waarbij het perspectief van omwonenden leidend is. Rondom het bedrijf Tata Steel loopt daarnaast een bredere aanpak om de milieu- en gezondheidsproblematiek te beperken. In het kader daarvan is afgelopen jaar onder andere een groot RIVM-rapport verschenen, waarin onder andere de impact van het bedrijf op de gezondheid van omwonenden in kaart is gebracht. Daarnaast is een expertgroep gezondheid IJmond ingesteld die onder andere gaat adviseren over de vraag hoeveel milieu en gezondheidswinst in de IJmond voldoende is.

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (VTH)

Rijk, provincies, gemeenten en omgevingsdiensten werken samen met andere partners aan de versterking van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Op basis van het in 2022 opgestelde programmaplan van het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) is gewerkt aan opvolging van de aanbevelingen van de commissie Van Aartsen en de Algemene Rekenkamer. Centrale thema’s in de aanpak die daarop volgde zijn: 1. Robuuste omgevingsdiensten en financiering; 2. Bestuurs- en strafrechtelijke handhaving en vervolging; 3. Informatievoorziening; 4. Kennisinfrastructuur en arbeidsmarkt; 5. Onafhankelijke uitvoering van toezicht en handhaving; 6. Monitoring kwaliteit milieutoezicht. In 2023 zijn in het verlengde hiervan onder meer de robuustheidscriteria voor de omgevingsdiensten en een visie voor de kennisinfrastructuur voor het VTH-stelsel bestuurlijk vastgesteld. Naast het IBP VTH is er onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de uitvoering van VTH. In 2023 is de specifieke uitkering (SPUK) aan omgevingsdiensten verlengd om bij te dragen aan de doelen van het IBP-VTH en daarmee het VTH-stelsel.

Inzet veiligheidssituatie in Oekraïne en Rode Zee

De wereldwijde veiligheidssituatie is in 2023 niet verbeterd. Samen met diverse maritieme organisaties geeft Nederland niet alleen uitvoering aan sancties tegen Rusland, maar ook de veiligheid op zee vereist onze constante aandacht op meerdere plaatsen wereldwijd. Dit is mede door aanvallen van de Houthi’s op zeeschepen, waardoor het bereiken van het Suezkanaal voor schepen vanuit Azië sinds eind 2023 niet meer veilig is.

Duurzaamheid en transities

Duurzame mobiliteit van personen en goederen

In het voorjaar van 2023 heeft het kabinet € 1,4 miljard beschikbaar gesteld voor de verdere verduurzaming van de mobiliteitssector. Bovenop de eerder genomen en aangekondigde maatregelen wordt hiermee een extra CO2-reductie van 4 Mton beoogd. IenW ondertekende eind 2023 de Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur (RAL) 2. Deze overeenkomst omvat afspraken over de uitbreiding en versterking van de laadinfrastructuur.

De inwerkingtreding van het besluit CO2-reductiewerkgebonden personenmobiliteit heeft enige vertraging opgelopen en zal daardoor niet in 2023, maar in 2024 plaatsvinden. Dit komt doordat De Raad van State heeft verzocht om eerst de regels te verduidelijken. Dit besluit is bedoeld om een gezamenlijk CO2-plafond vast te stellen voor werkgevers met 100 of meer werknemers. Ongeveer 8.000 organisaties zullen jaarlijks rapporteren over hun werkgebonden personenmobiliteit.

In de Uitvoeringsagenda Stadslogistiek is afgesproken dat IenW, samen met gemeenten en brancheorganisaties, werkt aan een uniform ontheffingensysteem voor zero-emissiezones. Tot op heden hebben dertig gemeenten bevestigd dat zij dergelijke zones zullen invoeren. Met een centraal loket voor ontheffingen wordt het beheer van deze zones efficiënter en duidelijker, zowel voor gemeenten als voor weggebruikers en ondernemers.

Betalen naar gebruik

Het kabinet Rutte-IV had het voornemen om automobilisten vanaf 2030 motorrijtuigenbelasting te laten betalen op basis van het aantal kilometers dat ze rijden, in plaats van een vast bedrag voor het bezitten van een auto. Dit voornemen was bedoeld om de inkomsten uit autobelastingen op peil te houden en tegelijkertijd de CO2-uitstoot te verminderen. In 2023 zijn hiervoor onderzoeken uitgevoerd naar effecten van verschillende varianten voor de tariefstructuur, de lastenontwikkelingen per auto en inkomenseffecten, nalevingsgedrag en mogelijke maatregelen om de bestaande kilometerregistratie als basis te verstevigen, grenseffecten en verkeersveiligheidseffecten.

Na de val van het kabinet is het plan voor betalen naar gebruik op 12 september 2023 door de Kamer controversieel verklaard. Dit betekent dat de ontwikkeling van de plannen sindsdien is gestopt. Een nieuw kabinet zal moeten beslissen of en hoe Betalen naar Gebruik wordt vervolgd.

Vrachtwagenheffing

In 2023 zijn belangrijke delen van de Wet vrachtwagenheffing in werking getreden, ter voorbereiding op de geplande start van de heffing in 2026. Deze heffing heeft twee doelen: het laten betalen van binnen- en buitenlands vrachtverkeer voor het gebruik van de weg waarbij betaald wordt per gereden kilometer en het bevorderen van innovatie en verduurzaming in de Nederlandse vervoerssector, met financiering uit de netto-opbrengsten van de heffing.

Voor dit laatste is na overleg met de vervoerssector en met nauwe betrokkenheid van andere stakeholders een concept-meerjarenprogramma 2026-2030 en een stimuleringspakket voor 2024-2025 opgesteld en in consultatie gebracht.

Op verzoek van de Kamer en naar aanleiding van de internetconsultatie starten in 2024 en 2025 al enkele maatregelen om zo de verduurzaming van het wegvervoer te versnellen. Na instemming van het parlement met de begroting 2024 is voor de jaren 2024 en 2025 170 miljoen euro beschikbaar vanuit het Mobiliteitsfonds. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de voortzetting van de reeds bestaande Aanschafsubsidie-regeling Zero Emissie Trucks (AanZET) en een subsidieregeling voor private laadinfrastructuur. Deze uitgaven worden terugbetaald, zodra de vrachtwagenheffing van start is gegaan (‘voorfinanciering’).

De realisatie van het heffingssysteem voor de vrachtwagenheffing is in volle gang.

De RDW heeft twee cruciale aanbestedingsprocedures in gang gezet: de eerste voor de selectie van de hoofddienstaanbieder (HDA), met de verplichting om elke aanvrager te accepteren, en de tweede voor de aankoop van waarnemingsapparatuur en de daarbij horende backoffice.

Duurzame luchtvaart

Begin 2023 zijn de juridische analyse en de effectenstudie voor het CO2-plafond naar de Tweede Kamer gestuurd. Daarna is verder gewerkt aan de technische vormgeving en het wetsvoorstel om het CO2-plafond in te kunnen voeren. In 2023 is ook de beleidsaanpak van niet-CO2-klimaateffecten (de gevolgen van uitstoot van bijvoorbeeld stikstofoxiden (NOx), roetdeeltjes en waterdamp tijden het vliegen) gedeeld met de Kamer. Ook zijn in 2023 de eerste subsidies verleend vanuit het programma Luchtvaart in Transitie, het project waarvoor middelen vanuit het Nationaal Groeifonds zijn toegekend. In 2023 is ook een Europese bijmengverplichting (RefuelEU Aviation) vastgesteld. Nederland heeft zich in de Europese onderhandelingen ingezet voor een zo hoog mogelijke bijmengverplichting van duurzame brandstoffen. Het blijkt niet mogelijk om nationaal een hogere bijmengverplichting in te stellen. Er wordt nu gekeken naar alternatieve routes om het nationale bijmengdoel van 14% in 2030 te behalen. Tot slot blijft het kabinet zich inzetten voor Europese afspraken over het belasten van brandstoffen voor de luchtvaart.

Duurzame binnenvaart

In 2023 is voor de verduurzaming van de binnenvaart de inzet in de Europese Unie (EU), in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en op nationaal niveau van belang geweest. In de EU is in 2023 de besluitvorming rond het Fit-For-55 pakket afgerond, waarvan een aantal maatregelen de binnenvaart raken. Eén van deze maatregelen is de Renewable Energy Directive III (RED III), die de binnenvaart verplicht om de CO2-uitstoot van aan transport geleverde energie te verduurzamen. In het kader van de financiering van de energietransitie heeft Nederland zich in de EU ingezet om steun te verzamelen voor een Europees fonds voor de binnenvaart. Omdat er in Europa tot op heden echter onvoldoende steun was voor zo’n fonds, heeft IenW de financiering van de energietransitie van de binnenvaart als één van de speerpunten van Nederland benoemd, die Nederland in wil gaan brengen bij de nieuwe Europese Commissie. Verder is er in 2023 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de verduurzaming van de binnenvaart te versnellen. Het advies wijst op emissiehandel en de inzet van biobrandstoffen in plaats van accijnsheffing. De CCR heeft in 2023 besloten te gaan werken aan een rekenmethode voor een emissielabel voor binnenvaartschepen. Nederland betrekt dit besluit bij de doorontwikkeling van het reeds bestaande Nederlandse emissielabel. In 2023 is ook het eerste op waterstof aangedreven binnenvaartschip in de vaart gekomen. Tot slot is eind 2023 vanuit het Nationaal Groeifonds-voorstel Zero Emission Services de regeling gericht op batterij-elektrisch varen gepubliceerd.

Varend ontgassen

In het afgelopen jaar zijn belangrijke stappen gezet naar een verbod op varend ontgassen in Nederland. Dit proces, gestart in 2017 in internationaal verband, leidde tot een nationale implementatie vooruitlopend op de ratificatie. In 2023 zijn alle juridische stappen voltooid, met de invoering van het verbod gepland voor 1 juli 2024. Intensieve samenwerking met overheden en het bedrijfsleven, en voorbereidingen door de ILT voor handhaving, waaronder een HUF-toets, zijn onderdeel van dit traject. Daarnaast is er gewerkt aan een versnelling om meer stoffen onder deze regelgeving te brengen.

Duurzame zeevaart

In 2023 is voor de verduurzaming van de zeevaart de inzet in de EU, de International Maritime Organisation (IMO) en op nationaal niveau van belang geweest. Er is over verschillende Europese maatregelen gericht op de zeevaart een akkoord gekomen, als onderdeel van het Fit-For-55 pakket. IenW heeft een start gemaakt met de Nederlandse implementatie van deze op zeevaart gerichte maatregelen, waaronder de wetswijziging die de zeevaart vanaf 1 januari 2024 onder het Emissiehandelssysteem (ETS) brengt. Daarnaast is in 2023 de IMO klimaatstrategie succesvol herijkt, waardoor de langetermijndoelen voor de zeevaart flink zijn aangescherpt. Nederland heeft zich ingezet voor een klimaatneutrale zeevaart in 2050. In het uiteindelijke akkoord in IMO is opgenomen dat de zeevaart in of rond 2050 klimaatneutraal moet zijn. In 2023 is het Maritiem Masterplan goedgekeurd door de NGF-commissie. Hiermee kan een grote stap worden gezet in de verduurzaming van Nederlandse schepen. Daarnaast is ook de sectoragenda voor de Maritieme Maakindustrie vastgesteld. Deze twee aanpakken versterken elkaar. Tot slot is in het afgelopen jaar aan de Roadmap Brandstoftransitie gewerkt, waarin wordt ingegaan op de kansen en uitdagingen van de energietransitie in de zeevaart en de rol van Nederlandse publieke en private partijen hierin.

Het Nationaal MilieuProgramma

IenW is gestart met de opzet van het Nationaal MilieuProgramma (NMP), als uitwerking van het Nationaal Milieubeleidskader (NMK). Het NMP beschrijft concrete doelen voor een gezonde, schone en veilige leefomgeving. Deze doelen worden gesteld voor 2030 en 2050, inclusief een concreet pad hoe IenW deze doelen wil bereiken. Het NMP zal zich continu richten op het creëren van een gezonde, schone en veilig leefomgeving. In 2023 is er een participatieonderzoek uitgevoerd onder inwoners van Nederland. Hieruit bleek dat meer dan de helft van de Nederlanders zich zorgen maakt om het milieu, een nog groter deel vindt het voorkomen van milieuproblemen belangrijker dan genezen. Een voorwaarde bij het ondernemen van actie is wel dat de effecten duidelijk zijn. Daarbij is er begrip dat er sprake is van een spanningsveld tussen milieu en economie, tussen kosten en baten en ruimte en schaarste.

Circulaire Economie (inclusief verpakkingen en plastic)

We verbruiken meer grondstoffen dan de aarde kan geven of aanvullen. Daarom wil Nederland in 2050 volledig circulair zijn. In een circulaire economie gebruiken we minder grondstoffen doordat we producten langer gebruiken en gebruikte grondstoffen zetten we weer in voor nieuwe producten. Een circulaire economie draagt bij aan het tegengaan van klimaatverandering, het herstel van biodiversiteit, een schoner milieu en gezonde leefomgeving, en een grotere leveringszekerheid van grondstoffen. IenW heeft op 3 februari 2023 het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 (NPCE) naar de Kamer gestuurd. Het NPCE markeert een belangrijke stap in de overgang naar een circulaire economie en richt zich - meer dan voorheen - op een combinatie van normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen. Het NPCE beschrijft bovendien een klimaatdoelstelling specifiek voor de circulaire economie. In 2023 is financiering vanuit het klimaatfonds toegekend aan de circulaire transitie. Dit geld zal onder andere worden ingezet om circulaire ketens in de plasticindustrie te bevorderen en recycling verder te stimuleren.

In 2023 heeft IenW een verbetertraject in gang gezet voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Met UPV worden bedrijven verantwoordelijk gesteld voor het inzamelen en verwerken van afval van door hen geproduceerde of geïmporteerde producten. Tevens is in 2023 de nieuwe UPV voor textiel in werking getreden. In aanloop naar het nieuwe beleidsprogramma Textiel is er een burgerparticipatietraject uitgevoerd. Als onderdeel hiervan zijn er twee kledingcafés georganiseerd, waarin bewoners in gesprek gingen met medewerkers van het ministerie over het bewuster omgaan met kleding. Sinds april 2023 is het statiegeldsysteem voor drankblikjes in werking getreden. Ondanks verbeterpunten laten de halfjaarlijkse zwerfafvalmonitors van Rijkswaterstaat een duidelijke afname van het aantal plastic flesjes en blikjes in het zwerfafval zien. In 2023 zijn ook verdere stappen gezet in het reduceren van wegwerpplastics. De Nederlandse aanpak richt zich op het bevorderen van herbruikbare alternatieven, zowel voor consumptie onderweg (regelgeving sinds 1 juli) als ter plaatse (horeca, kantoren, bedrijven etc.; regelgeving vanaf 1 januari 2024). In EU-verband bereikte de Raad in december 2023 een akkoord over een voorstel tot herziening van de EU-regels inzake verpakkingen en verpakkingsafval. Alhoewel Nederland pleitte voor meer ambitieuze regelgeving, is de verwachting dat de regels zullen bijdragen aan het verminderen van verpakkingsafval in de EU. In 2023 hebben er onderhandelingen plaatsgevonden voor een bindend mondiaal verdrag om plasticvervuiling tegen te gaan.

Chemische Stoffen, waaronder de Zeer Zorgwekkende Stoffen

Om de risico’s voor mens en milieu van chemische stoffen zoveel mogelijk terug te dringen, is gestart met het Impulsprogramma Chemische Stoffen. Dit programma richt zich op meer integraal beleid op een aantal urgente thema’s, waarmee bevoegde gezagen ondersteund worden in de uitvoering van het beleid. Specifiek voor het registreren van emissies van ZZS wordt het gebruik van een landelijk ZZS-register voorbereid. Nederland heeft samen met enkele andere (lid)staten ingezet op een Europees verbod voor PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen). Het voorstel is ingediend bij het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA). Vanuit politiek, bedrijfsleven en consumenten is er veel aandacht voor dit voorstel om te komen tot een zo breed mogelijk Europees verbod. De indienende landen, waaronder Nederland, zorgen ervoor dat het verdere proces rondom het voorstel zo efficiënt mogelijk verloopt. Ook is een interdepartementaal Strategisch Kader Biociden opgesteld, waarmee het gebruik van biociden in de toekomst zoveel mogelijk beperkt wordt.

Op mondiaal niveau heeft Nederland succes behaald met het aannemen van het Global Framework on Chemicals.

Luchtkwaliteit

In het streven naar een schonere toekomst heeft IenW in 2023 belangrijke stappen gezet op het gebied van luchtkwaliteit. In Europees verband heeft IenW gewerkt aan de herziening en aanscherping van de Richtlijn Industriële Emissies en de Richtlijn Luchtkwaliteit. Binnen Nederland wordt hard gewerkt aan het Schone Lucht Akkoord, een convenant tussen het Rijk, alle provincies en inmiddels meer dan 100 gemeenten. Voor het Schone Lucht Akkoord is in 2023 een Specifieke Uitkering ten hoogte van €7 mln. aangewezen voor tientallen emissiereducerende projecten in Nederland (bijv. het verwijderen van rookkanalen). Het nieuwe centraal monitoringsinstrument luchtkwaliteit (CIMLK) is in 2023 Ook is de laatste rapportage van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) aangeboden aan het parlement. Er is ook gewerkt aan een integratie van de verschillende tools die gemeenten en burgers in staat stellen om te beoordelen of hout stoken verstandig is.

OVV-rapport Industrie en Omwonenden

Op 13 april 2023 publiceerde de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) het rapport ‘Industrie en omwonenden', waarin werd geconcludeerd dat overheden er onvoldoende in slagen de gezondheid van omwonenden te beschermen en dat omwonenden zich onvoldoende gehoord voelden. Dit zijn confronterende bevindingen, die gaan over de gezondheid van burgers. Het kabinet heeft in reactie op dit rapport benoemd dat gezondheid volwaardig en als sturend principe mee moet worden gewogen bij het ontwikkelen en afwegen van onder andere industrie- en milieubeleid. Hiertoe zijn verschillende actielijnen benoemd. Deze acties omvatten wet- en regelgeving, het integreren van gezondheidsaspecten in beleid en praktijk, het bevorderen van samenwerking en kennisdeling, het opstellen van concrete tussendoelen voor een schone leefomgeving tegen 2050, en het stimuleren van industrieën om emissies te verminderen en de gezondheid van omwonenden te beschermen.

Geluid

In 2023 heeft IenW uitvoering gegeven aan de WHO-richtlijnen uit het rapport "Environmental Noise Guidelines for the European Region", gericht op geluid en gezondheid. Deze richtlijnen zijn bedoeld als hulpmiddel voor beleidsmakers om de gezondheidsaspecten beter te integreren in geluidbeleid. Om negatieve gezondheidseffecten van omgevingslawaai te beperken heeft IenW gekozen voor een sectorspecifieke aanpak voor wegen, spoorwegen, luchthavens en andere geluidbronnen. De recent uitgevoerde beleidsdoorlichting op het gebied van geluidsbeleid over de periode 2015 tot en met 2021 had als doel om inzicht te verkrijgen in de effectiviteit en efficiëntie van het huidige beleid en om eventuele verbeterpunten te identificeren. Deze doorlichting resulteerde in zes aanbevelingen die nader uitgewerkt moeten worden. IenW heeft in 2023 deze aanbevelingen opgepakt, met een specifieke focus op het verder verbeteren van het inzicht in de effectiviteit en efficiëntie van het geluidbeleid.

Stalemissies en geurbeleid veehouderijen

Op 7 juli informeerde IenW de Tweede Kamer over de nieuwe uitgangspunten voor de aanpassing van de geurregelgeving voor veehouderijen. Hierin kondigde IenW aan dat de normen strenger worden en voor alle bedrijven zullen gelden. Deze aanpassing betrekt ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 14 september 2022, waarin werd geoordeeld dat de balans tussen de belangen van bewoners en de intensieve veehouderij door wetgeving uit 2006/2007 verstoord is. Het herstel van de balans tussen economische en milieubelangen staat centraal. De kamerbrief is controversieel verklaard door de Tweede Kamer.

Verder werd samen met LNV de Tweede Kamer op 30 juni 2023 geïnformeerd over innovatie en borging van emissiearme stalsystemen. Deze update volgde op aanbevelingen uit het rapport ‘Verbetering van effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk’. Er wordt gewerkt aan een nieuwe beoordelingsmethodiek voor stallen, gericht op betrouwbare emissie-indicatoren die zowel zekerheid bieden als innovaties stimuleren en borgen. De uitwerking van de methodiek zal publiek-private verantwoordelijkheden omvatten, waarbij emissie-indicatoren worden aangevuld met de mogelijkheid tot continue bedrijfsmetingen en een integrale beoordeling van stalinnovaties. Bij deze beoordeling worden criteria rond dierwaardigheid, veiligheid, en praktische robuustheid meegenomen.

Water en bodem sturend bij ruimtelijke planvorming en een vitale bodem

IenW concretiseert met medeoverheden met ‘Water en bodem sturend’ (WBS) de doelen en randvoorwaarden hoe rekening te houden met het water- en bodemsysteem in het ruimtelijk domein, ook om desinvesteringen te voorkomen. Afgelopen jaar zijn de WBS-strategie en -agenda naar de Tweede Kamer gestuurd. Vanuit het bedrijfsleven en de wetenschap zijn er veel initiatieven genomen om WBS toepasbaar te maken. Daarnaast zal WBS tot uiting worden gebracht in het programma NOVEX, het Nationaal Programma Landelijk Gebied en de Nota Ruimte. In die laatste is WBS een belangrijk uitgangspunt bij het opstellen van landelijke hoofdstructuurkaarten. Eind 2023 is er een borgingskalender gemaakt, waarin staat hoe structurerende keuzes en maatregelen gerealiseerd kunnen worden. Er staat in wat er wanneer gedaan moet worden en hoe men ervoor zorgt dat effecten blijvend zijn. Op Europees vlak is er gewerkt aan het BNC-fiche voor de EU-Richtlijn ‘Bodemmonitoring en weerbaarheid’. De verwachting is dat bodem hoog op de maatschappelijke en politieke agenda blijft.

Klimaatadaptatie

In oktober 2023 presenteerde het KNMI de KNMI-klimaatscenario’s ’23, voor zowel Europees Nederland als voor Caribisch Nederland. Deze lieten zien dat extremen vaker voorkomen en heviger zijn zoals hittegolven, extreme buien en droogte. Op de eilanden Sint Eustatius en Saba komen zware orkanen met veel regen in de toekomst vaker voor maar op Bonaire niet. Het KNMI heeft in 2023 het Early Warning Centre verder ontwikkeld om publiekswaarschuwingen voor het weer op korte termijn en klimaat op langere termijn verder te verbeteren, gericht op impact en handelingsperspectief (wat kan ik verwachten, wat kan ik doen).In 2023 heeft IenW de Maatlat groene en klimaatadaptieve gebouwde omgeving vastgesteld. Deze is ook met de Tweede Kamer gedeeld. Het concept ruimtelijk afwegingskader ruimtelijke omgeving is verstuurd aan de provincies om mee te nemen in de ruimtelijke vraagstukken. Waar de maatlat ziet op hóe er gebouwd moet worden, en op de inrichting van een gebied, ziet het afwegingskader toe op wáár er gebouwd kan worden. Deze twee instrumenten zijn uitwerkingen van de aanpak Water en bodem sturend, waarbij centraal staat dat er rekening gehouden wordt met de risico’s vanuit het water- en bodemsysteem bij bijvoorbeeld het bouwen van nieuwe huizen. Internationaal zette I&W bij de UNFCCC COP28 in op de mondiale dynamiek op klimaatadaptatie in de komende jaren te beïnvloeden. Nederland etaleerde als ‘water champion’ voor de COP28 (samen met Tadzjikistan) een inhoudelijk narratief in de themadag, het waterpaviljoen en op andere bijeenkomsten. COP28 uitkomsten bevatten belangrijke stappen op het gebied van klimaatadaptatie, voor het eerst, een mondiaal adaptatiedoel/raamwerk (GGA) met een integrale benadering waarbij de rol van water wordt benoemd.

Waterkwaliteit en Kaderrichtlijn water

De waterkwaliteit in Nederland is nog onvoldoende verbeterd. Begin 2023 is daarom, mede met het ook op het halen van de KRW-doelen gestart met de KRW (Kaderrichtlijn Water)-impuls, een actieprogramma langs zeven actielijnen. Eén van de actielijnen is de Tussenevaluatie KRW, waarmee dit jaar is gestart. De effecten van alle voorgenomen maatregelen worden hierbij doorgerekend en waar de doelen niet gehaald dreigen te worden wordt bekeken wat mogelijke handelingsperspectieven zijn. Het gaat hier om versterking van de uitvoering van de Stroomgebiedbeheersplannen, die maatregelen bevatten van Rijk en regio om de waterkwaliteit te verbeteren. Relatief nieuwe stoffen zoals PFAS vroegen ook in 2023 veel aandacht. Naast de inzet op een Europees productieverbod en de aanpassing van EU-regelgeving is intensief overleg met Vlaanderen gevoerd over de PFAS-emissies op de Schelde, is 3M in België aansprakelijk gesteld voor haar aandeel in deze emissies en zijn er onderzoeken gedaan die meer zicht moeten geven op de verspreiding van PFAS in het milieu en de mens.

Digitalisering

In het jaar 2023 heeft het IenW zich actief ingezet voor het stimuleren van data-uitwisseling tussen diverse sectoren, waaronder mobiliteit en logistiek, in samenwerking met de woningbouwsector. Het doel van dit initiatief is om gezamenlijke afspraken tot stand te brengen, waardoor de uitwisseling van gegevens tussen bedrijven en overheidsinstanties uit verschillende sectoren wordt vergemakkelijkt. Het in ontwikkeling zijnde gestandaardiseerde kader draagt bij aan verbeterde efficiëntie, waarbij diverse partijen uit uiteenlopende sectoren op een uniforme wijze toegang hebben tot data. Dit resulteert in de effectievere inzet van belastinggeld.

Beheer, onderhoud en toekomstbestendig maken van onze infrastructuur

Instandhouding

In 2023 is besloten om middelen te verschuiven van aanleg naar instandhouding van infrastructuur. Deze middelen komen bovenop het geld dat het kabinet Rutte IV heeft vrijgemaakt in het coalitieakkoord. Met deze aanvullende middelen is steviger ingezet op het noodzakelijke onderhoud en de vernieuwing aan onze wegen, vaarwegen en waterwerken. Dit is ook nodig gezien de leeftijd van onze infrastructuur en de groeiende noodzaak aan vervanging en renovatie. IenW streeft ernaar de verkeershinder bij werkzaamheden te minimaliseren. Om de groei van de productie verder te faciliteren is overgestapt van een 2-jarige naar een 8-jarige instandhoudingsafspraak met Rijkswaterstaat. Hiermee ontstaat er meer ruimte om vooruit te plannen en efficiënte en doelmatige keuzes te maken. Leidend hierbij is het Basiskwaliteitsniveau dat in 2023 is geformuleerd. Hierin is vastgesteld waar een weg, vaarweg of waterwerk in de basis aan moet voldoen, om de gebruikers en belanghebbenden goed te kunnen blijven bedienen. Over de instandhouding van het spoor heeft in 2023 een validatie plaatsgevonden van de instandhoudingskosten van het spoor. De uitkomsten hiervan worden meegenomen bij de besluitvorming over een nieuw basiskwaliteitsniveau.

Overig

Noordzee

In 2023 werkte IenW aan de implementatie van het Programma Noordzee 2022-2027. Eind 2023 wordt de conceptnota Reikwijdte en Detailniveau en het participatieplan (dat de wettelijk verplichte en niet-wettelijk verplichte participatie van belanghebbenden beschrijft) ter inzage gelegd. Op 21 november 2023 werd de eerste ministeriële conferentie voor het Greater North Sea Basin Initiative gehouden in Den Haag, die leidde tot aanname van conclusies over het versterken van de samenwerking op de ruimtelijke ordening in de Noordzee door de 9 Noordzeelanden. Door de wijziging in de geopolitieke verhoudingen is het noodzakelijk gebleken ook de cruciale infrastructuur op de Noordzee goed te beschermen. IenW coördineert deze aanpak.

Wadden

In 2023 is door middel van een Uitvoeringsprogramma Waddengebied 2021-2026 invulling gegeven aan de Toekomstvisie voor het Waddengebied. Dit programma bevat onder meer vier transities, waar verschillende dilemma’s samenkomen, waardoor Routekaarten nodig zijn om gezamenlijk tot besluitvorming te komen. Het gaat om bereikbaarheid, integrale kustontwikkeling, visserij en klimaatverandering. Voor de Routekaart bereikbaarheid is IenW procestrekker, met als doel een duurzame bereikbaarheid voor Waddeneilanden en Waddenhavens. Ondertussen zijn er al no-regret maatregelen ingevoerd, bijvoorbeeld het varen met een vijf-kwartiers dienstregeling. Een ander belangrijk onderdeel van het Uitvoeringsprogramma is het Beleidskader Natuur, waar LNV samen met IenW en andere partijen een plan van aanpak heeft ontwikkeld. Daarnaast vond er dit jaar een verkenning plaats van de financiële opgave van het Waddengebied na 2026. Tot slot hebben Denemarken, Duitsland en Nederland in 2023 een verklaring ondertekend betreffende hun trilaterale samenwerking, ter bescherming van de Waddenzee.

1 Realisatie Beleidsdoorlichting

Tabel 2 Realisatie beleidsdoorlichtingen

Thema

Begrotingsartikel

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Geheel artikel?

Hyperlink

Integraal Waterbeleid - Waterkwantiteit

11

    

X

  

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-1007211

Bodem en Ondergrond

13

    

X

  

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-64.html

Wegen en verkeersveiligheid

14

X

      

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–27.html

Openbaar Vervoer en Spoor

16

 

X

     

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-41

Luchtvaart

17

X

      

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-28.html

Scheepvaart en Havens

18

     

X

 

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-68.html

 

18

        

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-22.html

Uitvoering Milieubeleid en Internationaal

19

 

X

     

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30991-34.html

Lucht en geluid - Geluid

20

     

X

 

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-67.html

Lucht en geluid - Lucht

20

  

X

    

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30175-338.html

Duurzaamheid

21

    

X

  

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-71.html

Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

22

 

X

     

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-42.html

Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie

23

  

X

    

Nee

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-56.html

Inspectie Leefomgeving en Toezicht (Handhaving en Toezicht)

24

  

X

    

Ja

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861-46.html

Evaluatie artikel III Deltawet

     

X

  

Ja

https://www.tweedekamer.nl/downloads/document?id=f3b0e157-6489-4f03-a25a-70237f40ec6e&title=Eindrapport%20Evaluatie%20artikel%20III%20Deltawet.pdf

           

Voor het meest recente overzicht van de programmering van periodieke rapportages / beleidsdoorlichtingen, zie het overzicht Ingepland en uitgevoerd onderzoek op rijksfinancien.nl.

          

In 2023 zijn geen beleidsdoorlichtingen uitgevoerd. Wel zijn begin 2023 de beleidsdoorlichtingen op artikel 18 Scheepvaart en Havens en artikel 20 Geluid die in 2022 zijn uitgevoerd aan de Twede Kamer aangeboden.

Het meest recente overzicht van de programmering van beleidsdoorlichtingen is te vinden op www.rijksfinancien.nl. De realisatie van overige onderzoeken en evaluaties in 2023 zijn opgenomen in bijlage 3 bij dit jaarverslag.

2 Overzicht van risicoregelingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Het ministerie van IenW heeft één in 2016 beëindigde garantieregeling, te weten het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB, waarvan de lopende regelingen worden beheerd tot einde looptijd (2027). Het betrof de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering aan te vragen.

Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Door het vervallen van garanties in 2023 is het uitstaande risico voor IenW afgenomen.

Tabel 3 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2022

Verleend 2023

Vervallen 2023

Uitstaande garanties 2023

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaalstand risicovoorziening

Artikel 13 Bodem en Ondergrond

MKB Krediet

196

 

34

162

0

0

0

         

Totaal

 

196

0

34

162

0

0

0

MKB krediet

Bij het Ministerie van IenW is momenteel sprake van de garantieregeling Borgstellingskrediet Bodemsanering midden- en kleinbedrijf (MKB), waarvan de lopende regelingen worden beheerd tot einde looptijd (2027). Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering aan te vragen. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van een evaluatie in 2016 beëindigd. Eind 2023 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 161.000.

Tabel 4 Overzicht verstrekte Leningen (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

Totaalstand risicovoorziening t-1

Totaalstand mutatie volume risicovoorziening t en t-1

Artikel 17 Luchtvaart

Hypothcaire lening Winair

‒ 147

18 maanden

2.907

3.055

Totaal

     

De COVID-19-crisis laat diepe sporen achter op de Caribische delen van het Koninkrijk. Het kabinet heeft daarom eind 2020 besloten een hypothecaire lening van USD 3 miljoen (max. € 2,7 miljoen) te verstrekken op het luchthavengebouw van Winair. Deze lening is door zowel het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (€ 1 miljoen) als door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (maximaal € 1,7 miljoen) gefinancierd. De uitgave in 2021 bedroeg uiteindelijk € 2,4 miljoen, deels vanwege een gunstigere wisselkoers. In december 2021 is de lening verhoogd met € 1,3 miljoen (USD 1,5 miljoen). Daarmee betrof de uitstaande lening begin 2022 een bedrag van € 3,8 miljoen. In 2022 heeft een aflossing van € 0,9 miljoen op deze lening plaatsgevonden. Daarmee betreft de uitstaande lening eind 2022 nog € 2,9 miljoen. In 2023 heeft een aflossing van € 3,1 miljoen op deze lening plaatsgevonden. Daarmee betreft de uitstaande lening eind 2023 ‒ € 0,1 miljoen. De lening wordt in dollars afgelost en vanwege de koersverschillen is er in euro's meer afgelost dan er is uitgeleend, vandaar de negatieve waarde. In dollars staat er per 31-12-2023 nog $ 0,3 miljoen open.

3 Openbaarheidparagraaf

Dit is de openbaarheidsparagraaf van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW). De paragraaf komt voort uit het besluit tot openbaarmaking van informatie, de plannen ter verbetering van de informatiehuishouding bij het ministerie en artikel 3.5 van de Wet open overheid (Woo) dat bepaalt dat een bestuursorgaan in de jaarlijkse begroting en verantwoording aandacht besteedt aan de beleidsvoornemens en uitvoering van de Woo. De focus van deze openbaarheidsparagraaf is de verantwoording op hoofdlijnen over de activiteiten die zijn uitgevoerd op de thema’s organisatie en samenwerking, actieve openbaarheid, passieve openbaarheid en de verbetering van de informatiehuishouding.

Organisatie en samenwerking

Op het gebied van zowel interdepartementale als departementale samenwerking zet het ministerie van IenW stappen op de thema’s uit deze paragraaf. Interdepartementaal neemt IenW deel aan verschillende overleggen en werkgroepen op het gebied van open overheid en verbetering informatiehuishouding. Daarbij wordt zoveel mogelijke lering getrokken uit en gebruik gemaakt van rijksbrede verbeter-aanpakken, oplossingen en generieke voorzieningen.

Het concernbrede programma open overheid is beëindigd en de coördinerende en regisserende taken van het programma zijn overgedragen en belegd bij de Concerndirectie Informatiebeleid (CIO-office). In 2023 is de basis gelegd om de opgaven openbaarheid en verbetering van de informatiehuishouding een vervolg te geven in de staande organisatie. Hiervoor is o.a. een departementaal overleg open overheid ingesteld, waaraan de IenW organisatieonderdelen en de bestuurskern deelnemen. Gezamenlijk wordt toegewerkt naar de realisatie van een open en transparant IenW, waarvoor een informatiehuishouding die op orde is randvoorwaardelijk is. In IenW-brede werkgroepen wordt gewerkt aan instrumenten en/of oplossingen die concernbreed kunnen worden gebruikt voor de verbeteropgave.

Actieve openbaarmaking

IenW heeft voortgang geboekt met betrekking tot de actieve openbaarmaking. Door middel van een stapsgewijze aanpak wordt voorgesorteerd op de openbaarmaking van de verplichting categorieën uit de Wet open overheid (art. 3.3). Voor een aantal van de verplichte categorieën is de huidige werkwijze beschreven en is bekend hoe de gewenste werkwijze eruit dient te zien. Deze aanpak wordt in de komende periode gebruikt voor het beschrijven van de overige informatiecategorieën, waarbij ook de rijksbrede ontwikkelingen worden betrokken. Naast de verplichte informatiecategorieën maakt IenW alle onderliggende beslisnota’s bij Kamerstukken aan het parlement openbaar. Stappen zijn gezet om met monitoring de naleving van de werkwijze te borgen binnen de organisatie. Daarnaast zijn stappen gezet om kwalitatieve managementinformatie te genereren voor het uit eigen beweging actief openbaar maken van informatie.

Passieve openbaarmaking

De ingezette koers om de doorlooptijden van de afhandeling van Woo-verzoeken te verkorten wordt voortgezet. De eerste resultaten hiervan zijn waarneembaar. Het contact met de verzoeker is geïntensiveerd en vindt eerder in het proces plaats. Daarnaast werkt IenW met (deel)besluiten en zorgt voor een betere samenwerking met de inhoudelijk deskundige. De verdere optimalisatie van het proces krijgt invulling, in samenhang met de Woo-contactpersoon en het actief openbaar maken van Woo-verzoeken en besluiten.

Verbetering van de informatiehuishouding

Met de actieplannen wordt invulling gegeven aan de rijksbrede prioriteiten op het gebied van de verbetering van de informatiehuishouding. IenW werkt nauw samen met het coördinerend departement BZK, het rijksbrede programma Open op Orde en partijen en leveranciers in het landschap. De onder-steuning voor de informatiehuishouding bij IenW wordt verder geprofessionaliseerd en versterkt.

De verbetering van de informatiehuishouding krijgt invulling langs de vier hoofdlijnen van het actieplan ‘Open op orde’: professionals, volume en aard van informatie, informatiesystemen, bestuur en naleving.

De volgende acties zijn ingezet:

Professionals

Het Kwaliteitsraamwerk IV-professional (KWIV-profielen) is geïmplementeerd. De naleving en monitoring daarvan is in de lijn geborgd. Voor het ontwikkelen van kennis en vaardigheden maakt IenW gebruik van de rijksbreed ontwikkelde cursussen en trainingen (leerhuis).

Volume en aard van informatie

IenW versterkt de structuur in de informatie, koppelt en stemt systemen beter op elkaar af om zo de aard en omvang van de informatie beter te beheersen en te ontsluiten. Het in de loop der jaren divers geworden ICT-landschap wordt geconsolideerd en meer geüniformeerd, een actie die meerdere jaren zal vragen. IenW draagt interdepartementaal bij aan de omgang, opslag en archivering van nieuwe media (sociale media, berichtenapps, websites en e-mails). Ten behoeve van het wegwerken van papieren achterstanden is er een departementale werkgroep gestart.

Informatiesystemen

Daarnaast is en wordt geïnvesteerd in aanvullende instrumenten en hulpmiddelen om de informatie zo goed mogelijk te ontsluiten en te publiceren zodat de informatie te zijner tijd elektronisch kan worden overgedragen aan het Nationaal Archief. IenW maakt zoveel mogelijk gebruik van Rijksbreed ontwikkelde voorzieningen.

Bestuur en naleving

In de bestuursraad van IenW is de sturing en naleving via de systematiek van de actieplannen georganiseerd. De jaarlijkse volwassenheidsmeting, zoals gevraagd door de regeringscommissaris informatiehuishouding, en de tweejaarlijkse monitor van de Inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed staan centraal in het vaststellen van de stand van zaken. Daarnaast ontwikkelt IenW een concern breed plan om te sturen op transparantie en voortgang op de Wet open overheid en de verbetering van de informatiehuishouding.

Overzicht coronasteunmaatregelen

Tabel 5 Overzicht coronasteunmaatregelen (bedragen x € 1 miljoen)

Art.

Naam maatregel/regeling

Bedrag verplichtingen 2023

Bedrag uitgaven 2023

Bedrag ontvangsten 2023

16 en 98

Beschikbaarheidsvergoeding OV

4,3

106,0

1,6

17

Lening Winair

0,0

0,0

3,1

22

Tegemoetkoming vuurwerkbranche

0,2

2,2

0,0

97 en 98

COVID-testen reizigers

0,0

1,6

0,0

     
 

Totaal

4,5

109,8

4,7

Toelichting

Hieronder is een korte omschrijving opgenomen van de maatregelen.

Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector

Dit betreft een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer. De vergoeding is bestemd om de beschikbaarheid van het openbaar vervoer tijdens de COVID-19-crisis te kunnen borgen.

In 2023 is € 106 miljoen uitgegeven van de gebudgeteerde € 179 miljoen. Het is bedrag is bij de 1e suppletoire begroting bijgesteld n.a.v. een bijgestelde raming.

Lening Winair

Dit betreft een hypothecaire lening voor het luchthavengebouw van Winair. Deze lening is door zowel het ministerie van BZK als door het ministerie van IenW gefinancierd. De ontvangsten in 2023 zijn de aflossing en de rente betalingen door Winair.

Tegemoetkoming vuurwerkbranche

Dit betreft de middelen in verband met de tijdelijke subsidieregelingen voor de detailhandel en importeurs/distributeurs, die als doel hebben om de vuurwerkbranche tegemoet te komen in de extra kosten die zij maakt vanwege het vuurwerkverbod en voor de extra opslag en transport voor het F2-vuurwerk dat voor de jaarwisseling 2021 ‒ 2022 niet verkocht mocht worden. In 2023 is er € 2,2 miljoen uitgegeven aan de verdere afwikkeling van Tegemoetkoming Subsidieregeling Vuurwerk Covid-19 (TSVC-19).

COVID-testen reizigers

Dit betreft de middelen voor de vergoeding van testen voor uitgaande reizigers, inclusief uitvoeringskosten. De uitgaven zijn gedaan naar aanleiding van overlopende verplichtingen uit 2022.

Budgettair overzicht Oekraïne

In 2023 is door het kabinet besloten om de steun aan Oekraïne door te zetten en zijn middelen beschikbaar gesteld op de aanvullende post. De precieze besteding van de steun is afgestemd op de behoefte van Oekraine. Vanuit IenW zijn in dit kader twee maatregelen getroffen. In onderstaand overzicht zijn de budgettaire effecten van deze maatregelen opgenomen en toegelicht.

Tabel 6 Budgettair overzicht Oekraïne (bedragen x € 1.000)

Artikelnummer

Artikelnaam

Maatregel

Verplichtingen 2023

Uitgaven 2023

Ontvangsten 2023

Relevante Kamerstukken

97

Algemeen Departement

Strooizout

1.239

1.239

0

4.1 Artikel 97 Algemeen Kerndepartement | Ministerie van Financiën - Rijksoverheid (rijksfinancien.nl)

97

Algemeen Departement

Noodhulpgoederen Kachovkadam

550

550

0

Kamerstuk 36045, nr. 165 | Overheid.nl > Officiële bekendmakingen (officielebekendmakingen.nl), https://www.rijksfinancien.nl/memorie-van-toelichting/2023/PSUPP/XII/onderdeel/1902010

Toelichting

Hieronder is een korte omschrijving opgenomen van de maatregelen.

  • 1. Strooizout: De voorraad strooizout in Oekraïne bleek niet meer genoeg vanwege de oorlog. Nederland heeft na diverse gesprekken met betrokken partners toegezegd 45 miljoen kilo strooizout te doneren aan Oekraïne. Hiervoor is vanuit IenW in samenwerking met het Ministerie van Buitenlandse Zaken € 2,5 miljoen in totaal voor beschikbaar gesteld.

  • 2. Noodhulpmaatregelen Kachovkadam: Na de doorbraak van de Kachovka-dam in juni van dit jaar, heeft Oekraïne het Kabinet verzocht hulpgoederen te leveren om de gevolgen van de doorbraak te bestrijden. Het Kabinet heeft besloten om noodhulp aan te bieden, in de vorm van in-kind goederen: 22 vlotten via de Nationale Reddingsbrigade en 40 boten, 75 waterpompen, 20 reddingsboeien, 370 reddingsvesten en 120 waadpakken. Deze goederen zijn via de Unie van Waterschappen beschikbaar gesteld en door IenW overgenomen ter donatie aan Oekraïne.

4. Beleidsartikelen

4.1 Artikel 11 Integraal Waterbeleid

A. Algemene doelstelling

Het samen met anderen zorgen voor de bescherming van Nederland tegen hoogwater, een verantwoord (mede-)gebruik en ruimtelijke ordening van de zee en sturen op een duurzaam en veilig gebruik van het water-bodemsysteem dat bestand is tegen wateroverlast en droogte en blijvend kan voorzien in de juiste hoeveelheid water, van de juiste kwaliteit, op de juiste plaats. Tevens richting en invulling geven aan klimaatadaptatie door de (internationale) klimaatopgave te vertalen naar uitvoerbaar en toekomstbestendig beleid als sturend fundament voor de inrichting van de fysieke leefomgeving en zo bij te dragen aan een veilig leefbaar en bereikbaar Nederland.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de gerealiseerde totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 7 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.11
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

41.220

30.283

30.650

96.183

43.237

48.100

‒ 4.863

        

Uitgaven

48.421

49.982

45.678

43.541

52.905

59.877

‒ 6.972

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       
        

1 Algemeen waterbeleid

37.546

39.450

34.836

32.139

44.019

42.221

1.798

2 Waterveiligheid

3.019

2.704

2.905

2.756

1.851

3.129

‒ 1.278

3 Grote oppervlaktewateren

1.211

1.473

1.296

1.330

630

1.565

‒ 935

4 Waterkwaliteit

6.645

6.355

6.641

7.316

6.405

12.962

‒ 6.557

        

Ontvangsten

12.050

258

408

398

109

30

79

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Integraal Waterbeleid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 8 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Financieren

De minister is verantwoordelijk voor de subsidieverlening van projecten die bijdragen aan de doelstellingen van het integrale waterbeleid. Het betreft zowel internationale projecten in het kader van de Water Action Agenda als nationale projecten in het kader van het Nationaal Groei Fonds (NGF).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de hieraan gerelateerde wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het integraal waterbeleid. Daartoe wordt beleid ontwikkeld voor primaire waterkeringen, goede economische en chemische waterkwaliteit, een gebiedsaanpak voor grote en regionale wateren, het behoud en herstel van een gezonde en duurzame Noordzee en het bevorderen van innovatie en ontwikkeling van kennis. De Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op de naleving. Specifieke verantwoordelijkheid van de Minister betreft ook het vaststellen van de door de waterschappen verschuldigde vergoedingen voor het organiseren van waterschapsverkiezingen (Waterschapswet).

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en rivieren volgens wettelijk niveau. Het uitvoeren van exploitatie, onderhoud en vernieuwing in het kader van waterveiligheid en waterkwaliteit. De hieraan gerelateerde projecten worden in het MIRT vastgelegd, de bijdragen zijn gerelateerd aan het Deltafonds. Daarnaast is de minister op internationaal gebied verantwoordelijk voor kennisuitwisseling op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, waterzekerheid en governance ter bevordering van de Nederlandse positie en verdienvermogen in het buitenland. De samenwerking is beschreven in de Nederlandse Internationale Waterambitie (NIWA, Kamerstukken II 2018-2019, 32 605, nr. 204). Ook is de minister coördinerend verantwoordelijk voor de nationale inzet klimaatadaptatie en draagt bij aan het verhogen van de klimaatweerbaarheid in de wereld onder het klimaatakkoord.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren opgenomen die inzicht geven in de mate waarin aan de algemene doelstelling wordt voldaan. De indicator hoogwaterbescherming geeft inzicht in de ontwikkeling in het halen van het basisbeschermingsniveau. De indicator economisch risico schetst een beeld van het afnemen van het economische risico als gevolg van een overstroming. In de begroting van het Deltafonds zijn overige waterbeleid gerelateerde indicatoren opgenomen.

Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons Bruto Nationaal Product (BNP) verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II 2015–2016, 34 436, nr. 3).

Doel van het waterveiligheidsbeleid is:

  • Iedereen in Nederland die achter een dijk woont, krijgt ten minste een basis beschermingsniveau van 1/100.000 per jaar. Dat wil zeggen dat de kans voor een individu om te overlijden als gevolg een overstroming niet groter mag zijn dan 0,001% per jaar.

  • Daarnaast wordt extra bescherming geboden op plaatsen waar kans is op:

    • grote groepen slachtoffers;

    • en/of grote economische schade;

    • en/of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang.

Het waterveiligheidsbeleid heeft als doel om het risico van overstromingen naar het aanvaard risiconiveau te krijgen. Als basis voor het bereiken van het doel van het waterveiligheidsbeleid geldt sinds 1 januari 2017 een nieuwe normering voor de primaire waterkeringen. In 2050 moeten al deze keringen aan de wettelijke normen voldoen. Dit betekent een basisbeschermingsniveau voor iedereen in 2050 en een economisch risico waarbij de kosten en baten tegen elkaar opwegen.

Indicator: Hoogwaterbescherming

Onderstaande figuur schetst de ontwikkeling in de verbetering van het basisbeschermingsniveau in relatieve waarde (% t.o.v. het referentiejaar). Ten opzichte van het referentiejaar wordt de ontwikkeling van het overstromingsrisico in de tijd afgezet.

Figuur 3 Ontwikkeling in het halen van het basisbeschermingsniveau t.o.v. de referentiesituatie

Het percentage 2023 is het percentage per 1 januari 2024

Bron: RWS, 2023. De referentiesituatie zoals bepaald t.b.v. de tussentijdse wijziging NPW1 in 2014.

Toelichting

De keringen voldoen nog niet allemaal aan de nieuwe norm. Er is berekend hoe groot het economische risico is en hoeveel mensen wonen in een gebied waar het basisbeschermingsniveau nog niet wordt gehaald op het moment dat het nieuwe beleid (2014) is vastgelegd. Dit wordt de referentiesituatie genoemd en de waarden zijn op 100% gesteld. Ten opzichte van deze referentie wordt de ontwikkeling van het overstromingsrisico in de tijd afgezet. Doordat keringen versterkt gaan worden, zal het aantal mensen waarvoor het basisbeschermingsniveau nog niet is gehaald en het economisch risico de komende 30 jaar afnemen tot het niveau dat volgens het beleid in 2050 bereikt moet zijn.

Indicator: Economisch risico

Onderstaand figuur schetst de ontwikkeling van het economische risico als gevolg van een overstroming in relatieve waarde (% t.o.v. het referentiejaar). Ten opzichte van het referentiejaar wordt de economische schade als gevolg van een overstroming in de tijd afgezet.

Figuur 4 Ontwikkeling in het afnemen van het economisch risico t.o.v. de referentiesituatie

Het percentage 2023 is het percentage per 1 januari 2024

Bron: RWS, 2023. De referentiesituatie zoals bepaald t.b.v. de tussentijdse wijziging NPW1 in 2014.

Toelichting

Het (actuele) risico eind 2023 is gebaseerd op de gerealiseerde versterking tot 1 januari 2024 in het HWBP; tot dan is 46 km dijk versterkt. De afname van het risico tot en met 2028 is gebaseerd op de realisatieprognose van dijkversterkingen, zoals is opgenomen in het HWBP (196 km). Aangezien er tot 1 januari 2024 nog maar weinig keringen in het HWBP zijn versterkt, is het economisch risico op 1 januari 2024 met 3% afgenomen t.o.v. de referentiesituatie. Op basis van de verwachte realisatie van versterkingen tot en met 2028 zal het economische risico op 1 januari 2029 met 17% zijn afgenomen t.o.v. de referentiesituatie. Het aantal mensen dat woont in een gebied waar het basisbeschermingsniveau nog niet is bereikt, is op 1 januari 2029 naar verwachting 7 % lager t.o.v. de referentiesituatie.

In 2050 moeten alle keringen aan de nieuwe normen voldoen. Dan moet overal aan het basisbeschermingsniveau zijn voldaan en is het economisch risico afgenomen tot het aanvaard economisch risiconiveau. In de indicator wordt daarom ook het jaar 2050 geprojecteerd.

D. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van artikel 11 integraal waterbeleid.

Klimaatadaptatie en Water Internationaal

In 2023 heeft Nederland samen met Tajikistan de Verenigde Naties (VN) water conferentie georganiseerd in New York met als resultaat een Water Actie Agenda met meer dan 800 toezeggingen van overheden, private sector, non gouvernementele organisaties (NGOs) en (kennis)instellingen. Deze conferentie heeft de watergerelateerde doelen van de Sustainable Development Goals weer voor het voetlicht gebracht en resulteerde in september in een VN resolutie waarin de opvolging van de VN waterconferentie is geborgd. (Kamerstukken II 2022-2023, 31793, nr 243). Tijdens de VN waterconferentie is ook het Internationaal Panel on Disasters en Coastal Areas gelanceerd. Dit initiatief van de Minister van IenW faciliteert kennisuitwisseling tussen aangesloten landen om nationale klimaatadaptatieplannen uit te werken in actieagenda’s.

Tijdens de COP 28 van de United Nations Climate Change conference heeft Nederland de boodschap van het belang van water als motor voor klimaatadaptatie verder uitgedragen. Dit heeft geleid tot veel aandacht voor water en de incorporate van dit thema in de Global Goal on Adaptation. Daarmee is water stevig verankerd in de mondiale discussie over klimaatadaptatie.

Kennisuitwisseling met buitenlandse partijen op het gebied van klimaatadaptatie, waterveiligheid, waterzekerheid en ‘governance’ is voor Nederland niet alleen belangrijk om onze eigen kennis en kunde te  versterken, maar draagt ook bij aan het verdienvermogen van e Nederlandse sector in het buitenland. Conform de Nederlandse Internationale Waterambitie (NIWA - Kamerstukken II 2018-2019, 32 605, nr. 204) heeft IenW in 2023 verder ingezet op de samenwerking met andere (delta)landen, waaronder India, Indonesië, Vietnam, Colombia en Egypte. Ook is er een memorandum of understanding (MoU) afgesloten met Tajikistan en Marokko en is de MoU met Singapore hernieuwd voor twee jaar. NIWA uitvoeringsprogramma Partners voor Water kwam dit jaar vol op stoom met strategische investeringen in de deltalanden, 22 subsidies voor innovatieve waterprojecten en promotieactiviteiten resulterend in een meer dan volledige uitputting van het jaarbudget.

Beoordeling primaire keringen

Waterschappen en Rijkswaterstaat hebben in 2022 hun eerste beoordeling van de primaire keringen in relatie tot de nieuwe waterveiligheidsnormen afgerond (inclusief de conformiteitstoets door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De feitelijke resultaten daarvan zijn in mei 2023 naar de Kamer gestuurd. Op 8 november 2023 is daarvan een landelijk veiligheidsbeeld opgemaakt, inclusief een beleidsmatige duiding en een globale kosteninschatting van de verwachte versterkingsopgave. Ca. 62% van de keringen voldoet nog niet aan de norm, maar dat is volgens verwachting omdat de normen toekomstgericht zijn en uitgaan van de situatie in 2050. De eerste inschatting van de beheerders is dat ca. 2000 km versterkt moet worden (via het Hoogwaterbeschermingsprogramma) in de periode tot 2050. Dat is hoger dan de eerdere inschatting van 1500 km, maar het is nadrukkelijk een inschatting met nog veel onzekerheden. Daarom wordt de komende jaren gewerkt aan het aanscherpen van de opgave. Ca. 1000 km van de opgave is al opgenomen in de programmering van het HWBP.

Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater

De Beleidstafel Wateroverlast en Hoogwater is opgericht naar aanleiding van de overstromingen in Limburg in 2021, met als doel om Nederland beter voor te bereiden op extreme neerslag. In 2023 is gestart met het uitwerken en implementeren van de aanbevelingen die de Beleidstafel eind 2022 heeft opgesteld. Om het regionaal watersysteem in Limburg (beekdalen) beter bestand te maken tegen extreme neerslag is het programma Waterveiligheid en Ruimte Limburg (WRL) door het Rijk en de regio opgezet. Hiervoor is in het coalitiekakkoord 300 miljoen euro beschikbaar gesteld. Onlangs zijn bij waterschap Limburg mobiele noodkeringen in gebruik genomen. Deze kunnen, ook over de grens, snel geplaatst worden om kwetsbare locaties te beschermen bij dreigende overstroming. Voor de zomer is de website ‘www.wachtnietopwater.nl’ vernieuwd om het waterbewustzijn te vergroten. De overstromingen in West-Europa eind 2023 als gevolg van extreme regenval laten zien dat de problematiek grensoverschrijdend is. Daarom is internationale samenwerking met bovenstroomse landen van groot belang. Een impuls hiervoor was het in november 2023 op de Benelux Waterdag in Maastricht gelanceerde internationaal onderzoeksprogramma JCAR-ATRACE. Dit is gericht op overstromingsrisicobeheer en waterbeschikbaarheid in grensoverschrijdende regionale wateren.

Waterveiligheid

Waterschappen en Rijkswaterstaat hebben hun eerste beoordeling van de primaire keringen in relatie tot de nieuwe waterveiligheidsnormen afgerond. Van de resultaten is in 2023 een landelijk veiligheidsbeeld opgemaakt, inclusief een beleidsmatige duiding en een globale kosteninschatting van de verwachte versterkingsopgave. Beheerders schatten in dat de versterkingsopgave fors hoger is dan eerder gedacht, maar deze inschatting kent nog veel onzekerheden. Daarom wordt de komende jaren gewerkt aan het aanscherpen van de opgave. In 2023 is gewerkt aan de doorontwikkeling van het instrumentarium voor beoordelen en ontwerpen, het nieuwe programma Beoordelings- en Ontwerpinstrumentarium (BOI) 2023. De nieuwe KNMI-klimaatscenarios, die eind 2023 zijn opgeleverd, zullen worden toegepast bij de tweede beoordelingsronde en het ontwerp van dijkversterkingen.

Kennisprogramma Zeespiegelstijging (KP ZSS)

Het KP ZSS is in 2019 gestart om onderzoek te doen naar de lange termijn waterveiligheid. Het programma heeft twee hoofddoelen. Ten eerste is het gericht op: het ontwikkelen van meer kennis over de onzekerheden rondom zeespiegelstijging. Ten tweede onderzoekt het programma in hoeverre de huidige strategieën en beslissingen voor het deltagebied toereikend zijn bij meer extreme zeespiegelstijging. Ook richt het programma zich op het verkennen van alternatieve strategieën voor de verre toekomst. In juni 2023 heeft de Kamer de eerste resultaten ontvangen over de impact van zeespiegelstijging op het huidige systeem. In november zijn alle tussenresultaten van het KPZSS, samengevat in de ‘Tussenbalans’, naar de Tweede Kamer gestuurd. Deze bevatte ook een appreciatie van het kabinet op de resultaten, waaraan vervolgstappen zijn gekoppeld.

Integraal Riviermanagement

Het Programma Integraal Riviermanagement (IRM) is in december 2023 naar de Kamer gestuurd. Het Programma IRM introduceert nieuwe doelstellingen voor het rivierengebied en focust hierbij op het optimaliseren van de rivierbodemligging en de beschikbaarheid van voldoende ruimte om de afvoercapaciteit in het rivierengebied te borgen. Het programma werkt aan een stabiele en beheerbare bodemligging in het zomerbed. Dit is essentieel voor het bevaarbaar houden van de rivier bij lage afvoeren en het herstellen van de natuurlijke rivierdynamiek, dit is goed voor de biodiversiteit. Ook draagt dit bij aan een efficiënte waterverdeling en berging van water voor drinkwaterwinning. Daarnaast richt het programma zich op het vergroten van de afvoer- en bergingscapaciteit om toekomstige hogere rivierafvoeren aan te kunnen. Eind 2023 is bij het langdurige hoogwater gebleken dat eerder genomen maatregelen voor waterveiligheid (rivierverruimingen en dijkversterkingen) effect hebben gehad en hun waarde hebben bewezen. De waterveiligheid is niet in het geding geweest.

Bij verschillende IRM-projecten zijn in 2023 stappen gezet naar de uitvoering. Zo is in het Bestuurlijk Overleg Leefomgeving 2023 het startdocument voor de MIRT-verkenning Zuidelijk Maasdal ondertekend. Dit project is een samenwerking tussen zes overheidsinstanties en richt zich op het ontwikkelen van een geïntegreerde aanpak voor hoogwaterbescherming, scheepvaart, ruimtelijke ontwikkeling en natuurversterking. De verschillende maatschappelijke opgaven worden hierbij nadrukkelijk in samenhang aangepakt. Zo zorgt IenW samen met medeoverheden voor een toekomstbestendig Zuidelijk Maasdal.

Programma Noordzee, Noordzeeakkoord

In 2023 is gewerkt aan de Partiële Herziening van het Programma Noordzee 2022-2027, waarmee windenergiegebieden voor na 2031 zullen worden aangewezen, en zijn de concept Nota Reikwijdte en Detailniveau alsook het Participatieplan ter inzage gelegd. In het Noordzee overleg is met stakeholders gewerkt aan de implementatie van het Akkoord voor de Noordzee.

Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM), Oslo-Parijs Conventie (OSPAR), Maritieme Ruimtelijke Planning (MSP)

T.a.v. de Kaderrichtlijn Mariene Strategie zijn voorbereidingen getroffen voor de actualisatie van de doelstellingen voor de Mariene Strategie Deel 1 (MS1) op basis van het Quality Status Report 2023 van OSPAR. Vanwege uitwerking van extra vragen over de MS1 is de consultatie van MS1 uitgesteld naar 2024. Voor de KRM is er in de Europese Unie en in OSPAR-verband verder invulling gegeven aan de ontwikkeling van indicatoren en parameters om de milieutoestand te kunnen monitoren en de goede milieutoestand te kunnen bepalen.

Greater North Sea Basin Initiative (GNSBI)

Om een versterkte internationale en sector overstijgende samenwerking op de Noordzee op te zetten is een verkenning uitgevoerd en een samenwerkingsverband opgericht met negen Noordzeelanden en de Europese Commissie, namelijk het Greater North Sea Basin Initiative met ministeriele conclusies om intensiever samen te werken op het gebied van kennisdeling, medegebruik, natuurherstel, lange termijn perspectief visserij en cumulatief impact van menselijk gebruik van de Noordzee.

Zeeën Caribisch Nederland

Als onderdeel van de uitvoering van het Natuur- en Milieubeleidsplan voor Caribisch Nederland in de zeeën rondom Caribisch Nederland (onder coördinatie van de minister voor Natuur en Stikstof) en de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), zijn monitoringprogramma’s vastgesteld voor het meten van de waterkwaliteit van de zeeën rondom Bonaire, st. Eustatius en Saba. Voorts zijn modelstudies uitgevoerd die de aanvoer en verspreiding van vervuilende stoffen in het marien milieu voorspellen.

Oceanen

Dit jaar heeft de Verenigde Naties het Verdrag inzake het behoud en duurzaam gebruik van mariene biodiversiteit in gebieden buiten de nationale rechtsmacht1vastgesteld. Het verdrag is namens het Koninkrijk der Nederlanden ondertekend door de minister van Buitenlandse Zaken. IenW heeft actief bijgedragen aan de totstandkoming van het verdrag vanuit het belang van het versterken van oceaanbeheer door effectieve samenwerking met en tussen regionale, internationale en sectorale organisaties, het uitvoeren van milieueffectbeoordelingen voor activiteiten op volle zee en de mogelijkheid om mariene beschermde gebieden aan te wijzen.

Nationaal Groeifonds

De projecten NL2120 en Groeiplan Watertechnologie zijn in februari 2023 vanuit het Nationaal Groeifonds gehonoreerd.

- Groeiplan Watertechnologie: er is € 135,0 miljoen beschikbaar voor de komende 10 jaar om nieuwe technologieën voor de beschikbaarheid van (schoon) water te ontwikkelen en deze zowel nationaal als internationaal te vermarkten. Bij het Groeiplan Watertechnologie zijn in totaal zo’n 600 partijen betrokken waarvan ca. 500 bedrijven (waarvan een groot aantal mkb), 25 onderzoeksinstellingen, 17 waterschappen, 12 drinkwaterbedrijven, 10 provincies en gemeenten en enkele ngo’s.

- NL2120: € 110 miljoen beschikbaar (waarvan € 40,0 miljoen voorwaardelijk) de komende 10 jaar voor vraagstukken op het gebied van landgebruik en bodem- en waterbeheer. Het project beoogt kennis op te bouwen om de toepassingsmogelijkheden van <<nature base solutions>> (NBS) beter te onderbouwen en bij bewezen effectiviteit een schaalsprong te realiseren. Met deze kennis en producten wordt beoogd de concurrentiepositie van Nederlandse partijen te versterken, de leefomgeving te verbeteren en te voorkomen dat economische ontwikkelingen in de toekomst worden belemmerd door krapte in de milieuruimte.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 9 Budgettaire gevolgen van beleids art. 11 Integraal Waterbeleid(bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

41.220

30.283

30.650

96.183

43.237

48.100

‒ 4.863

1

         

Uitgaven

48.421

49.982

45.678

43.541

52.905

59.877

‒ 6.972

 
         

1 Algemeen waterbeleid

37.546

39.450

34.836

32.139

44.019

42.221

1.798

 

Opdrachten

3.648

2.232

2.625

5.942

10.928

12.979

‒ 2.051

2

HGIS Partners for Water

0

0

0

0

7.158

0

7.158

 

FLOW

0

0

0

0

11

1.834

‒ 1.823

 

KAWI

0

0

0

0

1.230

1.345

‒ 115

 

Klimaat Bestuur/NOVI

0

0

0

0

300

1.228

‒ 928

 

CORA

992

212

272

202

719

450

269

 

VN Water

0

0

0

0

0

3.450

‒ 3.450

 

Klimaat bestuur

0

0

0

98

0

0

0

 

Regie Innovatie

0

0

0

568

0

0

0

 

Risico onvoorzien

0

0

0

0

0

0

0

 

Overige opdrachten

2.656

2.020

2.353

5.074

1.510

4.672

‒ 3.162

 

Subsidies

14.329

14.677

11.445

7.163

15.187

13.748

1.439

 

Partners voor Water (HGIS)

11.476

10.297

10.213

4.108

5.502

11.252

‒ 5.750

 

Blue Deal (HGIS)

1.200

2.900

1.090

0

5.699

2.000

3.699

 

WI

0

0

0

0

1.166

400

766

 

NGF-project NL2120

0

0

0

0

0

0

0

 

Incidentele Subsidie WKB

1.567

1.286

16

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

86

194

126

3.055

2.820

96

2.724

 

Bijdragen aan agentschappen

15.978

15.343

16.160

16.789

17.299

15.494

1.805

 

Waarvan bijdrage aan agentschap KNMI

1.271

612

1.626

919

952

394

558

 

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

14.707

14.731

14.534

15.870

15.406

15.100

306

 

Overige bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

941

0

941

 

Bijdragen aan medeoverheden

3.591

6.568

4.506

0

0

0

0

 

NGF-project NL2120

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen medeoverheden WKB

0

0

4.506

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

0

630

0

2.245

605

0

605

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

0

0

100

0

0

0

0

 
         

2 Waterveiligheid

3.019

2.704

2.905

2.756

1.851

3.129

‒ 1.278

 

Opdrachten

3.019

2.704

2.905

2.756

1.851

3.129

‒ 1.278

 

RWS waterveiligheid

2.546

1.989

2.395

2.356

1.083

2.456

‒ 1.373

 

Overige opdrachten

473

715

510

400

768

673

95

 
         

3 Grote oppervlaktewateren

1.211

1.473

1.296

1.330

630

1.565

‒ 935

 

Opdrachten

1.211

1.273

1.196

1.280

630

1.465

‒ 835

 

RWS Zuid-Westelijke Delta

1.025

1.052

934

1.043

331

1.050

‒ 719

 

RWS Waterdossier WOM

67

107

106

0

0

0

0

 

Overige opdrachten

119

114

156

237

299

415

‒ 116

 

Bijdrage aan medeoverheden

0

200

100

50

0

100

‒ 100

 
         

4 Waterkwaliteit

6.645

6.355

6.641

7.316

6.405

12.962

‒ 6.557

 

Opdrachten

3.659

3.692

3.963

4.577

4.194

11.242

‒ 7.048

3

Noordzee akkoord

0

0

294

81

11

5.140

‒ 5.129

 

RWS WKK opdrachten

2.873

3.069

2.852

3.654

2.832

4.708

‒ 1.876

 

WKK opdrachten

0

0

0

558

360

898

‒ 538

 

MIW opdrachten

0

0

0

284

0

0

0

 

Overige opdrachten

786

623

817

0

991

496

495

 

Subsidies

400

400

400

48

1.040

30

1.010

 

Bijdrage aan medeoverheden

500

500

0

0

41

0

41

 

Bijdrage aan internationale organisaties

2.086

1.763

2.278

1.991

1.130

1.690

‒ 560

 

WKK contributies

689

837

531

714

63

640

‒ 577

 

WKK mondiaal

678

396

1.063

1.277

0

0

0

 

Overige bijdrage (inter)nat.org

719

530

684

0

1.067

1.050

17

 

Bijdrage aan ZBO’s

0

0

0

700

0

0

700

 
         

Ontvangsten

12.050

258

408

398

109

30

79

 
F. Financiële toelichting

Toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Op dit artikel is voor € 4,9 miljoen minder verplicht dan oorspronkelijk geraamd. Het betreft een saldo van diverse mutaties en verplichtingenschuiven, waarvan de belangrijkte zijn:

    • een eenmalige verhoging van het verplichtingenbudget als gevolg van een correctie op de aangegane verplichtingen in 2022, die daardoor ten laste van 2023 zijn gebracht. Het betrof de HGIS-subsidies Partners voor Water 5 (€ 4,5 miljoen) en Blue Deal fase 2 (€ 2,3 miljoen).

    • Een toezegging voor de internationale bijdrage voor de Global Commission Economics of Water voor de jaren 2023-2025 (€ 1,7 miljoen).

    • Diverse overboekingen tussen dit artikel en het Deltafonds van per saldo ‒ € 5,4 miljoen, waaronder met name de financiering van werkzaamheden voor monitoring onderzoek natuurversterking soortenbescherming (MONS) bij RWS (- € 5 miljoen), financiering van Deltares via de SITO-regeling (- € 3,6 miljoen) en de subsidieverstrekking aan MKB-NL voor PFAS onderzoek (€ 3,8 miljoen).

    • een verplichtingenschuif vanuit 2023 naar 2022 ten behoeve van het programma Klimaatadaptatie Water Internationaal (HGIS) met betrekking tot de inzet van Deltares, China Council en Water and Climate Coalition impact (- € 3,5 miljoen).

    • diverse overboekingen tussen ministeries van per saldo ‒ € 4,4 miljoen, met name naar BZK voor de kosten van de landelijke voorziening en het service team Rijk met betrekking tot de Omgevingswet (- € 6,0 miljoen).

    • Het restant van ‒ € 0,1 miljoen betreft een saldo van diverse technische mutaties.

  • 8. De lagere gerealiseerde uitgaven van ‒ € 2,1 miljoen zijn met name het gevolg van de opdracht aan RVO voor het programma Partners voor Water (€ 7,2 miljoen) en de lagere realisatie FLOW (- € 1,8 miljoen), NOVI (- € 0,9 miljoen) en VN water (- € 3,5 miljoen). De lagere realisatie van ‒ € 3,1 miljoen bij de overige opdrachten verklaren het resterende verschil.

  • 9. De lagere realisatie bij opdrachten waterkwaliteit heeft met name betrekking op de over boeking van ‒ € 5,0 miljoen naar het Deltafonds, zoals toegelicht bij de verplichtingen. Daarnaast hebben de werkzaamheden van RWS op dit onderdeel vertraging opgelopen ( ‒ € 1,8 miljoen). Het restant van ‒ € 0,2 miljoen betreft een saldo van kleinere mutaties.

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Algemeen Waterbeleid (€ 44,0 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 10,9 miljoen)

    • HGIS Partners for Water (€ 7,2 mljoen). Betreft met name de opdracht aan RVO voor het programma Partners voor Water.

    • KAWI (€ 1,2 miljoen). Dit betreffen de HGIS middelen ten behoeve van de diverse KAWI opdrachten.

    • CORA (0,7 miljoen). Betreft de HGIS middelen ten behoeve van de CORA opdrachten van € 0,7 miljoen.

  • 5. Subsidies (€ 15,2 miljoen).

    • Partners voor Water (HGIS) (€ 5,5 miljoen). Betreft de uitgaven via uitvoerder RVO voor het subsidieprogramma waarvan het doel is om waterveiligheid en waterzekerheid te stimuleren in een delta, deltastad of stroomgebied in het buitenland.

    • Blue Deal (HGIS) (€ 5,7 miljoen). Op deze post is de subsidie voor het (internationale) subsidieprogramma Blue Deal verantwoord (€ 4,0 miljoen), waarin 21 waterschappen samen met de ministeries van Buitenlandse Zaken en IenW als doel hebben om 20 miljoen mensen wereldwijd toegang te geven tot voldoende, schoon en veilig water. Het overige deel zijn subsidies die voortvloeien uit de VN Water-conferentie in New York.

    • Water Internationaal (€ 1,2 miljoen). Op het vlak van Water Internationaal zijn subsidies verleend omtrent (de activiteiten van) de Championsgroup, China Council, IPDC en Water and Climate Coalition.

  • 9. Bijdragen aan agentschappen (€ 17,3 miljoen).

    • Betreft met name de bijdrage aan RWS (€ 15,4 miljoen) voor de jaarlijkse opdracht aan RWS voor de uitvoering van beleidsmaatregelen op het gebied van waterveiligheid, zoetwatervoorziening en waterkwaliteit.

    • De overige bijdrage aan agentschappen (€ 1,9 miljoen) betreft met name de bijdrage aan het KNMI (€ 1,0 miljoen) voor onderzoeken en analyses op het gebied van kennisontwikkeling ten behoeve van windklimaat en afvoerstatistiek rivieren, (versnelde) zeespiegelstijging en voor klimaatadaptatie.

  • 12. Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 0,6 miljoen). Betreft met name uitgaven voor de VN Waterconferentie 2023.

2. Waterveiligheid (€ 1,9 miljoen)

Het volgende financiële instrumenten is ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 1,9 miljoen). Betreft met name de opdracht aan RWS voor beleidsondersteuning en advies (€ 1,1 miljoen) op het gebied van waterveiligheid (kust, rivieren en waterkeringen). Daarnaast zijn diverse opdrachten verstrekt (€ 0,8 miljoen) voor onder meer evaluatieonderzoek van de Waterwet en een actualisatie van de Beleidslijn Grote Rivieren (€ 0,4 miljoen).

3. Grote oppervlaktewateren (€ 0,6 miljoen)

Het volgende financiële instrument is ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 0,6 miljoen). Betreft grotendeels de opdracht voor beleidsondersteuning en advies aan RWS op het gebied van de Wadden en de Zuid-Westelijke Delta (€ 0,4 miljoen). Daarnaast zijn uitgaven gedaan voor de Agenda voor het Waddengebied 2050.

4. Waterkwaliteit (€ 6,4 miljoen)De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 4,2 miljoen)

    • Rijkswaterstaat (BOA) (€ 2,8 miljoen). Betreft met name de opdracht voor beleidsondersteuning en advies (BOA) aan RWS (€ 2,8 miljoen) op het gebied de Kaderrichtlijn Water, emissieregistratie (water), monitoring van gewasbescherming en nutriënten en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. Daarnaast pleegt RWS inzet op dossiers van het mariene milieu (zoals KRM, OSPAR, GNSBI, zeeën Caribisch Nederland en London Protocol). Tevens ondersteunt RWS in EU-comités en -raden en op internationale dossiers als de stroomgebieden van Maas, Rijn, Schelde en Eems.

    • Noordzee en oceanen en overige opdrachten (€ 1,4 miljoen). Betreft opdrachten t.b.v. de uitvoering van het Noordzeeakkoord, het Programma Noordzee (2022-2027) en diverse andere opdrachten zoals de bijdrage via OCW aan NWO voor Deep Sea Mining Impact 3 onderzoek in het kader van het internationale Joint Program Initiative-Oceans onderzoeksprogramma en aan het Strategisch Blue Economy Partnership als onderdeel van het Europese Horizon Europe programma.

  • 4. Subsidies (€ 1,0 miljoen). De uitgaven hebben met name betrekking op een subsidie aan MKB-Nederland ten behoeve van actieprogramma's KRW en PFAS (€ 0,9 miljoen).

  • 5. Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 1,1 miljoen). In het kader van de Nederlandse Internationale Waterambitie zijn in 2023 bijdragen verstrekt ter ondersteuning van internationale organisaties. Het gaat daarbij onder meer om diverse United Nations (UN) organisaties, de World Heatlh Organisation, de OESO en het Oslo-Parijs verdrag.

H. Extracomptabele verwijzingen
Tabel 10 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 1 Investeren in waterveiligheid van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)

Extracomptabele verwijzing naar artikel 01 Investeren in waterveiligheid (x € 1.000)

 
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoodfstuk XII aan artikel 1 Investeren in waterveiligheid van het Deltafonds

375.397

 

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in waterveiligheid

185.259

 

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in waterveiligheid

560.656

Waarvan

  

01.01

Grote projecten waterveiligheid

70.774

01.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

472.361

01.03

Studiekosten

17.521

Tabel 11 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)

Extracomptabele verwijzing naar artikel 02 Investeren in zoetwatervoorziening (x € 1.000)

 
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

114.550

 

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

114

 

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening

114.664

Waarvan

  

02.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

112.883

02.03

Studiekosten

1.781

Tabel 12 Extracomptabele verwijzingen naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)

Extracomptabele verwijzing naar artikel 03 Beheer, onderhoud en vervanging (x € 1.000)

 
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

338.169

 

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

0

 

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging

338.169

Waarvan

  

03.01

Exploitatie

7.304

03.02

Onderhoud en vernieuwing

330.865

Tabel 13 Extracomptabele verwijzing naar artikel 04 Experimenteren cf. art. III Deltawet (x € 1.000)

Extracomptabele verwijzing naar artikel 04 Experimenteren cf. art. III Deltawet (x € 1.000)

 
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofstuk XII aan artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

285.637

 

Andere ontvangsten van artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

 
 

Totale uitgaven op artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet

285.637

Waarvan

  

04.01

Experimenteerprojecten

0

04.02

GIV/PPS

285.637

Tabel 14 Extracomptabele verwijzing naar artikel 07 Investeren in waterkwaliteit (x € 1.000)

Extracomptabele verwijzing naar artikel 07 Investeren in waterkwaliteit (x € 1.000)

 
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

67.526

 

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

753

 

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit

68.279

Waarvan

  

07.01

Ontwikkeling Kaderrichtlijn Water

42.834

07.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

12.117

07.03

Studiekosten waterkwaliteit

13.328

Tabel 15 Extracomptabel overzicht Rijksbijdrage Noordzeeakkoord (bedragen x € 1.000)
 

2023

Visserij: innovatie LNV (€ 10 miljoen excl. bijdrage uit EMVAF)

1.222

Onderzoek, monitoring en natuurherstel, IenW (€ 23,9 miljoen excl. bijdrage uit EMVAF / LNV)

2.859

Onderzoek, monitoring en natuurherstel: WOZEP vanaf 2024, EZK (€ 21 miljoen)

0

Versterking toezicht NVWA, LNV (€ 14 miljoen)

673

Veilige doorvaart windparken

0

Totaal:

4.754

4.2 Artikel 13 Bodem en Ondergrond

A. Algemene doelstelling

Een duurzaam en veilig beheer en gebruik van het water-bodemsysteem met als doel richting en invulling te geven aan vraagstukken op het gebied van bodemkwaliteit, drinkwatervoorziening, grondwater, bodemdaling, duurzaam bodembeheer in de landbouw, kabels en leidingen en bodemenergie in relatie met maatschappelijke opgaven als energietransitie en klimaatadaptatie en vanuit de bredere samenhang met de structurerende keuzes van Water en Bodem Sturend in vertaling naar uitvoerbaar en toekomstbestendig beleid. Daarnaast is het beleid gericht op het tot stand brengen van een betrouwbare en betaalbare drink- en afvalwatervoorziening in Caribisch Nederland.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 16 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.13
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

25.560

35.953

73.935

117.403

127.442

117.282

10.160

        

Uitgaven

34.025

35.188

79.900

115.153

109.413

130.944

‒ 21.531

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

4 Ruimtegebruik bodem

30.608

31.841

77.902

113.283

109.413

130.944

‒ 21.531

5 Eenvoudig Beter

3.417

3.347

1.998

1.869

0

0

0

        

Ontvangsten

3.202

234

0

51

107

0

107

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Bodem en Ondergrond. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer

Tabel 17 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Het Rijk bevordert de investeringen in de kwaliteit van bodem en ondergrond door middel van:– Bevorderen van de duurzame kwaliteit van het doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem.– De uitvoeringsprogramma’s van de bestuurlijke afspraken bodem met andere overheden.– Efficiënt beschermen van drinkwaterbronnen door het landelijk faciliteren/stimuleren van de totstandkoming van gebiedsdossiers.

Financieren

Het Rijk draagt financieel bij in de uitvoering door decentrale overheden van de spoedopgave en buitenproportionele opgave bodemsanering. Daarnaast subsidieert het Rijk een deel van bodemsaneringen in eigen beheer door bedrijven. Ook draagt het Rijk financieel bij aan kennisontwikkeling in het kader van de bestuurlijke afspraken bodem.Subsidiering drinkwatertarieven op Caribisch Nederland en investeringen in de drinkwatervoorziening op Bonaire en Sint Eustatius en rioolwaterzuiveringsinstallatie op Bonaire.

Regisseren

De Minister van IenW heeft voor Bodem en Ondergrond een systeem - en stelselverantwoordelijkheid en is daarbij enerzijds verantwoordelijk voor het systeem van wet- en regelgeving omtrent beheer en gebruik van bodem, ondergrond en water en stimuleert anderzijds de investeringen en de bescherming daarvan en draagt zo bij aan een veilig leefbaar en bereikbaar Nederland. Het gaat daarbij om:– Ondersteunen van de decentrale overheden bij het uitvoeren van de bodemtaken onder de Omgevingswet.– Het proces waarbij de decentrale overheden in staat worden gesteld om uiterlijk in 2030 de bodemverontreiniging-problematiek te beheersen.– Ontwikkeling van regelgeving en kennis van de bodem en ondergrond. Deze ontwikkeling ondersteunt het beleid van bodem en ondergrond als basis voor maatschappelijke opgaven en faciliteert de toepassing daarvan door de andere overheden. Dit geldt ook voor nieuwe bodembedreigende stoffen, zoals PFAS.– Verkenning en uitwerking van een betere aansluiting van de stoffenregelgeving bodem met de andere milieudomeinen water en lucht.– Toezicht op en de handhaving van wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).– Het programma Versterking bodemstelsel dat bijdraag aan bescherming van de bodemkwaliteit door herstel van vertrouwen; Verbetering van het Kwalibo-stelsel; Invulling van de systeemverantwoordelijkheid; Verbeteren van vergunningverlening, toezicht en handhaving; Versterken van de organisatie, kennis en samenwerking.

(doen) uitvoeren

Het Rijk voert in eigen beheer de hersanering uit van het EMK-terrein. Overige saneringen worden uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van decentrale bevoegde gezagen.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

De budgetten voor de afspraken over Bodem en Ondergrond worden deels verdeeld via het Provincie- en Gemeentefonds en deels via subsidies en specifieke uitkeringen. Gedurende de looptijd van de afsprakenperiode wordt aan RWS gerapporteerd over de bereikte resultaten. RWS monitort de voortgang van de aanpak van bodemverontreiniging met onaanvaardbare risico’s en publiceert hierover jaarlijks een rapportage. Actuele beleidsinformatie is beschikbaar op de website van bodemplus.

Door de bevoegde overheden wordt in het kader van Wet bodembescherming, na 2024 de Omgevingswet, aan RWS gerapporteerd over de voortgang van de aanpak van de zogenaamde spoedopgave. Verder verstrekken de bevoegde overheden jaarlijks informatie aan de minister over de voortgang van de activiteiten waarover subsidie is ontvangen.

De aangekondigde pilot van de Algemene Methodiek voor niet-genormeerde stoffen heeft vertraging opgelopen als gevolg van oorzaken van interne, externe en inhoudelijke aard. Zo bestaat de pilot uit een omvangrijk (water)bodemonderzoek. Het RIVM verwacht doorlooptijd van de pilot van 22 maanden, zodat de resultaten begin 2026 beschikbaar zullen zijn.

D. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van het artikel integraal waterbeleid.

Bestuurlijke afspraken

In december 2022 zijn de bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond 2023–2030 bekrachtigd door IenW, het Interprovinciaal Overleg (IPO), vereniging Nederlandse gemeenten (VNG) en de unie van waterschappen (UvW) (zie Kamerstuk 30015, nr. 111). De afspraken gaan over samenwerking op het gebied van bodem en ondergrond, waaronder bodemsanering en verbetering van de bodemkwaliteit. Een vitale bodem en ondergrond is van groot belang voor veel maatschappelijke opgaven, zoals een gezonde fysieke leefomgeving, het aanpassen op het veranderende klimaat, de transitie naar duurzame energievoorziening, woningbouw, kringlooplandbouw en schoon drinkwater. Sinds het maken van de bestuurlijke afspraken zijn de afgesproken acties voortvarend opgepakt.

Het Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen hebben afgesproken om in samenwerking te werken aan het verbeteren van de vitaliteit van de bodem en ondergrond. Met deze samenwerking worden landelijk, provinciaal en lokaal beleid en uitvoering beter met elkaar verbonden en afgestemd, gericht op herstel, bescherming en duurzame benutting van bodem en ondergrond.

Verschillende locaties met een industrieel verleden zijn nog sterk verontreinigd. In sommige steden vormt bodemlood een gezondheidsrisico en nieuwe zorgwekkende stoffen als PFAS worden alom in bodems aangetroffen. Het herstel van de bodemkwaliteit door beheer en sanering is een belangrijke pijler onder het werken aan een vitale bodem. Voor de gezamenlijke aanpak van die herstelopgave zijn langjarige afspraken gemaakt. De uitwerking hiervan vindt plaats in een meerjarige regeling specifieke uitkering, die in 2024 wordt gepubliceerd.

Kwaliteitsborging in het bodembeheer (Kwalibo)

Het programma Versterking Kwalibo-stelsel loopt tot eind 2024. De meeste maatregelen ter versterking van de publieke sturing en de publiek-private samenwerking zijn geïmplementeerd. Dit jaar zal de nadruk liggen op de implementatie van de maatregelen ter versterking van de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). De Tweede Kamer wordt elk half jaar geïnformeerd over de stand van zaken en resultaten in de verzamelbrief bodem en ondergrond.

Europese richtlijn bodemmonitoring

Op 5 juli 2023 heeft de Europese Commissie een voorstel voor een richtlijn bodemmonitoring gepubliceerd. Dit voorstel vloeit voort uit de in 2021 gepubliceerde EU Bodemstrategie 2030.In afstemming met de medeoverheden heeft het kabinet een impactanalyse laten uitvoeren en een bedrijfseffectentoets op hoofdlijnen. Op 6 oktober heeft het kabinet een appreciatie van het voorstel voor een bodemrichtlijn vastgesteld. Het kabinet omarmt het voorstel maar heeft belangrijke zorgpunten ten aanzien van de uitvoerbaarheid.Om de uitvoerbaarheid en haalbaarheid te verbeteren zet het kabinet in op aanpassing van de richtlijn op enkele onderdelen. Deze Nederlandse inzet is in nauw overleg met de medeoverheden en andere betrokken departementen uitgewerkt en ingebracht bij de ambtelijke Raadswerkgroepen en bij de Milieuraad van 18 december. Daarnaast heeft Nederland vragen ingediend bij de juridische dienst van de Raad.  Verder is actief aansluiting gezocht bij gelijkgestemde lidstaten. Ten slotte is een appreciatie gegeven op de amendementen van twee EP-Commissies (ENVI en AGRI).De verwachting is dat in 2024 de onderhandelingen over de richtlijn worden voortgezet.

Drinkwater

In april 2023 heeft de Tweede Kamer het RIVM-rapport ‘Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater tot 2030 – knelpunten en oplossingsrichtingen’ ontvangen met de IenW beleidsreactie. Belangrijkste conclusie van het RIVM is dat er 102 miljoen m3/jr extra drinkwater gewonnen moet kunnen worden in 2030. Daarom zijn Vewin en IPO gevraagd om in samenwerking met IenW te komen tot een ‘Actieprogramma beschikbaarheid drinkwaterbronnen 2023-2030’ om de waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater voor de periode tot en met 2030 te borgen. Verder heeft de ILT als toezichthouder op de publieke drinkwatervoorziening in 2023 gesprekken gevoerd met drinkwaterbedrijven en provincies over hun verantwoordelijkheid voor de drinkwatervoorziening en de leveringszekerheid. Het algemene beeld daaruit is dat de zorgplicht, het waarborgen van de publieke drinkwatervoorziening, weinig prioriteit heeft. De ILT heeft haar zorgen geuit in de signaalrapportage Drinkwater steeds schaarser.

Herijking diepeplassenbeleid

In 2023 is verder gewerkt aan de planmatige uitvoering van de actiepunten die zijn vastgesteld nadat de brede bestuurlijke dialoog over het diepeplassenbeleid in 2022 werd afgerond. De uitvoering ligt op schema. Er is een brede groep stakeholders betrokken bij de uitvoering van alle actiepunten, dit is in lijn met de werkwijze die vanuit de brede bestuurlijke dialoog is ontstaan. Een deel van de actiepunten zal in 2024 worden afgerond.

Het participatieonderzoek dat ook in 2022 is gestart werd afgerond. Resultaten hiervan worden meegenomen in de verdere herijking. Ook het communicatieplan is afgerond. Hierin wordt aandacht gegeven aan de boodschap vanuit het ministerie over het verondiepen van diepe plassen. Ook wordt er aandacht gegeven aan de verschillende verantwoordelijkheden van betrokken partijen met betrekking tot communicatie naar omwonenden.

PFAS en opkomende stoffen

Bij de publicatie van de wijziging van het handelingskader in december 2021 is aangekondigd dat zou worden bekeken of en onder welke voorwaarden de toepassingswaarden binnen de kaders van de Kaderrichtlijn Water (KRW) in de bodemregelgeving kunnen worden opgenomen. De conclusie is dat de huidige toepassingswaarden uit het handelingskader PFAS niet ongewijzigd in regelgeving overgenomen kunnen worden. Omdat er nog geen duidelijkheid is over de vragen die op Europees niveau besproken worden en daarnaast het hergebruik van grond en baggerspecie dat aan het handelingskader PFAS voldoet mogelijk moet worden gehouden, is besloten dat bevoegde gezagen het handelingskader als advies kunnen blijven gebruiken. Het handelingskader is in december 2023 aangepast in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024. Dit betrof een beleidsneutrale aanpassing.

Om beter in beeld te krijgen of er andere, en zo ja welke, schadelijke stoffen diffuus verspreid zijn in de Nederlandse (water)bodem, wordt een Algemene Methodiek voor de omgang met Niet-genormeerde Stoffen (AMNS) ontwikkeld. Vanwege vertraging zal deze pilot niet in 2023 worden gestart, maar In dit kader wordt begin 2024 gestart met een pilot waarin op diverse locaties (water)bodemmonsters genomen worden die vervolgens geanalyseerd worden. Parallel hieraan is gestart met de ontwikkeling van een handelingsperspectief (wegwijzer) indien stoffen diffuus verspreid worden aangetroffen.

Voor het aanpakken van PFAS-verontreinigde locaties kunnen decentrale overheden met een taak als bevoegd gezag voor bodemsanering een specifieke uitkering (SPUK) aanvragen via een (tijdelijke) regeling specifieke uitkering bodem. In mei van dit jaar konden medeoverheden aanvragen indienen. Er zijn 13 aanvragen ingediend, waarvan er 10 (gedeeltelijk) zijn gehonoreerd voor een totaalbedrag van circa € 11,9 mln. Drie aanvragen voldeden niet aan de voorwaarden van de regeling en zijn afgewezen. Aanvullend op de regeling is in 2023 een specifieke uitkering van circa € 2,5 miljoen. verstrekt aan de gemeente Utrecht voor kennisontwikkeling door de Universiteit Utrecht omtrent innovatieve PFAS-saneringstechnieken op een saneringslocatie. In de praktijk blijkt behoefte te zijn aan een handreiking hoe moet worden omgegaan met PFAS-saneringen. In 2023 is gestart met de uitwerking daarvan. De verwachting is dat de handreiking begin 2024 wordt opgeleverd.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 18 Budgettaire gevolgen van beleid art. 13 Bodem en Ondergrond (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

25.560

35.953

73.935

117.403

127.442

117.282

10.160

1

         

Uitgaven

34.025

35.188

79.900

115.153

109.413

130.944

‒ 21.531

 
         

4 Ruimtegebruik bodem

30.608

31.841

77.902

113.283

109.413

130.944

‒ 21.531

 

Opdrachten

10.804

10.703

7.754

7.118

12.275

18.487

‒ 6.212

2

Bodem en STRONG

6.360

5.329

4.645

4.614

8.316

15.744

‒ 7.428

 

RWS Leefomgeving

4.444

5.374

3.109

1.823

2.082

2.535

‒ 453

 

Overige Opdrachten

0

0

0

681

1.877

208

1.669

 

Subsidies

15.769

10.202

14.087

20.406

20.062

18.902

1.160

 

Bedrijvenregeling

9.428

2.088

3.943

7.678

7.012

9.000

‒ 1.988

 

Subsidies Caribisch Nederland

6.341

8.114

10.144

10.912

11.609

9.902

1.707

 

Overige subsidies

0

0

0

1.816

1.441

0

1.441

 

Bijdragen aan agentschappen

3.795

3.736

3.825

7.628

10.883

5.087

5.796

3

Waarvan bijdragen aan RWS

3.795

3.736

3.825

3.869

5.489

3.869

1.620

 

Waarvan bijdragen aan RIVM

   

3.759

5.394

1.218

4.176

 

Bijdragen aan medeoverheden

240

7.200

52.176

78.125

66.193

88.468

‒ 22.275

4

Meerjarenprogramma Bodem

0

7.200

52.032

78.125

66.193

88.468

‒ 22.275

 

Bijdragen aan Caribisch Nederland

240

0

0

0

0

0

0

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

0

144

0

0

0

0

 

Bijdrage aan (inter)nationale ogranisaties

0

0

60

7

0

0

0

 
         

5 Eenvoudig Beter

3.417

3.347

1.998

1.869

0

0

0

 

Opdrachten

1.057

202

0

0

0

0

0

 

Overige Opdrachten

1.057

202

0

0

0

0

0

 

Subsidies

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

2.360

3.145

1.998

1.869

0

0

0

 

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.360

3.145

1.998

1.869

0

0

0

 
         

Ontvangsten

3.202

234

0

51

107

0

107

 
F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm detoelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie van het verplichtingenbudget van per saldo € 10,2 miljoen is met name het gevolg van per saldo een versnelling van € 10,3 miljoen verplichtingen voor de bodemsaneringsregelingen (bodem en strong, bedrijvenregeling en het meerjarenprogramma bodemsanering). Daarnaast is een meerjarige opdracht aan RIVM verstrekt, waardoor per saldo een versnelling van € 3,2 miljoen verplichtingenruimte nodig was. Het restant van ‒ € 3,3 mln wordt verklaard door overige kleinere mutaties.

  • 2. De lagere realisatie (- € 6,2 miljoen) is met name het gevolg van een verschuiving van € 6,7 miljoen van het instrument opdrachten naar het instrument subsidies ten behoeve van bodembeleid Caribisch Nederland, het kenniscentrum Bodemdaling en aanpassing van het kasritme. Overige mutaties verklaren het resterende verschil van ca. € 0,5 miljoen.

  • 3. De hogere realisatie van de bijdrage aan agentschappen (€ 5,8 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de budgetoverheleveling uit het Deltafonds van € 4,2 miljoen ten behoeve van de opdrachtverlening voor onderzoek aan het RIVM. Deze middelen staan meerjarig geraamd in het Deltafonds en worden in het uitvoeringsjaar toegevoegd aan de dit artikel. De resterende € 1,6 miljoen hangt samen met de hogere bijdrage aan RWS ten behoeve van de ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond en voor de ondersteuning van de uitvoering van de bodemtaken onder de omgevingswet.

  • 4. De lagere realisatie van de bijdragen aan medeoverheden (- € 22,3 miljoen) wordt veroorzaakt door een kasschuif van € 15 miljoen op het meerjarenprogramma bodemsanering en de overboeking van € 10 miljoen naar het gemeente- en provinciefonds voor de apparaatskosten van gemeenten en provincies voor uitvoering van taken op grond van de wet Bodembescherming. Overige mutaties verklaren het resterende verschil van € 2,7 miljoen.

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

4. Ruimtegebruik bodem

  • 1. Opdrachten (€ 12,3 miljoen)

    • Bodem en STRONG (€  8,3 miljoen). Betreft met name de uitgaven voor de sanering van het Stormpolderdijk terrein in Krimpen aan den IJssel, waarvoor het ministerie zelf opdrachtgever is.

    • RWS Leefomgeving (€ 2,1 miljoen). Betreft uitgaven voor opdrachten aan RWS in het kader van de (wettelijke) taken, instrumenten en bestuurlijke afspraken op het gebied van bodem(sanering) en ondergrond.

    • Overige opdrachten (€ 1,8 miljoen). Betreft opdrachten aan RIVM (€ 1,0 miljoen) voor de ontwikkeling van kennis in het kader in bodem en drinkwater voorkomende stoffen. De resterende opdrachten van ca € 0,8 miljoen betreffen uitgaven voor diverse onderzoeken en evaluaties aan derden op het gebied van bodem, ondergrond, bodemenergie en Caribisch Nederland.

  • 5. Subsidies (€ 20,1 miljoen)

    • Bedrijvenregeling (€ 7,0 miljoen). Op grond van de Wet bodem-bescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering zijn subsidies verstrekt ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven.

    • Subsidies voor Caribisch Nederland (€ 11,6 miljoen). Deze subsidies zijn onder andere verstrekt ten behoeve van:

      • een betaalbare drinkwatervoorziening aan de nutsbedrijven op Bonaire en Sint Eustatius, zodat zij de vaste drinkwatertarieven per maand kunnen verlagen t.o.v. de kostprijs.

      • Verlaging van de distributiekosten van Reverse Osmosis en de kosten van drinkwater via op Saba via een bijdrage aan het Openbaar Lichaam (dat zelf de drinkwatervoorziening beheert). Daarmee worden uiteindelijk de tarieven voor de inwoners verlaagd.

      • Investeringen in de drinkwatervoorziening op Bonaire en Sint Eustatius, waaronder een extra investering in het leidingnetwerk op Sint Eustatius, en voor exploitatie van de afvalwatervoorziening op Bonaire (RWZI).

    • Overige subsidies (€ 1,4 miljoen). Deze subsidies zijn onder andere verstrekt aan:

      • De samenwerkingsovereenkomst Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) tussen het Kadaster en LTO Nederland voor de verdere verduurzaming van de agrarische sector (schoon en voldoende water, betere bodem en het project 'verkavelen voor groei'.

      • De kosten voor exploitatie van Kenniscentrum Bodemdaling en Funderingen (KBF) in Gouda.

  • 14. Bijdragen aan agentschappen (€ 10,9 miljoen)

    • Rijkswaterstaat (€ 5,5 miljoen). Aan de Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond van Rijkswaterstaat zijn bijdragen verstrekt voor het verrichten van en ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond en voor de ondersteuning van de uitvoering van de bodemtaken onder de omgevingswet.

    • RIVM (€ 5,4 miljoen). De bijdrage aan het RIVM is ingezet voor opdrachten met betrekking tot bodem, ondergrond en waterkwaliteit, waaronder onderzoeken naar zeer zorgwekkende stoffen, zoals PFAS.

  • 17. Bijdragen aan medeoverheden (€ 66,2 miljoen). Op basis van de tussen het Rijk, IPO, VNG en de UvW gemaakte bestuurlijke afspraken bodem en ondergrond 2023-2030 zijn in 2023 specifieke uitkeringen verstrekt voor de aanpak van historische bodemverontreinigingen en andere bodemverontreinigingen waarvan de problematiek niet door een lokale overheid alleen gedragen kan worden, waaronder PFAS en lood. Ook zijn specifieke uitkeringen verstrekt voor het ondersteunen van decentrale overheden bij de aanpak van grootschalige bodemschade met aan drugsproductie gerelateerde stoffen en voor kennisontwikkeling wat betreft innovatieve PFAS-saneringstechnieken ter plaatse van een living lab.

4.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

A. Algemene doelstelling

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 19 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.14
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

126.324

281.913

341.514

266.980

417.039

206.740

210.299

        

Uitgaven

98.715

190.983

236.170

256.264

329.675

293.933

35.742

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Netwerk

79.949

131.707

59.438

36.333

21.183

20.413

770

2 Verkeersveiligheid

18.766

25.089

51.575

20.053

22.368

19.789

2.579

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

0

34.187

125.157

199.879

286.124

253.731

32.393

        

Ontvangsten

4.041

5.012

2.672

3.157

4.072

5.782

‒ 1.710

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Wegen en Verkeersveiligheid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 20 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving. Het gaat onder meer om de Investeringsimpuls verkeersveiligheid en de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid. Via (toezicht op) wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het hoofdwegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op de naleving.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust en veilig mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor de besluitvorming over en uitvoering van het instandhouden van de infrastructuur en de netwerkontwikkeling in relatie tot gebiedsontwikkeling. Instandhouding wordt op basis van een 8-jarige programmering in opdracht gegeven aan de uitvoeringsorganisatie RWS. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd, de bijdragen zijn gerelateerd aan het Mobiliteitsfonds.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstelling van dit beleidsartikel. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie. In productartikel 12 van het Mobiliteitsfonds zijn tevens de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of - kengetallen opgenomen.

1. Netwerk

Motivering

Nederland is bereikbaar met schone en veilige automobiliteit en een betrouwbaar, veilig en toekomstbestendig hoofdwegennet; met het huidige hoofdwegennet als samenhangend netwerk dat op nationaal niveau de belangrijkste steden, kernen en economische toplocaties met elkaar verbindt. IenW zet in op de instandhouding (exploitatie, onderhoud en vernieuwing) en de ontwikkeling van het netwerk

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

Met exploitatie, onderhoud en vernieuwing wordt ingezet op het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet en het behouden van de huidige functie van de infrastructuur. De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in indicatoren. Over de indicatoren met daarbij horende (streef)waarden zijn met Rijkswaterstaat prestatieafspraken gemaakt. In het mobiliteitsfonds wordt in artikel 12.01, 12.02 en in de Instandhoudingsbijlage het overzicht gepresenteerd van de gerealiseerde prestatieindicatoren 2023 en het volume van het uitgesteld onderhoud met betrekking tot het hoofdwegennet.

Ontwikkeling areaal

Om een betrouwbaar netwerk te realiseren en de verwachte verkeersgroei te faciliteren, worden infrastructuurprojecten voorbereid en uitgevoerd. Zo wordt bereikt dat de noodzakelijke wegcapaciteit beschikbaar is en komt. Voor een nader toelichting op de in 2023 gerealiseerde mijlpalen wordt verwezen naar het Mobiliteitsverslag en artikelonderdeel 12.03 van het Mobiliteitsfonds.

Bereikbaarheid

Met de hoofdwegennet-indicator worden de economische verlieskosten van (toekomstige) knelpunten in beeld gebracht, met als doel om die nieuwe projecten te prioriteren, die de meeste economische verlieskosten oplossen. Rijkswaterstaat publiceert in haar Rapportage Rijkswegennet een filetop 50 kaart en tabel met de hoogste economische verlieskosten. In het MIRTprojectenboek is dezelfde kaart opgenomen en per MIRT-project de bijdrage aan het oplossen van de filetop 50 worden weergegeven.

Rapportage Rijkswegennet

Rijkswaterstaat brent jaarlijks in maart de Rapportage Rijkswegennet uit. In de rapportage wordt feitelijke informatie weergegeven over het gebruik van het Rijkswegennet, de filezwaarte, de filetop-10 en het reistijdverlies Rapportage Rijkswegennet | Rijkswaterstaat.

Lucht en geluid

De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. Hieronder is het aantal overschrijdingen van de grenswaarden langs het hoofdwegennet opgenomen. De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidssaneringsplan moet worden opgesteld.

Tabel 21 Lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

2019

2020

2021

2022

2023

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

0

0

0

1

n.n.b.

0 knelpunten langs rijkswegen

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

5.450

5.400

2.350

150

50

0

Bron Lokale luchtkwaliteit NO2: Monitoringsrapportage NSL 2023. Bron Geluidsknelpunten: Rijkswaterstaat, 2023

Toelichting

  • 1. Lucht. Uit de 14e monitoringsrapportage NSL over 2022 blijkt dat Nederland voor het wegverkeer bijna voldeed aan de Europese grenswaarden voor stikstofdioxide. Op één punt was er een overschrijding: direct naast de tunnelmond van de Maastunnel in Rotterdam. De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

  • 2. Geluid. De peildatum van 2023 betreft de uiterste datum voor het opstellen van een saneringsplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen. Voor 2023 is de waarde voor de nog op te lossen geluidknelpunten (gedefinieerd als NoMo’s) vastgesteld op 50.

2. Verkeersveiligheid

Motivering

Verkeersveiligheid is van groot maatschappelijk belang. Het raakt ons allemaal, elke dag. Iedere verkeersdeelnemer moet veilig op zijn bestemming komen. De ambitie is nul verkeersslachtoffers in 2050 door samen met verschillende overheden en maatschappelijke partners zoveel mogelijk risico’s weg te nemen, vanuit een integrale visie op voertuig, gedrag en infrastructuur.

Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers

In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers opgenomen. De ambitie uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid is om naar nul verkeersslachtoffers te gaan in 2050. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) is gevraagd of een halvering van het aantal slachtoffers in 2030 mogelijk is. Hoewel een halvering volgens SWOV te ambitieus is, wordt in samenwerking met maatschappelijke partijen en medeoverheden gewerkt aan een lijst met concrete maatregelen waarmee de huidige trend gekeerd kan worden.

Tabel 22 Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

    

Realisatie

 

2002

2019

2020

2021

2022

2023

Aantal verkeersdoden

1.066

661

610

582

737

n.n.b.

Ernstig verkeersgewonden (op basis van oude definitie)

16.100

21.400

19.700

  

n.n.b.

Ernstig verkeersgewonden (op basis van nieuwe definitie)

 

6.900

6.500

6.800

8.300

n.n.b.

Bron: De Staat van de Verkeersveiligheid, 2023

Toelichting

  • 1. Verkeersdoden. Op 18 april 2023 maakte het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) bekend dat er 737 mensen in het verkeer om het leven kwamen in 2022. Dat zijn 155 verkeersdoden meer dan in 2021 toen er 582 verkeersdoden waren. Na drie opeenvolgende jaren van afname van het aantal verkeersdoden is er sprake van een forse stijging en ligt het aantal hoger dan in de periode vóór COVID. De meeste fatale slachtoffers, 291, betreffen bestuurders van een fiets (elektrische fiets en conventionele fiets), gevolgd door 225 automobilisten en 57 voetgangers. Het CBS constateert ook dat bij fietsers sprake is van een toename van verkeersdoden door een aanrijding met een ander voertuig.

  • 2. Ernstige verkeersgewonden2. In de Staat van de Verkeersveiligheid heeft de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) het aantal ernstig verkeersgewonden voor 2022 volgens de nieuwe definitie vastgesteld op 8.300.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

3 Duurzame en slimme mobiliteit

Motivatie

We werken in Nederland toe naar een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050. Om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, heeft het kabinet het doel om in 2030 55% minder CO2 uit te stoten dan in 1990. Daarom streven we naar slimmer, anders en schoner reizen van personen en vervoer van goederen. We zetten daarbij in op slimmer, anders en schoner reizen.

Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie

Vanaf 1 januari 2022 is het nieuwe stelsel in werking getreden dat rekening houdt met de Renewable Energy Directive (RED) II, het Klimaatakkoord en het Duurzaamheidskader Biogrondstoffen. Het kader (Rapportage Energie voor Vervoer) geldt dan voor de periode 2022 tot en met 2030 via wederom jaarlijkse verplichtingen.

Tabel 23 Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer, limiet conventionele biobrandstoffen en subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen (in %)
 

2019

2020

2021

2022

Jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer

12,5

16,4

17,5

17,9

Realisatie

12,7

16,5

17,5

19,1

Limiet conventionele biobrandstoffen

4,0

5,0

5,0

1,4

Realisatie

1,2

1,7

1,3

1,3

Subdoelstelling geavanceerde biobrandstoffen

0,8

1,0

1,2

1,8

Realisatie

1,9

2,6

6,8

9,1

Bron: Rapportage Energie voor Vervoer in Nederland, 2022

Toelichting

Het percentage voor 2022 betreft 17,9% hernieuwbare energie ten opzichte van de brandstoffenplas benzine en diesel voor met name wegvervoer. De verplichting rust op brandstofleveranciers die benzine en diesel leveren aan met name wegvervoer. De inzet van grondstoffen wordt binnen de verplichting gestuurd door een limiet op conventionele grondstoffen (voedsel- en voedergewassen), een limiet op IXb-grondstoffen (zoals gebruikt frituurvet) en een subdoel op geavanceerde grondstoffen (zie bijlage IX lijst A van de RED II). De verplichting is tot en met 2022 jaarlijks gehaald binnen de gestelde kaders.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. Dit kengetal keert niet meer terug in de begroting vanaf 2024. Voor de gegevens over 2023 wordt verwezen naar de jaarlijkse publicatie van de Nederlandse Emissieautoriteit.

Ontwikkeling CO2 emissie nieuwe personenauto's

Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2021 een gemiddelde CO2-uitstoot te realiseren van 95g/km. In 2025 moet de uitstoot met 15% zijn afgenomen, in 2030 met 37,5%. Op 27 oktober 2022 hebben het Parlement en de Raad een akkoord bereikt deze CO2-normen aan te scherpen. Dat betekent dat de doelstelling voor personenauto’s aangescherpt zal worden tot 55% in 2030. Voor busjes betekent dit politieke akkoord een aanscherping tot 50% in 2030. De EU heeft zich daarbij gecommitteerd om de gemiddelde CO2-uitstoot voor nieuwe personenauto’s en busjes per 2035 tot 100% terug te brengen. Dit betekent een uitfasering van de nieuwverkoop van personenauto’s en busjes met interne verbrandingsmotor per 2035.

Tabel 24 Ontwikkeling CO2-emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2010

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Streefwaarde 2023

EU

162,6

140,3

118,5

120,8

122,4

130, 3

116,3

108,2

 
         

(95,0)

Nederland

169,9

135,8

108,3

105,5

100

100,3

95,1

86,8

 

Bron: Europese Milieu Agentschap, 2022

Toelichting

Het Europees Milieu Agentschap (EEA) heeft het afgelopen jaar de gegevens gepubliceerd voor de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuwe personenauto's die in 2022 in de EU, IJsland, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk (VK) zijn geregistreerd. In Nederland was de gemiddelde uitstoot van nieuw verkochte personenauto’s in 2022 met 86,8 gram CO2-/km ruim onder het Europese gemiddelde (108,2) en kan Nederland daarmee nog steeds tot de kopgroep in de EU worden gerekend.

De definitieve gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van het jaarverslag 2023. Dit kengetal is niet meer opgenomen vanaf de begroting 2024, zie hiertoe de leeswijzer van de begroting 2024. Voor de gegevens over 2023 wordt verwezen naar de jaarlijkse publicatie van het European Environment agency.

Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas

De sector mobiliteit draagt substantieel bij aan de totale emissie van luchtverontreinigende stoffen. Nederland moet op grond van Europese regelgeving ('National Emission Ceilings' (NEC)-richtlijn EU 2016/2284) voor de betreffende stoffen voldoen aan een nationaal emissieplafond, maar er is geen specifiek doel voor mobiliteit. In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld voor de periodes 2020 ‒ 2029 en de periode 2030 en verder.

Tabel 25 Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoer. Betreft mobiele bronnen in totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart, in kton/jr
 

Realisatie 2000

Realisatie 2005

Realisatie 2010

Realisatie 2015

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Raming 2025

Raming 2030

NOx

311,1

276,4

225,9

169

125,1

119,5

118,8

111

101,5

SO2

15,8

10,3

3

1

0,7

0,6

0,7

0,8

0,7

PM2,5

17

13

8

5,2

3,6

3,4

3,3

2,8

2,4

NH3

4,3

5,1

4,1

3,2

3,1

3,2

3,2

5,0

4,6

NMVOS1

93,6

65,2

52,1

37,1

29,8

29,1

28,9

33,2

27,7

Bron realisatie t/m 2021: National Emission Ceilings (NEC). Bron raming 2025 en 2030: Monitoringsrapportage Doelbereik Schone Lucht Akkoord

X Noot
1

Vluchtige Organische Stoffen, exclusief Methaan.

Toelichting

De tabel laat nog steeds een dalende trend zien in de emissies die aan mobiliteit gerelateerd zijn. Alleen Zwaveldioxide (SO2) toont een kleine stijging. Berekeningen van het PBL geven aan dat voor 2025 en 2030 een stijging wordt verwacht in een deel van de emissies. Mede dankzij deze trend is de verwachting gerechtvaardigd dat Nederland ook in de toekomst aan de NEC-verplichtingen kan voldoen.

De definitieve gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van het jaarverslag 2023. Dit kengetal is niet meer opgenomen vanaf de begroting 2024, zie hiertoe de leeswijzer van de begroting 2024. Voor de gegevens over 2023 wordt verwezen naar de jaarlijkse publicatie door de rijksoverheid.

D. Beleidsconclusies

Instandhouding (Coalitieakkoord)

In het Coalitieakkoord Rutte IV van januari 2022 is geld beschikbaar gesteld voor het inlopen van achterstanden en voor het onderhoud, renoveren en vervangen van infrastructuur in de toekomst. De opgaven waar we voor staan zijn echter groot. Er moesten aanvullende keuzes gemaakt worden omdat geld en arbeidskrachten beperkt zijn en allebei voorhanden moeten zijn om het werk te kunnen uitvoeren. De Tweede Kamer is bij brief geïnformeerd over het basiskwaliteitsniveau (BKN) van de Rijkswaterstaatnetwerken (Kamerstukken II, 2022-2023, 29385 nr. 119, 17 maart 2023).

De kern van het BKN is om de verhouding in balans te brengen tussen prestaties, risico’s en beschikbare middelen voor exploitatie en onderhoud. Hierin stond een aantal maatregelen met prestaties die niet meer geleverd worden en een beschrijving van nog nader uit te voeren onderzoek. Het bepalen van het BKN was lastig, maar de noodzakelijke keuzes zijn door beleid en uitvoering gezamenlijk gemaakt. Daarnaast is in die brief de financiële schuif aangekondigd van ontwikkeling (MIRT-aanleg) naar exploitatie, onderhoud en vernieuwing (EOV) waarmee extra middelen, maar ook capaciteit bij RWS, vrij worden gespeeld voor EOV en die zijn verwerkt in de Begroting 2024. Met deze middelen kunnen we werken aan de grootste onderhoudsopgave van onze infrastructuur ooit. Het streven is een groei van het productievolume te realiseren van € 2 miljard naar € 3 miljard per jaar voor de instandhouding van de RWS-netwerken in de periode tot 2030, waarvan € 0,8 miljard per jaar voor vervanging en renovatie van infrastructuur.

Het BKN is leidend voor de RWS-programmering van ‘Exploitatie, onderhoud en vernieuwing’ (EOV), maar ook voor ‘Ontwikkeling’ (MIRT-aanleg). Het is het uitgangspunt voor beleidsbeslissingen over de netwerken die in beheer zijn bij Rijkswaterstaat. De brief over het BKN is besproken in de Tweede Kamer (30 maart 2023). Het BKN van de RWS-netwerken is door RWS beprijsd en wordt op dit moment gevalideerd. Het BKN is de basis voor de recent verleende meerjarenafspraak EOV RWS-netwerken die loopt tot en met 2030.

Verkeersveiligheid Rijks N-wegen (Coalitieakkoord)

Door het kabinet is € 200 miljoen beschikbaar gesteld om de verkeersveiligheid van de Rijks-N-wegen verder te verbeteren. In juni 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak in twee tranches3. De realisatiefase van de eerste verkeersveiligheidsmaatregelen uit tranche 1 is eind 2023 gestart. Daarnaast is de Tweede Kamer in juni 2023 over de uitwerking van tranche 24. Dit betreft het plan van aanpak dat is uitgewerkt voor de grootschalige aanpak van zowel de N36 als de N50 Kampen-Ramspol en de uitwerking van het maatregelpakket voor de top-5 IMA-trajecten in tranche 2 (N14, N44, N59 en N915).

Digitalisering

Op het gebied van smart mobility toepassingen in de mobiliteitssector, is de beleidslijn om van programma’s en projecten naar structurele beleidsmatige borging verder ingezet. Centraal hierbij staat de implementatie van twee grote Europese wetgevingstrajecten, namelijk i) een verantwoorde en veilige introductie van geautomatiseerde systemen in voertuigen via de General Safety Regulation (GSR) en ii) het ontsluiten van mobiliteitsdata via de Intelligente Transport Systems (ITS) directive. Voor het spoor geautomatiseerde voertuigen is het afgelopen jaar een taskforce opgericht, samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid, de RDW, CBR en RWS. In dit verband werken de betrokken organisaties aan de totstandkoming van beleid op geautomatiseerd vervoer, wijzigingen in nationale wet-, en regelgeving, en de inrichting van de werkprocessen bij uitvoeringsorganisaties als gevolg van de inwerking getreden EU-wetgeving. Het doel is een verantwoorde introductie en slimme inpassing van geautomatiseerd vervoer in Nederland.

Voor het toegankelijk en vindbaar maken van mobiliteitsdata zijn binnen het Digitaal Stelsel Mobiliteitsstelsel afspraken gemaakt met medeoverheden en wegbeheerders over werkwijze, rollen en verantwoordelijkheden in het stelsel en de reikwijdte van het stelsel. Met marktpartijen zoals navigatiediensten wordt samengewerkt op de levering en de kwaliteit van de data. Daarnaast is met wegbeheerders, medeoverheden en marktpartijen gewerkt aan concrete diensten zoals het ontsluiten van data voor schoolzones, waardoor de verkeersveiligheid rond schoolzones wordt verhoogd, alsook het doorgeven van verkeersveiligheidswaarschuwingen (Safety Priority Services). 

Om de voortgang van smart mobility toepassingen te meten en te monitoren, is in 2023 voor het eerst de jaarlijkse Smart Mobility Monitor gepubliceerd. Met deze inzichten worden overheden op alle niveaus in staat gesteld om beleidsbeslissingen op het gebied van smart mobility toepassingen meer en meer op basis van feiten en cijfers te maken.

Accucheck

Batterijmetingen voor occasions als ook aanvullende accugarantie worden in toenemende mate door de markt aangeboden. IenW is verder met sectorpartijen in Nederland en op Europees niveau in gesprek om te komen tot een universele batterijcheck. Met Bovag en de Vereniging van Elektrische Rijders is daarnaast afgesproken om begin 2024 een veldonderzoek uit te voeren naar de kwaliteit van de metingen van verschillende aanbieders.   

NAL

In Samenwerkingsovereenkomst Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2 zijn de afspraken over de uitrol van de laadinfrastructuur vastgelegd inclusief bijbehorende middelen.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 26 Budgettaire gevolgen van beleid art. 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

126.324

281.913

341.514

266.980

417.039

206.740

210.299

1

         

Uitgaven

98.715

190.983

236.170

256.264

329.675

293.933

35.742

 
         

1 Netwerk

79.949

131.707

59.438

36.333

21.183

20.413

770

 

Opdrachten

24.500

27.088

5.878

8.534

11.819

11.206

613

 

Wegverkeersbeleid

2.151

2.108

3.530

3.142

4.386

5.860

‒ 1.474

 

Unit Smart Mobility

1.116

1.743

1.390

0

4.872

2.378

2.494

 

Beter Benutten

12.634

11.020

35

0

0

0

0

 

Reservering Klimaatakkoord

0

0

0

0

0

0

0

 

Duurzame Mobiliteit

5.444

5.377

‒ 3

0

0

0

0

 

Verkeersemissies

1.760

1.220

0

0

0

0

0

 

Elektrisch vervoer

501

1.744

0

0

0

0

0

 

Duurzame Logistiek

0

3.121

0

0

0

0

0

 

Overige Opdrachten

894

755

926

5.392

2.561

2.968

‒ 407

 

Subsidies

17.748

18.026

0

0

0

0

0

 

Duurzame Mobiliteit

15.982

16.587

0

0

0

0

0

 

Overige subsidies

1.766

1.439

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan agentschappen

19.041

22.238

9.791

8.537

8.003

6.739

1.264

 

Bijdrage aan Agentschap RWS

11.025

11.241

9.352

8.120

7.194

6.739

455

 

Waarvan bijdrage aan RVO

4.313

6.966

0

417

729

0

729

 

Waarvan bijdrage NEA

3.703

3.601

0

0

0

0

0

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

430

439

0

80

0

80

 

Bijdrage aan medeoverheden

18460

63.316

42.600

15.480

631

1.414

‒ 783

 

Bijdrage aan medeoverheden DuMo

3.175

28.638

0

0

0

0

0

 

Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

15.285

13.500

11.038

9.820

0

0

0

 

Regionale bijdrage MIRT

0

21.178

31.562

5.660

631

1.414

‒ 783

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

200

745

500

0

0

0

0

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

294

669

3.782

730

1.054

‒ 324

 
         

2 Verkeersveiligheid

18.766

25.089

51.575

20.053

22.368

19.789

2.579

 

Opdrachten

5.181

5.506

6.629

5.298

4.462

6.387

‒ 1.925

 

Verkeersveiligheid

5.181

5.506

6.629

4.233

4.462

6.387

‒ 1.925

 

Overige opdrachten

0

0

0

1065

0

0

0

 

Subsidies

9.145

9.697

10.404

10.847

10.325

9.735

590

 

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)

4.186

4.034

4.121

4.243

4.250

4.131

119

 

Veilig Verkeer Nederland (VNN)

3.849

3.868

3.844

3.948

4.041

3.944

97

 

Waarvan Alert

750

1.002

1.029

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

360

793

1.410

2.656

2.034

1.660

374

 

Bijdragen aan agentschappen

669

831

879

755

757

700

57

 

Bijdrage aan Agentschap RWS

669

831

879

755

757

700

57

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

30

30

30

30

30

30

0

 

Waarvan Euro NCAP

30

30

30

30

30

30

0

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

3.741

9.025

33.633

3.123

3.328

2.937

391

 

Waarvan bijdrage aan CBR

2.396

7.320

32.058

2.500

1.585

2.207

‒ 622

 

Waarvan bijdrage aan het RDW

1.345

1.677

1.575

403

0

0

0

 

Overige bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

28

0

220

1.743

730

1.013

 

(Schade)vergoedingen

0

0

0

0

3.466

0

3.466

 

Stint

0

0

0

0

3.466

0

3.466

 
         

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

0

34187

125157

199.879

286.124

253.731

32.393

 

Opdrachten

0

71

23.694

25.094

33.394

156.047

‒ 122.653

2

Reservering Klimaatakkoord

0

0

0

0

0

117.718

‒ 117.718

 

Duurzame Logistiek

0

0

6.079

0

11.346

9.500

1.846

 

Innovatie en Intelligentie Transportsystemen

0

0

0

8.110

7.031

9.131

‒ 2.100

 

Programma duurzame mobiliteit

0

0

6.247

1.371

1.187

8.453

‒ 7.266

 

Innovatie, strategie voor Mobiliteit (ISM)

0

0

0

0

882

3.740

‒ 2.858

 

Verkeersemissies

0

0

0

58

216

3.244

‒ 3.028

 

Programma fiets

0

0

0

0

4.813

2.505

2.308

 

Duurzame energiedragers in mobiliteit

0

0

0

0

608

1.338

‒ 730

 

NGF-project Dutch Metropolitan Innovations

0

0

0

0

1.862

0

1.862

 

Beter Benutten

0

71

9.278

0

0

0

0

 

Elektrisch vervoer

0

0

1.820

0

2.546

48

2.498

 

Overige opdrachten

0

0

270

15.555

2.903

370

2.533

 

Subsidies

0

11.809

51.722

131.753

210.974

78.018

132.956

3

Duurzame Mobiliteit

0

0

23.693

22.555

12.146

13.740

‒ 1.594

 

Elektrisch Vervoer

0

11.809

26.620

79.464

138.396

23.800

114.596

 

Bronmaatregelen stikstof

0

0

0

28.286

58.382

39.000

19.382

 

Overige subsidies

0

0

1.409

1.448

2.050

1.478

572

 

Bijdragen aan Agentschappen

0

0

17.251

21.096

24.380

7.404

16.976

4

Bijdrage aan Agentschap RWS

0

0

2.994

3.446

4.168

1.679

2.489

 

Bijdrage aan Agentschap Nea

0

0

3.905

4.705

4.977

5.359

‒ 382

 

Bijdrage aan Agentschap RVO

0

0

10.352

12.582

14.767

366

14.401

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

0

363

468

0

468

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

22.307

30.520

20.320

17.092

12.262

4.830

 

Duurzame Mobiliteit

0

0

6.030

5.547

8.440

10.200

‒ 1.760

 

Mobiliteit en Gebieden

0

22.307

24.490

14.773

4.014

2.062

1.952

 

Overige bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

4.638

0

4.638

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

0

0

954

40

284

0

284

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

0

0

1.016

1.576

0

0

0

 
         

Ontvangsten

4.041

5.012

2.672

3.157

4.072

5.782

‒ 1.710

 
Tabel 27 Uitsplitsing verplichtingen
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

126.324

281.913

341.514

266.980

417.039

206.740

210.299

Waarvan garantieverplichtingen

0

31.000

68.800

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen

126.324

250.913

272.714

266.980

417.039

206.740

210.299

F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Het verschil in verplichtingen van € 210,3 miljoen wordt met name veroorzaakt door:

    • Verhoging van de verplichtingen voor de subsidies stikstof SSEB (€ 37,7 miljoen), de specifieke uitkering Zero-emissiebussen (€ 27,2 miljoen) en voor de subsidieregeling SEPP (€ 97,4 miljoen). Met deze verhoging zijn de verplichtingen in lijn gebracht met de gepubliceerde regelingen.

    • Voor het NGF-project Dutch Metropolitan Innovations is € 65,0 miljoen verplichtingen ruimte vanuit latere jaren naar 2023 geschoven om de meerjarige reeks in 2023 aan te kunnen gaan.

    • Het resterende saldo van - € 17 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties (€ 3 miljoen) en het afboeken van verplichtingen met betrekking tot subsidieregelingen die uigevoerd worden door het RVO (- € 20 miljoen).

  • 5. Op de opdrachten is per saldo - € 122,7 miljoen minder uitgegeven dan bij ontwerpbegroting was geraamd. Dit wordt veroorzaakt omdat vanuit de Reservering Klimaatakkoord voor € 108 mln. aan middelen is overgeboekt ten behoeve van de subsidieregelingen Elektrisch Vervoer (SEPP, SEBA en AanZET). Daarnaast is voor ca. ‒ € 6,6 miljoen gerealloceerd binnen de opdrachten en is ‒ € 3,0 mln. overgeboekt naar de agentschapsbijdrage RVO voor de uitvoering van bovengenoemde subsidies. Tot slot is er uit het programma Duurzame Mobiliteit - € 3,5 miljoen overgeboekt ten behoeve van de SPUK-regeling (bijdrage medeoverheden) Veilig Slim en Duurzame Mobiliteit (VSD). Ook is er € 2,0 miljoen overgeboekt naar het onderdeel Actieve Mobiliteit voor het programma Fiets en is - € 0,8 miljoen miljoen overgeboekt om extra capaciteit in te zetten op gedrag en communicatie op het gebied van vergroenen reisgedrag. Het resterende saldo van € 1,2 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties.

  • 6. Op de subsidies voor duurzame mobiliteit (SEPP, SEBA, AanZET en SSEB) is gedurende 2023 € 133,0 miljoen meer uitgegeven als gevolg van een grotere animo voor de regelingen dan aanvankelijk verwacht. De aanvullende middelen voor elektrisch vervoer (€ 114,6 miljoen) zijn beschikbaar gesteld uit de middelen vanuit het klimaatakkoord (€ 89,9 miljoen) en specifiek voor de subsidieregeling AanZET zijn middelen uit latere jaren naar voor gehaald (€ 24,7 miljoen). Ook voor de subsidieregelingen gerelateerd aan bronmaatregelen stikstof was de animo hoog en zijn de aanvullende benodigde middelen beschikbaar gesteld uit opdrachtenbudget en SEPP (€ 19,4 miljoen). Deze middelen vloeien in 2024 terug. Het resterende saldo van circa € 1 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties.

  • 7. De hogere bijdragen aan agentschappen (€ 17 miloen) hangt met name samen met de hogere bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Aan het RVO is een deel van de beleidsuitvoering (uitvoering van de DKTI-regeling, subsidies elektrisch vervoer en andere beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1 Netwerk (€ 21,2 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 11,8 miljoen)

    • Wegverkeersbeleid (€ 4,4 miljoen). Dit betreffen voornamelijk (onderzoeks)opdrachten van het ministerie van IenW op het gebied van verkeers- en wegmaatregelen. Dit zijn onder meer opdrachten in het kader van onderzoeken naar geluid door SWUNG (vastgelegd voor 5 jaar) en campagnes voor duurzame mobiliteit (waaronder elektrische deelauto’s en ‘Kies de beste band’). Ook betreft het uitgaven in het kader van MaaS.

    • Unit Smart Mobility (€ 4,9 miljoen). Dit betreft (onderzoeks)opdrachten op het gebied van Voertuigen en Digitale infrastructuur. Het gaat hier onder andere om zes contracten met servers providers (Kia, TomTom, enz.) om data voor bijvoorbeeld aankomende nood- en hulpdiensten, waarschuwingen voor naderende files en rode kruizen bij afgesloten rijbanen te leveren. Door middel van deze samenwerking met de zes contractanten kan Nederland bepaalde prioritaire veiligheidsinformatie bij de weggebruiker in de auto krijgen.

    • Overige opdrachten (€ 2,6 miljoen). Dit betreft uitgaven aan diverse (onderzoeks)opdrachten, onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie van gedrag- en vraagbeïnvloeding en het meerjarenprogramma MIRT.

  • 5. Bijdragen aan agentschappen (€ 8,0 miljoen). De bijdrage aan agentschappen is met name bestemd voor RWS en heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). In 2023 betreft dit onder meer capaciteit voor de advisering op verschillende onderzoeken op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 6. Bijdragen aan medeoverheden (€ 0,6 miljoen). Dit betreft de uitgaven aan de Specifieke Uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur met betrekking tot het delen van voertuigen. De overige uitgaven aan deze Specifieke Uitkering worden verantwoord onder artikelonderdeel 3. Slimme en Duurzame Mobiliteit.

  • 7. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,7 miljoen). Dit betreft uitvoeringstoetsen van de RDW. De uitvoeringstoetsen moeten de impact bepalen van de operationalisering van UN/ECE regelgeving voor software updates inzake goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens. Ook behelst het de uitvoeringstoets RDW op het gebied van de cyberbeveiligingsaspecten van voertuigen.

2 Verkeersveiligheid (€ 22,4 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 4,5 miljoen)

    • Verkeersveiligheid (4,5 miljoen). Onder opdrachten vallen de onderzoeken en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het Landelijk Actieprogramma Verkeersveiligheid, dat een onderdeel vormt van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders, maatregelen fietsveiligheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen (bijv. ouderen). Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd (onder andere BOB en MONO). De uitgaven hiervoor zijn bijna € 2 miljoen. De uitgaven hiervoor worden voor een groot deel aan RWS gedaan. Onder dit artikel vallen ook opdrachten voor rijden onder invloed (€ 0,2 miljoen) en de bijdrage aan de Commissie Rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad onder (€ 0,2 miljoen) en diverse (onderzoeks)opdrachten met betrekking tot verkeersveiligheid.

  • 3. Subsidies (€ 10,3 miljoen)

    • Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (€ 4,3 miljoen) en Veilig Verkeer Nederland (€ 4 miljoen). Er zijn in 2023 subsidies verstrekt aan de maatschappelijke organisatie Veilig Verkeer Nederland (VVN) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Zij voeren projecten uit en leveren maatschappelijke producten in het kader van de verkeersveiligheid. Het gaat zowel om wetenschappelijk onderzoek als om kennisverspreiding op het gebied van verkeersveiligheid.

    • Overige subsidies (€ 2 miljoen). In 2023 zijn onder andere subsidies verstrekt aan TeamAlert (€ 1,1 miljoen), en aan de Koepel Rijopleiding en Verkeerseducatie (bijna € 0,1 miljoen). Met betrekking tot het Kennisnetwerk SPV is in totaal € 0,7 miljoen aan subsidie verleend aan de SWOV en het CROW.

  • 6. Bijdragen aan agentschappen (€ 0,8 miljoen). De bijdrage aan agentschappen is volledig bestemd voor RWS en heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA) op het gebied van verschillende onderzoeken op het gebied van verkeersveiligheid.

  • 7. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 3,3 miljoen). Dit betreft met name de regulier bijdrage aan CBR voor vorderingenonderzoek medisch en rijvaardigheid.

3 Slimme en duurzame mobiliteit (€ 286,1 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 33,4 miljoen).

    • Duurzame logistiek (€ 11,3 miljoen). De opdrachten voor duurzame logistiek hebben met name betrekking op opdrachten aan Connekt.

    • Innovatie en intelligente transportsystemen (€ 7,0 miljoen). De opdrachten in het kader van Innovatie en Intelligente Transportsystemen hebben voor het grootste deel betrekking op opdrachten die het Rijk centraal aangaat ten behoeve van de regio overstijgende uitgaven in het kader van Veilig, Slim en Duurzaam. In 2024 zal een deel van dit budget derhalve worden overgeboekt naar de bijdrage medeoverheden.

    • Programma duurzame mobiliteit (€ 1,2 miljoen). Betreft uitgaven voor o.a. onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, het meerjarenprogramma MIRT, Intelligente Transport Systemen (ITS) en voor innovatie.

    • Verkeersemissies (€ 0,2 miljoen). Voor verkeersemissies zijn opdrachten geraamd in het kader van het monitoren van de stikstofuitstoot, maar ook om de kennis op dit gebied op orde te houden.

    • Programma fiets (€ 4,8 miljoen). Meewerken met de Tour de Force aan de doelstelling van 20% meer fietskilometers in 2027. Deze ambitie is weergegeven in de Nationale Fiets agenda die in 2017 naar de Kamer is gestuurd (Kamerstukken II 2016-2017, 34 681, nr. 1).

    • Duurzame energiedragers in mobiliteit (€ 0,6 miljoen). De opdrachten voor duurzame energiedragers in mobiliteit hebben voornamelijk betrekking op onderzoeksopdrachten voor hernieuwbare energie (bijvoorbeeld batterijen en waterstof).

    • NGF: Dutch Metropolitan innovations (€ 1,9 miljoen). Met het project Dutch Metropolitan innovations wordt ingezet op een digitale koppeling tussen mobiliteit, ruimte en verduurzaming met als doel om een stevige basis leggen voor slimme en duurzame verstedelijking en mobiliteit in Nederland. Voor het jaar 2024 wordt hiervoor 16,4 miljoen beschikbaar gesteld met als doel bij te dragen aan het realiseren van een digitale infrastructuur voor het delen en gebruiken van data.

    • Elektrisch vervoer (€ 2,5 miljoen). Betreft opdrachten om het elektrisch vervoer te stimuleren.

    • Overige opdrachten (€ 2,9 miljoen). De overige uitgaven hebben voornamelijk betrekking verduurzamen mobiliteit en diverse (onderzoeks)opdrachten in het kader van slimme en duurzame mobiliteit.

  • 11. Subsidies (€ 211,0 miljoen).

    • Duurzame mobiliteit (€ 12,1 miljoen). De Demonstratieregeling Klimaat Technologieën en Innovaties in Transport (DKTI-Transport) geeft invulling aan de doelstellingen van het Energieakkoord en het Klimaatakkoord. De regeling ondersteunt projecten voor duurzaam vervoer, met als doel het verminderen van de CO2-uitstoot (€ 11,0 miljoen). In 2023 is een incidentele subsidie formule E-Races van € 0,6 miljoen beschikbaar gesteld. Aan de KNVB is een incidentele subsidie beschikbaar gesteld van € 0,2 miljoen. En aan het Platform Hernieuwbare is in 2023 € 0,1 miljoen beschikbaar gesteld.

    • Elektrisch vervoer (€ 138,4 miljoen). De betreffen de bijdragen voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto's particulieren (SEPP) en de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto's (SEBA). De SEPP heeft tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrisch personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen. De SEBA heeft tot doel de ingroei van elektrische bestel- en vrachtauto’s te versterken. En de subsidieuitgaven voor vrachtauto’s (categorie N1 en N2).

    • Bronmaatregelen stikstof (€ 58,4 miljoen). Dit betreft de subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel. Met deze subsidieregeling wordt de bouwsector in staat gesteld op korte termijn zijn vervuilende materieel te vervangen door emissievrij materieel dat nu nog hogere kosten kent maar wel reeds beschikbaar is of om te bouwen naar emissiearm materieel in geval van lange afschrijvingstermijnen.

    • Overige subsidies (€ 2,1 miljoen). De overige subsidies hebben met name betrekking op een subsidie aan de Vereniging Fietsersbond voor de belangenbehartiging voor fietsen (€ 0,8 miljoen), een subsidie (€ 0,8 miljoen) die bijdraagt aan het verbeteren en ontwikkelen van fiets- en wandelroutes en de subsidie aan de Dutch Cycling Embassy (€ 0,3 miljoen).

  • 16. Bijdragen aan agentschappen (€ 24,4 miljoen).

    • RWS (€ 4,2 miljoen). Met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage (€ 4,2 miljoen) wordt capaciteit bij RWS hiervoor gereserveerd.

    • NEA (€ 5,0 miljoen). Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW voor het uitvoeren van onder andere wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energievervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) een opdracht aan de NEa (€ 5,0 miljoen).

    • RVO (€ 14,8 miljoen). Aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt een deel van de beleidsuitvoering (uitvoering van de DKTI-regeling, subsidies elektrisch vervoer en andere beleidsondersteunende werkzaamheden) uitbesteed.

  • 20. Bijdragen aan medeoverheden (€ 17,1 miljoen). De bijdragen aan medeoverheden betreffen specifieke uitkeringen voor zero emissie bussen. De bijdragen gaan naar de 13 OV autoriteiten. Aan medeoverheden worden bijdragen verstrekt in het kader van de tijdens de Bestuurlijke Overleggen gemaakte afspraken en bijdragen ter ondersteuning van enerzijds de innovatie en energietransitie op het mobiliteitsbeleid en anderzijds voor maatregelen die de reiziger zélf in staat moet stellen om slimme keuzes te maken.

Ontvangsten (€ 4,1 miljoen)

Dit betreffen de ontvangsten van de Stichting Buisleidingstraat en de bestuurlijke boetes van de ILT. De bestuurlijke boetes die door de ILT zijn geïnd betreft het wegtransport € 3,3 miljoen. Het gaat dan om overtredingen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer. Daarnaast zijn er afrekeningen van subsidiebeschikkingen binnen DGMO (€ 0,4 miljoen) en vanuit het Europese Subsidieproject IDACS is er € 0,4 miljoen euro ontvangen voor opdrachten elektrisch vervoer.

H. Extracomptabele verwijzingen
Tabel 28 Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds

3.094.668

 

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

116.264

 

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

3.210.932

Waarvan

  

12.01

Exploitatie

5.763

12.02

Onderhoud en vernieuwing

1.034.926

12.03

Ontwikkeling

581.265

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

778.672

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

810.306

Tabel 29 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.08 ZuidasDok van het Mobiliteitsfonds

140.739

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

 
 

Totale uitgaven op artikel 17.08 Zuidasdok

140.739

Waarvan

  

17.08.01

Zuidasdok

140.739

4.4 Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

A. Algemene doelstelling

Om ervoor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B, en het spoor ook voor verladers van goederen een aantrekkelijke vervoersoptie te laten zijn, beheert en stuurt IenW de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, te beheren en te benutten.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 30 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.16
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

30.714

1.250.288

1.476.750

825.715

200.147

26.306

173.841

        

Uitgaven

31.659

1.000.175

1.226.262

1.101.614

277.447

210.828

66.619

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 OV en Spoor

31.659

33.413

107.423

70.609

66.357

32.178

34.179

2 Maatregelenpakket OVS

0

966.762

1.118.839

1.031.005

211.090

178.650

32.440

        

Ontvangsten

249

597

885

2.588

3.202

0

3.202

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Openbaar Vervoer en Spoor. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 31 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele ov-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking. Deze regierol wordt ingevuld door:–Regelgeving en afspraken over de benutting van de ov-infrastructuur, de ordening van de ov-markt en voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid;–Regelgeving en afspraken over concessieoverstijgende onderwerpen, zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, ov-chipkaart, taxivervoer en ov-data;–Het stimuleren van de samenwerking in de gehele ov-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels;–De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen, het STS-verbeterprogramma (reductie stop tonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor o.a.:–Een concessie voor het reizigersvervoer over het hoofdrailnet, waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd, en een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel);–De uitvoering van exploitatie, onderhoud en vernieuwing van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenW via de beheerconcessie, zie Mobiliteitsfonds (artikel 13);–De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling, alsmede het vormgeven en uitvoeren van aanpak hoge geluidsbelastingen;–Een bijdrage aan de financiering van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer en het programma Beter Benutten Decentraal Spoor;–Invoering European Railway Traffic Management System (ERTMS) om onder meer de veiligheid verder te verhogen.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstelling van dit beleidsartikel. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie.

De indicatoren en kengetallen voor openbaar vervoer en spoor geven inzicht in de mate waarin aan de algemene doelstelling voldaan wordt. Zo laten de indicatoren m.b.t. spoorveiligheid zien of de veiligheid op en rond het spoor voldoende op orde is ten opzichte van eerdere jaren. De kengetallen rondom klanttevredenheid, treinpunctualiteit en impactvolle storingen op de infrastructuur geven een indicatie van de betrouwbaarheid en aantrekkelijkheid van de modaliteiten. Tenslotte geeft het aantal instappers, het vervoerd ladinggewicht, en het aantal ov-chipkaart transacties inzicht in de betaalbaarheid en de benutting van het ov en spoor.

Tabel 32 Kengetal: Klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer

Indicator

2019

2020

2021

2022

2023

Totaaloordeel

7,8

n.b.

8

7,9

n.n.b.

Veiligheid

8,2

n.b.

8,1

8

n.n.b.

Snelheid

7,6

n.b.

7,7

7,6

n.n.b.

Gemak

7,6

n.b.

7,7

7,6

n.n.b.

Comfort

8

n.b.

8,2

8,1

n.n.b.

Beleving

7,4

n.b.

7,5

7,4

n.n.b.

Personeelsmonitor1

n.b.

6,7

n.b.

n.n.b.

n.n.b.

X Noot
1

De personeelsmonitor wordt eens in de twee jaar uitgevoerd.

Toelichting

De ov-klantenbarometer is een landelijk onderzoek naar de mening van reizigers in het openbaar vervoer in Nederland en op de Friese Waddenveren. De onderwerpen zijn clusters, waarin de volgende zaken zijn meegenomen:

  • 1. Veiligheid: veiligheid rit, algemeen, halte/station;

  • 2. Snelheid: frequentie, overstaptijd, reissnelheid, punctualiteit;

  • 3. Gemak: gebruiksgemak ov-kaart, vervoersbewijs kopen, info halte, informatie rit, info vertragingen;

  • 4. Comfort: klimaat, instappen, zitplaats, overlast, rijstijl;

  • 5. Beleving: inrichting, netheid, klantvriendelijkheid, geluid;

  • 6. Personeelsmonitor: sociale veiligheid medewerkers. De personeelsmonitor wordt tweejaarlijks onderzocht en gepubliceerd. Zie hiervoor de bibliotheek Verkeer en Vervoer - CROW.

Het onderzoek van 2022 is uitgevoerd na de coronapandemie, maar wel nog in enigszins aangepaste vorm. Ten opzichte van 2018 en 2019 is het onderzoekjaar 2022 compacter; de metingen vonden plaats van april tot en met oktober, waar januari tot en met november gebruikelijk is.

In verband met de coronacrisis is het enquêteren voor de OV-kantenbarometer op 20 maart 2020 stilgelegd. In 2021 is de OV-Klantenbarometer uitgevoerd midden in de coronapandemie. Daardoor is deze OV-Klantenbarometer anders dan in voorgaande jaren. De groep reizigers was in 2021 anders van samenstelling: met o.a. minder forenzen door thuiswerken en minder studenten door online onderwijs. Ook in de uitvoering van het onderzoek zijn er belangrijke verschillen. Hierover is meer informatie te vinden op de website van CROW.

In 2022 is de populatie (nog) niet terug op het niveau van voor de coronacrisis. Daarnaast is er sprake geweest van stakingen in het OV, zowel bij de NS als in het regionale OV en was er relatief veel personeelsuitval door ziekte.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025 en het jaarverslag 2024.

Tabel 33 Indicator: Punctualiteit en goederenvervoer

Indicator

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Treinpunctualiteit reizigersverkeer

91,50%

91,90%

93,50%

93,50%

91,1%

n.n.b.

Treinpunctualiteit goederenvervoer

69,30%

69,70%

70,10%

66,30%

65,50%

n.n.b.

Impactvolle storingen op de infrastructuur

542

435

361

4061

455

n.n.b.

Vervoerd ladinggewicht per spoor (in miljoen ton)

41,58

42,65

40,02

42,62

44,472

n.n.b.

Aantal ov-chipkaart transacties

2,7 mld.

2,8 mld.

1,47 mld.

1,56 mld

1,92 mld.

n.n.b.

Aantal instappers regionale treinen3

51,7 mln.

50,9 mln.

27,2 mln.

29,5 mln.

n.n.b.

n.n.b.

Aantal instappers NS4

1,28 mln.

1,34 mln.

0,59 mln.

0,62 mln.

0,96 mln.

n.n.b.

X Noot
1

In de ontwerpbegroting 2023 is 410 gerapporteerd. De realisatie 2021 was 406. Het verschil van 4 storingen bestaat uit dubbeltellingen en storingen met een andere reden (bijv. vervoerder)

X Noot
2

De gerealiseerde cijfers in 2022 zijn inmiddels gecorrigeerd en daarom is het meeste recente beschikbare cijfer opgenomen.

X Noot
3

Totaal aantal instappers regionale treinen over het gehele jaar.

X Noot
4

Gemiddelde aantal instappers per werkdag. Doordat de overzichten van NS in- en uitstappers weergeven zijn de aantallen bij de indicator ‘Aantal instappers NS’ abusievelijk structureel te hoog gerapporteerd. Dit is nu gecorrigeerd.

Toelichting

Bovenstaande cijfers geven inzicht in de punctualiteit van het spoorsysteem, het aantal impactvolle storingen en de aantallen goederen en reizigers die over het spoor vervoerd worden. Voor meer indicatoren op het thema punctualiteit geeft de website van ProRail de laatste inzichten.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025 en het jaarverslag 2024.

Tabel 34 Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)

Indicator

2018

2019

20201

2021

2022

2023

Aantal STS-passages

137

142

95

105

114

n.n.b.

Waarvan gevaarpunt bereikt

26

34

20

21

29

n.n.b.

Aanrijding op overwegen2

35

46

28

34

28

n.n.b.

Aantal dodelijke slachtoffers bij aanrijdingen op overwegen

14

9

5

9

2

n.n.b.

Aantal spoorsuicides

194

194

198

186

210

n.n.b.

Totaal aantal treinkm’s

164 mln.

165 mln.

152 mln.

160 mln.

157 mln

n.n.b.

X Noot
1

De gerealiseerde cijfers in 2020 zijn gecorrigeerd t.o.v. de gepubliceerde cijfers in de Begroting 2021 om overeen te komen met het ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2020.

X Noot
2

De gerealiseerde cijfers in 2016 t/m 2020 zijn gecorrigeerd t.o.v. de gepubliceerde cijfers in de Begroting 2021 om overeen te komen met het ILT Jaarverslag Spoorveiligheid 2020.

Toelichting

Hierboven staat een aantal indicatoren voor spoorveiligheid zoals deze worden gehanteerd in de Beleidsagenda Spoorveiligheid 2020-2025. Over de indicatoren wordt jaarlijks gerapporteerd op basis van het Jaarverslag Spoorveiligheid, opgesteld door de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) in functie als National Railway Safety Authority. Hierin worden de indicatoren in samenhang met de achterliggende veiligheidsrisico’s nader toegelicht. Voor meer indicatoren op het thema spoorveiligheid geeft de website van ProRail de laatste inzichten.

Ook over het jaar 2022 benoemt ILT het Nederlandse spoor als één van de veiligste in Europa, maar onderstreept zij dat maatregelen nodig blijven om deze situatie te handhaven en te verbeteren. Het aantal aanrijdingen op overwegen en het aantal dodelijke slachtoffers is lager dan in 2021. Het aantal aanrijdingen kan per jaar nogal variëren, een jaar met een lager aantal slachtoffers kan weer gevolgd worden door meer slachtoffers, zoals de tabel ook laat zien.

In 2022 kwam het 114 keer voor dat machinisten zonder toestemming een stop-tonend sein (STS) passeren. Er komen in 2022 negen STS-passages meer voor dan in 2021, maar het aantal blijft in lijn met het aantal STS-passages in de jaren ervoor. 29 keer (25%) wordt het gevaarpunt (bijvoorbeeld een overweg of wissel) bereikt, wat een risico op een ongeval betekent.

Het aantal suïcides op het spoor nam sinds 2015 af, bleef in de jaren 2018-2021 ongeveer gelijk en is in 2022 weer toegenomen. Dit komt overeen met een stijging in het totale aantal suïcides in 2022. Het percentage suïcides dat op het spoor plaatsvond ten opzichte van het totale aantal suïcides is 11% en dat is een toename t.o.v. 2021.  ProRail werkt via het Programma Suïcidepreventie, -afhandeling en nazorg aan maatregelen om het aantal suïcides op het spoor terug te brengen. Uit onafhankelijk onderzoek blijkt dat deze maatregelen effectief zijn en daarom is dit Programma nu verlengd voor de periode 2022 ‒ 2026. Het Programma sluit aan bij de Derde Landelijke Agenda Suïcidepreventie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025 en het jaarverslag 2024.

D. Beleidsconclusies

Omvorming ProRail tot ZBO

Het afgelopen jaar is duidelijk geworden dat er onvoldoende draagvlak is voor een publiekrechtelijke omvorming van ProRail. Daarom is een alternatief uitgewerkt om de gerealiseerde verbeteringen in de relatie tussen ProRail en het ministerie van IenW te borgen. In de zomer van 2023 is een nota van wijziging van het wetsvoorstel inzake de Publiekrechtelijke omvorming van ProRail aan de Raad van State gestuurd ter advisering. Het wetsvoorstel Publiekrechtelijke omvorming ProRail is recent gewijzigd (tot wet Sturing en verantwoording ProRail B.V) zodanig dat ProRail B.V. blijft en een privaatrechtelijk ZBO wordt. Het is nu aan de Tweede Kamer om te beslissen of de parlementaire behandeling zal worden voortgezet.

Marktordening spoor

In 2023 is de ontwerpconcessie geconsulteerd bij stakeholders en vervolgens gedeeld met de Tweede Kamer (TK) en Eerste Kamer (EK)5. Na verwerking van de aangenomen moties in de concessie op 21 december 2023 ondertekend door de Staatssecretaris en gegund aan NS. De TK is hierover geïnformeerd6. De concessie treedt op 1 januari 2025 in werking.

OV-knooppunten

In 2023 heeft het ministerie van IenW de uitvoering van de afspraken uit de Actie-agenda OV-knooppunten gecoördineerd. Ook startte het ministerie met het uitvoeren van het nieuwe stationsbeleid op basis van de Stationsagenda7. De voortgang rond de prioritaire thema’s uit de Stationsagenda is opgenomen in een nieuwe jaarlijkse voortgangsrapportage. Deze wordt in het voorjaar van 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd.

Corona (Beschikbaarheid van het openbaar vervoer)

Om het openbaar vervoer beschikbaar te houden voor de reiziger tijdens de coronapandemie, heeft het Rijk in 2020, 2021 en 2022 middelen aan de ov-sector uitgekeerd. De verantwoording over de middelen van 2020 en 2021 is inmiddels afgerond, waarvan de verantwoording over 2021 in 2023 uitgevoerd is. Tevens is in 2023 ingezet op een transitie van de OV-sector. Samen met vervoerders en decentrale overheden heeft het ministerie van IenW zich ingezet voor een terugkeer naar een gezonde sector. Gezamenlijk en vanuit ieders individuele verantwoordelijkheid is er gewerkt aan de aantrekkelijkheid en kwaliteit van het openbaar vervoer, door middel van een gezamenlijk set van transitieafspraken.

Transitievangnet 2023

IenW heeft in 2023 een eenmalig transitievangnet ingesteld met een omvang van maximaal € 150 miljoen, om aan de reizigers voldoende zekerheid te bieden voor veilig en betrouwbaar OV.  De prognose is dat van deze middelen uiteindelijk € 119 miljoen gebruikt zal gaan worden. Finale afrekening en verantwoording over deze middelen vindt echter pas in 2025 plaats.

Naar normale verhoudingen

Omdat het KIM aangeeft dat er een structureel veranderde reizigersvraag is (Rapport, waar is de ov reiziger gebleven) is structureel extra geld in het openbaar vervoer nodig om daarop in te spelen en de benodigde transitie te maken, om blijvend kwalitatief goed en veilig ov te blijven bieden, dat immers een basisvoorziening is in heel Nederland. Om dat te bewerkstelligen heeft de Kamer bij de algemene beschouwingen in het najaar van 2023 extra middelen ter beschikking gesteld om de prijsstijgingen in het OV te voorkomen (€ 120 miljoen incidenteel voor NS voor 2024 en ruim € 150 mln structureel voor decentrale overheden). IenW heeft de intentie om deze middelen uit te keren binnen de normale verantwoordelijkheidsverdeling in het openbaar vervoer (voor NS via de concessie en voor decentrale overheden via Provinciefonds/ Decentralisatie uitkering en Brede doeluitkering voor vervoerregio’s) voor het regionale ov is in totaal € 300 mln structureel beschikbaar gesteld. Hiervan is ca € 150 mln om de prijscompensatie voor 2024 structureel tegen te gaan en € 150 mln om het ov op peil te houden dan wel te verbeteren. IenW en de decentrale ov autoriteiten hebben in NOVB verband afspraken gemaakt over monitoring van de inzet van deze middelen in relatie tot de motie aangehaalde doelstellingen, van bereikbaarheid van het openbaar vervoer, zodat daarover periodiek aan de Kamer gerapporteerd kan worden.

Modernisering spoor

Met de modernisering wordt gewerkt aan één spoorwet die ruimte biedt voor innovatie en maatwerk voor alle spoorgebruikers, en die mee ademt met ontwikkelingen in Europese regelgeving. In 2023 heeft de Raad van State advies uitgebracht over het wetsvoorstel en is verder gewerkt aan het opstellen van de onderliggende regelgeving. Het wetsvoorstel zal rond de zomer 2024 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Oorlog Oekraïne

De kosten van materialen zijn gestegen, maar het effect van de oorlog in Oekraïne is daar vooralsnog niet uit te filteren. Met oog op de levering van grondstoffen, en als onderdeel van het initiatief van de Europese Commissie voor de Solidarity Lanes, wordt contact gehouden met de Nederlandse marktpartijen die graanvervoer per spoor met Oekraïne willen uitvoeren en besproken waar belemmeringen in dat transport kunnen worden weggenomen. Daarnaast wordt met Oekraïne op het gebied van spoorwegen samengewerkt in het kader van de voorbereidingen voor EU-toetreding.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 35 Budgettaire gevolgen van beleid art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde Begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

30.714

1.250.288

1.476.750

825.715

200.147

26.306

173.841

1

         

Uitgaven

31.659

1.000.175

1.226.262

1.101.614

277.447

210.828

66.619

 
         

1 OV en Spoor

31.659

33.413

107.423

70.609

66.357

32.178

34.179

 

Opdrachten

5.953

4.524

5.295

4.844

7.647

8.405

‒ 758

 

ACM

0

0

0

0

0

1.783

‒ 1.783

 

OV & Stations

1.781

1.535

1.632

1.371

1.835

2.336

‒ 501

 

Aansturing NS en Prorail

0

0

0

1.842

3.359

1.967

1.392

 

Opdrachten SU

0

0

0

468

141

1.702

‒ 1.561

 

Overige Opdrachten

4.172

2.989

3.663

1.163

2.312

617

1.695

 

Subsidies

21.951

17.922

23.881

33.710

19.126

16.805

2.321

 

Maatregelen Spoorgoederenvervoer

14.521

14.329

18.469

17.855

9.363

12.176

‒ 2.813

 

NS IC Dordrecht-Brabant

760

1.440

1.460

0

0

0

0

 

NS IC Dordrecht - Breda

0

0

0

1.490

0

0

0

 

Consumentenorganisaties OV

0

0

0

1.099

1.015

663

352

 

Subsidie NS SV

    

2.000

2.000

0

 

Overige Subsidies

6.670

2.153

3.952

13.266

6.748

1.966

4.782

 

Bijdragen aan agentschappen

964

921

899

887

1.209

877

332

 

Waarvan bijdrage aan KNMI

45

46

47

14

14

47

‒ 33

 

Waarvan bijdrage aan RWS

919

832

823

826

1.057

830

227

 

Waarvan bijdrage RVO OVS ERTMS

0

43

29

47

0

0

0

 

Bijdrage aan overige agentschappen

0

0

0

0

138

0

138

 

Bijdragen aan medeoverheden

2.719

9.973

77.275

31.069

38.263

5.989

32.274

2

Bijdrage medeoverheden OVS

0

7.488

74.735

28.446

35.489

3.512

31.977

 

CLU Betuweroute en HSL

2.719

2.485

2.450

2.623

2.774

2.477

297

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

72

73

73

99

112

102

10

 
         

2 Maatregelenpakket OVS

0

966.762

1.118.839

1.031.005

211.090

178.650

32.440

 

- Subsidies

0

966.762

1.118.839

1.031.005

211.090

178.650

32.440

3

Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector

0

966.762

1.118.839

1.031.005

105.994

178.650

‒ 72.656

 

Transitievangnet OV

0

0

0

0

105.096

0

105.096

 
         

Ontvangsten

249

597

885

2.588

3.202

0

3.202

 
F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie op het verplichtingenbudget (€ 173,8 miljoen) wordt veroorzaakt door:

    • Verhoging van de verplichtingen ten behoeve van de het Transitievangnet OV en subsidie regionale OV systemen (€ 131,4 miljoen);

    • Verhoging van de verplichtingen voor diverse decentrale specifieke uitkeringen op het gebied van verkeer en vervoer aan de provincies Utrecht, Limburg, Overijssel en Drenthe (€ 32,0 miljoen)

    • Daarnaast hebben er diverse kleinere mutaties plaatsgevonden waardoor het verplichtingenbudget met € 10,4 miljoen is toegenomen.

  • 5. De hogere realisatie op het instrument bijdragen aan mede-overheden (€ 32,3 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de uitbetaling van de specifieke uitkeringen aan de provincies Drenthe, Limburg, Gelderland en Utrecht ad € 31,2 miljoen en € 0,8 miljoen ten behoeve van de specifieke uitkering OV Ambassadeurs.

  • 6. Het maatregelenpakket OVS komt per saldo € 32,4 miljoen hoger uit dan begroot. Dit komt door:

    • BVOV (- € 72,7 miljoen): de uiteindelijke realisatie van de regeling Beschikbaarheidsvergoeding OV-sector (BVOV) voor de jaren 2020, 2021 en 2022 blijkt lager dan geraamd.

    • TVOV (€ 105,1 miljoen): in 2023 zijn de gereserveerde middelen op het Mobiliteitsfonds voor het Transitievangnet OV (TVOV) gerealiseed op Hoofdstuk XII waarop de subsidie wordt verantwoord. TVOV is een tijdelijk vangnet om de OV-sector te ondersteunen om reizigers zekerheid te geven over voldoende, veilig en een betrouwbaar OV.

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. OV en Spoor (€ 66,4 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 7,6 miljoen).

    • OV en stations (€ 1,8 miljoen). Betreffen bijgedragen ten behoeve van de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

    • Aansturing NS en Prorail (€ 3,4 miljoen). Betreft opdrachten aan NS en ProRail en NS in relatie tot het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur.

    • Overige opdrachten (€ 2,3 miljoen). Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie, de uitbesteding van SWUNG1-taken en aanpassingen in de spoorwegwetgeving. Deze opdrachten worden door verschillende organisaties uitgevoerd.

  • 5. Subsidies (€ 19,1 miljoen).

    • Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer (€ 9,4 miljoen). Dit betreft met name de tijdelijke subsidieregeling stimulering spoorgoederenvervoer. De tijdelijke subsidieregeling stimulering spoorgoederenvervoer is onderdeel van het maatregelenpakket spoorgoederenvervoer om het transport van goederen over het spoor goedkoper te maken, door spoorgoederenvervoerders een gedeeltelijke compensatie van de gebruiksvergoeding te verlenen.

    • Consumentenorganisaties OV (€ 1,0 miljoen). Dit betreft voornamelijk een overboeking van opdrachten OV en Stations naar subsidie consumentenorganisaties OV voor de subsidie aan decentrale OV autoriteiten (DOVA).

    • Subsidie Sociale Veiligheid (€ 2,0 miljoen). Tussen IenW en NS is afgesproken dat beiden 50% van de kosten voor hun rekening nemen voor de continuering van de inzet van Veiligheid & Servicemedewerkers. Dit komt voor NS en IenW neer op een bijdrage van een ieder van € 10 miljoen (€ 2 miljoen per jaar) over de periode 2020 tot en met 2024. NS betaalt daarnaast ook voor extra inzet voor hoofdconducteurs in de trein.

    • Overige subsidies (€ 6,7 miljoen). Subsidie aan de NS ad € 4,2 miljoen ten behoeve van de continuering van de uitbreiding dienstregeling Zeeland in 2023. In december 2021 heeft NS naar aanleiding van het Advies compensatiepakket Vlissingen en Zeeland; Wind in de zeilen – een nieuwe start (Wientjes 26 juni 2020) de dienstregeling op de Zeeuwse lijn aangepast. waarvoor met subsidiebeschikking IenW/BSK-2022/ van 4 mei 2022 een exploitatiesubsidie aan NS is verstrekt. De NS. IenW Overeengekomen is om deze treindienst te continueren in de dienstregelingsjaren 2022 t/m 2024. Subsidie nachttrein NS (€ 1,4 miljoen). Dit betreft het realiseren van een proef met een grensoverschrijdende treindienst tussen Düsseldorf en Amsterdam Centraal om daarmee de nachttreindienst van ÖBB tussen Innsbruck/Wenen en Düsseldorf door te rijden naar Amsterdam en vice versa. Deze subsidie heeft tot doel om bij te dragen aan het verwachte exploitatietekort op Nederlands grondgebied van de genoemde proef.

  • 10. Bijdragen aan agentschappen (€ 1,2 miljoen). Met Rijkswaterstaat zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering (€ 1,1 miljoen). Dit zijn taken die Rijkswaterstaat uitvoert in opdracht van de beleidsdirectoraten van IenW. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij het agentschap gereserveerd. Met het KNMI (€ 0,014 miljoen) zijn afspraken gemaakt over informatievoorziening, bijvoorbeeld rondom winterse omstandigheden, die van belang zijn voor de veiligheid van het vervoer over het spoor.

  • 11. Bijdragen aan mede-overheden (€ 38,3 miljoen).

    • Bijdrage medeoverheden OVS (€ 35,5 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan provincies Limburg, Drenthe Utrecht en Gelderland als bijdrage om de tekorten op exploitatie-uitgaven te dekken. Daarnaast is er een specifieke uitkering aan Provincie Groningen inzake Wunderline ad € 3 miljoen, betalingen voor het Schadeschap HSL-Zuid/A16/A4 (Wet gemeenschappelijke regelingen) €2,8 miljoen en voor de specifieke uitkering OV ambassadeurs € 0,8 miljoen.

    • CLU (€ 2,8 miljoen). Dit betreft de jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningstester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

2. Maatregelenpakket OVS (€ 211,1 miljoen)

Het volgende financiële instrument is ingezet:

  • 1. Subsidies (€ 211,1 miljoen)

    • Beschikaarheidsvergoeding OV sector (€ 106,0 miljoen). De vergoeding is bestemd voor het waarborgen van de beschikbaarheid tijdens Corona van het openbaar vervoer onder concessie in Nederland. De looptijd van de BVOV tot 1 januari 2023 is gelijk aan de looptijd van de tijdelijke aangepaste (nood)concessies op grond waarvan de overheid aan OV-bedrijven vanwege COVID-19 een vergoeding kan verschaffen. De bijdrage vanuit het Rijk is afhankelijk van de gerealiseerde reizigersopbrengsten.

    • Transitievangnet OV (€ 105,1 miljoen). Zoals in de Voorjaarsnota 2022 is aangegeven, is de hoogte van de beschikbaarheidsvergoeding afhankelijk van de reizigersinkomsten. Bij de raming van het benodigde budget is uitgegaan van de prognose van het KiM over het herstel van het gebruik van het OV. Er is een eenmalig transitievangnet voor 2023 ingesteld (zie Kamerstukken 29984, nr. 991). Dit vangnet kent een omvang van maximaal € 150 miljoen en biedt zekerheid aan de reizigers voor voldoende, veilig en betrouwbaar OV in 2023. Dit vangnet beweegt mee met de actuele reizigersontwikkeling. Wanneer de reizigersaantallen in 2023 hoger zijn daalt de omvang van dit vangnet. Het vangnet biedt hiermee prikkels en voldoende tijd voor de sector om zich klaar te maken voor het ‘nieuwe normaal’ waarbij vraag en aanbod weer in balans worden gebracht. Voor deze regeling is dekking gevonden in het Mobiliteitsfonds en het benodigde bedrag is overgeboekt naar dit artikel.

Ontvangsten (€ 3,2 miljoen)

Dit betreft de ontvangsten voor de beschikbaarheidsvergoeding OV (BVOV) naar aanleiding van recente vaststellingen (€ 1,6 miljoen). Daarnaast betreft dit diverse kleinere ontvangsten (€ 1,6 miljoen).

H. Extracomptabele verwijzingen
Tabel 36 Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Mobiliteitsfonds

2.293.713

 

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen

368.898

 

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen

2.662.611

Waarvan

  

13.02

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

2.022.887

13.03

Ontwikkeling

425.832

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

213.892

13.07

Rente en aflossing

0

Tabel 37 Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur van het Mobiliteitsfonds

563.296

 

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

0

 

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale infrastructuur

563.296

Waarvan

  

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

0

14.02

Regionale Mob. Fondsen

0

14.03

Bereikbaarheidsprogramma's

563.296

Tabel 38 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer van het Mobiliteitsfonds

413.745

 

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

17.000

 

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.10 Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

430.745

Waarvan

  

17.02

Betuweroute

0

17.03

Hogesnelheidstrein-Zuid

0

17.07

ERTMS

189.798

17.10

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

240.947

4.5 Artikel 17 Luchtvaart

A. Algemene doelstelling

IenW werkt aan een veilige en duurzame luchtvaart die Nederland goed verbindt met de rest van de wereld en waarbij de kwaliteit van de leefomgeving rond de luchthavens wordt gewaarborgd.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 39 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.17
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

37.066

167.781

188.754

60.046

209.745

93.241

116.504

        

Uitgaven

28.695

33.366

26.662

22.536

81.118

46.693

34.425

        

1 Luchtvaart

28.695

33.366

26.662

22.533

81.118

46.693

34.425

        

Ontvangsten

1.631

1.086

2.104

3.256

7.631

5.167

2.464

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Luchtvaart. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 40 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart.De rol stimuleren heeft betrekking op de volgende taken:- Het voortzetten van de samenwerking met de luchtvaartsector en kennisinstellingen aan de Duurzame Luchtvaarttafel. Daar volgt uitvoering van de verduurzamingsvoorstellen uit het Akkoord Duurzame Luchtvaart(2019) en de Luchtvaartnota (2020).- Het uitvoeren van het programma Luchtvaart in Transitie dat onderscheidende technologieën voor ultra-efficiënte vliegtuigen stimuleert.- Samen met de luchtvaartsector, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties werkt de Minister aan de uitvoering van de innovatiestrategie luchtvaart.- De Minister stimuleert meer en gerichter onderzoek naar niet-CO2-klimaateffecten van de burgerluchtvaart.- Nederland draagt bij aan de Europese strategie voor kennis en innovatie, met doorlopende inzet op optimale vormgeving en benutting van EUsubsidies voor verduurzaming van de luchtvaart.- De Minister stimuleert en faciliteert innovatieve ontwikkelingen van drones en onbemande luchtvaartuigen door experimenteren met nieuwe vervoersvormen mogelijk te maken en door de digitale infrastructuur op een robuuste wijze te implementeren.- De Minister vindt het van belang dat de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport zich ontwikkelen voor de regio’s waarin ze liggen en verwacht van de luchthavens dat zij ten behoeve van de luchthavenbesluiten samen met onder meer omwonenden, belangengroepen en regionale overheden de gewenste ontwikkelrichting van de luchthaven verkennen.

Regisseren

De rol regisseren heeft betrekking op de volgende taken:- De kaders voor de veiligheid van de burgerluchtvaart komen grotendeels internationaal tot stand bij de internationale burgerluchtvaartorganisatie van de Verenigde Naties (ICAO). De implementatie vindt veelal plaats via regels die rechtstreeks van toepassing zijn in de lidstaten. De Minister levert een actieve bijdrage aan de totstandkoming van de kaders op mondiaal en Europees niveau. Nederland zet in op een hoge compliance met deze kaders. De Minister neemt de regie om het Nederlandse luchtvaartveiligheidssysteem verder te versterken.- Regie voeren op de internationale verbondenheid voor Schiphol en de regionale luchthavens van nationale betekenis door de verbondenheid periodiek te beoordelen aan de hand van het beleidskader netwerkkwaliteit.- Regie voeren om te komen tot een hernieuwde balans in de omgeving van Schiphol. In de afweging van de publieke belangen rondom Schiphol heeft het voorrang de geluidsoverlast aan te pakken en tegelijk de economische functie van Schiphol te behouden.- In internationaal verband bijdragen aan de verdere implementatie van het mondiale langetermijndoel van netto-nul CO2-emissies in 2050 vastgesteld door ICAO voor de internationale burgerluchtvaart.- Nederland werkt samen met EU-lidstaten en met de European Civil Aviation Conference (ECAC) om de inzet in ICAO-verband voor te bereiden omtrent de periodieke evaluatie van CORSIA in 2024. Ook de aanscherping van de certificeringstandaard van nieuwe toestellen en motoren op gebied van emissies staat op de agenda.- Nederland blijft inzetten op het realiseren van een accijns voor luchtvaartbrandstoffen voor commercieel vliegverkeer binnen de EU, middels de herziening van de richtlijn energiebelastingen.- Het vaststellen van de (gewijzigde) luchthavenbesluiten voor de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport.- De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en verbeteren van de inrichting, het beheer en het gebruik van het luchtruim en op de verbetering van de prestaties van Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het Maastricht Upper Area Control Centre (MUAC),een intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties (integratie) en een betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).- Regie voeren op verbetering van de samenwerking tussen Schiphol en de regionale luchthavens op de publieke belangen veiligheid, duurzaamheid, kwaliteit van de leefomgeving en verbondenheid.- Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.- Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

(doen) uitvoeren

De rol uitvoeren heeft betrekking op de volgende taken:- Het uitvoeren van het Nederlandse luchtvaartveiligheidsprogramma 2020-2024 met het Nederlands Actieplan voor Luchtvaartveiligheid (NALV) voor de jaren 2023–2026.- Het uitvoeren van de Actieagenda trein en luchtvaart in samenwerking met partners.- Het inzetten op betere internationale (nacht-)treinverbindingen die aansluiten op HSL-knooppunten over de grens.- Het uitvoeren van het Programma Omgeving Luchthaven Schiphol.- In 2023 werkt IenW aan de effectuering van het hoofdlijnenbesluit Schiphol. Het doel hierbij is om de rechtspositie van omwonenden te herstellen en de geluidsoverlast rondom de luchthaven aan te pakken. Dit is geconcretiseerd in een vermindering van het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol, maar met behoud van de verbondenheid. Dit doet IenW door te werken aan het beëindigen van anticiperend handhaven (herstel rechtspositie), het vaststellen van een gewijzigd Luchthavenverkeerbesluit en door te werken aan de ontwikkeling van een nieuw normenstelsel voor de milieuruimte.- Het ontwikkelen van het nieuwe stelsel voor geluidnormen en aan de reductie van andere emissies.- Verdere invulling geven aan de Programmatische aanpak geluid en aan de uitvoering van de gebiedsagenda.- Het uitwerken van een CO2-plafond per luchthaven.- Verdere implementatie van de Europese bijmengverplichting (ReFuelEU Aviation) voor duurzame brandstoffen.- Het uitwerken van wijzigingen voor de Wet milieubeheer en het Besluit energie vervoer naar aanleiding van het in werking treden van de Europese richtlijn Renewable Energy Directive III (RED III).- Maatregelen nemen om een mondiaal kwantificeerbaar doel voor duurzame luchtvaartbrandstoffen vast te stellen.- Het uitvoeren van het programma Luchtruimherziening.- Het uitvoeren van een aantal projecten in Caribisch Nederland voor de borging van de luchtvaartveiligheid, zoals het aeronautical ground lightproject.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die inzicht geven in de mate waarin aan de algemene doelstelling wordt voldaan. De systeemmonitor luchtvaartveiligheid en de Staat van Schiphol geeft inzicht in het veiligheidssysteem. Het aantal passagiersbestemmingen van Luchthaven Schiphol schets een beeld van de mate waarin Nederland goed is verbonden met de rest van de wereld. Tot slot geeft de indicator CO2-uitstoot van vluchten vanuit Nederland inzicht in ontwikkelingen van duurzame luchtvaart ten opzichte van eerdere jaren. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen bieden met name belangrijke contextuele informatie.

Veilige luchtvaart

Voor veiligheid is het handelen van het ministerie of de veiligheid in al zijn facetten, niet in één overkoepelende indicator te vatten. Daarom verschijnt vanaf 2021 jaarlijks een systeemmonitor luchtvaartveiligheid, die vanuit de regierol van het ministerie in beeld brengt hoe het systeem functioneert. De ILT brengt jaarlijks de Staat van Schiphol uit, inzicht in hoe het is gesteld met de veiligheid en duurzaamheid op en rond de luchthaven Amsterdam Airport Schiphol (Schiphol).

Nederland goed verbonden

Tabel 41 Kengetal: Aantal passagiersbestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met voornamelijk geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Amsterdam

272

277

271

265

280

298

Frankfurt

322

319

295

285

309

321

London Heathrow

210

220

249

219

239

232

Parijs Charles de Gaulle

316

330

294

264

283

291

Brussel

204

203

191

181

185

185

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APG (t/m 2022) en OAG schedules data van AirportIS (per 2023)

Toelichting

In deze tabel is het aantal passagiersbestemmingen per luchthaven opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan twee keer per jaar worden aangevlogen. In 2023 biedt Frankfurt net als het voorgaande jaar de meeste passagiersbestemmingen aan. Schiphol staat op een tweede positie. Ten opzichte van 2022 is het aantal bestemmingen op Schiphol, Frankfurt en Parijs Charles de Gaulle toegenomen. Op Londen Heathrow is het aantal bestemmingen in 2023 gedaald en op Brussel blijft dit gelijk.

Duurzame luchtvaart

Tabel 42 Indicator: Duurzame Luchtvaart: CO2-uitstoot van vluchten vanuit Nederland
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

CO2-uitstoot (Mton)

12,4

12,1

6,7

7,4

9,7

n.n.b.

Bron: op basis van CBS-cijfers over getankte kerosine voor luchtvaart. (De gegevens over 2021 en 2022 zijn voorlopige cijfers. De definitieve cijfers voor 2021 worden bekend gemaakt in het Jaarverslag 2024.)

Toelichting

De CO2-uitstoot van vluchten (internationale luchtvaart) vertrekkend vanuit Nederland is berekend aan de hand van de CBS-cijfers over gebunkerde kerosine voor luchtvaart. Op basis van een emissiefactor kun je kg brandstof omrekenen naar kg CO2. De CO2-uitstoot afkomstig van fossiele kerosine wordt berekend aan de hand van de hoeveelheid verbrande brandstof met een emissiefactor van 3,16 (kg CO2/kg kerosine).

Voor de verbranding van duurzame luchtvaartbrandstoffen (SAFs) zal nul emissie worden gerekend binnen het CO2-plafond als deze brandstoffen voldoen aan de Europese Richtlijn voor Hernieuwbare Energie (RED-III). Zo zal het CO2-plafond aansluiten bij de huidige rekenregels binnen het EU ETS.

In het Akkoord Duurzame Luchtvaart is afgesproken om in 2030 de CO2-uitstoot van internationale vluchten vertrekkend vanuit Nederland terug te brengen tot het niveau van 2005 (11,1 Mton), in 2050 tot 50% t.o.v. 2005 (5,5 Mton) en in 2070 geen CO2-uitstoot. Deze doelen zijn overgenomen in de Luchtvaartnota.

Er is een toename in CO2-uitstoot in 2022 ten opzichte van 2021, omdat er in 2022 meer vliegtuigbewegingen hebben plaatsgevonden. De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer bij de ontwerpbegroting 2025.

D. Beleidsconclusies

Het op artikel 17 uitgevoerde beleid is in hoge mate conform hetgeen in de begroting 2023 is opgenomen. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

Veilige luchtvaart

Het verbeteren van de luchtvaartveiligheid is een continu proces. Er zijn in 2023 wederom stappen genomen om het luchtvaartveiligheidssysteem te versterken. Zo is in april het Nederlands Actieplan Luchtvaartveiligheid 2023-2026 (NALV) en in juli de systeemmonitor luchtvaartveiligheid (peildatum 1 januari 2023) gepubliceerd8. In het NALV zijn 110 veiligheidsinitiatieven opgenomen. Dit zijn deels de «member state tasks» uit internationale actieplannen, deels de belangrijkste risico’s uit de nationale veiligheidsanalyse 2022 en tot slot punten uit de systeemmonitor (peildatum 1 januari 2022).

In het kader van de versterking van de luchtvaartautoriteit is 16 oktober 2023 het externe onderzoeksrapport De luchtvaart centraal aan de Tweede Kamer aangeboden9. De aanpak van de ILT en beleidsdirectie om tot een versterking van de rol van de overheid in de luchtvaart te komen is kort in de begeleidende Kamerbrief bij het onderzoeksrapport geschetst. Ook is er in 2023 geïnvesteerd in extra capaciteit en deskundigheid voor regelgeving, vergunningverlening, toezicht, handhaving en reflectie.

Nederland goed verbonden

In 2022 is het Beleidskader Netwerkkwaliteit vastgesteld (Kamerstukken II 2022-2023, 31 936, nr. 1021). Het beleidskader is een nieuwe manier om de kwaliteit van de verbindingen die op luchthavens worden aangeboden objectief en eenduidig te meten. De hiervoor ontwikkelde indicatoren zijn gebaseerd op de zogenoemde GaWC-index (GaWC staat voor Globalization and World Cities). In de 2022-editie van de jaarlijkse monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties zijn de indicatoren van het Beleidskader Netwerkkwaliteit voor het eerst aanvullend opgenomen (Kamerstukken 2023-2024, 31 936, nr.1140). De 2023-editie van de monitor wordt naar verwachting in het eerste kwartaal van 2024 gepubliceerd.

In 2023 zijn verder bilaterale luchtvaartverdragen tussen Nederland en andere landen geactualiseerd; deze gemoderniseerde verdragen bieden luchtvaartmaatschappijen een juridische basis om bij te dragen aan de internationale bereikbaarheid van ons land.

Samenwerking met verschillende partijen heeft geleid tot een soepele luchthavenoperatie op de luchthaven Schiphol in de zomerperiode van 2023, waarbij ook de werkomstandigheden op de luchthaven zijn verbeterd.

In 2023 hebben de deelnemers van de Actieagenda Trein en Luchtvaart (Kamerstukken II, 2020-21, 29 984, nr. 916) hun samenwerking voortgezet. Zo is de evaluatie van de pilot voor de samenwerking tussen KLM en Thalys (inmiddels Eurostar) voor het aanbieden van een AirRail combinatieproduct met de Tweede Kamer gedeeld (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 984, nr. 1124). Naar aanleiding van deze pilot is er een aantal acties geïdentificeerd om het product te verbeteren. Zo wordt er o.a. gewerkt aan het verbeteren van de klantcommunicatie en de overstapmomenten. Inmiddels is de pilotfase voorbij en heeft KLM sinds maart 2023 het AirRail product uitgebreid door meer capaciteit op de internationale trein in te kopen. Ook op de treinverbinding naar Berlijn is vooruitgang geboekt met een versnelling van een halfuur. Dit draagt bij aan het concurrerend maken van de trein als alternatief op het vliegtuig.

Een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

In 2023 heeft het IenW middels meerdere onderzoeken inzichtelijk gemaakt in hoeverre luchtvaart bijdraagt aan de totale uitstoot van schadelijke stoffen. Ook is er onderzoek gedaan naar het verwachte effect van vlootvernieuwing op uitstoot van schadelijke stoffen en is gewerkt aan een uniforme rekenmethode om de invloed van de luchtvaart op luchtkwaliteit beter te kunnen berekenen. Uit deze onderzoeken kwam naar voren dat de bijdrage van luchtvaart op de lokale luchtkwaliteit beperkt is en vooral lokaal. Op 21 december 2023 is er een Kamerbrief uitgegaan waarin de Kamer wordt geïnformeerd over de onderzoeksresultaten en het vervolg (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 936, nr. 1137).

Op het gebied van geluid is de ontwikkeling van een nieuw beleidsstelsel voortgezet, wat heeft gewerkt tot een eerste ambtelijke uitwerking van het zogenaamde systeemontwerp. Dit stelsel zal beter aansluiten bij de ervaren hinder van omwonenden, en zal het mogelijk maken te sturen op een afname van de hinder; beide zijn beleidsdoelen uit de luchtvaartnota. Daarnaast zijn in 2023 de laatste onderzoeken afgerond uit de Programmatische Aanpak Meten van Vliegtuiggeluid, waarmee het programma – op de laatste rapportages na – afgerond kan worden.

Programma Omgeving Luchtvaart Schiphol

In 2023 heeft IenW gewerkt aan de effectuering van het hoofdlijnenbesluit Schiphol. Het doel hierbij is om de rechtspositie van omwonenden te herstellen en de geluidsoverlast rondom de luchthaven aan te pakken. Dit is geconcretiseerd in een vermindering van het aantal vliegtuigbewegingen op Schiphol, maar met behoud van de verbondenheid. Dit doet IenW volgens drie sporen: in spoor 1 is gewerkt aan het beëindigen van anticiperend handhaven (herstel rechtspositie). Op 14 november is bekendgemaakt dat vanwege (internationale) discussie over de juiste te volgen procedure spoor 1 wordt opgeschort totdat de Hoge Raad zich daarover heeft gebogen (Kamerstukken II, 2023-2024, 29 665, nr. 488). In spoor 2 werkt IenW aan het vaststellen van een gewijzigd Luchthavenverkeerbesluit. Hiervoor wordt de Europese balanced approach-procedure, inzake exploitatiebeperkingen op luchthavens, gevolgd. In spoor 3 werkt IenW aan de ontwikkeling van een nieuw normenstelsel voor de milieuruimte. Daarnaast heeft IenW samen met collega-departementen en de Bestuurlijke Regie Schiphol (BRS) een ontwikkelperspectief opgesteld voor de Schipholregio en afspraken gemaakt voor de toekomstige samenwerking in een uitvoeringsagenda.

Duurzame luchtvaart

Nederland heeft zich ingezet voor de totstandkoming van een mondiaal kwantitatief doel voor Sustainable Aviation Fuels (SAF) als uitkomst van de ICAO Conference on Aviation and Alternative Fuels (CAAF/3). Het resultaat hiervan is de formulering van het mondiale doel van 5% CO2-reductie door duurzame luchtvaartbrandstoffen in 2030. In aanloop naar CAAF/3 trad Nederland tevens op als host voor een regionaal seminar over duurzame luchtvaartbrandstoffen.

In Europees verband is een bijmengverplichting voor duurzame luchtvaartbrandstoffen vastgesteld: ReFuelEU Aviation. Onderdeel hiervan is de verplichting om in 2030 6% duurzame brandstoffen bij te mengen. Per 2035 gaat dit om 20% en per 2050 om 70%. Het kabinet blijft zich daarnaast inzetten voor Europese afspraken over het belasten van brandstoffen voor de luchtvaart. Om de productie van duurzame luchtvaartbrandstoffen in Nederland te stimuleren, is in 2023 een subsidie verleend aan SkyNRG voor de bouw van een duurzame kerosinefabriek in Delfzijl (DSL-01).

Een belangrijke mijlpaal van 2023 was de oplevering van de innovatiestrategie luchtvaart (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 936, nr. 1080). De innovatiestrategie beschrijft hoe de Nederlandse luchtvaartsector kan innoveren en welke rol de overheid daarin inneemt, om de publieke belangen te borgen. De strategie is opgesteld met inbreng en inzet van luchtvaartmaatschappijen, vliegvelden, kennisinstellingen, maatschappelijke partijen en overheden.

Ook zijn in 2023 de eerste subsidies verleend vanuit het programma Luchtvaart in Transitie (LiT), het toegekende voorstel uit het Nationaal Groeifonds. Met dit programma wordt geïnvesteerd in innovaties voor het vliegen op waterstof, het waterstof-elektrisch vliegen en doorbraaktechnologieën voor ultra-efficiënte vliegtuigontwikkeling. Begin 2023 vond een groot startevenement plaats waarbij alle betrokken partijen van LiT aanwezig waren.

Voor niet-CO2-klimaateffecten is een prognosetool opgeleverd en een beleidsaanpak opgesteld: Nederland is daarmee het eerste land ter wereld. Het gaat dan om de gevolgen van uitstoot van bijvoorbeeld stikstofoxiden (NOx), roetdeeltjes en waterdamp tijden het vliegen (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 936, nr. 1050).

Tot slot heeft het kabinet in maart 2023 het principebesluit genomen om een CO2-plafond in te voeren (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 936, nr. 1047). Het CO2-plafond borgt de klimaatdoelen voor de luchtvaart door een duidelijke en handhaafbare grens te stellen aan de toegestane CO2-uitstoot. In december is de Kamer op de hoogte gesteld van de stand van zaken de verdere uitwerking en vormgeving van het CO2-plafond (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 936, nr. 1132).

Regionale luchthavens

De Tweede Kamer is per brief van 18 december 2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 936, nr. 1135) geïnformeerd dat vaststelling van de luchthavenbesluiten doorschuift naar de eerste helft van 2025. Reden is dat de aanvragen voor luchthavenbesluiten later worden gedaan vanwege het onderzoeken van extra alternatieven, de complexiteit van de nieuwe rekenmethode voor geluidbelasting (Doc29) en afstemming met regionale overheden. In 2023 zijn wel de formele procedures gestart om te komen tot luchthavenbesluiten voor Rotterdam The Hague Airport en Groningen Airport Eelde.

Programma Lelystad

Begin december heeft Lelystad Airport een vergunning aangevraagd in het kader van de Wet natuurbescherming bij het bevoegd gezag (Ministerie van LNV). Daarnaast heeft LVNL op verzoek van het Ministerie van IenW een voorstel van de luchthaven beoordeeld om het probleem van de laagvliegroutes op te lossen. De Kamer is over beide onderdelen geïnformeerd per brief op 20 december 2023 (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 936, nr. 1138). In deze brief is tevens aangegeven dat een besluit over de luchthaven aan een nieuw kabinet is.

Luchtruimherziening

In 2023 is Programma Luchtruimherziening druk bezig geweest met de verdere uitwerking van het ontwerpproces: voorbereidende ontwerpstappen zijn uitgevoerd om publicatie Schetsontwerp en Ontwerpruimte in 2024 mogelijk te maken, technische briefings zijn ontwikkeld, het project Hoger Naderen Schiphol-1 (geluidsmijlpaal) is opgestart. In de Kamerbrief van 16 oktober 2023 is indicatief het proces van het programma Luchtruimherziening nader toegelicht. In de brief is toegezegd dat iedere besluitvormende stap aan de Tweede Kamer ‘in de geest van een voorhangprocedure’ wordt voorgelegd. Het is aan een nieuw kabinet om de vervolgstappen te bepalen. 

Onbemande Luchtvaart

In 2023 is het geactualiseerde actieplan Onbemande Luchtvaart 2023 ‒ 2025 aan de Tweede Kamer gestuurd10.

Een belangrijk onderdeel van het actieplan is het inbedden van de (nieuwe) Europese regelgeving gericht op een veilige operatie van onbemande luchtvaarttuigen en een veilige integratie in het luchtruim. In het kader hiervan is verder gewerkt aan de wet- en regelgevingstrajecten voor vliegen in Caribisch Nederland, markt- en producttoezicht, modelvliegen en (dynamische) zonering.

Andere onderdelen van het actieplan richten zich op de integratie in het luchtruim, het ontwikkelen van innovatiekracht, het verbreden van kennis en stimuleren van ontwikkeling, en het versterken van (inter)nationale samenwerking. Hiervoor zijn vervolg- en verdiepende onderzoeken uitgevoerd naar het realiseren van U-Space ( = luchtverkeersleidingsdiensten voor onbemande luchtvaart), is gestart met de ontwikkeling van een roadmap voor Beyond Visual Line of Sight-vliegen, zijn verkenningen gedaan naar vertiports en urban air mobility, en wordt een continue actieve bijdrage geleverd aan de organisatie en het programma van de Drone Council Nederland ( = publiek-privaat-maatschappelijk samenwerkingsgremium).

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 43 Budgettaire gevolgen van beleid art. 17 Luchtvaart (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde Begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

37.066

167.781

188.754

60.046

209.745

93.241

116.504

1

         

Uitgaven

28.695

33.366

26.662

22.536

81.118

46.693

34.425

 
         

1 Luchtvaart

28.695

33.366

26.662

22.533

81.118

46.693

34.425

 

Opdrachten

12.223

11.672

9.925

9.254

19.680

14.582

5.098

2

Opdrachten GIS

909

50

965

918

2.647

1.210

1.437

 

Caribisch Nederland

1.397

1.364

940

287

223

465

‒ 242

 

Klimaatbeleid

0

0

0

0

1.346

404

942

 

Luchtruim Regio Luchthaven

0

0

0

0

1.350

1.549

‒ 199

 

Luchtruimherziening

0

0

0

0

368

2.243

‒ 1.875

 

Onbemande luchtvaart

0

0

0

0

1.268

1.637

‒ 369

 

Onderzoek luchtvaart

0

0

0

0

1.948

2.549

‒ 601

 

NGF-project Luchtvaart in transitie

0

0

0

0

266

0

266

 

Overige Opdrachten

9.917

10.258

8.020

8.049

10.264

4.525

5.739

 

Subsidies

3.953

3.080

3.417

3.250

48.557

28.702

19.855

3

Subsidies klimaatbeleid

0

0

0

0

2.875

2.850

25

 

Leefbaarheidsfonds

1.000

400

400

0

0

0

0

 

Subsidie tarieven Bonaire

649

691

425

420

286

0

286

 

Subsidie omploegen graan

1.441

1.361

1.444

1.436

1.649

0

1.649

 

NGF-project Luchtvaart in transitie

    

41.825

25.000

16.825

 

Overige Subsidies

863

628

1.148

1.394

1.922

852

1.070

 

Bijdragen aan agentschappen

4.649

6.809

6.443

6.568

7.027

117

6.910

4

Waarvan bijdrage aan KNMI

14

14

14

14

14

14

0

 

Waarvan bijdrage aan RWS

213

336

518

285

2.750

53

2.697

 

Waarvan bijdrage aan RWS (Caribisch Nederland)

4.422

6.411

5.806

5.058

3.435

0

3.435

 

Waarvan bijdrage aan RVO

0

48

105

383

396

0

396

 

Overige bijdrage aan agentschappen

0

0

0

828

432

50

382

 

Bijdragen aan medeoverheden

6.356

9.552

0

500

1.646

0

1.646

5

Bijdrage Caribisch Nederland

6.356

9.049

0

0

1.546

0

1.546

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

503

0

500

100

0

100

 

Bijdragen aan internationale organisaties

1.255

1.058

1.563

2.399

1.598

1.481

117

 

Waarvan bijdrage International Civil Aviation Organization

1.120

938

1.454

1.900

1.334

1.311

23

 

Waarvan overige bijdrage aan (inter-) nationale organisaties

135

120

109

499

264

170

94

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

259

1.195

1.540

565

2.610

100

2.510

6

Leningen

0

0

3.774

0

0

1.711

‒ 1.711

7

         

Ontvangsten

1.631

1.086

2.104

3.256

7.631

5.167

2.464

8

Tabel 44 Uitsplitsing Verplichtingen art.17 Luchtvaart (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

37.066

167.781

188.745

60.046

209.745

93.241

116.504

Waarvan garantieverplichtingen

0

140700

166.100

34.700

47.400

48.000

‒ 600

Waarvan overige verplichtingen

37.066

27.081

22.354

25.346

162.345

45.241

117.104

F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Op dit artikel is voor € 116,5 miljoen meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd. Dit betreft een saldo van diverse mutaties waarvan de belagrijkste zijn:

    • Het naar voren halen van de verplichtingen voor de uitvoering van het project Luchtvaart in Transitie waarvoor in 2023 de verplichtingen zijn aangegaan (€ 100,5 miljoen).

    • Een verhoging van de verplichtingen voor de nadeelcompensatie te Rijdt (€ 4,1 miljoen).

    • Een verhoging van de verplichtingen door ontvangsten vanuit Bonaire voor voor bijdrage aan vervanging Airfield Ground Lightning installatie (€ 3,2 miljoen)

    • Diverse kleinere mutaties waardoor de aangegane verplichtingen per saldo € 8,7 miljoen hoger zijn uitgevallen dan geraamd.

  • 6. De hogere gerealiseerde uitgaven van € 5,1 miljoen zijn met name het gevolg de nadeelcompensatie Te Rijdt en planschade Lansingerland (€ 6,7 miljoen) en de eerste werkzaamheden voor geluidsisolatie (GIS-4) (€ 1,4 miljoen). Anderzijds zijn er lagere uitgaven gerealiseerd op het programma Luchtruimherziening (- € 1,8 miljoen), diverse onderzoeken (- € 0,6 miljoen), onbemande luchtvaart (- € 0,3 miljoen) en Caribisch Nederland (- € 0,2 miljoen).

  • 7. De hogere uitgaven van € 19,9 miljoen worden met name veroorzaakt door een hogere uitgave op de subsidieregeling Luchtvaart in Transitie (€ 16,8 miljoen), de subsidieregeling omploegen Graan (€ 1,6 miljoen) en diverse kleinere regelingen (€ 1,5 miljoen) als gevolg van hogere subsidieaanvragen dan aanvankelijk voorzien.

  • 8. De hogere bijdrage aan agentschappen van € 6,9 miljoen wordt met name veroorzaakt door een bijdrage aan RWS voor de aanleg van baanverlichting op Bonaire (€ 3,4 miljoen) en voor de afhandeling van de nadeelcompensatie Te Rijdt (€ 2,7 miljoen). En diversere kleinere bijdragen aan onder andere het RVO (€ 0,8 miljoen).

  • 9. De hogere bijdrage aan medeoverheden van (€ 1,6 miljoen) als gevolg van een bijdrage aan Caribisch Nederland voor Search and Rescue (SAR).

  • 10. De hogere bijdragen aan ZBO/RWT's (€ 2,5 miljoen) betreft met name een aanvullende bijdrage aan de LVNL voor de werkzaamheden die zij verrichten voor onder andere onbemande luchtvaart en luchtruimherziening.

  • 11. De ontvangen aflossing van de lening van WinAir is gedeeltelijk overgeboekt aan BZK (€ 1 miljoen) voor de afbetaling van hun aandeel in de oorspronkelijk verstrekte lening. Het restant is overgeboekt naar het instrument opdrachten (€ 0,7 miljoen).

  • 12. De hogere gerealiseerde ontvangsten van € 2,5 miljoen worden verklaard door enerzijds een ontvangst € 3,2 miljoen vanuit Bonaire Inernational Airport voor de vervanging van Ground Lightning installatie (GNL) en anderzijds lagere gerealiseerde ontvangsten vanuit regionale luchthavens (- € 0,7 miljoen).

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Luchtvaart (€ 81,1 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

1. Opdrachten (€ 19,7 miljoen).

  • GIS 4 Heffing (€ 2,6 miljoen). Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 4 (GIS-4) is het verminderen van geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door woningen van geluidsisolatie te voorzien. De uitgaven die in 2023 zijn gedaan, hebben betrekking op voorbereidende werkzaamheden, het aankopen van huizen in de geluidssloopzones en klachtenafhandeling.

  • Caribisch Nederland (€ 0,2 miljoen). Het betreft de financiering van diverse onderzoeken, opleidingen, workshops en de jaarlijks terugkerende kosten voor instandhouding van de luchtvaartpublicaties.

  • Opdrachten klimaatbeleid (€ 1,4 miljoen). De overheid beoogt de duurzame ontwikkeling van de luchtvaart te versterken. Opdrachten zijn in dit kader bedoeld voor fundamenteel onderzoek, het verrichten van haalbaarheidsstudies, het opzetten van pilots/demo’s en het creëren van de juiste randvoorwaarden voor zowel de productie van verschillende (nieuwe) typen duurzame brandstoffen als het versnellen van duurzame innovaties (zoals hybride/elektrische aandrijving, nieuwe voertuigontwerpen en materialen). De middelen zijn ook ingezet voor bredere kennisontwikkeling, bijvoorbeeld ten aanzien van de klimaatimpact van andere emissies dan CO2.

  • Opdrachten luchtruim regionale luchthavens (€ 1,4 miljoen). Opdrachten zijn in dit kader bedoeld voor regionale verkenningen voor Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport en Eindhoven om de aanvraag voor het luchthavenbesluit voor te bereiden.

  • Opdrachten luchtruimherziening (€ 0,4 miljoen). Begin 2018 is het programma Luchtruimherziening van start gegaan. Op 14 oktober 2022 is de definitieve Voorkeursbeslissing vastgesteld. De Planuitwerkingsfase liep in 2023 en stond in het teken van de verdere uitwerking van het ontwerpproces.

  • Opdrachten onbemande luchtvaart (€ 1,3 miljoen). De komende jaren komen er stapsgewijs meer Europese regels. Het beleid voor onbemande luchtvaart is adaptief. Belangrijkste stappen zijn: implementeren van Europese voorschriften, waaronder dynamische kaarten, zonering, producteisen en het opleiden en registreren van operators en piloten. Integratie van drones in het luchtruim door in te zetten op de ontwikkeling van U-space conform nieuwe Europese regels.

  • Opdrachten onderzoek luchtvaart (€ 1,9 miljoen). Opdrachten hebben betrekking op de drie sporen van het programma omgeving luchtvaart Schiphol. Het gaat onder andere om het beëindigen van anticiperend handhaven (herstel rechtspositie), het vaststellen van een gewijzigd Luchthavenverkeerbesluit en aan de ontwikkeling van een nieuw normenstelsel voor de milieuruimte.

  • NGF-project Luchtvaart in Transitie (€ 0,3 miljoen). Naast de subsidies zijn er kleine onderzoeken gedaan voor het NGF-project Luchtvaart in Transitie.

  • Overige opdrachten (€ 10,3 miljoen). Betreft onder andere:

    • OVV-follow-up. In 2023 is vervolg gegeven aan de implementatie van de aanbevelingen van het de OVV (Onderzoeksraad voor Veiligheid) rapport uit 2017 conform de aanpak zoals beschreven in de brief van het ministerie aan de OVV van 11 oktober 2017 (Bijlage bij Kamerstukken II 2017-2018, 29 665, nr. 242) en daarop volgende voortgangsrapportages. Met deze aanpak versterkt het ministerie de rol als eindverantwoordelijke voor de veiligheid.

    • Omgevingsmanagement en Projectbeheer. De middelen voor projectbeheer en omgevingsmanagement worden ingezet om de benodigde expertise aan te trekken, voor het organiseren van de participatie en voor en de verwerking van zienswijzen van de omgeving.

    • Nederlands luchtvaartveiligheidsprogramma (NLVP). In 2023 is uitvoering gegeven aan het Nederlands Luchtvaartveiligheidsprogramma 2020-2024. In het Nederlands Actieplan voor Luchtvaartveiligheid (NALV) worden de maatregelen opgenomen waarmee IenW samen met de sector werkt aan het continu verbeteren van de veiligheid van de burgerluchtvaart. Hierbij maken we onderscheid tussen de domeinen commerciële, kleine en onbemande luchtvaart en Caribisch Nederland.

    • Verminderen risico op vogelaanvaringen. Uit een in 2021 afgeronde evaluatie naar het toen geldende convenant over het verminderen van het vogelaanvaringsrisico op en rond Schiphol bleek dat de huidige genomen maatregelen om het risico van aanvaringen met vogels en met name ganzen te verminderen, effectief zijn en moeten worden gecontinueerd. Om die reden wordt het sinds 2012 toegepaste viersporenbeleid, met daaraan toegevoegd een gedegen monitoring, in een nieuw vastgesteld convenant, dat loopt tot april 2024, voortgezet. De vier sporen in dit beleid zijn de volgende: – Het technisch spoor: de inzet van en onderzoek naar technische middelen om vogels te detecteren en/of te verjagen.– Het ruimtelijk spoor: het voorkomen van nieuwe vogelaantrekkende bestemmingen rondom de luchthaven.– Het foerageer spoor: het beperken van het voedselaanbod voor vogels op en rondom de luchthaven.– Het populatie spoor: het beperken van de populatie en het aantal aanwezige overzomerende ganzen rondom Schiphol.

    • KDC. Er vindt opdrachtverlening plaats aan de Stichting Knowledge & Development Center (KDC) die kennis levert om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol (Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 200 XII, nr. 2 92).

    • Cybersecurity. Het vergroten van de cyberweerbaarheid bij luchtvaartorganisaties is een continu aandachtspunt. De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit en weerbaarheid van netwerk- en informatiesystemen ligt bij de organisaties zelf. Het ministerie van IenW draagt vanuit zijn systeemverantwoordelijkheid hieraan bij via algemene kaders (in beleid of in wet- en regelgeving, al dan niet voortvloeiend uit EU/internationaal verband) en initieert projecten/trajecten om de cyberweerbaarheid te verhogen.

2. Subsidies (€ 48,6 miljoen)

  • Subsidies klimaatbeleid (€ 2,9 miljoen). Om de productie van duurzame luchtvaartbrandstoffen in Nederland te stimuleren, is in 2023 een subsidie verleend aan SkyNRG voor de bouw van een duurzame kerosinefabriek in Delfzijl.

  • Subsidie tarieven Bonaire (€ 0,3 miljoen). Er is een subsidie aan DC-ANSP verstrekt ten behoeve van het verlagen van luchtverkeersdienstverleningstarieven. Om een onaanvaardbare stijging in de tarieven voor het gebruik van luchtverkeersdienstverlening op en rond Bonaire International Airport te voorkomen, heeft IenW een deel van de kosten voor het leveren van de dienst door Dutch Caribbean Air Navigation Service Provider (DC-ANSP) gedekt via subsidiering. Zonder deze bijdrage zouden de tarieven dusdanig sterk stijgen dat een mogelijke verstoring van de markt zal optreden, met bijbehorend negatief effect op de lokale gemeenschap.

  • Subsidies omploegen graanresten (€ 1,6 miljoen). Eén van de sporen in de aanpak om het risico van vogelaanvaringen op Schiphol te reduceren is het beperken van voedselaanbod in de omgeving van de luchthaven. Sinds 2012 is er een subsidieregeling voor het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. Nagenoeg alle agrariërs in het werkingsgebied nemen deel aan de regeling.

  • Subsidie luchtvaart in transitie (NGF) (€ 41,8 miljoen). Deze middelen worden gebruikt om uiterlijk in 2050 een klimaatneutrale luchtvaart te kunnen realiseren. Er wordt ingezet op een duurzame luchtvaartsector en de ambitie om daarbij nieuwe toekomstbestendige banen te creëren. Specifieke maatregelen zijn:

    • De realisatie van een overkoepelde, decentraal georganiseerde datadeelinfrastructuur (BDI);

    • De ontwikkeling van nieuwe (digitale) infra-diensten;

    • De uitrol van een ‘transitieagenda’ om minimaal de helft van de Nederlandse bedrijven in de logistieke keten over de digitale streep te trekken.

  • Overige subsidies (€ 1,9 miljoen). Dit betreft diverse subsidies:

    • Subsidie Maatschappelijke Raad Schiphol en Commissies regionaal overleg. Dit betreft een financiële bijdrage aan de activiteiten van de Maatschappelijke Raad Schiphol (MRS) en de verschillende commissies regionaal overleg.

    • Subsidie Stichting Advisering Bewonersvertegenwoordiging Regionale Luchthavens ABReL. IenW vindt het van belang dat bewonersorganisaties die zitting hebben in de Commissies regionaal overleg (CRO’s) en het Luchthaven Eindhoven Overleg (LEO) een bijdrage kunnen leveren aan de uitwerking van (beleids-)vraagstukken uit de Luchtvaartnota. Dat is de reden dat een subsidie v beschikbaar wordt gesteld aan de Stichting Advisering Bewonersvertegenwoordigers Regionale Luchthavens (ABReL), waardoor bewonersvertegenwoordigers extern ondersteuning kunnen inhuren die deze vrijwilligers adviseert en ontlast. Concreet ziet de subsidie toe op de bijdrage van ABReL aan de regionale verkenningen rond de regionale luchthavens, de bijdrage aan landelijke (beleids-)vraagstukken en deelname aan de nationale luchtvaarttafel.

3. Bijdragen aan agentschappen (€ 7 miljoen).

Dit betreft met name de bijdrage aan RWS voor beleidsondersteuning en advies (BOA) voor Schiphol, bijdrage voor de baanverlichting op Bonaire en uitvoeringskosten voor de nadeelcompensatieregeling Te Rijdt.

4. Bijdrage aan mede-overheden (€ 1,6 miljoen).

Er is een bijdrage aan Caribisch Nederland gegeven voor SAR (search and rescue).

5. Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 1,6 miljoen).

Dit betreft de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization (ICAO), aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Kroatië, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC).

6. Bijdragen aan ZBO’s/RWT's (€ 2,6 miljoen).

Dit betreft bijdragen aan Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) voortvloeiend uit de afspraken die gemaakt zijn in de ‘Overeenkomst betreffende de operationaliteit voor civiel medegebruik van de militaire radar bij Soesterberg’ wordt ten behoeve van het operationeel houden van de Soesterbergradar voor de vliegveiligheid op en rond de luchthaven Schiphol, een bijdrage voor onbemande luchtvaart, een bijdrage aan RDW voor digitale vliegbewijzen en een bijdrage aan CBR voor oa wijziging stelsel theorie examens beroepluchtvaart.

7. Ontvangsten (€ 7,6 miljoen)

Dit betreft voornamelijk de terugbetaling van de hypothecaire lening Winair en ontvangsten van Bonaire international airport voor de bijdrage aan de baanverlichting op Bonaire.

4.6 Artikel 18 Scheepvaart en Havens

A. Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 45 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.18
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

35.641

85.477

42.649

115.084

47.518

115.127

‒ 67.609

        

Uitgaven

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

        

1 Scheepvaart en havens

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

        

Ontvangsten

427

643

738

495

620

0

620

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Scheepvaart en Havens. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 46 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. Met het walstroomprogramma stimuleert IenW de verduurzaming van havens en scheepvaart met als doel te voldoen aan de Europese verplichtingen uit de EU.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nutisch beheer. De Minister zet in op intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen die betrokken zijn bij de maritieme beleidsopgaven. De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen in de EU en in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Mobiliteitsfonds. Via het Mobiliteitsfonds (artikel 11,15 en 17) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Rijkswaterstaat (RWS) voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die inzicht geven in de mate waarin aan de algemene doelstelling wordt voldaan. De indicator passeertijd sluizen geeft inzicht in het percentage schepen dat binnen de normtijd de sluis passeert. De scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen 'Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebiedenbieden', 'Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage', «Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee» en «Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren» bieden met name belangrijke contextuele informatie.

Indicator: Passeertijd sluizen

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald.

Tabel 47 Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Streefwaarde 2023

Hoofdtransportas

63%

65%

65%

60%

56%

59%

85%

Hoofdvaarweg

75%

77%

78%

80%

80%

81%

75%

Overige vaarweg

87%

85%

87%

89%

88%

88%

70%

Bron: RWS, 2023

Toelichting

De lage score op de hoofdtransportas is hoofdzakelijk het gevolg van de lange passeertijden in Terneuzen (regio Zee en Delta, score 11%), waar een afwijkende, maar goed werkende planningsmethode wordt gehanteerd voor het schutten van schepen. Wanneer Terneuzen niet wordt mee genomen, blijft de score van 2023 niet voldoen aan de streefwaarde. De Volkeraksluizen, de Kreekraksluizen en de Krammersluizen scoren ook onder de norm. De passeertijden op de hoofdvaarwegen en overige vaarwegen voldoen aan de streefwaarde. 

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebieden

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

Tabel 48 Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

50,3

50,4

49,7

49,4

50,8

n.n.b.

Mainport Rotterdam

34,9

36,8

36,6

36,7

37,4

37,3

n.n.b.

Overige Nederlandse Zeehavens

10

13,5

13,8

13

12,5

13,4

n.n.b.

Toelichting

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage

Onderstaande kengetal geeft informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw.

Tabel 49 Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

      

Aantallen

      

Handelsvaart

757

744

748

742

691

n.n.b.

Zeesleepvaart

299

302

303

304

312

n.n.b.

Waterbouw

168

170

169

166

143

n.n.b.

Totaal

1.224

1.216

1220

1212

1146

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

6.229

6.242

6076

6087

5668

n.n.b.

Zeesleepvaart

532

531

557

542

590

n.n.b.

Waterbouw

545

552

566

540

554

n.n.b.

Totaal

7.306

7.325

7199

7169

6812

n.n.b.

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

Aantallen

      

Handelsvaart

474

507

503

529

777

n.n.b.

Zeesleepvaart

496

496

520

519

703

n.n.b.

Waterbouw

57

69

69

67

77

n.n.b.

Totaal

1.027

1.072

1092

1115

1557

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

      

Handelsvaart

8.806

8.675

9045

9886

14063

n.n.b.

Zeesleepvaart

1.779

1.721

1581

1789

7248

n.n.b.

Waterbouw

319

333

340

341

370

n.n.b.

Totaal

10.184

10.729

10966

12016

21681

n.n.b.

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2022. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van S&P Global (het eerdere IHS Markit).

Toelichting

De cijfers van 2022 wijken in belangrijke mate af van de cijfers uit 2021. Dit is deels te verklaren door verbeterde methodiek voor de vloot onder Nederlandse vlag en deels door een uitgebreidere dataset van S&P Global (vroegere IHS Fairplay) voor schepen onder buitenlandse vlag met Nederlands beheer. De cijfers kunnen daardoor niet met de jaren ervoor vergeleken worden. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2025.

Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op het Nederlandse deel van de Noordzee. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • Zeer ernstig scheepsongeval: ongeval waarbij het schip verloren is gegaan, een dodelijk slachtoffer is gevallen, of ernstige schade aan het milieu is ontstaan.

  • Ernstig scheepvaartongeval: ongeval dat geen zeer ernstig ongeval is, dat gepaard gaat met brand, explosie, gronding, contact, slecht weer schade, schade door ijs, rompschade, of vermoedelijke rompschade enzovoort, met als resultaat:

    • structurele schade die het schip niet zeewaardig maakt, zoals lekkage onderwaterschip, uitval voortstuwing, grote schade aan accommodatie, etc., of

    • schade aan het milieu, of

    • averij die sleephulp of walassistentie noodzakelijk maakt.

  • Minder ernstige scheepsongevallen: alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorieën zeer ernstige of ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 50 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Zeer ernstige scheepsongevallen

1

5

1

1

2

n.n.b.

Ernstige scheepsongevallen

10

4

6

10

12

n.n.b.

Andersoortige scheepsongevallen

32

31

24

30

41

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

43

40

31

41

55

n.n.b.

       

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

0

3

0

0

0

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

0

4

2

1

2

n.n.b.

Toelichting

In 2022 zijn twee zeer ernstig scheepsongeval geregistreerd en twaalf ernstige scheepsongevallen. De twee zeer ernstige scheepsongevallen betroffen recreatievaart waarbij het schip verloren is gegaan door kapseizen/omslaan. Er zijn in 2022 geen dodelijke slachtoffers gevallen bij de (zeer) ernstige scheepsongevallen op de Noordzee.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025.

Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op de Nederlandse binnenwateren. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • (Zeer) Ernstige scheepsongevallen. Hier wordt gedoeld op de «significante ongevallen», waar het gaat om ongevallen waarbij een schip niet meer verder kan of mag varen als gevolg van dat scheepsongeval of als er ernstige schade aan lading, infrastructuur of milieu is, en daarbij een stremming van de vaarweg optreedt of als er (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden te betreuren zijn. Voor de overzichtelijkheid is hier gebruik gemaakt van de termen die bij de Noordzee worden gehanteerd. Het verschil in terminologie voor scheepvaartongevallen op de Noordzee (zeer ernstig en ernstig) en binnenwateren (significant) wordt verklaard door de internationale afspraken die hierover zijn gemaakt binnen de IMO (International Maritime Organization).

  • Andersoortige scheepsongevallen zijn alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorie (zeer) ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 51 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

(Zeer) ernstige scheepsongevallen

176

160

175

148

188

n.n.b.

Andersoortige ongevallen

1173

1117

1068

1077

1131

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

1349

1277

1243

1225

1319

n.n.b.

       

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

2

5

3

5

21

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

53

71

39

42

59

n.n.b.

Toelichting

Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2022 in totaal 1319 ongevallen geregistreerd, waarvan 188 (zeer) ernstige scheepsongevallen. Op de binnenwateren waren in 2022 éénentwintig dodelijke slachtoffers te betreuren.

De gegevens over 2023 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het publiceren van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2025.

D. Beleidsconclusies

De resultaten van het op artikel 18 gevoerde beleid zijn in 2023 nagenoeg conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Daarnaast is onder coördinatie van de minister van IenW het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) opgericht, waarmee in de Ontwerpbegroting 2023 geen rekening was gehouden. Het beleid heeft daarmee in 2023 bijgedragen aan de realisatie van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, met aandacht voor de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector.

In februari 2023 is de in 2022 uitgevoerde beleidsdoorlichting Scheepvaart en havens aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II, 2022–2023, 32 861, nr. 79), in mei 2023 is in een aparte Kamerbrief (Kamerstukken II, 2022–2023, 32 861, nr. 80) een uitgebreidere en puntsgewijze toelichting opgenomen van de aanbevelingen uit de beleidsdoorlichting. Doordat het algemene beleidsdoel geen directe koppeling kent met subdoelen en verbonden beleidsinzet, was het op het niveau van een syntheseonderzoek niet mogelijk een uitspraak te doen over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid. Op individuele onderdelen kon er in algemene zin geconcludeerd worden dat de meeste als waarschijnlijk cq. doeltreffend zijn beoordeeld.

Teneinde de informatiewaarde van de begroting te verbeteren zullen de beleidsdoelen zoals die nu zijn geformuleerd zo veel mogelijk verder aangescherpt worden. Daarnaast wordt ieder jaar de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) opgesteld die, onder andere, bedoeld is voor evaluatie-planning, met een logische link naar de periodieke beleidsdoorlichting, en om meer inzicht te krijgen in de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid.

Verduurzaming binnenvaart

In 2023 is voor de verduurzaming van de binnenvaart de inzet in de Europese Unie (EU), in de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en op nationaal niveau van belang geweest. In de EU is in 2023 de besluitvorming rond het Fit-For-55 pakket afgerond, waarvan een aantal maatregelen de binnenvaart raken. Eén van deze maatregelen is de Renewable Energy Directive III (RED III). De binnenvaart valt net als andere transportsectoren onder de RED III verplichting om de CO2-uitstoot van aan transport geleverde energie te verduurzamen. Naast RED III is ook op andere onderdelen de besluitvorming over het Fit-For-55 wetgevingspakket afgerond. In het kader van de financiering van de energietransitie heeft Nederland zich in de EU ingezet om steun te verzamelen voor een Europees fonds voor de binnenvaart. Omdat er in Europa tot op heden echter onvoldoende steun was voor zo’n fonds, heeft IenW de financiering van de energietransitie van de binnenvaart als één van de speerpunten van Nederland benoemd, die Nederland in wil gaan brengen bij de nieuwe Europese Commissie. Verder is er in 2023 onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om de verduurzaming van de binnenvaart te versnellen. Het advies wijst op emissiehandel en de inzet van biobrandstoffen in plaats van accijnsheffing. De CCR heeft in 2023 besloten om als onderdeel van haar werkprogramma een rekenmethode uit te werken die de basis kan vormen voor een emissielabel voor binnenvaartschepen. Nederland betrekt dit besluit bij de doorontwikkeling van het reeds bestaande Nederlandse emissielabel. In 2023 is ook het eerste op waterstof aangedreven binnenvaartschip in de vaart gekomen. Studies van de CCR wijzen uit dat deze techniek essentieel is voor de energietransitie in de binnenvaart, maar dat dit zonder publieke financiering niet van de grond komt. Tot slot is eind 2023 vanuit het Nationaal Groeifonds-voorstel Zero Emission Services de regeling gericht op batterij-elektrisch varen gepubliceerd.

In 2023 zijn forse stappen gezet om te zorgen dat er in Nederland een verbod komt op varend ontgassen. Sinds 2017 wordt in internationaal verband gewerkt aan dit verbod. Onzekerheid over het moment van ratificatie leidde tot de keuze voor nationale implementatie in Nederland vooruitlopend op ratificatie. Alle juridische stappen daartoe zijn in 2023 gezet en invoering van het verbod zal op 1 juli 2024 een feit zijn.

Daarnaast is ook gewerkt aan versnelling van de fasering van het verbod zodat nog meer stoffen zo spoedig mogelijk onder het verbod zullen vallen. In 2023 zijn de juridische procedures in gang gezet. De verwachting is dat in Nederland het verbod in 2024 uitgebreid zal worden.

De basis voor de toekomst van de binnenvaart is neergelegd in de binnenvaartvisie die eind 2022 aan de Kamer is gestuurd. Hierin wordt geconstateerd dat de binnenvaart ‘goud in handen’ heeft maar dat er wel het nodige moet gebeuren om toekomstbestendig te worden. In de Binnenvaartvisie worden vier grote transitiepaden beschreven die moeten leiden tot een toekomstbestendige binnenvaart: energietransitie, toekomstbestendige vaarwegen, ketenoptimalisatie en innovatie (digitalisering). De Binnenvaartvisie is uitgewerkt in de Actieagenda Toekomst Binnenvaart en 24 november 2023 gedeeld met de Kamer. Om de uitwerking van de Actieagenda Toekomst Binnenvaart in goede banen te leiden is het Overlegorgaan Fysieke Leefomgeving verzocht een Binnenvaarttafel te faciliteren.

Verduurzaming zeevaart

In 2023 is voor de verduurzaming van de zeevaart de inzet in de EU, de International Maritime Organisation (IMO) en op nationaal niveau van belang geweest. Net als bij de binnenvaart is er ook over verschillende Europese maatregelen gericht op de zeevaart een akkoord gekomen, als onderdeel van het Fit-For-55 pakket. IenW heeft een start gemaakt met de Nederlandse implementatie van deze op zeevaart gerichte maatregelen, waaronder de wetswijziging die de zeevaart vanaf 1 januari 2024 onder het Emissiehandelssysteem (ETS) brengt. Daarnaast is in 2023 de IMO  klimaatstrategie succesvol herijkt, waardoor de lange termijndoelen voor de zeevaart flink zijn aangescherpt. Nederland heeft zich ingezet voor een klimaatneutrale zeevaart in 2050. In het uiteindelijke akkoord in IMO is opgenomen dat de zeevaart in of rond 2050 klimaatneutraal moet zijn. In vervolg op de herijking van de klimaatstrategie is gestart met het uitwerkingstraject voor mondiale maatregelen die dit lange termijndoel moeten helpen realiseren. Tot slot is in het afgelopen jaar aan de Roadmap Brandstoftransitie gewerkt, waarin wordt ingegaan op de kansen en uitdagingen van de energietransitie in de zeevaart en de rol van Nederlandse publieke en private partijen hierin. In 2023 is het Maritiem Masterplan goedgekeurd door de NGF-commissie. Hiermee kan een grote stap worden gezet in de verduurzaming van Nederlandse schepen. Daarnaast is ook de sectoragenda voor de Maritieme Maakindustrie vastgesteld. Deze twee aanpakken versterken elkaar.

In 2023 is verder gewerkt aan maatregelen die veilig containertransport over zee moeten bevorderen. Zo is besloten de golfhoogte waarbij de kustwacht containerschepen in stormomstandigheden waarschuwt, te verlagen.

Verder werkte IenW in 2023 aan de verplichting van een elektronische inclinometer voor containerschepen; deze meet en registreert nauwkeurig de slingerhoek op containerschepen. Ook is een rapportageverplichting bij het verliezen van containers aan de lokale maritieme autoriteiten vastgelegd in internationale wetgeving. Het verplichtstellen van een track and trace-systeem van containers in internationaal verband is niet gelukt, maar wordt nu verder opgepakt in Europees verband.

Ontwikkeling havengebieden

In lijn met het beleid van de Havennota 2020‒2030 zijn in 2023 NOVEX ontwikkelperspectieven tot stand gekomen voor de verschillende havens van nationaal belang, zoals NOVEX-gebied de Rotterdamse haven, Amsterdam/Noordzeekanaalgebied en North Sea Port District. Met de NOVEX ontwikkelperspectieven spelen Rijk en regio in op de fysiek-ruimtelijke ontwikkeling van de zeehavens, rekening houdend met de verduurzamingsopgaven in en rondom havens voor een schone, veilige en gezonde leefomgeving. De ontwikkelperspectieven voor de verschillende havengebieden zullen een plek krijgen in de nota Ruimte die in 2024 zal verschijnen. Inzet van de NOVEX-gebieden op ruimtelijke ontwikkeling, verduurzaming en op de grondstoffen, energie- en materialentransitie draagt bij aan de ambitie van het havenbeleid om de krachtige positie van de havens in onze delta-economie te behouden en te versterken zodat de toegevoegde waarde, de bijdrage aan het nationale verdienvermogen en de werkgelegenheid van de zee- en binnenhavens ook in een onzekere toekomst behouden blijven. Het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) wordt ingezet op bereikbaarheidsinvesteringen ten behoeve van de havens van nationaal belang, waaronder het realiseren van het basiskwaliteitsniveau op de wegen en vaarwegen . Mainport Rotterdam heeft hierin een bijzondere positie vanwege de economische omvang en schaalgrootte. De inzet van het Rijk op de buisleidingenbundel Delta Rijn Corridor, voor vervoer van waterstof van haven Rotterdam naar Duitsland sluit hier op aan. Vanwege het belang en mogelijke kwetsbaarheid van logistieke goederenstromen is in 2023 sterk ingezet op economische veiligheid, om ongewenste invloeden van buitenlandse mogendheden zoveel als mogelijk te beperken. In de EU wordt gepleit voor totstandkoming van een Europese havenstrategie, mede om daarmee het gelijke speelveld en de concurrentiepositie tussen Europese zeehavens te kunnen bewaken.

Digitalisering

Met de uitvoering van de in 2019 naar de Tweede Kamer gestuurde Goederenvervoeragenda investeert IenW in de realisatie van een volledig geïntegreerd multimodaal transportsysteem. Parallel voert IenW de Digitale Transport Strategie (DTS) uit. Daarbij vervult IenW een pro-actieve regierol op de realisatie van versnelling in de benodigde digitalisering van de informatie-uitwisseling in goederenvervoer en logistiek. In 2023 zijn hiervoor de eerste componenten van een basis data infrastructuur (BDI) ontwikkeld. Ook is begin 2023 de uitvoering van het Nationaal Groeifondsvoorstel Digitale Infrastructuur Logistiek gestart. Dit programma bevat een gerichte aanpak op de versnelde doorontwikkeling en toepassing van de BDI en de verhoging van de benodigde digitale volwassenheid in met name het MKB in de logistieke keten. De DTS bevat ook twee implementaties van EU-verordeningen voor papierloos transport (eFTI) en een maritiem single window (EMSWe). Vanwege vertraging bij het opstellen van de IT specificaties van de eFTI verordening door de Europese Commissie is de nationale implementatietermijn verschoven naar 2026.

Modal shift stimuleringsprogramma

In 2023 hebben we belangrijke stappen gezet bij het realiseren van een betere multimodale benutting van de infrastructuur. Bij het modal shift stimuleringsprogramma zijn eerder dan verwacht voldoende projecten geïdentificeerd om de doelstelling te kunnen realiseren van jaarlijks 441.000 containertransporten van de weg af. Op de corridor Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen e.v. (corridor Zuid) is bovendien een samenwerking gestart met de betrokken provincies en havenbedrijven om het goederenvervoer en de ruimtelijke-economische betekenis hiervan te versterken. Hierbij zijn ook zijn contacten gelegd met de overheden en havens in Vlaanderen om de grensoverschrijdende samenwerking tot stand te brengen. Verder zijn in rijksverband en samen met provincies en bedrijfsleven stappen gezet om in de toekomst binnen de Delta-Rijn corridor transporten van gevaarlijke stoffen via buizen veilig te laten plaatsvinden. In het Topsector Logistiekprogramma 2020-2023 zijn tot slot meer dan 1500 bedrijven aan de slag gegaan met het inzichtelijk maken van hun CO2 uitstoot en is de toegevoegde waarde van ketenregie-activiteiten aan het BBP nominaal gegroeid van € 15,4 miljard in 2015 naar € 18,7 miljard in 2023

Veiligheid

Vanuit de wens om de maritieme veiligheid structureel beter te borgen door een risicogestuurde aanpak, is in november 2020 het Beleidskader maritieme veiligheid naar de Tweede Kamer verzonden (Kamerstukken II 2019-2020, 31 409, nr. 307). Dit beleidskader omvat zowel de nautische veiligheid (safety) als maritieme security en bevat onder meer een doelstelling en een aantal acties die komende jaren zullen worden opgepakt. In de nota Ongevalscijfers scheepvaart 2022 (Kamerstukken II 2023, 31409, nr. 409) is opgenomen dat ook voor de security op de Noordzee een aantal acties in het Beleidskader maritieme veiligheid is benoemd. De meeste van deze acties zijn inmiddels in gang gezet met behulp van de VNAC gelden om de cyberweerbaarheid binnen de maritieme sector gericht te vergroten en planmatig vorm te geven.

Naar aanleiding van de incidenten bij Nordstream 1 en 2 is in het voorjaar van 2023 onder coördinatie van de minister van IenW het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) opgericht. Het programma heeft als doel het toekomstbestendig beschermen van de beschikbaarheid, continuïteit, vertrouwelijkheid en integriteit van de Noordzee-infrastructuur ten behoeve van de nationale veiligheid («Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur» Kamerstuk 33 450, nr. 118).

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 52 Budgettaire gevolgen van beleid art. 18 Scheepvaart en Havens (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

35.641

85.477

42.649

115.084

47.518

115.127

‒ 67.609

1

         

Uitgaven

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

 
         

1 Scheepvaart en havens

57.139

81.021

32.381

55.423

75.267

130.251

‒ 54.984

 

Opdrachten

19.452

20.759

12.728

12.816

22.776

28.195

‒ 5.419

2

Caribisch Nederland

797

45

61

0

0

100

‒ 100

 

Topsector Logistiek

15.778

14.968

6.448

8.784

10.981

9.096

1.885

 

NGF Project - Digitale Infrastructuur Logistiek

0

0

0

647

8.203

13.868

‒ 5.665

 

Overige Opdrachten

2.877

5.746

6.219

3.385

3.592

5.131

‒ 1.539

 

Subsidies

5.756

7.785

15.990

37.681

45.441

94.910

‒ 49.469

3

NGF Project - Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch

0

0

0

9.500

9.900

15.600

‒ 5.700

 

Innovatieve Duurzame Binnenvaart

0

0

10.444

18.364

21.456

13.330

8.126

 

Walstroom

    

11.346

62.900

‒ 51.554

 

Topsector Logistiek

4.189

1.764

0

4.000

2.585

3.000

‒ 415

 

Stimulering elektrisch varen

0

5.440

4.000

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

1.567

581

1.546

5.817

154

80

74

 

Bijdragen aan agentschappen

1.608

1.667

1.859

3.253

4.051

2.465

1.586

 

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.498

1.417

1.392

2.465

2.810

2.465

345

 

Waarvan bijdrage aan RVO

110

250

467

778

0

0

0

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

0

10

1.241

0

1.241

 

Bijdragen aan medeoverheden

28.701

49.343

35

0

0

3.000

‒ 3.000

4

Bijdrage gemeente Tilburg

0

4.750

0

0

0

0

0

 

Bijdrage provincie Noord-Holland

0

27.638

0

0

0

0

0

 

Bijdragen Caribisch Nederland

28.701

16.714

35

0

0

3.000

‒ 3.000

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

241

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

1.622

1.467

1.525

1.565

2.652

1.581

1.071

 

Waarvan bijdrage aan CCR/IMO (HGIS)

1.123

967

1.025

548

594

550

44

 

Waarvan overige bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

499

500

500

1.017

2.058

1.031

1.027

 

Bijdragen ZBO's/RWT's

0

0

244

108

347

100

247

 
         

Ontvangsten

427

643

738

495

620

0

620

 

F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere realisatie van het verplichtingenbudget van per saldo € - 67,6 miljoen is het gevolg van:

    • Een verlaging van het verplichtingenbudget voor de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2022-2023 en de nog te publiceren tijdelijke subsidieregeling walstroom klimaat waarvoor in totaal ‒ € 36,9 miljoen naar latere jaren is geschoven. Dit als gevolg van een lagere interesse in de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen en een vertraging bij de voorbereidende werkzaamheden van de walstroomregeling klimaat.

    • Een verlaging van het verplichtingenbudget voor een betere aansluiting op de uitvoering van de Nationaal Groeifonds projecten Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch (- € 15,6 miljoen) en Digitale Infrastructuur en Logistiek (- € 13,7 miljoen).

    • Een verlaging van de verplichtingen als gevolg van een vertraging in het verkrijgen van benodigde vergunningen voor de wederopbouw van de haven op Saba (- € 3,0 miljoen).

    • Een verlaging van de verplichtingen voor de uitvoering van diverse subsidieregelingen door RVO (- € 7,9 miljoen).

    • Een hogere realisatie van het verplichtingenbudget van in totaal € 9,7 miljoen, met name als gevolg van ontvangen budget uit de aanvullende post (€ 8,0 miljoen) en budget dat doorgeschoven is vanuit het voorgaande jaar (€ 1,7 miljoen) voor de tijdelijke subsidieregeling binnenvaartschepen 2021-2026.

    • Het resterende saldo wordt verklaard door diverse kleinere mutaties (- € 0,2 miljoen)

  • 8. De lagere realisatie van het opdrachtenbudget (- € 5,4 miljoen) is met name het gevolg van een lagere realisatie op het Nationaal Groeifonds project Digitale Infrastructuur en Logistiek (- € 5,7 miljoen). Via het Nationaal Groeifonds wordt dit budget beschikbaar gesteld in latere jaren. Ook zijn er lagere uitgaven gerealiseerd op diverse opdrachten op het gebied van zeevaart en zeehavens van ‒ € 1,5 miljoen. Daarnaast heeft een overboeking van het MF naar HXII plaatsgevonden voor het uitvoeren van opdrachten voor de Topsector Logistiek (€ 1,8 miljoen).

  • 9. De lagere realisatie van het subsidiebudget (- € 49,5 miljoen) betreft met name een lagere realisatie op de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2022-2023 en de nog te publiceren tijdelijke subsidieregeling walstroom klimaat (- € 51,2 miljoen). Het kasritme is bijgesteld vanwege lagere interesse in de tijdelijke subsidieregeling walstroom zeeschepen 2022-2023 (stikstof) en een vertraging bij het opstellen van de subsidieregeling Walstroom klimaat. Daarnaast is er vertraging opgetreden in de uitvoering en publicatie van een subsidieregeling voor Nationaal Groeifonds project Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch (- € 5,7 miljoen). Hiertegenover staat een hogere realisatie van het kasbudget van € 8,1 miljoen voor de tijdelijke subsidieregeling binnenvaartschepen 2021-2026, wat met name het gevolg is van ontvangen budget uit de Aanvullende Post. Het resterende saldo van ‒ € 0,7 miljoen wordt verklaard door diverse kleinere mutaties.

  • 10. De lagere realisatie is een gevolg op de bijdrage voor medeoverheden ontstaat door een vertraging bij de werkzaamheden voor wederopbouw van de haven op Saba (- € 3,0 miljoen).

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Scheepvaart en Havens (€ 75,3 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 22,8 miljoen)

    • Topsector Logistiek (€ 11,0 miljoen). Voor de Topsector Logistiek zijn opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek. In 2023 werd in totaal voor € 11,0 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd. De activiteiten richten zich op het bereiken van een sterk concurrerende en emissieloze logistiek en hebben betrekking op de volgende drie toepassings-gebieden: stadslogistiek, supply chains en corridors en knooppunten. Het programma Topsector Logistiek 2020-2023 is hiermee afgerond. Een resultatenboek met de resultaten van zowel de opdrachten als de subsidies is gepubliceerd: Voorpagina - Resultatenboek 2023 (topsectorlogistiek.nl).

    • NGF-Project: Digitale Infrastructuur Logistiek (DIL) (€ 8,2 miljoen). In april 2022 is door het Nationaal Groeifonds € 51,1 miljoen beschikbaar gesteld voor de verbetering en versnelde adoptie van een basis data infrastructuur voor goederenvervoer en logistiek. In 2023 is in het programma DIL een bedrag van € 8,2 miljoen uitgegeven.

    • Overige opdrachten (€ 3,6 miljoen). Het grootste deel bestaat uit Opdrachten Zeehavens / Zeevaart (€ 1,7 miljoen) en opdrachten DTS (€ 1,1 miljoen). Voor de uitvoering van de Digitale Transport Strategie is budget beschikbaar voor de implementatie van twee EU-verordeningen, de realisatie van de Basis Data Infra- structuur en de adoptie en opschaling van innovaties op de Goederenvervoercorridors. Het resterende budget ( 0,8 miljoen) is besteed aan diverse opdrachten voor vernieuwing, verduurzaming en verbeteren van de veiligheid van de binnenvaart is het benodigde budget begroot.

  • 5. Subsidies (€ 45,4 miljoen)

    • Nationaal Groeifonds: Zero Emissie Binnenvaart batterij elektrisch (€ 9,9 miljoen). In 2023 is de gestart met de tijdelijke subsidieregeling elektrificatie binnenvaartschepen 2023-2027. In 2023 zijn nog geen subsidies verstrekt. De regeling is in december 2023 gepubliceerd. Daarnaast is in 2023 een subsidieverstrekking gedaan ten behoeve van aanleg laadstations en aankoop batterijcontainers.

    • Verduurzaming binnenvaartschepen (€ 21,5 miljoen). In 2023 is binnen deze regeling € 17,0 miljoen aan motorvervanging gesubsidieerd en € 4,5 miljoen aan de aanschaf en installatie van SCR-katalysatoren (in combinatie met een roetfilter).

    • Walstroom (€ 11,3 miljoen). 2023 was het laatste jaar van de tijdelijke subsidieregeling walstroom voor zeeschepen ten behoeve van de stikstofopgave. In 2022 en 2023 hebben in totaal 17 grotere en kleinere walstroomprojecten subsidie ontvangen in North Seaport, Rotterdam, Vlaardingen, Schiedam, IJmuiden, Amsterdam en Den Helder. Er is in 2023 € 11,3 miljoen aan deze subsidie uitgegeven.

    • Topsector Logistiek ( 2,6 miljoen). Met de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek Topsector Logistiek 2022-2026 wordt onderzoek gesubsidieerd dat bijdraagt aan de transitie naar duurzame, concurrerende en veilige logistieke ketens en goederenvervoer als onderdeel van de Gezamenlijke Ambitie, Logistiek en goederenvervoer in 2050: concurrerend, duurzaam en veilig (Deel A) en de emissiereductie in de bouw door de ontwikkeling van effectieve bouwlogistieke ketens, de ontwikkeling van verdere digitalisering, of ketenregieactiviteiten als onderdeel van de aanpak Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB) (Deel B). Hiervoor was in 2023 3 miljoen respectievelijk € 5,5 miljoen beschikbaar.

    • Overige susbsidies (€ 0,2 miljoen). € 0,1 miljoen heeft betrekking op de verlening van een subsidie voor de voortzetting van de Basisvisierecreatietoervaartnet (BRTN) aan Stichting Waterrecreatie Nederland. Daarnaast is in 2023 door het IenW een subsidie van € 50.000 verstrekt aan de Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN). De subsidie is bedoeld voor de ontwikkeling van een CEN (en hopelijk ook ISO) norm voor de bunkeraansluiting van methanol in de binnenvaart. Het gaat om een traject met een looptijd van 3 jaar en het bedrag dekt het ontbrekende deel van de financiering.

  • 11. Bijdragen aan agentschappen (€ 4,1 miljoen). Betreft met name bijdragen aan RWS. In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd

  • 12. Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 2,7 miljoen).Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland € 0,6 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en € 0,5 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan het European Inland Waterway Transport (IWT) platform € 0,4 miljoen, de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol verschuldigd. Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de gelden uit het reservefonds het European Inland Waterway Transport (IWT)-platform opgericht.In 2023 is een bijdrage van € 1,1 miljoen verstrekt aan het International Oil Pollution Compensation Funds (IOPC Fonds). Het IOPC Fonds is een internationaal schadefonds voor ongevallen met olietankers ondergebracht bij de International Maritime Organisation. Het fonds wordt bekostigd door bedrijven in deze sector. Door faillissement van een aantal bedrijven dient de Staat de daardoor niet betaalde bijdrage te compenseren aan het fonds.

  • 13. Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,3 miljoen). Voor het uitvoeren van een wettelijke taak Nationaal Register, uitvoering van de Single Point of Contact, is € 0,2 miljoen aan de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB) beschikbaar gesteld. Verder is € 0,1 miljoen aan het CBR uitgegeven voor het doen van diverse uitvoeringstoetsen voor beroepskwalificaties van onder meer examens in het engels.

H. Extracomptabele verwijzingen
Tabel 53 Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdsdtuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds

1.260.237

 

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet

98.156

 

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet

1.358.393

Waarvan

  

15.01

Verkeersmanagement

9.856

15.02

Beheer onderhoud en vervanging

457.760

15.03

Aanleg

323.901

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

131.564

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

435.312

15.07

Investeringsruimte

0

Tabel 54 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2023

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds

637

 

Andere ontvangsten van artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

 
 

Totale uitgaven op artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

637

Waarvan

  

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

637

4.7 Artikel 19 Internationaal beleid

A. Algemene doelstelling

Internationaal samenwerken om klimaatweerbaarheid, circulaire economie en slimme en duurzame mobiliteit te realiseren.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 55 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.19
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

54.909

69.771

70.348

15.680

9.727

10.955

‒ 1.228

        

Uitgaven

55.891

68.125

73.422

11.452

11.009

11.377

‒ 368

        

2 Internationaal beleid coördinatie en samenwerking

55.891

68.125

73.422

11.451

11.009

11.377

‒ 368

        

Ontvangsten

5.780

2.811

1.868

1.960

729

0

729

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Internationaal beleid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 56 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

De Minister van IenW ontplooit diverse activiteiten om de nationale doelen te bereiken door verbinding met internationale activiteiten.- Het onderhouden van een netwerk met landen, EU-instellingen en mondiale organisaties, denktanks en non-gouvernementele organisaties.- Ter ondersteuning van beleidsontwikkeling neemt IenW deel aan diverse bilaterale en multilaterale overleggen (formeel en informeel) gericht op de totstandkoming van coalities met gelijkgezinde landen.- Samen met andere staten en actoren bevorderen van concrete internationale samenwerking en activiteiten in internationale multi-stakeholderpartnerschappen

Regisseren

De Minister van IenW bepaalt de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale transport- en milieubeleid.- De uitvoering van de relevante SDG's uit de 2030 Agenda voor duurzame ontwikkeling.- De regie op de internationale aspecten van het IenW-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia.- Het opstellen en uitdragen van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving.- De nationale en Europese beleidscoördinatie op het gebied van satellietnavigatie en de IenW-inzet op het gebruik van satellietdata en satellietnavigatie.Het internationale IenW-beleid vindt niet alleen zijn grondslag in dit beleidsartikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenW zijn bij de betreffende artikelen vermeld.

(doen) uitvoeren

IenW heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het gaat hier om een aantal uitvoerende taken in het kader van de Europese programma’s Horizon Europe, Connecting Europe Facility (CEF), Trans European Transport Network (TENT), Interreg en LIFE.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

De IenW-ambities kunnen door de hoge mate van verwevenheid met de internationale arena alleen maar effectief worden gerealiseerd in internationaal verband. Dit is niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Het opnemen van kwantitatieve meetbare indicatoren gerelateerd aan het te realiseren doel is in dit verband zelden relevant of toepasselijk. Waar mogelijk zijn deze opgenomen bij de diverse beleidsartikelen.

D. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van het artikel 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal.

De belangrijkste wijzigingen op het terrein van internationaal beleid worden beschreven in de beleidsagenda. De internationale taken van IenW zijn bij verschillende dienstonderdelen belegd en worden op diverse beleidsartikelen gepresenteerd en verantwoord.

Het uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren het afgelopen jaar conform de verwachtingen zoals opgenomen in de begroting 2023.

Circulaire economie

Nederland blijft de urgentie van de transitie naar een circulaire economie (CE) actief uitdragen in het buitenland. In de Europese Unie werd ingezet op ambitieuze regelgeving (zoals de Packaging and Packaging Waste regulation (PPPW), Green Claims). De WCEF2023 in Helsinki werd gebruikt om bijzondere aandacht te schenken aan de potentie van regionale samenwerking in de circulaire economie (bv. Noordelijke provincies presenteerden zich daar) en om financiering voor circulariteit te bevorderen. Daar hebben de multilaterale banken, zoals de Wereldbank en de European Investment Bank op hoog niveau aan de staatssecretaris hun commitment uitgesproken om in hun interne leen- en investeringsbeleid circulariteit te ontwikkelen, waarbij zij de ontwikkelde Roadmap hebben omarmd. Ook de belangrijke positie van jongeren in het CE-beleid werd over het voetlicht gebracht, samen met de Jonge Klimaatbeweging. In het najaar vonden de onderhandelingen voor een nieuw plasticsverdrag plaats (INC-3) plaats, waar Nederland een actieve rol speelde. Dat gold ook voor de klimaatconferentie COP28 (Dubai, november) en de G20 (India, augustus). Bilaterale contacten werden aangehaald, door uitgaande bezoeken aan Indonesië, de VS en China, maar ook door inkomende missies te faciliteren, zoals die uit Japan, China en Slovenië.

Klimaat

In navolging van de Climate Adaptation Summit (januari 2021) en de VN Waterconferentie (maart 2023) heeft Nederland ook in 2023 bilateraal, multilateraal en in Europese context bijgedragen aan het stimuleren van de weerbaarheid van mensen en ecosystemen tegen de gevolgen van klimaatverandering. Het versterken van de uitvoering van een robuuste nationale adaptatiecyclus staat hierbij centraal. Daarom werkt Nederland aan het aanscherpen van internationale ambities en afspraken op het gebied van klimaatadaptatie. In 2023 droeg Nederland actief bij de adoptie van een ambitieus mondiaal framework voor klimaatadaptatie (aangenomen tijdens COP28) met als doel adaptatie actie en monitoring wereldwijd te verbeteren middels doelen die nationale adaptatieprocessen versterken en sectorale inzet, zoals integraal water management, ecosystemen (nature-based solutions), voedselzekerheid en gezondheid. Nederland zet actief in deze doelstellingen ook te koppelen aan de Europese en bilaterale inzet.

Verduurzaming van transport

Op het gebied van duurzame en slimme mobiliteit heeft Nederland bijgedragen aan wereldwijde ambitie en actie voor verduurzaming van transport. Dit wordt gedaan in VN-verband (de Inland Transport Committee en de mondiale mitigatiedialoog onder UNFCCC) en via platforms zoals het International Transport Forum en in EU-verband (TEN-T/CEF). Speerpunten daarbij waren onder meer het bevorderen van actieve mobiliteit, verduurzaming van vrachtvoertuigen, tijdige uitrol van duurzame energie-infrastructuur voor multimodaal transport, en een verantwoorde introductie van geautomatiseerde voertuigen. Daarnaast heeft het ministerie van IenW samen met het bedrijfsleven de Nederlandse kennis en technologie uitgedragen in het buitenland, om ons verdienvermogen voor de toekomst te versterken en bij te dragen aan het opschalen van goede voorbeelden.

EU Green Deal

Op het Europese vlak is de inzet met name gericht geweest op de beoordeling van en de onderhandelingen over de verschillende voorstellen voortkomend uit de Green Deal waar onder uitwerking van de nul-verontreinigingsambitie, het actieplan over een circulaire economie, de biodiversiteitsstrategie en bodemstrategie. Tenslotte zijn de onderhandelingen over het Fit-for-55 pakket afgerond en is gestart met de implementatie hiervan. Daar waar mogelijk is dit opgenomen onder de relevante beleidsartikelen en in het beleidsverslag.

Ruimtevaart- en satellietdata

IenW is nationaal beleidsverantwoordelijk voor het onderwerp plaats- en tijdsbepaling door middel van satellieten en het gebruik van aardobservatiedata afkomstig van satellieten. In 2023 is de follow-up ter hand genomen van een onderzoek naar de kwetsbaarheid en risico’s bij de uitval of verstoring van satellietnavigatie binnen vitale publieke en private processen (IKUS II). Ook leverde IenW de Nederlandse bijdrage aan het Europese Galileo satellietnavigatiesysteem (GNSS) onder andere met de werkzaamheden voor invoering van de overheidsdienst (publiek gereguleerde dienst, PRS) in Nederland en de start van de bouw van een Galileo Sensor Station (GSS) op Bonaire, een tastbare bijdrage aan de grondinfrastructuur van Galileo. Tot slot is er een toenemend belang in het gebruik van aardobservatiedata als ondersteuning van de belangrijke transitie-opgaves uit het coalitieakkoord zoals klimaat en energie, verduurzaming, digitalisering en de ontwikkeling van sleuteltechnologieën. Ook de Europese Commissie is in 2023 sterker gaan sturen op het gebruiken van aardobservatiedata, mede terug te zien in wetgevende voorstellen en voorwaarden voor deelname in programma’s onder Horizon Europe.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 57 Budgettaire gevolgen van beleid art. 19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 
         

Verplichtingen

54.909

69.771

70.348

15.680

9.727

10.955

‒ 1.228

1

         

Uitgaven

55.891

68.125

73.422

11.452

11.009

11.377

‒ 368

 
         

1 Tegengaan klimaatverandering

0

0

0

0

0

0

0

 

Opdrachten

0

0

0

0

0

0

0

 

Subsidies

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan NEa

0

0

0

0

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan KNMI

0

0

0

0

0

0

0

 

- Waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

 
         

2 Internationaal beleid coördinatie en samenwerking

55.891

68.125

73.422

11.451

11.009

11.377

‒ 368

 

Opdrachten

5.324

9.009

6.733

2.692

3.435

4.613

‒ 1.178

2

Uitvoering Interreg

    

280

543

‒ 263

 

Uitvoering HGIS

1.722

2.543

2.011

574

536

1.408

‒ 872

 

Uitvoering niet-HGIS

3.441

6.357

3.803

607

1.988

814

1.174

 

DGMI algemene opdrachten

0

0

364

382

0

0

0

 

Overige Opdrachten

161

109

556

1.129

631

1.848

‒ 1.217

 

Subsidies

292

465

301

1.016

783

1.692

‒ 909

 

Interreg

237

435

35

991

755

1.622

‒ 867

 

Overige Subsidies

55

30

266

25

28

70

‒ 42

 

Bijdragen aan agentschappen

46.155

50.865

59.698

2.574

2.828

2.278

550

 

Waarvan bijdrage aan RIVM

34.714

39.394

46.275

241

141

0

141

 

Waarvan bijdrage aan RVO

11.029

11.145

13.022

1.911

2.043

1.880

163

 

Waarvan bijdrage aan KNMI

75

0

0

0

0

0

0

 

Waarvan bijdrage aan RWS

337

326

401

422

644

398

246

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

4.120

5.136

4.740

4.670

3.563

2.394

1.169

3

Waarvan bijdragen HGIS

0

0

0

2.415

2.963

2.194

769

 

Waarvan bijdragen niet-HGIS

0

0

0

2.255

600

200

400

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

100

0

0

0

 

Bekostiging

0

2.650

1.950

400

400

400

0

 
         

Ontvangsten

5.780

2.811

1.868

1.960

729

0

729

 
F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere verplichtingenrealisatie van - € 1,2 miljoen is het gevolg van afwikkeling van in vorige jaren aangegane opdrachten waardoor er verplichtingenruimte is vrijgevallen (- € 3,0 miljoen). Daarnaast heeft er ook een verplichtingenschuif plaatsgevonden van de jaren 2024, 2025 en 2026 naar 2023 voor de uitvoeringskosten van het programma Interreg (€ 0,9 miljoen). Het restant van de saldo wordt verklaard door kleinere mutaties (€ 0,9 miljoen).

  • 2. De lagere uitgaven aan opdrachten is het gevolg van een herschikking binnen dit artikel waarbij € 1,2 miljoen is overgeboekt naar het financieel instrument bijdragen aan internationale organisaties voor de toekenning van een aantal incidentele internationale bijdragen (zie ad. 3).

  • 3. De hogere uitgaven aan bijdragen aan (inter-)nationale organisaties van € 1,2 miljoen is het gevolg van de toekenning van een aantal incidentele internationale bijdragen. Zie hiervoor tabel 57 internationale bijdragen. Budget hiervoor is beschikbaar gesteld vanuit het opdrachtenbudget op dit artikel (zie ad. 2).

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

2. Internationaal beleid coördinatie en samenwerking (€ 11,0 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Opdrachten (€ 3,4 miljoen)

    • Uitvoering Interreg (€ 0,3 miljoen). Dit betreft de opdracht aan RVO voor de uitvoering van de subsidieregelingen Interreg.

    • Uitvoering HGIS (€ 0,5 miljoen). In 2023 zijn uitgaven gedaan op het beleidsterrein ruimtevaart en satelliet data. Het betreft onder andere de jaarlijkse gebruiksvergoeding van het Galileo Reference Centre te Noordwijk en overige partijen geleverde diensten ter ondersteuning van de uitvoering van het ruimtebeleid van IenW. 

    • Uitvoering niet HGIS (€ 2,0 miljoen). In 2023 zijn uitgaven gedaan op het beleidsterrein ruimtevaart en satelliet data. Het betreft onder andere de door het Nederlands Space Office (NSO) en overige partijen geleverde diensten ter ondersteuning van de uitvoering van het ruimtebeleid van IenW. Ook zijn er opdrachten verstrekt voor de inrichting van een autoriteit ter regulering van het gebruik van beveiligde satellietsignalen voor externe partners. Hiernaast zijn uitgaven gedaan voor de transitie naar een slimme en duurzame mobiliteit waaronder de verduurzaming van EU-top corridors.

    • Overige opdrachten (€ 0,6 miljoen). In 2023 zijn uitgaven gedaan ten behoeve van de uitvoering van het programma Interreg VI (programma periode 2021-2027). Het gaat hierbij om de verplichte kosten voor de technische bijstand van de EU-secretariaten die de lidstaten ondersteunen bij de uitvoering van het programma. Voorts zijn er middelen ingezet ten behoeve van het nieuw op te stellen Nationaal Milieu Programma. Het gaat hierbij o.a. om uitgaven voor de evaluatie van eerdere nationale milieubeleidsplannen en een participatietraject met burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Daarnaast zijn er middelen ingezet voor RIVM, RVO en RWS inzake diverse Europese programma's en het Nationaal Milieu Programma.

  • 6. Subsidies (€ 0,78 miljoen):

    • Interreg (€ 0,75 miljoen). In 2023 zijn voor de Europese subsidieregelingen Interreg V en Interreg VI subsidies verstrekt aan de Nederlandse partners. De uitvoering van de regelingen ligt bij RVO.

    • Overige subsidies (€ 0,03 miljoen). In 2023 is een incidentele subsidie toegekend aan de Jongeren Milieuraad voor de Nudge Global Impact Challenge.

  • 9. Bijdragen aan agentschappen (€ 2,8 miljoen).

    • Rijkswaterstaat (€ 0,6 miljoen). RWS heeft in 2023 werkzaamheden uitgevoerd voor de Wet bescherming Antarctica (vergunningenbeleid). Daarnaast zijn middelen toegekend voor ondersteunende activiteiten in het kader van het internationale beleid en grensoverschrijdende samenwerking, waaronder Horizon Europe en het UNEP Tienjarig kaderprogramma voor duurzame consumptie en productie (10YFP SCP). Ook zijn er middelen ingezet voor het Nationaal Milieu Programma.

    • Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (€ 2,0 miljoen). IenW heeft in 2023 een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Het gaat hierbij om de uitvoering van de Europese subsidieregelingen Interreg en LIFE . Daarnaast heeft RVO ondersteuning geleverd bij de uitvoering van diverse Europese programma’s waaronder Horizon Europe, Connecting Europe Facility (CEF) en het Trans European Network (TEN-T).

    • RIVM (€ 0,2 miljoen). IenW heeft in 2023 een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). De middelen zijn ingezet voor beleid onderbouwend onderzoek voor het opstellen van het Nationaal Milieu Programma (NMP).Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 3,5 miljoen).

  • 13. Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (3,6 miljoen). Op grond van internationale verdragen, internationale afspraken, contributieverplichtingen en aanvragen, zijn aan diverse internationale organisaties bijdragen toegekend in 2023. De bijdragen van € 0,1 miljoen of meer zijn kort toegelicht in onderstaand tabel.

Tabel 58 Internationale bijdragen

Organisatie

Toelichting

Bedrag x € 1.000

UNEP

Bijdrage 2023 aan het United Nations Environment Programme Environment Fund

615

GCA

Bijdrage voor het opzetten van een rapportagetools over adaptatie, het state and Trends on Adaptation, alsmede het ontwikkelen van een online Kennisplatform. Genoemde zaken dragen bij aan de gestelde doelen van IenW op het gebied van internationale klimaatadaptatie, zoals het verbinden van kennis en creëren van een brede wetenschappelijke basis voor adaptatie.

320

UNEP

Bijdrage aan de UNEP voor het nieuwe raamwerk chemicalienbeheer (Global Framework) dat tijdens de ICCM5 (International Conference on Chemical Management) in Bonn is vastgesteld.

200

WRI

Bijdrage aan WRI voor het Platform for Accelerating the Circular Economy (PACE). PACE wordt gezien als belangrijke partner om wereldwijdpublieke en private partijen samen te brengen om zo de transitie naar een circulaire economie op diverse gebieden te versnellen.

200

ITF

Bijdrage aan het International Transport Forum (ITF), een intergouvernementele mondiale organisatie van 62 lidstaten waar alle transportmodaliteiten aan bod komen. Deze denktank voor transport beleid organiseert jaarlijks een bijeenkomst over ontwikkelingen zoals verduurzaming.

161

SITRA

Bijdrage aan SITRA in het kader van het World Circular Economy Forum 2024 (Brussel). Deze bijdrage behoudt en vergroot de NLse rol als een invloedrijke strategischepartner in de organisatie van het WCEF. Het forum biedt de kans NL beleidsdoelen dichterbij te halen, EU-beleid te beïnvloeden en de mondiale positie vast te houden en te benutten.

150

IMO

Bijdrage aan het International Maritime Organization (IMO) Green Voyage, een project gericht op kennisopbouw bij nieuwetoetreders op IMO-instrumenten die duurzaamheid (in dit geval duurzaam varen)ondersteunen. Daarnaast wordt gewerkt aan een database die groeneinitiatieven moet koppelen aan implementatiepartners om zodoende zo veilig en milieuvriendelijk te maken.

100

OECD

Bijdrage aan de OECD voor de Global EnvironmentOutlook (GEO) die de kosteneffectiviteit van maatregelen in beeld brengt die landen nemen in de aanpak van de drie planetaire crisies.

100

UNEP

Bijdrage aan de UNEP voor de versnelling van klimaatadaptatie wereldwijd. UNEP is een belangrijke partner in het versnellen van adaptatie o.a. middels het Adaptation Gap Report, het Global Adaptation Network en ondersteuning bij concrete projecten. Deze financiële bijdrage is bedoeld voor het versterken van de implementatie van adaptatiemaatregelen waarbij de dwarsverbanden met natuur & water worden meegenomen.

100

IRP

Bijdrage aan het International Resource Panel dat overheden adviseert over duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen. Nederland bepleit daarbij dat het IRP meer werk maakt van het geschikt maken van mondiale datasets en regionale analyses. De bijdrage stelt het IRP in staat de kwaliteit van rapporten en adviezen te verbeteren en waar mogelijk te regionaliseren. Daarmee kunnen toekomstige analyses zowel mondiale als regionale doelen voor de transitie naar een circulaire economie dienen.

100

UNEP

Bijdrage aan de UNEP in het kader van Global Environmental Outlook (GEO) om de kwaliteit van monitoring, datamanagement en vertaling van wetenschappelijke data naar beleidsinformatie in verschillende VN-(sub)regio’s waaonder Afrika te versterken.

100

UNEP

Bijdrage aan de UNEP voor het nieuw te vormen science-policy panel voor chemicaliën, afval en vervuiling. Het nieuwe panel is een cruciale aanvulling op de al bestaande panels voor klimaat (IPCC) en biodiversiteit (IPBES) en zal de wetenschappelijke basis voor beleid verder versterken

100

SITRA

Bijdrage aan SITRA het Finse innovatiefonds in het kader van WCEF 2023. Het jaarlijkse World Circular Economy Forum is het wereldpodium voor circulaireeconomie waar Nederland als voorloper gezien wil worden.Met deze bijdrage kunnen extra activiteiten worden georganiseerd, en kan de deelnamevan niet-Europese deelnemers worden vergemakkelijkt.

100

UNEP

Bijdrage aan het Speciale Programma (SP) van UNEP. Dit programma is bedoeld voor institutionele versterking van ontwikkelingslanden en landen in transitie voor de implementatie van de chemicaliën- en afvalverdragen alsmede de strategische aanpak voor het international beheer van chemicaliën.

100

China Council for International Cooperation and Development

Nederland neemt (op uitnodiging van China) deel aan deze adviesraad op hoog niveau op het gebied van duurzame ontwikkeling. De contributies worden gebruikt voor het laten doen van studies. Nederland heeft veel ervaring en kennis op het voor China relevante thema vergroening en brengt dit thema met deze bijdrage onder de aandacht.

100

Diverse organisaties

Bijdragen van minder dan € 0,1 miljoen.

1.017

Totaal

 

3.563

5. Bekostiging (€ 0,4 miljoen).

In 2023 is de eindafrekening voldaan inzake een in 2021 toegekende bijdrage aan Stichting Global Commision on Adaptation (GCA) in het kader van de rol die de stichting vervuld als adaptatie kennisinstituut bij de uitvoering van kabinetsbeleid met betrekking tot versnelling en monitoring van de Klimaatadaptatie actieagenda.

6. Ontvangsten (€ 0,7 miljoen)

In 2023 is een bedrag van € 0,4 miljoen ontvangen (EU subsidie) voor het programma Trans European Transport Network (Ten-T). Daarnaast is € 0,3 miljoen ontvangen van RVO naar aanleiding van de eindafrekening over 2022. De werkelijke uitgaven zijn lager uitgevallen dan de verleende voorschotten.

4.8 Artikel 20 Lucht en Geluid

A. Algemene doelstelling

Het bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 59 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.20
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

32.038

31.647

34.247

51.204

69.552

52.142

17.410

        

Uitgaven

36.862

34.056

30.712

55.722

59.611

54.838

4.773

        

1 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

36.862

34.056

30.712

55.723

59.611

54.838

4.773

        

Ontvangsten

2.136

1.891

2.038

368

2.072

0

2.072

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij lucht en geluid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 60 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om het Schone Lucht Akkoord, de monitoring van nationale omgevingswaarden, en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen;een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om zo te komen tot een vermindering van gezondheidsrisico’s door luchtverontreiniging. Hiermee werkt het kabinet – conform het advies van de Gezondheidsraad – toe naar de advieswaarden van de Wereldgezondheidsorganisatie in 2030.Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Inspectie Leefomgeving en Transport).

Regisseren

Inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Specifieker:- Stimuleren gezonde leefomgeving door vermindering luchtverontreinigende emissies en het voorkomen en verminderen van geluidhinder. Coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en (zo nodig) de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s- Ondersteuning gemeenten en provincies bij het toezicht op de naleving van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaande beleidsinformatie voor Lucht en Geluid geeft inzicht in de voortgang van het beleid gericht op het verbeteren van de luchtkwaliteit en het beperken van geluidhinder.

In aanvulling op onderstaande gegevens wordt jaarlijks de monitoringsrapportage Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) aan de Tweede Kamer worden aangeboden. Deze informatie is beschikbaar op Kenniscentrum InfoMil.

Tot aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet (1 januari 2024) ontvangt de Tweede Kamer jaarlijks een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de voortgang van projecten en maatregelen. De twaalfde rapportage is eind 2021 aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II 2020-2021, 30 175, nr. 393). Daarnaast ontvangt de Tweede Kamer jaarlijks een update over de uitvoering van de Richtlijn Nationale Emissiereductieverplichtingen (NEC-richtlijn, 2016/2284/EU).

Kengetal luchtverontreinigde stoffen

In december 2016 zijn de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft een aanpassing van de National Emission Ceilings (NEC) (richtlijn (EU) 2016/2284). In onderstaande tabel zijn de reductiepercentages uit de richtlijn omgerekend naar vrachten, met 2005 als basisjaar.

Elk jaar wordt een nieuwe analyse van de emissies luchtverontreinigende stoffen uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast. De gerealiseerde emissies tot en met 2020 zijn vastgesteld in februari 2022 (zie onderstaande tabel).

Tabel 61 Kengetal: Emissieluchtverontreinigende stoffen (kton/jr.)
 

1990

2000

2005

2010

2015

2020

2021

2022

2020 ‒ 2029

2030

Vanaf 2030

         

Doel NEC-Richtlijn

Raming

Doel NEC-Richtlijn

SO2

197,5

78,5

67,9

36,1

31,0

19,6

20,9

19,6

48,9

15-22

32

NOx

630,3

451,8

395,2

310,1

238,4

177,7

173,2

162,2

217,4

125-157

154

NH3

346,6

174,9

155,0

135,1

130,3

125,0

123,5

121,2

134,8

108-122

121

VOS[2]

508,5

266,5

204,0

192,9

168,4

162,1

156,9

154,5

187,7

141-159

177

PM2,5 [3]

57,3

35,0

28,5

22,2

17,8

14,4

14,5

14,3

18,0

12,3-13,7

15

Bron: PBL (2023), «Geraamde ontwikkelingen in nationale emissies van luchtverontreinigende stoffen.»

Toelichting

Deze raming ligt 1 kton/jr boven het NEC-doel voor 2030. De raming bevat vastgesteld en voorgenomen beleid tot 1 mei 2020. Later aangekondigd beleid om de uitstoot van ammoniak (NH3) te verminderen, zoals onder meer opgenomen in het Regeerakkoord valt, hier buiten.

Het rapport concludeert dat Nederland op schema ligt om de doelen in 2030 te halen. Klimaatbeleid leidt tot elektrificatie, energiebesparing en een overstap naar hernieuwbare elektriciteitsproductie uit wind en zon, waardoor als neveneffect ook emissies van luchtvervuilende stoffen verminderen. Ook de sterke daling van de verkoop van dieselauto’s draagt bij aan een verdere emissiereductie van met name stikstofoxiden en fijnstof.

De gegevens voor dit kengetal zijn gebaseerd op een tweejaarlijkse rapportage van het PBL over luchtverontreinigende stoffen. De Europese richtlijn voor vermindering van luchtverontreinigende stoffen verplicht landen om tweejaarlijks emissieramingen op te stellen en deze aan de Europese Commissie te rapporteren. Het eerst volgende rapport wordt begin 2025 verwacht. Op basis daarvan zullen de gegevens voor dit kengetal in de verantwoording 2024 worden geactualiseerd.

Kengetal Sanering Verkeerslawaai

Tabel 62 Kengetal: Overzicht Sanering Verkeerslawaai

Sanering Wet Geluidhinder

aantal woningen

Lokale infrastructuur

A-lijst

Overig

Totaal

Totaal

77.355

335.800

413.155

Gereed 1980–1990 (schatting)

 

40.000

40.000

Gereed 1990 t/m 2022

68.178

105.423

173.601

verwacht 2023

200

2.500

2.700

Gereed 2023

253

15.996

16.249

Restant per einde 2023

8.924

174.381

183.305

verwacht 2024

200

2.500

2.700

Verwacht restant per einde 2024

8.724

171.881

180.605

    

Sanering Wet Geluidhinder

aantal woningen

Rijksinfrastructuur

Rijkswegen

Spoorwegen

Totaal

Opgave cf Bijlage 5 Bgm

775

5.255

6.030

Gereed t/m 2022

680

4.325

5.005

Verwacht 2023

125

125

Gereed 2023

254

254

Restant einde 2023

95

676

771

verwacht 2024

284

284

Verwacht restant per einde 2024

95

392

487

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV)

Toelichting

Lokale infrastructuur

De tabel betreft de sanering vanwege gemeentelijke en provinciale wegen, zoals die door gemeenten wordt uitgevoerd onder regime van de Wet geluidhinder. De A-lijst betreft woningen met de hoogste geluidsbelastingen.

In 2023 konden meer woningen als gereed worden aangemerkt dan was verwacht. De reden daarvoor is dat in 2023 gemeenten een extra mogelijkheid is geboden om nieuwe projecten te starten. In de subsidieaanvragen die gemeenten voor deze nieuwe projecten hebben ingediend, is aangegeven dat woningen niet (langer) voor sanering in aanmerking komen, voornamelijk vanwege de wijziging van de maximale snelheid naar 30 km/u. Andere redenen zijn dat woningen zijn gerenoveerd of herbouwd of dat een woning onterecht is gemeld omdat het bouwjaar na 1986 lag.

Rijksinfrastructuur

De tabel heeft betrekking op de sanering Rijksinfrastructuur zoals die op grond van overgangsrecht (Bijlage 5 bij het Besluit geluidhinder milieubeheer) nog onder regime van de Wet geluidhinder wordt afgerond. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering vanwege rijksinfrastructuur die momenteel door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de Wet milieubeheer. Deze sanering is opgenomen onder beleidsartikel 14. Het aantal gesaneerde woningen wijkt af van de prognose als gevolg van een gewijzigde uitvoeringsplanning van een aantal projecten. 

D. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van het artikel 20 Lucht en Geluid.

Het kabinet werkt samen met medeoverheden aan de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord (SLA) aan de hand van de uitvoeringsagenda 2021-2023. Het Schone Lucht Akkoord is gericht op een permanente verbetering van de luchtkwaliteit om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren. Het streven is 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016. Het Ministerie van IenW heeft in totaal € 50 miljoen op het Mobiliteitsfonds (artikel 20.03) gereserveerd voor de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord (SLA) voor de periode 2020-2023, waarvan in 2023 € 7 miljoen is besteed aan de specifieke uitkering voor het SLA. Het kabinet werkt samen in het SLA met medeoverheden aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren en gezondheidswinst te realiseren. In 2023 is gewerkt aan pilots gericht op de ontwikkelen van een aanpak om in gebieden met de hoogste blootstelling de gezondheidsrisico’s verder terug te brengen. In december 2023 is de veertiende, en tevens laatste monitoringsrapportage van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit opgeleverd (Kamerstukken II 2022-2023, 30 175, nr. 453).

In 2023 is besluitvorming gestart over de herziening van de Europese Richtlijn Industriële emissies en de Europese Luchtkwaliteitsrichtlijnen, die naar verwachting zullen leiden tot scherpere emissie-eisen en EU-grenswaarden.

De Omgevingswet is 1 januari 2024 inwerking getreden, waarmee tot een afronding van de modernisering van de geluidregels (SWUNG) is gekomen. Daarnaast is in 2023 is een beleidsdoorlichting voor geluid afgerond, waarbij er een sterke nadruk op de inzet van middelen voor de geluidsanering ligt. Nadere uitwerking in kamerstuk 32861, nr. 78. Deze saneringsoperatie wordt onder de Omgevingswet gewijzigd waarbij verbreding plaatsvindt naar situaties met hoge geluidbelastingen die onder de Wet geluidhinder zijn ontstaan en waarbij de efficiëntie van de uitvoering wordt vergroot. Tot slot is wijziging van de regelgeving met het oog op de uitvoering van de Motie Schonis in voorbereiding (Kamerstuk 35 000 A, nr. 60). Deze motie betreft mogelijkheden van het versterken van geluidbeleid naar advies van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO). Daarbij gaat het om de doorvertaling in de geluidregels van de nieuwe inzichten ten aanzien van het verband tussen de blootstelling aan geluid en de kans op effecten zoals ernstige hinder en slaapverstoring bij een bepaalde blootstelling aan geluid (dosis-effect relaties).

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 63 Budgettaire gevolgen van beleid art. 20 Lucht en Geluid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

32.038

31.647

34.247

51.204

69.552

52.142

17.410

1

         

Uitgaven

36.862

34.056

30.712

55.722

59.611

54.838

4.773

 
         

1 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

36.862

34.056

30.712

55.723

59.611

54.838

4.773

 

Opdrachten

4.940

4.799

4.602

11.866

10.949

5.566

5.383

2

Waarvan RIVM

0

0

0

0

5.697

0

5.697

 

Uitvoering geluid- en luchtsanering

4.765

4.514

4.241

3.135

4.969

5.566

‒ 597

 

Verkeersemissies

4

0

0

0

0

0

0

 

Overige opdrachten

171

285

361

8.731

283

0

283

 

Subsidies

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

1.462

2.111

2.575

14.994

17.304

11.143

6.161

3

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.372

2.111

2.565

2.681

2.816

1.647

1.169

 

Waarvan bijdragen aan RIVM

0

0

0

11.994

14.254

9.486

4.768

 

Bijdragen aan overige agentschappen (RVO en KNMI)

90

0

10

319

234

10

224

 

Bijdragen aan medeoverheden

30.105

26.794

23.180

28.550

30.958

37.666

‒ 6.708

4

Programma NSL en SLA

9.639

0

6.928

6.793

5.547

10.000

‒ 4.453

 

Uitvoering geluidsanering

20.466

26.794

16.252

21.757

25.411

27.666

‒ 2.255

 

Bekostiging

355

352

355

312

400

463

‒ 63

 
         

Ontvangsten

2.136

1.891

2.038

368

2.072

0

2.072

5

F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere verplichtingen realisatie van € 17,4 miljoen is het gevolg van een overboeking van € 1,8 miljoen vanuit het Mobiliteitsfonds voor de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord (SLA). Daarnaast is het verplichtingenbudget opgehoogd met € 11,6 miljoen voor de vastlegging van de meerjarige opdracht voor de uitvoering van de regeling Sanering Verkeerslawaai. Voorts is de hogere realisatie het gevolg van een overboeking van € 1,0 miljoen vanuit artikel 22 (programma Asbest). Verder zijn er hogere ontvangsten voor € 2,0 miljoen welke zijn ingezet voor uitgaven en verplichtingen. Het restant wordt verklaard door kleinere mutaties (€ 1,0 miljoen).

  • 2. De hogere realisatie op de opdrachten van € 5,4 miljoen wordt veroorzaakt door de opdrachten aan RIVM in het kader van verbetering van de luchtkwaliteit en overige activiteiten ter bevordering van een duurzame en gezonde leefomgeving. Conform de afspraken met Fin worden deze middelen pas gedurende het jaar toegevoegd aan de begroting van artikel 20. De uitgaven zijn gefinancierd vanuit een herschikking binnen dit artikel, het Mobiliteitsfonds, artikel 22 en de ontvangsten (zie ad. 1).

  • 3. De hogere realisatie op de bijdragen aan agentschappen van € 6,2 miljoen wordt veroorzaakt door de opdrachten voor capaciteitsinzet van KNMI, RIVM, RVO en RWS inzake de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord en overige activiteiten ter bevordering van een duurzame en gezonde leefomgeving. Ter dekking van deze uitgaven zijn middelen hergeschikt vanuit het financieel instrument «Opdrachten» en «Bijdrage aan medeoverheden» (zie ad. 4).

  • 4. De lagere kasrealisatie op bijdragen aan medeoverheden van ‒ € 6,7 miljoen wordt veroorzaakt door een interne herschikking van ‒ € 5,7 miljoen voor de bijdragen aan de agentschappen (zie ad. 3) en een overboeking van ‒ € 1,0 miljoen naar het BTW Compensatie fonds in het kader van de SPUK Schone Lucht Akkoord.

  • 5. De hogere ontvangsten van € 2,1 miljoen wordt verklaard door een ontvangst van € 1,0 miljoen van het Bureau Sanering Verkeerslawaai naar aanleiding van de afwikkeling van subsidie toekenningen in het kader van de subsidieregeling Sanering Verkeerslawaai. De werkelijke uitgaven zijn lager uitgevallen dan de verleende voorschotten.

    Voorts is € 1,1 miljoen ontvangen van RIVM en RVO naar aanleiding van de afrekening over 2022. De werkelijke uitgaven zijn lager uitgevallen dan de verleende voorschotten.

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder (€ 59,6 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

1. Opdrachten (€ 10,9 miljoen).

  • RIVM (€ 5,7 miljoen) en RWS (€ 0,3 miljoen). In 2023 zijn opdrachten verstrekt aan RIVM en RWS op het gebied van luchtkwaliteit en geluid in relatie tot gezondheid en de bevordering van een gezonde leefomgeving.

  • Uitvoering geluid en luchtsanering (€ 5,0 miljoen). In 2023 zijn diverse opdrachten verstrekt en betalingen gedaan in het kader van beleidsonderbouwend onderzoek als uitvoeringswerkzaamheden op onderstaande beleidsterreinen.

    • Uitvoering Geluid. Hierbij betreft het onder andere de opdracht aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai voor de uitvoering van de subsidieregeling Sanering Wegverkeerslawaai. Hiernaast zijn er uitgaven gerealiseerd voor de vaststelling van een nieuwe geluid actieplan vanwege Europese richtlijn Omgevingslawaai voor rijkswegen en hoofdspoorwegen en een pilot om de geluidwerendheid van woningen te schatten op basis van uiterlijke kenmerken.

    • Uitvoering Lucht. In het kader van het Schone Lucht Akkoord (SLA) en de uitvoeringsagenda zijn o.a. opdrachten verstrekt voor de organisatie van congressen/ bijeenkomsten om de draagvlak, betrokkenheid, samenwerking en kennis deling van deelnemende partijen te versterken. Tevens zijn er uitgaven gedaan voor het opzetten en ondersteunen van scholieren -en jongeren participatie projecten om het bewustzijn van het belang van schone lucht en hun eigen invloed daarop bij jongeren en de omgeving te vergroten. Ook zijn er uitgaven gedaan in het kader van de voortgangsmeting van de afgesproken maatregelen om de lucht kwaliteit te verbeteren en aanvullende maatregelen (waaronder minder houtstook) om meer gezondheidswinst te realiseren.

2. Bijdragen aan agentschappen (€ 17,3 miljoen).

  • Rijkswaterstaat (RWS) ( € 2,8 miljoen). In 2023 zijn middelen ingezet voor de capaciteitsinzet van RWS voor de uitvoering van diverse werkzaamheden ten behoeve van het programma Lucht en Geluid en het bevorderen van een gezonde leefomgeving. Het gaat hierbij onder meer om de algemene ondersteuning en het voeren van het secretariaat, de monitoring van de voortgang en doelbereik in het kader van de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord en overige vraagstukken in relatie tot het verbeteren van de lucht kwaliteit en het reduceren van geluid overlast.

  • Rijks­instituut voor Volksgezondheid en Milieu (€ 14,3 miljoen). IenW heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan het Rijks­instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM heeft als kennis instituut beleidsvoorbereidend en -onderbouwend onderzoek uitgevoerd ter bevordering van een gezonde leefomgeving. Daarnaast zijn middelen ingezet voor de wettelijke taken die het RIVM uitvoert zoals monitoring- en rapportage verplichtingen op het gebied van lucht kwaliteit en geluid.

  • Overige bijdragen aan agentschappen (€ 0,2 miljoen). IenW heeft in 2023 een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het gaat hierbij om de uitvoering van de Specifieke Uitkering Schone Lucht Akkoord (SPUK-SLA).

3. Bijdragen aan medeoverheden (€ 31,0 miljoen).

  • Programma NSL en SLA (€ 5,6 miljoen). In 2023 zijn

  • bijdragen verstrekt aan provincies en gemeenten in het kader van de specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord (Spuk SLA) voor het treffen van maatregelen ter verbetering van de lucht kwaliteit en een gezonde leefomgeving.

  • Uitvoering geluidsanering (€ 25,4 miljoen). In het kader van de bestrijding van geluid hinder zijn in 2023 bijdragen verstrekt aan provincies en gemeenten voor de kosten van geluidwerende maatregelen tegen wegverkeerslawaai aan woningen. Het gaat hierbij om de uitvoering van de subsidieregeling Sanering Verkeerslawaai.

4. Bekostiging (€ 0,4 miljoen).

In 2023 is een bijdrage verstrekt aan TNO in het kader van het Milieu onderzoeksprogramma voor het onderdeel lucht kwaliteit.

Ontvangsten (€ 2,0 miljoen).

In 2023 is een bedrag van € 1,0 miljoen ontvangen van het Bureau Sanering Verkeerslawaai naar aanleiding van de afwikkeling van subsidie toekenningen in het kader van de subsidieregeling Sanering Verkeerslawaai. Daarnaast is € 1,0 miljoen ontvangen van RIVM en RVO naar aanleiding van de eindafrekening over 2022.

4.9 Artikel 21 Circulaire economie

A. Algemene doelstelling

Het bereiken van een circulaire economie in 2050. In een circulaire economie wordt de waarde van grondstoffen, materialen en producten zo lang mogelijk behouden, waardoor er in 2050 bijna geen afval meer is.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 64 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.21
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

55.167

74.209

‒ 19.042

        

Uitgaven

29.867

46.998

47.166

57.819

57.443

71.886

‒ 14.443

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

4 Duurzaamheidsinstrumentarium

146

238

114

55

0

859

‒ 859

5 Duurzame productketens

28.835

45.919

46.307

56.651

55.622

65.111

‒ 9.489

6 Natuurlijk kapitaal

886

841

745

1.113

1.821

5.916

‒ 4.095

7 Duurzame Mobiliteit

0

0

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

171

265

1.411

820

548

0

548

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij circulaire economie. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 65 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken, stimuleert en financiert IenW duurzame initiatieven in de samenleving. Het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 (NPCE) bevat de beleidsinzet op het thema, waaronder de te nemen maatregelen.Het NPCE bevat algemene stimulerende maatregelen op het gebied van het verminderen van grondstoffen gebruik; substitutie van grondstoffen; levensduurverlenging en hoogwaardige verwerking in de productieketen.Daarnaast bevat het NPCE maatregelen voor prioritaire productketens, namelijk: consumptiegoederen; kunststoffen; bouw- en maakindustrie; biomassa; en voedsel.Ook bevat het NPCE ondersteunende maatregelen rond kennis en innovatie; onderwijs, arbeidsmarkt en gedrag, communicatie en voorlichting en ondersteuning van circulaire ondernemers via het Versnellingshuis Nederland Circulair!

Financieren

Het ministerie van IenW ondersteunt investeringen in productietechnieken die leiden tot minder milieudruk, kennis- en innovatieprojecten en faciliteert en ondersteunt daarnaast het bedrijfsleven om ketens circulair te maken. Bijvoorbeeld het stimuleren van de aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen door middel van financiële stimulering (MIA/VAMIL en DEI+) en Groen Beleggen.

Regisseren

Het ministerie van IenW heeft de coördinerende rol vanuit het kabinet.De minister van IenW is hierbij verantwoordelijk voor:Het borgen van circulariteit via wetgeving op nationaal, op EU- en internationaal niveau, bijvoorbeeld om de markt voor secundaire grondstoffen te vergroten, slim ontwerp van producten te stimuleren, het marktaandeel van circulaire producten te verhogen, ongewenste emissies naar water, bodem en lucht te voorkomen en bijdragen aan een verbeterde leveringszekerheid van grondstoffen.Daarnaast heeft de minister verantwoordelijkheid voor onder meer het verkrijgen van (meer) draagvlak en kennis, het monitoren van de effecten en de voortgang, en op basis hiervan het houden van overzicht en waar nodig bijsturen.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren opgenomen die inzicht geven in de mate waarin aan de algemene doelstelling wordt voldaan.

Monitoring

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) voert de regie over het monitoringsprogramma Circulaire Economie, dat in samenwerking met verschillende kennisinstellingen wordt uitgevoerd. Eén keer in de twee jaar levert PBL in dat verband een Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) op die in 2021 voor het eerst is verschenen. Begin 2023 publiceerde het PBL de tweede ICER. De rijkheid van de inhoud van de ICER is terug te vinden via de publicatie zelf (bijlage bij Kamerstukken II 32852, nr. 225).

Doelentraject en uitbreiding indicatoren

Het ministerie van IenW werkt in een doelentraject samen met de andere betrokken departementen en transitieteams aan de concretisering van de circulaire economiedoelen voor 2030 en 2050. De tussenstand van het traject is opgenomen in het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 (NCPE) dat in 2023 is verschenen. De nationale doelen voor de circulaire economie worden nog verder worden uitgewerkt (zoals opgenomen in het NPCE). Tot die tijd wordt gebruik gemaakt van de afvalindicator.

Figuur 5 Werkelijk afvalaanbod (in Kton) en afvalaanbod indien het de ontwikkeling van het BBP zou hebben gevolgd.

Bron: Rijkswaterstaat, 2023

Toelichting

In de bovenstaande figuur is de vergelijking tussen de ontwikkeling van het totaal aan afval en die van het Bruto Binnenlands Product (BBP) weergegeven. Het verschil tussen beide lijnen is een indicator voor de bereikte reductie. In dit figuur is de hoeveelheid afval in 2010 het startpunt.

Bij de lijn voor het BBP is uitgegaan van de jaarlijkse procentuele veranderingen van het BBP gekoppeld aan de startsituatie. Als de afvalproductie was toegenomen met de groei in het BBP, dan was de (fictieve)hoeveelheid afval in 2020 bijna 67 miljoen ton. De werkelijke hoeveelheid afval is ongeveer 60 miljoen ton. In de figuur is tevens de hoeveelheid gerecycled afval meegenomen.

D. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van artikel 21 Circulaire Economie.

Circulaire economie

Op 3 februari 2023 is het Nationaal Programma Circulaire Economie 2023-2030 (NPCE) naar de Tweede Kamer gestuurd. Het NPCE markeert een belangrijke stap in de overgang naar een circulaire economie en richt zich - meer dan voorheen - op een combinatie van normerende, beprijzende en stimulerende maatregelen. Het NPCE beschrijft bovendien een klimaatdoelstelling specifiek voor de circulaire economie. Door het stimuleren van circulaire en duurzame productieketens kan het circulaire economiebeleid een belangrijke bijdrage leveren aan het behalen van de klimaatdoelstellingen.

In 2023 is financiering vanuit het Klimaatfonds toegekend aan de circulaire transitie (Kamerstukken II, 2022–2023, 32813 nr. 1230 . Dit geld zal onder andere worden ingezet om circulaire ketens in de plasticindustrie te bevorderen en recycling verder te stimuleren.

Twee maatregelen uit het Coalitieakkoord zijn in 2023 gestart. De ondersteuningsmaatregel voor ketendoorbraakprojecten door het Versnellingshuis Nederland Circulair! is van start gegaan en de maatregel waarmee – in gezamenlijkheid met de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening - hergebruik en recyclaat in bouwmaterialen wordt gestimuleerd, is in uitvoering. Een andere maatregel, namelijk een nieuwe subsidieregeling voor ontwikkeling en opschaling van recycling, wordt in 2024 afgerond.

Op Europees niveau spitste de inzet voor de transitie naar een circulaire economie zich toe op de voorstellen uit het EU-actieplan CE 2019-2024. Deze wetgeving en beleidsinitiatieven sluiten aan bij het beleid dat het kabinet voert ten aanzien van een circulaire economie om de circulaire principes beter te integreren in het economische systeem. De focus ligt hierbij op de gehele levenscyclus van producten, inclusief ontwerp waaronder verplichten van het gebruik van recyclaat, recyclebaarheid, repareerbaarheid en levensduurverlenging van producten. Voorstellen zijn onder andere gericht op prioritaire productgroepen als textiel, verpakkingen, auto’s en microplastics.

Statiegeld

In 2023 is statiegeld op blikjes ingevoerd, in navolging van de kleine plastic flesjes. Vanaf 1 april 2023 was sprake van een functioneel statiegeldsysteem. Uit de monitoring van verpakkingen in zwerfafval blijkt dat statiegeld op plastic flesjes heeft geleid tot een grote en aanhoudende vermindering van het aantal flesjes in het zwerfafval. Hoewel de tijd te kort is om grote conclusies te trekken, lijkt hetzelfde effect op te treden bij blikjes. De Kamer is hierover laatstelijk per brief van 2 oktober geïnformeerd (Kamerstuk 32852, nr. 264).

Wegwerpplastic

In 2023 zijn verdere stappen gezet in het reduceren van wegwerpplastic. De Nederlandse aanpak om het gebruik van wegwerpbekers en -bakjes met plastic erin te verminderen, richt zich op het bevorderen van herbruikbare alternatieven, zowel voor consumptie onderweg (regelgeving sinds 1 juli) als ter plaatse (horeca, kantoren, bedrijven etc.; regelgeving vanaf 1 januari 2024). In het najaar van 2023 zijn in de Kamer drie moties aangenomen over de Regeling kunststofproducten voor eenmalig gebruik. Bij doorvoering van de verzoeken in deze moties, zal Nederland waarschijnlijk niet kunnen voldoen aan de verplichting in de Europese Single Use Plastics-richtlijn en het nationale doel van 40 procent reductie in het gebruik van kunststof wegwerpbekers en -bakjes in 2026 t.o.v. 2022. Om die reden heeft de staatssecretaris van IenW besloten de regelgeving nog niet aan te passen en het besluit over de uitvoering van de moties aan haar opvolger te laten (Kamerstukken II, 2023–2024, 28 694, nr. 157. Wel is de handhaving door ILT aangepast in lijn met de moties.

Afvalstromen

In 2023 is de nieuwe Europese Batterijenverordening aangenomen en in werking getreden. Tevens hebben de Europese Commissie, de Raad van de EU en het Europees Parlement een voorlopig politiek akkoord bereikt op de herziening van de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) en op de Kaderverordening Ecodesign. Deze verordeningen vormen een belangrijke bijdrage aan de ambitie -Nederland circulair in 2050- uit het Nationaal Programma Circulaire economie. Zodra de EVOA en de Ecodesign Kaderverordening formeel zijn vastgesteld, zullen deze in werking treden. In 2024 worden de onderhandelingen over de resterende wetsvoorstellen, waaronder de Verpakkingenverordening en de Verordening circulaire voertuigen, voortgezet.

Daarnaast zijn in 2023 zijn gemeenten actief ondersteund in de kwaliteitsverbetering van de gescheiden ingezamelde afvalstromen. Zo zijn voor de stromen groente-, fruit- en tuinafval en textiel academies georganiseerd waar gemeenten in een reeks van workshops en seminars aan de slag gaan met het opzetten van een plan van aanpak ten behoeve van verbeterde inzameling binnen hun gemeenten. Daarnaast zijn er voor de stromen oud papier en karton en plastic, metaal en drankenkartons de handboeken «regie op de kwaliteit van oud papier en karton» en «regie op het verbeteren van de kwaliteit van PMD» ontwikkeld. Ook is ingezet op het uitvoeren van kennisevents zoals congressen en webinars en het promoten en opzetten van nieuwe en bestaande wel/niet lijsten.

Textiel

Met het beleidsprogramma circulair textiel dat op 14 april 2020 naar de Tweede Kamer is gestuurd is meerjarig beleid aangekondigd om de textielketen circulair te maken (Kamerstukken II 2019/20, 32 852, nr. 116). De algemene maatregel van bestuur waarmee uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor textiel wordt ingevoerd, is per 1 juli 2023 in werking getreden. Het beleidsprogramma loopt per 2025 af en in aanloop naar het nieuwe beleidsprogramma is er in 2023 een burgerparticipatietraject voor textiel uitgevoerd. Voor de zomer van 2024 ontvangt de Kamer de laatste voortgangsrapportage over het huidige beleidsprogramma.

Biogrondstoffen

In 2023 heeft het kabinet verdere uitvoering gegeven aan de Uitvoeringsagenda Duurzaamheidskader Biogrondstoffen. Een uitgebreid overzicht van de voortgang is opgenomen in de Kamerbrief Stand van zaken uitvoering duurzaamheidskader biogrondstoffen (Kamerstukken II, 2023-24, 32 813, nr. 1343) die op 22 december 2023 naar de Tweede Kamer is gestuurd. Ook zet Nederland op Europees niveau in op het belang van beleid voor duurzame koolstof (recyclaat, duurzame biogrondstoffen en CO2). De Tweede Kamer is op 19 september 2023 geïnformeerd over deze ambitie (Kamerstukken II, 2023-24, 32813, nr.1294). Over de stand van zaken van de implementatie van duurzaamheidscriteria biogrondstoffen in regelgeving is de Tweede Kamer op 12 mei 2023 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2022-23, 32813, nr. 1233).

Inkoop

Nederlandse overheden kunnen hun gezamenlijke inkoopkracht benutten door hun opdrachtgeverschap en inkoop strategisch in te zetten voor het behalen van maatschappelijke doelen op het gebied van milieu & biodiversiteit, klimaat, circulariteit, social return, ketenverantwoordelijkheid (toepassen Internationale Sociale Voorwaarden) en diversiteit & inclusie. Het Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) 2021-2025 stimuleert alle overheden hiertoe. Op 15 februari 2023 heeft de Tweede Kamer een brief over de voortgang van de uitvoering van dit Nationaal plan ontvangen (Kamerstuk 30196, nr. 807). In 2023 is het bestuurlijke netwerk van Partijen van het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen (MVOI) uitgebreid tot 91 deelnemers, die 111 organisaties vertegenwoordigen. Partijen zijn ondersteund bij het opstellen en uitvoeren van hun actieplan MVOI, waarvan er 27 zijn gepubliceerd op de website van PIANOo (Deelnemers en actieplannen Manifest MVOI | PIANOo - Expertisecentrum Aanbesteden).

Stallen

Op 7 juli 2023 informeerde IenW de Tweede Kamer over de nieuwe uitgangspunten voor de aanpassing van de geurregelgeving voor veehouderijen (Kamerstukken 29383, nr. 405). Hierin kondigde IenW aan dat de normen strenger worden en voor alle bedrijven zullen gelden. Deze aanpassing betrekt ook de uitspraak van de rechtbank Den Haag op 14 september 2022, waarin werd geoordeeld dat de balans tussen de belangen van bewoners en de intensieve veehouderij door wetgeving uit 2006/2007 verstoord is. Het herstel van de balans tussen economische en milieubelangen staat centraal. De kamerbrief is controversieel verklaard door de Tweede Kamer.

Verder werd samen met LNV de Tweede Kamer op 30 juni 2023 geïnformeerd over innovatie en borging van emissiearme stalsystemen (Kamerstukken 29383, nr. 406). Deze update volgde op aanbevelingen uit het rapport ‘Verbetering van effectiviteit emissiearme stalsystemen in de praktijk’(Kamerstukken 29383, nr. 384). Er wordt gewerkt aan een nieuwe beoordelingsmethodiek voor stallen, gericht op betrouwbare emissie-indicatoren die zowel voldoende zekerheid bieden als innovaties stimuleren en borgen. De uitwerking van de methodiek zal publiek-private verantwoordelijkheden omvatten, waarbij emissie-indicatoren worden aangevuld met de mogelijkheid tot (continue) bedrijfsmetingen en een integrale beoordeling van stalinnovaties. Bij deze beoordeling worden criteria rond dierwaardigheid, veiligheid, en praktische robuustheid meegenomen.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 66 Budgettaire gevolgen van beleid art. 21 Circulaire economie (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

55.167

74.209

‒ 19.042

1

         

Uitgaven

29.867

46.998

47.166

57.819

57.443

71.886

‒ 14.443

 
         

4 Duurzaamheidsinstrumentarium

146

238

114

55

0

859

‒ 859

 

Opdrachten

146

238

114

55

0

859

‒ 859

 
         

5 Duurzame productketens

28.835

45.919

46.307

56.651

55.622

65.111

‒ 9.489

 

Opdrachten

9.898

10.382

12.828

14.251

15.135

20.605

‒ 5.470

2

Uitvoering Duurzame Productketens

4.708

6.194

7.704

8.220

7.923

14.650

‒ 6.727

 

Waarvan RWS

0

0

0

0

5.553

5.054

499

 

Overige opdrachten

5.190

4.188

5.124

6.031

1.659

901

758

 

Subsidies

9.458

22.676

21.324

19.639

15.564

22.162

‒ 6.598

3

Subsidies duurzame productketens

0

22.456

21.312

19.639

15.564

22.162

‒ 6.598

 

Chemische Recycling kunststoffen

2.700

0

12

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

6.758

220

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan agentschappen

7.861

8.537

9.427

20.920

23.517

20.512

3.005

4

Waarvan Bijdragen aan RWS

7.861

8.537

9.427

10.448

11.644

10.585

1.059

 

Waarvan Bijdragen aan RVO

0

0

0

0

10.800

9.114

  

Overige bijdrage aan agentschappen

0

0

0

10.472

1.073

813

260

 

Bijdragen aan medeoverheden

1.148

3.724

2.177

1.210

788

1.375

‒ 587

 

Bijdrage aan Caribisch Nederland

1.148

2.737

1.374

350

788

1.375

‒ 587

 

Overige bijdragen aan medeoverheden

0

987

803

860

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

0

150

101

156

90

0

90

 

Bijdragen ZBO en RWT

470

450

450

475

528

457

71

 
         

6 Natuurlijk kapitaal

886

841

745

1.113

1.821

5.916

‒ 4.095

 

Opdrachten

886

841

745

636

1.035

5.457

‒ 4.422

5

Uitvoering natuurlijk kapitaal

0

0

0

284

623

5.261

‒ 4.638

 

overige opdrachten

0

0

0

352

412

196

216

 

Bijdragen aan agentschappen

0

0

0

477

786

459

327

 

Waarvan bijdrage aan RVO

0

0

0

477

786

459

327

 
         

Ontvangsten

171

265

1.411

820

548

0

548

 
Tabel 67 Uitsplitsing Verplichtingen art.21 Circulaire economie (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

55.167

74.209

‒ 19.042

Waarvan garantieverplichtingen

0

0

0

0

1.750

0

1.750

Waarvan overige verplichtingen

74.157

32.135

37.705

55.812

53.417

74.209

‒ 20.792

F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere realisatie op het verplichtingenbudget (- € 19,0 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt door de hieronder toegelichte kasschuif omtrent stimuleringsprogramma ontwikkeling en opschaling recycling (- € 6,1 miljoen), de overheveling naar RWS voor de uitvoering routekaart grond-, weg- en waterbouw (- € 3,0 miljoen) en de overhevelingen naar het mobiliteitsfonds omtrent de opdrachten stimulering hergebruik en recyclaat aan ProRail en RWS (- € 1,2 miljoen). Daarnaast is er budget overgeboekt naar het planbureau voor de leefomgeving (PBL) omtrent de jaarlijkse monitoring circulaire economie (- € 2,0 miljoen). Verder is er bij slotwet ‒ € 2,0 miljoen vrijgevallen binnen de jaarlijkse agentschapsopdracht aan RWS, ‒ € 2,7 miljoen vrijgevallen op het instrument opdrachten en ‒ € 2.7 miljoen op het instrument subsidies wegens opdrachten en subsidies die niet tijd verstrekt zijn in 2023 en overlopen naar 2024. Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen van andere artikelonderdelen (€ 0,7 miljoen).

  • 2. De lagere realisatie (- € 5,5 miljoen) wordt verklaard door een overheveling binnen artikelonderdeel 21.05 duurzame productketens voor de verstrekking van de jaaropdracht aan RWS voor beleidsondersteuning op circulaire economie (- € 2,2 miljoen) en RVO voor de uitvoeringskosten op verschillende subsidieregelingen (-€ 3,6 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen van andere artikelonderdelen (€ 0,3 miljoen).

  • 3. De lagere realisatie (- € 6,6 miljoen) wordt voornamelijk verklaard door de kasschuif naar latere jaren omtrent de uit het coalitie akkoord beschikbaar gestelde budget voor het stimuleringsprogramma ontwikkeling en opschaling recycling (- € 6,1 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelonderdelen (- € 0,5 miljoen).

  • 4. De hogere realisatie (€ 3,0 miljoen) wordt veroorzaakt door een herschikking bij eerste suppletoire begroting binnen artikel 21 ten behoeve van de jaaropdracht omtrent beleidsondersteuning en advies aan RWS (€ 1,1 miljoen), de jaaropdracht RVO (€ 1,6 miljoen) en de jaaropdracht aan RIVM (€ 0,3 miljoen).

  • 5. De lagere realisatie (- € 4,4 miljoen) wordt voornamelijk verklaard door de overheveling naar RWS voor de uitvoering routekaar grond-, weg- en waterbouw (- € 3,0 miljoen) en de overhevelingen naar het mobiliteitsfonds omtrent de opdrachten stimulering hergebruik en recyclaat aan ProRail (- € 0,3 miljoen) en RWS (- € 0,9 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelonderdelen (- € 0,2 miljoen).

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

5. Duurzame productieketens (€ 55,6 miljoen)

De volgende financiële instrumenten worden ingezet:

Opdrachten (€ 15,1 miljoen)

  • Uitvoering Duurzame Productieketens (€ 7,9 miljoen). Jaarlijks verstrekt IenW een brede opdracht aan het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) op verschillende beleidsterreinen, waaronder klimaatadaptatie, water en bodem, circulaire economie, luchtkwaliteit en de publicatiereeks gevaarlijke stoffen (€ 3,3 miljoen). Verder is de jaarlijkse opdracht verstrekt aan PBL voor de monitoring rondom CE (€ 2,0 miljoen). Het restant van € 2,6 miljoen is ingezet voor meerdere kleinere opdrachten.

  • RWS en RVO (€ 5,6 miljoen). Dit betrof onder meer € 5,6 miljoen aan opdrachten voor RWS. Het gaat hier hoofdzakelijk om jaaropdrachten voor de circulaire economie en beleidsondersteuning en advies (BOA).

  • Overige opdrachten (€ 1,7 miljoen). Jaarlijks worden er opdrachten uitgegeven aan het RIVM voor beleidsondersteuning. Voor 2023 ging het om € 0,3 miljoen. Daarnaast ging het om ca € 1,4 miljoen aan opdrachten ter ondersteuning van de circulaire economie bij RVO.

Subsidies (€ 15,6 miljoen).

  • Subsidies duurzame productieketen (€ 15,6 miljoen) De RVO voert namens IenW de volgende subsidieregelingen uit:

    • Circulaire ketenprojecten (€ 5,3 miljoen).

    • Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie Circulaire Economie (€ 2,7 miljoen)

    • Kennis en innovatie Agenda - Circulaire Economie (€ 2,4 miljoen)

  • Daarnaast zijn er in 2023 verschillende begrotingssubsidies verstrekt:

    • Milieu Centraal (€ 2,5 miljoen) omtrent uitvoering basis en focus activiteiten gericht op de kerntaak van consumentenvoorlichting.

    • Topconsortia voor Kennis en Innovatie CLICKNL (€ 1,0 miljoen) omtrent de stimulering van circulair ontwerpen door middel van het programma CIRCO.

  • Het resterende budget van € 1,7 miljoen werd besteed aan diverse, kleinere subsidies.

Bijdragen aan agentschappen (€ 23,5 miljoen)

Dit betreft de bijdragen aan RWS (€ 11,6 miljoen), RIVM (€ 1,1 miljoen) en RVO (€ 10,8 miljoen) voor werkzaamheden om de transitie naar een Circulaire Economie (CE) te bewerkstelligen. De bijdrage aan RWS betreft onder andere CE in de regio en in de bouw, maar ook de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA), waar IenW – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

Bijdragen aan medeoverheden (€ 0,8 miljoen)

Dit betreft de bijdrage aan Caribisch Nederland voor de ontwikkeling van het afvalbeheer op Bonaire.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 0,09 miljoen)

Dit betreft de bijdrage aan de Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) voor de EPIC surveys, welke als doel hebben het vergroenen van huishoudelijk gedrag en een bijdrage aan OECD omtrent de Working Party on Resource Productivity and Waste.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,5 miljoen)

Dit betreft de bijdrage aan de Stichting Milieukeur (SMK) (€ 0,3 miljoen) voor het uitvoeren van de wettelijke taken ten behoeve van het Ecolabel. Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan de Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO) (€ 0,2 miljoen) voor het uitvoeren van de overgedragen taken en werkzaamheden.

6. Natuurlijk kapitaal (€ 1,8 miljoen)

Opdrachten (€ 1 miljoen)

Het betreft hier diverse kleineren opdrachten aan RWS voor de toepassing van recyclaat in bouwmaterialen, hergebruik van liggers en uitvoeringskosten.

Bijdragen aan agentschappen (€ 0,8 miljoen)

Dit betreft de bijdragen aan RVO voor de uitvoering van het beleid op het gebied van biotische ketens. Bijvoorbeeld voor het ondersteunen van ketensamenwerking rond biotische grondstoffen zoals hout of nutriënten.

4.10 Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

A. Algemene doelstelling

Het realiseren van een schone, gezonde en veilige leefomgeving, die door de inwoners van Nederland ook als zodanig wordt ervaren.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 68 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.22
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

21.788

51.414

52.751

87.421

57.697

77.333

‒ 19.636

        

Uitgaven

30.339

33.891

48.318

87.549

69.940

87.006

‒ 17.066

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Veiligheid chemische stoffen

6.773

6.203

6.232

20.176

22.520

20.816

1.704

2 Veiligheid biotechnologie

3.250

3.482

2.307

6.623

5.422

5.528

‒ 106

3 Veiligheid bedrijven en transport

20.316

24.206

39.779

60.750

41.998

60.662

‒ 18.664

        

Ontvangsten

1

457

313

2.252

999

250

749

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij omgevingsveiligheid en milieurisico's. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 69 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

- Het bevoegd gezag (provincies en gemeenten) en omgevingsdiensten worden gestimuleerd om de taken en verantwoordelijkheden op het gebied van toezicht en handhaving (VTH) voor het milieudomein te versterken en te verbeteren.- Voor het bevorderen van omgevingsveiligheid en het verkleinen van milieurisico’s wordt ingezet op kennisontwikkeling voor veilig en circulair ontwerpen en safe and circular design gestimuleerd.- Bedrijven die een risico vormen voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving, worden gestimuleerd deze risico’s te identificeren, te voorkomen en te beperken- Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen (moedwillige) verstoringen van onderdelen van installaties door het bewustzijn bij bedrijven te vergroten en het identificeren van de dreigingen.- Het stimuleren van de ontwikkeling van technologieën en methoden ten behoeve van de veiligheid, gezondheid en milieu.- Overheden zijn verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening, vergunningverlening en toezicht die invloed kan hebben op een schone, gezonde en veilige leefomgeving.- Waar nodig stimuleren van een goede toepassing van het voorzorgsbeginsel.- Het stimuleren van het leggen van dwarsverbanden in de aanpak van chemische stoffen in water, lucht en bodem, o.a. metmethodiekontwikkeling om de effecten van stoffen voor mens en milieu te bepalen (Impulsprogramma Chemische Stoffen 2023-2026).C:C- Het voorkomen en beperken van emissies van gevaarlijke stoffen naar het milieu door het stimuleren en ondersteunen van kennisontwikkeling bij bevoegde gezagen (o.a. via IBP VTH) en het stimuleren van verwijdering asbestdaken (via communicatie).- Het stimuleren van een veilige productie en handel van chemische stoffen in Europa en mondiaal, inclusief de ontwikkeling van nieuwe beoordelingsmethoden.- Risicobeheersing van biociden en gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw voor mens en milieu, door het stimuleren van minder gevaarlijke alternatieven.

Regisseren

- Normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Het daarvoor gewenste beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en nationaal geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt.- Integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor een schone, gezonde en veilige leefomgeving.- Dialoog met stakeholders waarin wordt gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken.- Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan bijvoorbeeld het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en biotechnologie.- De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s). - Internationaal regels en normen vaststellen en aanscherpen waar nodig voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (weg, water en spoor)- Internationaal verdragen ten behoeve van veilig vervoer van gevaarlijke stoffen aangaan en nationaal uitvoeren waarbij continu aandacht is voor verbetering van de veiligheid.- Een helder kader bieden voor normstelling van stoffen met risico’s voor water- en luchtkwaliteit.- Het reguleren van emissies van Zeer Zorgwekkende Stoffen naar het milieu, inclusief het landelijk registreren van die emissies.- Het beheren van het Landelijk Asbest Volgsysteem (LAVS.) ,- Zorgen voor een goed Europees wettelijk kader voor veilige productie en handel van chemische stoffen in Europa en mondiaal, in het bijzonder de revisie van de Europese REACH-verordening op basis van de Europese Chemicaliënstrategie.- Zorgen voor onderhoud en adequate uitvoering van zowel de Europese biocidenverordening als de wetgeving voor gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten.

REACH

De Europese stoffenregelgevingen zoals REACH en CLP stelt kaders om de gevaren en risico’s van stoffen te beoordelen en te beheersen. In geval van zorg worden maatregelen genomen om de veiligheid voor mens en milieu te waarborgen (geharmoniseerde classificatie en labelling, identificatie van zeer zorgwekkende stoffen, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan de ontwikkeling en effectieve uitvoering van deze Europese verordeningen. Dit gebeurt in afstemming met de direct betrokken ministeries (VWS en SZW). De uitvoering ligt bij het RIVM, Bureau REACH. Onderstaande tabel geeft de realisatie weer van de producten van dit bureau in 2023 ten opzichte van de raming zoals vastgelegd in het werkprogramma. Het overzicht bevat zowel door Nederland ingediende dossiers als door Nederland ontplooide activiteiten op dossiers van andere lidstaten en het Europees Chemicaliën Agentschap (ECHA).

Tabel 70 Resultaten REACH
  

Geraamd 2023

 

Gerealiseerd 2023

 
  

NL inbreng11

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

75

300

39

352

2

Door Nederland uitgevoerde (en beoordeelde ontwerpbesluiten van) stofevaluaties

1 (10)

10

1 (4)

6 (8)

3a

Door Nederland gescreende stofgroep(en)

1

65

5

Onbekend

3b

Door Nederland ingediende en (becommentarieerde) RMO-analyses

5 (6)

Onbekend

6 (7)

10

4a

Door Nederland ingebrachte en (becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen

1 (6)

15

2 (3)

8

4b

Door Nederland gerapporteerde en (becommentarieerde) opinies over clusters van autorisatieverzoeken

2 (60)

60

1 (51)

51

5

Door Nederland ingediend restrictievoorstel, door Nederlandse RAC en SEAC leden gerapporteerde en (becommentarieerde) opinies over restrictiedossiers

1, 2 (6)

6

1, 1 (6/7)

7

6

Door Nederlandse ingebrachte, gerapporteerde en (becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling

5-10, 6-10 (60)

60

2, 7 (43)

43

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk

550

n.v.t.

534

n.v.t

X Noot
1

Weergegeven tussen () betreffen door NL beoordeelde/becommentarieerde documenten.

Toelichting

Het belangrijkste REACH-dossier in 2023 was het werk aan de EU PFAS-restrictie. Nederland heeft het initiatief tot deze restrictie genomen en werkt er samen met Duitsland, Denemarken, Zweden en Noorwegen aan. Het dossier is in januari 2023 bij het EU agentschap ingediend, waarna het formele traject van consultatie, opinievorming en besluitvorming is gestart.

Het beoordelings- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH werkprocessen stofevaluatie, autorisatie, restrictie en geharmoniseerde classificatie en labelling beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar. Daarmee wordt de ermee samenhangende werklast over meerdere jaren verspreid. De getallen geven weer de door Nederland ingebrachte of becommentarieerde dossiers of door NL RAC- en SEAC leden gedragen (co)rapporteurschappen. De aantallen door Nederland beoordeelde ontwerpbesluiten, RMO-analyses en becommentarieerde dossiers staan tussen haakjes. De NL RAC- en SEAC-leden leveren inzet op alle dossiers, al dan niet met ondersteuning vanuit het RIVM. In het lidstaatcomité en RiME (the Riskmanagement and Evaluation Platform) leveren Nederlandse vertegenwoordigers inzet op een selectie van geprioriteerde dossiers.

  • 1. In 2023 zijn 130 van de in totaal 352 ontwerpbesluiten uitgestuurd door ECHA gescreend, waarvan er 39 geprioriteerd zijn. Voor negen van de geprioriteerde dossiers is uiteindelijk een wijzigingsvoorstel uitgestuurd richting ECHA. Veel zaken zijn informeel gedeeld en daar waar nodig aangepast in het ontwerpbesluit.

  • 2. Het aantal stofevaluaties is conform de actielijst CoRAP in 2023 op zes uitgekomen, waarvan Nederland er één heeft uitgevoerd. Van de acht van ECHA ontvangen ontwerpbesluiten met betrekking tot stofevaluaties zijn er vier beoordeeld.

  • 3. A) Aan het Nederlandse screeningswerk om tot de selectie te komen voor kandidaten voor risicobeheersmaatregelen (stofevaluatie, classificatie, autorisatie of restrictie) zijn in plaats van de enkele geplande stofgroep een vijftal opgepakt omdat deze voor Nederland relevante stoffen omvatten, waar in andere processen aan wordt gewerkt.

    B) Er zijn zes RMOA’s afgerond en ingediend en van de 10 ontvangen RMO-analyses zijn er zeven geprioriteerd en becommentarieerd.

  • 4. A) Er zijn acht  SVHC-dossiers ontvangen (waarvan één van Nederland), op drie daarvan is commentaar geleverd. Het totaal aantal stoffen op de Kandidatenlijst is in 2023 uitgekomen op 235, een zestal wordt binnenkort toegevoegd.

    B) Autorisatieaanvragen zijn in dit overzicht geclusterd per aanvraag. Eén aanvraag kan meerdere gebruiken omvatten. Opinies worden per gebruik opgesteld. Een NL SEAC-lid heeft één rapporteurschap afgerond. Op alle autorisatieverzoeken is door de NL vertegenwoordigers in de RAC autorisatie werkgroep- en door de RAC- en SEAC-leden al dan niet met ondersteuning vanuit Bureau REACH inzet geleverd.

  • 5. Naast een SEAC-rapporteurschap heeft Nederland input geleverd op alle lopende besluitvormingstrajecten m.b.t. restrictiedossiers (zes in SEAC en zeven zijn er in RAC behandeld). Het restrictiedossier voor een brede groep poly- en perfluorverbindingen (PFAS) (vormt een additionele opdracht) is in januari 2023 ingediend. Daarnaast wordt gewerkt aan een restrictiedossier voor niet intentioneel toegevoegd asbest.

  • 6. Er zijn door Nederland twee nieuwe voorstellen voor geharmoniseerde classificatie en labelling ingediend. Daarnaast zijn er zeven rapporteurschappen door NL RAC-leden vervuld en is op alle andere voorstellen een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van de RAC opinie.

  • 7. Het RIVM beantwoordt zowel vragen van de REACH Helpdesk als de CLP-Helpdesk. In 2023 zijn in totaal 534 vragen van bedrijven beantwoord.

Asbestdaken

Asbestdaken zijn de laatste grote bron van asbestvezels in Nederland. Sinds medio 2019 is sprake van een daling van het saneringstempo. Die daling is waarschijnlijk veroorzaakt door het eindigen van de subsidie op het saneren van asbestdaken (december 2018) en het verwerpen van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer om asbestdaken te verbieden (juni 2019). Daarom heeft IenW op 2 maart 2020 een samenwerkingsverklaring gesloten met een aantal provincies, gemeenten en andere partijen. Doel hiervan is om door middel van een pakket niet-wettelijke maatregelen op een veilige manier het saneren van asbestdaken in Nederland te versnellen.

Na ruim 3 jaar uitvoering van deze maatregelen is op basis van de saneringscijfers geconcludeerd dat deze aanpak niet heeft geleid tot de gewenste versnelling van de saneringen. Daarmee wordt de ambitie om alle asbestdaken voor 2030 te verwijderen niet gehaald. In dat kader is de inzet van het Rijk heroverwogen. Er is gekozen voor inzetten op het stimuleren van vrijwillige saneringen door gerichte communicatie. Hiervoor wordt in de periode 2023 ‒ 2025 jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar gesteld. Uit de op dit moment beschikbare cijfers blijkt dat het saneringstempo ligt op circa 5 miljoen m2 per jaar.

Besluit externe veiligheid en transport

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart in 2015 (Staatscourant 2015, 10961 150 Tweede Kamer, vergaderjaar 2022–2023, 36 360 XII, nr. 1, 18 Kamerstuk II 2022-2023, 25834 nr. 190). Deze regeling heeft betrekking op het oplossen van huidige en mogelijke toekomstige knelpunten bij bestaande woningen langs basisnetroutes. Bij aanvang van deze regeling was er sprake van 42 kwetsbare objecten (adressen). In 2021 is het laatste object aangekocht, waarna in 2022 en 2023 is gewerkt aan de sloop of herbestemming. De regeling blijft bestaan omdat deze ook in de toekomst van belang kan zijn als er, als gevolg van door het Rijk geïnitieerde ontwikkelingen, kwetsbare objecten binnen de risicocontouren komen te liggen.

Tabel 71 Genetisch gemodificeerde organismen (GGO's)

2023

Kengetal

Indicator

Ingeperkt gebruik:

  

- Aanvragen Vergunningen11

35

100%

- Kennisgevingen22

386

100%

- Verzoeken ex art. 2.8 besluit ggo

111

100%

Verzoeken ex art. 2.13 besluit ggo

25

100%

Verzoeken bijzondere procedures besluit ggo

11

100%

   

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief martkaanvragen)

0

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

39

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair, meldingen

8

100%

Totaal

615

n.v.t.

X Noot
1

Het betreft vergunningaanvragen op niveau II-v en III inclusief wijzigingen op de respectievelijke niveaus.

X Noot
2

Het betreft kennisgevingen op niveau I en II-k.

Toelichting

In het jaarverslag 2023 worden, evenals in voorgaande jaren, niet alleen kengetallen vermeld maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het te bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

Kengetallen zijn de aantallen ontvangen (wijzigingen op) vergunningaanvragen, aantallen ontvangen (wijzigingen op) kennisgevingen, aantallen art. 2.8-verzoeken, aantallen art. 2.13-verzoeken en aantallen bijzondere procedures.

Indicatoren zijn het percentage van het aantal (wijzigingen op) vergunningaanvragen, (wijzigingen op) kennisgevingen, art. 2.8-verzoeken, art. 2.13-verzoeken of bijzondere procedures voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

De vigerende GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 in werking getreden. Naast vergunningen en algemene regels, worden ook kennisgevingen gedaan en verzoeken ingevolge art. 2.8, art. 2.13 en bijzondere procedures van het Besluit GGO milieubeheer 2013 ingediend ten aanzien van de veiligheidsinschaling van GGO’s.

D. Beleidsconclusie

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van het artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren in 2023 in overeenstemming met de verwachtingen zoals gemeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot neerwaartse bijstelling aan het licht gekomen.

PFAS-restrictie

Nederland heeft samen met andere lidstaten een voorstel opgesteld voor een zo breed mogelijk Europees verbod voor het in Europa gebruiken en op de markt brengen van PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen). Het restrictievoorstel is in januari 2023 ingediend bij het Europees Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA). De openbare raadpleging leverde vervolgens ruim 5600 reacties op en ook vanuit politiek en consumenten is er veel aandacht voor de risico’s van PFAS en de gevolgen van de restrictie.

Impulsprogramma Chemische Stoffen

In 2023 is gestart met de uitvoering van het Impulsprogramma Chemische Stoffen (2023-2026) om knelpunten en kennishiaten op te lossen die zijn geconstateerd in de evaluaties van het ZZS- en het biocidenbeleid of naar voren zijn gekomen in overleggen met stakeholders, medeoverheden of in debatten in het parlement. Het Impulsprogramma bevat urgente onderwerpen waar een impuls op nodig is om de beleidsdoelen (versneld) te halen. Het programma is dynamisch van aard en kent 19 projecten. In 2023 is de voortgang aan de Kamer gemeld, waarbij de eerste onderzoeksrapporten zijn mee gezonden (Kamerstuk 28089, nr. 268).

Er is in het impulsproject ‘cumulatie’ verder onderzoek in gang gezet naar een aanpak om cumulatie van chemische stoffen in vergunningverlening te adresseren. Ook zijn onderzoeken gedaan naar het verbeteren van de inzet op vermijdings- en reductieprogramma’s voor ZZS-emissies en het ondersteunen van bevoegde gezagen bij inzet op ZZS-emissies van MKB-bedrijven.

Daarnaast is er een website-pagina gelanceerd waarop bevoegde gezagen een aanpak kunnen vinden om te kunnen omgaan met het voorzorgbeginsel bij onzekere risico’s van chemische stoffen. Daarnaast is in het impulsproject Try-out ZZS, mede in het kader van het Interbestuurlijk Programma versterking VTH-stelsel, een tweejarig traject in gang gezet waarbij een samenwerkingsstructuur tussen omgevingsdiensten (ODNL) en het RIVM is gebouwd. Deze samenwerkingsstructuur is in gebruik genomen en nagegaan wordt of dit voldoende voorziet in de kennisvragen van bevoegde gezagen bij hun taken ten aanzien van ZZS-emissies.

Europees chemicaliënbeleid en REACH

Voor de uitvoering van het beleid gericht op risico’s van chemische stoffen is de Europese REACH-verordening de basis. In 2023 is voortgegaan met het bijdragen aan een effectieve implementatie in de EU van de verordening REACH inzake het op de markt brengen van stoffen en mengsels. Het in 2023 verwachte voorstel voor herziening van REACH is helaas om politieke redenen uitgesteld door de Europese Commissie. Naast voorbereidingen op de PFAS-restrictie (zie hiervóór) is in REACH-kader ingezet op o.a. micoplastics en asbest.

Op 25 september 2023 is de restrictie inzake microplastics vastgesteld. Deze verbiedt stapsgewijs het gebruik van bewust toegevoegde microplastics (bijvoorbeeld op kunstgrasvelden en in cosmetica). In december zijn diverse wetgevende voorstellen vastgesteld om te komen tot «een stof, een beoordeling», waarmee wordt beoogd dat de beoordeling van de gevaren van stoffen onder verschillende regels worden geharmoniseerd. Dit initiatief volgt, net als de revisie REACH, uit de strategie voor duurzame chemische stoffen (Chemicals Strategy for Sustainability, CSS) van de Europese Commissie.

Er is een begin gemaakt met een restrictievoorstel om de scope van REACH voor asbest uit te breiden. Er geldt nu alleen een verbod om opzettelijk toegepaste asbest op de markt te brengen en te gebruiken, maar regulering is ook gewenst voor niet-opzettelijk toegevoegde asbest zoals asbest dat van nature kan voorkomen in diverse grondstoffen.

ZZS-register

Het ZZS-emissiebeleid is gericht op het terugdringen van emissies naar de lucht en het water. Dat is sinds 2016 vormgegeven door de informatie- en minimalisatieplicht. Bedrijven moeten ZZS-emissies melden aan het bevoegd gezag en een Vermijdings- en Reductieprogramma opstellen waarin zij maatregelen voorstellen om de emissies van ZZS te minimaliseren. In 2023 is gewerkt aan de technische en juridische inbedding van een register waarin de aan bevoegde gezagen gemelde ZZS-emissies op landelijk niveau ontsloten worden

Biocidenbeleid

Op Europees niveau worden ‘werkzame stoffen’, de chemische stoffen die een plaag bestrijden, beoordeeld, waarna op het niveau van lidstaten de middelen (biociden) worden toegelaten. In Nederland is het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden als Zelfstandig Bestuursorgaan verantwoordelijk voor de toelating van deze middelen. In 2023 is het interdepartementale Strategisch Kader Biociden opgesteld. Deze vormt de basis van acties die in vervolg op de beleidsdoorlichting van 2022 worden opgepakt. Uitgangspunt voor alle gebruik van biociden wordt «geïntegreerd plaagbeheer» wat inhoudt dat bij het bestrijden van een plaag eerst preventieve maatregelen worden ondernomen om het probleem met ongewenste organismen te voorkomen. Als dat niet succesvol is komt pas het van biociden in beeld, bij voorkeur met gebruikmaking van de opties die het minst schadelijk zijn voor mens en milieu. In het Impulsprogramma Chemische Stoffen zijn drie projecten opgenomen die deels voorzien in de uitvoering van het Strategisch Kader Biociden.

Stimulering verwijderen asbestdaken

Asbestdaken vormen de laatste grote bron van asbestvezels naar de leefomgeving in Nederland. In 2019 heeft de Eerste Kamer het wetsvoorstel om asbestdaken te verbieden verworpen. In 2020 zijn afspraken gemaakt tussen een aantal provincies, gemeenten en andere partijen met de samenwerkingsverklaring aanpak van asbestdaken. In 2023 is verder uitvoering gegeven aan deze acties. Er is gekozen voor het inzetten op het stimuleren van vrijwillige saneringen door gerichte communicatie en bewustwording. In 2023 is dit inhoudelijk voorbereid, ook in samenwerking met de ambassadeurs van de versnellingsaanpak. Er is onderzoek gedaan naar kosten van verschillende verwijderingstechnieken. Het gebruiken van schuim op te saneren asbestdaken bij uiteenlopende (weers)omstandigheden lijkt niet te leiden tot het indelen in een lagere risicoklasse, en daarmee niet tot kostenbesparing. Uit de op dit moment beschikbare cijfers blijkt dat het saneringstempo uitkomt op ongeveer 5 miljoen m2 per jaar. Zie kengetallen (C) voor verwijderingstempo.

Majeure risicobedrijven

Op 5 oktober 2023 heeft de Staatssecretaris de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de Brzo-bedrijven 2022 aangeboden21. De Staat van de Veiligheid Brzo- bedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de naleving en de veiligheidssituatie van de Brzo-bedrijven in Nederland. Hieronder staan samenvattend de bevindingen van het rapport.

Het percentage Brzo-bedrijven dat in 2022 een overtreding heeft begaan (55%) ligt lager dan in 2021 (60%). Het totaal aantal overtredingen in 2022 (686 overtredingen) is gedaald ten opzichte van 2021 (752 overtredingen).

Van het totale aantal overtredingen in 2022 was bijna 76% van categorie 3 (lichte overtredingen). Het aantal overtredingen in categorie 2 (middel) en 3 (zwaar) is in 2022 met circa 8% gedaald ten opzichte van 2021. Bij alle zware overtredingen is direct ingegrepen waarmee het onmiddellijke gevaar werd weggenomen. De verhoudingen in de zwaarte van de overtredingen zijn stabiel over de afgelopen vijf jaar.

In overleg met alle betrokken wordt de Staat van de Veiligheid Brzo-bedrijven niet meer jaarlijks uitgebracht vanaf 2023.

Aandachtsgebieden en Register Externe Veiligheid

Onder de Omgevingswet geldt een nieuw regime waarin de aanpak van groepsrisico’s is vervangen door aandachtsgebieden voor brand, explosie en gifwolk. In 2023 zijn de nieuwe modellen voor de berekening van de aandachtsgebieden opgeleverd. Deze worden gebruikt om de aandachtsgebieden te berekenen en deze vervolgens op te nemen in het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV). De aandachtsgebieden worden vanuit het REV getoond op kaarten in de Atlas Leefomgeving, samen met de contouren voor het plaatsgebonden risico, informatie over milieubelastende activiteiten en de locaties van kwetsbare gebouwen.

Safety deals

De subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid industriële activiteiten is in 2023 ongewijzigd voortgezet.

Voor 2023 was een subsidiebedrag van € 2 miljoen beschikbaar. Er zijn 12 Safety Deals aangevraagd. Hiervan zijn zeven als projecten ingediend en goedgekeurd, drie aanvragen betreffen ondersteuning voor kleine ondernemers (type D subsidie), één project moet nog worden beoordeeld door RVO en één projectaanvraag is afgewezen. Met deze aanvragen is het subsidiebudget voor 2023 bijna volledig uitgeput. Alle aanvragen richten zich op één of twee speerpunten die in de regeling staan. Ter bevordering van de olievlekwerking van de ontwikkelde best practices en vergroting van de bekendheid van de SVO-regeling zijn er enkele filmpjes gemaakt van afgeronde safety deals.

Om de regeling meer te laten aansluiten op de beleidsdoelen van een veilige energietransitie is binnen werkgroepen en workshops verkend welk speerpunt deze ontwikkeling kan ondersteunen. Het speerpunt ‘Veiliger ontwerp en gebruik van procesapparatuur, -leidingen en -installaties’ kan de omgevingsveiligheid van bestaande en nieuwe installaties bovenwettelijk verder versterken. Het nieuwe speerpunt met de focus op ‘Safe-by-Design’ geeft ruimte voor integrale veiligheidsverbeteringen gericht op een veilige en gezonde leefomgeving. Een veiliger ontwerp en gebruik van procesinstallaties leidt tegelijkertijd tot meer ketenregie en systematische samenhang tussen Circulaire Economie, verduurzaming en omgevingsveiligheid.

Safety Delta Nederland (SDN)

Binnen SDN werken overheid, wetenschap en bedrijfsleven samen aan de veiligheid van de (petro)chemie. SDN heeft in 2023 geïnvesteerd in drie pijlers van hun werk:

  • 1. Inspireren en Netwerken

  • 2. Vinden en verspreiden van nieuwe en bestaande kennis

  • 3. Vernieuwen en implementeren van kennis.

Daarnaast is er een evaluatie van het werk van SDN uitgevoerd door Berenschot. Uit de evaluatie blijkt dat het programmabureau goed werk levert. Voor de resterende looptijd van SDN zijn door Berenschot een aantal aanbevelingen gedaan om SDN verder te versterken. Deze aanbevelingen zijn door een triple helix werkgroep verwerkt in een plan voor 2024 en verder.

Vuurwerk

Net zoals in voorgaande jaren is in 2023 de beleidsinzet voor vuurwerk gericht op het realiseren van een veilige jaarwisseling. Zoals ieder jaar worden middelen ingezet voor monitoring van de jaarwisseling door rapporten van VeiligheidNL, het ontwikkelen van een vuurwerkcampagne en een lesprogramma voor basisscholen.

Op EU-niveau is onder andere aandacht gevraagd voor het belang van goede productconformiteitsprocedures en de problematiek rondom de illegale handel en het illegaal gebruik van zwaar vuurwerk. Daarnaast is input en data geleverd aan de Europese Commissie inzake (de start van) de evaluatie van de Pyrorichtlijn. Verder is gestart met de implementatie van de Benelux-beschikking betreffende de invoering van een pyro-pass, en de Benelux-beschikking betreffende het tegengaan van de oneigenlijke aanwending van de P1-categorie (vuurwerk niet bestemd voor vermaak).

Veiligheid biotechnologie

In 2023 is verdere invulling gegeven aan het ontwikkelen en vormgeven van toekomstbestendig veiligheidsbeleid daar waar het gaat om biotechnologie. Hierover is veelvuldig contact met onderzoeksinstellingen, bedrijven, maatschappelijke organisaties, het RIVM, de COGEM en medeoverheden. Dit heeft in 2023 tot de volgende resultaten geleid. In april 2023 is de Trendanalyse Biotechnologie opgesteld door de Commissie Genetische Modificatie en de Gezondheidsraad opgeleverd. Op 22 december 2023 is de kabinetsreactie hierop verstuurd aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 2023-2024, 27428, nr. 400) waarin onder meer wordt aangekondigd in 2024 een integrale visie biotechnologie op te stellen door de betrokken departementen.. Op 8 september jl. heeft het Nederlandse kabinet het Europese Commissievoorstel voor plantenveredeling met nieuwe genomische technieken (NGT’s) beoordeeld, waarbij het overwegend positief is over het voorstel met een aantal aandachtspunten1 (Kamerstuk 2022-2023, 22112 nr. 3773). Deze inzet is nadien gebruikt in de onderhandelingen in Europa die tot eind 2023 plaatsvonden onder Spaans voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en die doorlopen naar 2024 onder Belgisch voorzitterschap. Tevens heeft de beleidsevaluatie veiligheid biotechnologie in 2023 plaatsgevonden, die begin 2024 aan de Tweede Kamer wordt verstuurd.

Vervoer gevaarlijke stoffen

In 2023 is de tweejaarlijkse cyclus van aanpassing van de internationale regels voor vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en binnenwateren begonnen. De regels worden aangepast aan de laatste stand van wetenschap en techniek en worden in 2025 geïmplementeerd in nationale wetgeving. In het internationale overleg hierover heeft Nederland ingezet op het investeren in voortdurende verbetering van de veiligheid en harmonisatie van voorschriften. Wat betreft het beheersen van de risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn in 2023 de kaders en uitgangspunten uit het programma Robuust Basisnet verder uitgewerkt en zijn voorbereidingen getroffen om de regelgeving aan te gaan passen. Daarin zijn ook de uitkomsten van de uitgevoerde evaluatie meegenomen (Kamerstukken II, 30 373 nr. 77).

Veilige energietransitie

Het programma Veiligheid Energietransitie is enkele jaren geleden gestart, om tijdig de uitdagingen te signaleren die de energietransitie met zich brengt op het terrein van omgevingsveiligheid en om aan een tijdige respons hierop te werken. Eén van deze uitdagingen is het verantwoord omgaan met waterstofdragers binnen de energietransitie. De kamer is op 17 maart 2023 door de staatssecretaris van IenW, mede namens de minister voor KenE, geïnformeerd over de resultaten van een studie naar de omvang van de te verwachten stromen en de impact daarvan (Kamerstuk 2022-2023 32813, nr. 1192). Er is overleg geweest met de havengebieden en betrokken partijen, o.a. via Novex-gebied Rotterdam en Havenbedrijf Amsterdam, met het oog op plannen voor import van waterstofdragers en de mogelijke implicaties voor de omgevingsveiligheid. Het gezamenlijk ontwikkelperspectief voor de haven van Rotterdam is op 18 december 2023 gepubliceerd. Er is door IenW opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een vergelijking van maatschappelijke kosten en baten van verschillende waterstofdragers in Nederland, in combinatie met transport via verschillende modaliteiten. Ook is een traject gestart met ministerie EZK om te komen tot een visie op waterstofdragers.

Er is gestart met de update van richtlijn in de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS 12) voor de opslag van ammoniak en zijn in diezelfde reeks (PGS 37-1, 37-2 en 38) veiligheidsrichtlijnen gepubliceerd voor (lithiumhoudende) energieopslagsystemen en voor multi-fuel tankstations.

Tenslotte is er gewerkt aan de studie Safe and Sustainable by Design voor Batterijen en de Strategische Aanpak Batterijen, zoals verstuurd aan de kamer op 4 januari 2024 (Kamerstuk 2023-2024 31209, nr. 249).

Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH)

Uit het rapport van de commissie Van Aartsen (Kamerstuk 22343, nr. 295) blijkt dat het VTH-stelsel voor het milieudomein niet goed functioneert en wordt gekenmerkt door fragmentatie en vrijblijvendheid. Hierdoor ontstaat vermijdbare milieuschade. In 2022 is het interbestuurlijk programma versterking VTH-stelsel (IBP VTH) gestart (Kamerstuk 22343, nr. 336). In dit programma werken Rijk, provincies, gemeenten en omgevingsdiensten samen aan de implementatie van de adviezen van de commissie Van Aartsen. Hiermee wordt het VTH-stelsel versterkt. Dit programma loopt tot 1 september 2024. In 2023 heeft het IBP VTH twee voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstuk 22343, nr. 351 en Kamerstuk 22343, nr. 360).

Het kabinet heeft structureel een jaarlijks bedrag van 18 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de versterking van het VTH-stelsel. Deze gelden zijn in 2023 onder andere ingezet voor de verlenging van een regeling voor een eenmalige specifieke uitkering aan omgevingsdiensten. Alle omgevingsdiensten hebben in 2022 een aanvraag ingediend voor in totaal 14.239.577 miljoen euro. De omgevingsdiensten besteden dit bedrag aan activiteiten die benoemd zijn in het IBP VTH. In 2023 konden omgevingsdiensten wijzigingsvoorstellen indienen en is de looptijd van de SPUK met één jaar verlengd om de omgevingsdiensten in staat te stellen gedurende looptijd van het IBP VTH tot 1 september 204 bij te dragen aan de werkzaamheden van het IBP VTH. Deze (wijzigings)aanvragen zijn beoordeeld. Daarnaast zijn de coalitie-akkoordgelden ingezet voor programma- en apparaatskosten.

Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

Voor de bedrijfsduurverlening van de Kerncentrale Borssele moet de Kernenergiewet (art.15) worden aangepast. Hierbij heeft EZK de rol van opdrachtgever, en IenW de rol van bevoegd gezag voor de m.e.r.-procedure voor deze wijziging. In 2023 heeft IenW inspraakavonden georganiseerd voor de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) en deze voor inspraak voorgelegd. De zienswijzen worden nu verwerkt, en begin 2024 zal de Kamer de reactienota ontvangen.   In 2023 heeft Nederland drie missies van het Internationaal Atoom Energieagentschap (IAEA) ontvangen op de terreinen van 1) de uitvoering van de taken op het terrein van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming, 2) de beveiliging van kerncentrales (zowel fysieke beveiliging als cyber security) en 3) het beleid en regelgeving m.b.t. het beheer van radioactief afval en verbruikte splijtstoffen. De uitkomsten vormen een belangrijke agenda voor de komende jaren.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 72 Budgettaire gevolgen van beleid art. 22 (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

21.788

51.414

52.751

87.421

57.697

77.333

‒ 19.636

1

         

Uitgaven

30.339

33.891

48.318

87.549

69.940

87.006

‒ 17.066

 
         

1 Veiligheid chemische stoffen

6.773

6.203

6.232

20.176

22.520

20.816

1.704

 

Opdrachten

3.820

3.058

3.536

4.784

4.723

6.717

‒ 1.994

2

Waarvan RWS

0

0

0

0

1.246

2.006

‒ 760

 

Waarvan RIVM

0

0

0

0

1.315

739

576

 

Uitvoering veiligheid

0

0

0

0

17

1.665

‒ 1.648

 

Uitvoering stoffen en M&G

0

0

0

0

1.035

1.007

28

 

Overige opdrachten

0

0

0

0

1.110

1.300

‒ 190

 

Subsidies

102

88

39

155

0

177

‒ 177

 

Bijdragen aan agentschappen

2.851

3.057

2.657

14.937

17.067

12.899

4.168

3

Waarvan bijdrage aan RWS

2.631

2.837

2.337

2.783

3.396

2.524

872

 

Waarvan bijdrage aan RIVM

0

0

0

0

13.571

10.050

3.521

 

Overige bijdrage aan agentschappen

220

220

320

12.154

100

325

‒ 225

 

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

0

0

0

200

730

0

730

 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's

0

0

0

100

0

1.023

‒ 1.023

 

Waarvan bijdrage aan CTGB

0

0

0

0

0

1.023

‒ 1.023

 

Overige bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

0

100

0

0

0

 
         

2 Veiligheid biotechnologie

3.250

3.482

2.307

6.623

5.422

5.528

‒ 106

 

Opdrachten

3.250

3.482

671

1.572

356

1.111

‒ 755

 

Uitvoering veiligheid GGO

0

0

0

1.134

296

1.111

‒ 815

 

Overige opdrachten

0

0

0

438

60

0

60

 

Bijdragen aan agentschappen

0

0

1.636

5.051

5.066

4.417

649

 

Waarvan bijdrage aan COGEM

0

0

1.636

1.668

1.668

1.700

‒ 32

 

Waarvan bijdrage aan RIVM

0

0

0

3.383

3.398

2.717

681

 
         

3 Veiligheid bedrijven en transport

20.316

24.206

39.779

60.750

41.998

60.662

‒ 18.664

 

Opdrachten

3.461

5.658

7.215

7.028

8.079

40.412

‒ 32.333

4

Waarvan RWS

0

0

0

0

2.237

1.054

1.183

 

Opdrachten asbest

0

0

0

0

493

4.191

‒ 3.698

 

Programma omgevingsveilig

1.014

2.640

3.950

4.206

3.029

9.119

‒ 6.090

 

VTH-stelsel

0

0

0

36

341

21.908

‒ 21.567

 

Uitvoering Buisleidingen

0

0

0

0

647

2.528

‒ 1.881

 

Uitvoering veiligheid VGS

0

0

0

0

938

952

‒ 14

 

Uitvoering Veiligheid inrichtingen en basisnetten

562

0

0

478

0

0

0

 

Overige Opdrachten

1.885

3.018

3.265

2.308

394

660

‒ 266

 

Subsidies

11.115

11.698

23.747

35.502

13.192

10.074

3.118

5

Subsidies Inrichting & Transparantie

0

7.890

4.356

4.225

7.824

7.001

823

 

Subsidies Asbest

8.800

3.500

0

6.000

0

2.500

‒ 2.500

 

Subsidie vuurwerk

0

0

19.194

23.885

2.198

0

2.198

 

Overige Subsidies

2.315

308

197

1.392

3.170

573

2.597

 

Bijdragen aan agentschappen

1.933

2.341

4.061

8.686

7.288

5.799

1.489

 

Waarvan bijdrage aan RWS

1.933

2.341

4.061

4.059

4.184

1.609

2.575

 

Waarvan bijdrage aan RIVM

0

0

0

0

2.753

3.062

‒ 309

 

Waarvan bijdrage aan RVO

0

0

0

0

351

1.128

‒ 777

 

Overige bijdrage aan agentschappen

0

0

0

4.627

0

0

0

 

Bijdrage aan medeoverheden

0

488

526

5.944

9.647

300

9.347

6

Waarvan bijdrage aan Caribisch Nederland

0

434

501

1.197

0

300

‒ 300

 

Overige bijdragen aan medeoverheden

0

54

25

4.747

9.647

0

9.647

 

Inkomensoverdrachten

3.707

4.021

4.230

3.590

3.792

4.077

‒ 285

 

Mesothelioom en Asbetose

3.707

4.021

4.230

3.590

3.792

4.077

‒ 285

 
         

Ontvangsten

1

457

313

2.252

999

250

749

 
F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De lagere realisatie (€ 19,6 miljoen) van het verplichtingenbudget wordt veroorzaakt door:

    • De bij Voorjaarsnota/Najaarsnota budget is geschoven naar 2024 en 2025 voor de communicatiecampagne asbest (- € 1,5 miljoen) en naar 2026 voor VTH (- € 6,0 miljoen).

    • Daarnaast wordt dit veroorzaakt door een overboeking van het opdrachtenbudget naar het opdrachtenbudget op artikel 20 voor de communicatiecampagne houtstook (- € 1,0 miljoen).

    • Verder berteft dit een overboeking naar het opdrachtenbudget op artikel 21 voor de jaarlijkse opdracht aan  Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) (- € 1,1 miljoen),

    • een overboeking naar artikel 21 bij Najaarsnota ten gunste van de subsidieregeling circulaire ketenprojecten (- € 1,7 miljoen)

    • overboekingen naar afdeling IenE binnen I&W (- € 4,0 miljoen) en de ILT (- € 1,1 miljoen) omtrent het programma VTH en LNV voor de bijdrage aan het CTGB (- € 1,4 miljoen).

    • Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelen (-€ 1,8 miljoen).

  • 8. De lagere realisatie (- € 2,0 miljoen) wordt veroorzaakt door een overboeking naar de ANVS omtrent radionuclidenlab RIVM (- € 1,0 miljoen) en een overboeking naar subsidies op artikel 21 bij Najaarsnota ten gunste van de subsidieregeling circulaire ketenprojecten (- € 1,0 miljoen).

  • 9. De hogere realisatie bijdragen aan agentschappen (€ 4,2 miljoen) wordt met name veroorzaakt door de hogere bijdrage aan het RIVM voor de uitvoering van opdrachten op het gebied van Veiligheid Biotechnologie. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan wettelijke taken ten aanzien van biotechnologie.

  • 10. De lagere realisatie (- € 32,3 miljoen) wordt veroorzaakt door een overboeking naar agentschapsbijdragen RIVM (- € 2,0 miljoen) en RWS (- € 3,9 miljoen), een overboeking naar het instrument subsidies vanwege de verstrekte subsidie aan ODNL omtrent VTH (- € 2,6 miljoen), de ingediende kasschuiven omtrent communicatiecampagne asbest en interbestuurlijk programma VTH (- € 7,5 miljoen), een overboeking naar het opdrachtenbudget op artikel 20 omwille van de communicatiecampagne houtstook (- € 1,0 miljoen), een overboeking naar het opdrachtenbudget op artikel 21 vanwege de jaarlijkse opdracht aan  Stichting Koninklijk Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) (- € 1,0 miljoen). Daarnaast is - € 9,5 miljoen overgeheveld naar het instrument bijdrage medeoverheden omwille van de specifieke uitkering omgevingsdiensten inzet interbestuurlijk programma VTH 2023-2024. Verder zijn er voor het interbestuurlijke programma VTH middelen overgeheveld naar IenE voor inhuurkosten (- € 2,0 miljoen) en naar de ILT (- € 1,1 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelonderdelen (- € 1,7 miljoen).

  • 11. De hogere realisatie (€ 3,1 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt door een overboeking binnen artikel 22 ten behoeve van de subsidie aan ODNL omtrent VTH (€ 3,0 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen van andere artikelonderdelen (€ 0,1 miljoen).

  • 12. De hogere realisatie (€ 9,3 miljoen) wordt voornamelijk veroorzaakt door de vanuit het Coalitieakkoord beschikbaar gestelde middelen omtrent VTH. Hieruit is de specifieke uitkering omgevingsdiensten inzet interbestuurlijk programma VTH 2023-2024 bekostigd (€ 9,5 miljoen). Het resterende saldo is het resultaat van verschillende kleine overhevelingen naar andere artikelonderdelen (- € 0,2 miljoen).

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Veiligheid chemische stoffen (€ 22,5 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

Opdrachten (€ 4,7 miljoen)

  • RWS en RIVM (€ 2,6 miljoen). Dit betreft in totaal € 1,3 miljoen aan RWS voor met name de Beleidsondersteuning en Advies (BOA) financiering en € 1,3 miljoen aan het RIVM voor met name langdurige (aanvullende) opdrachten voor het stoffenbeleid voor de Omgeving en Milieu veiligheid.

  • Uitvoering stoffen en Milieu & Gezondheid (€ 1,0 miljoen). Dit betreft de opdracht voor biociden en overige diverse kleinere opdrachten op dit onderwerp.

  • Overige opdrachten (€ 1,1 miljoen). Voor de uitvoering van taken op het gebied van Nucleaire Veiligheid (€ 0,7 miljoen) en diverse andere kleinere opdrachten voor de uitvoering van de risicosecurity (Safe By Design) (€ 0,4 miljoen).

Bijdragen aan agentschappen (€ 17,1 miljoen)

  • RWS (€ 3,4 miljoen). De bijdrage aan RWS is bestemd voor voornamelijk de capaciteitsinzet voor de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundelingen verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het gebied van asbest. Daarbij wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

  • RIVM (€ 13,6 miljoen). De bijdrage aan RIVM is bestemd voor de capaciteitsinzet op het gebied van Veiligheid Stoffen, Gezonde Leefomgeving en Onderzoek Beleid Nucleair. Hierbij wordt onderzoek gedaan naar onder andere nationaal en internationaal stoffenbeleid, biociden en gewasbeschermingsmiddelen en straling in de leefomgeving.

  • Overige bijdrage aan agentschappen (€ 0,1 miljoen). Dit betreft een bijdrage aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 0,7 miljoen)

Dit betreft de bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van de beoordeling of deze veilig zijn voor mens, dier en milieu voordat ze worden verkocht.

2. Veiligheid biotechnologie (€ 5,4 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

Opdrachten (€ 0,4 miljoen)

Het gaat hierbij hoofdzakelijk om een meerjarig onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek op het domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (NWO-TTW).

Bijdragen aan agentschappen (€ 5,1 miljoen)

  • COGEM (€ 1,7 miljoen). Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een bijdrage van € 1,7 miljoen verstrekt aan de Commisie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico's verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen.

  • RIVM (€ 3,4 miljoen). De bijdrage aan RIVM is bedoeld voor de uitvoering van opdrachten op het gebied van Veiligheid Biotechnologie. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan wettelijke taken ten aanzien van biotechnologie.

3. Veiligheid bedrijven en transport (€ 42,0 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

Opdrachten (€ 8,1 miljoen)

  • RWS (€ 2,2 miljoen). Er worden opdrachten verstrekt aan RWS voor het programma veiligheid bedrijven.

  • Opdrachten asbest (€ 0,5 miljoen). Dit betreft opdrachten voor onderzoek en implementatie van risicoreductiemaatregelen, de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken en een communicatiecampagne voor asbest.

  • Programma omgevingsveiligheid (€ 3,0 miljoen). Onder de opdrachten voor het programma omgevingsveiligheid vallen (wettelijke) taken voor bedrijven, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor) en veiligheid energietransitie.

  • VTH-stelsel (€ 0,3 miljoen). Voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn de uitgaven bestemd voor de stelselontwikkeling en het beheer hiervan.

  • Uitvoering buisleidingen (€ 0,6 miljoen). Dit betreft diverse onderzoeken en studies voor de uitvoering van buisleidingen. Het gaat met name om detacheringen voor Omgevingsveiligheid en Milieurisico's.

  • Veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen (€ 0,9 miljoen). Dit betreft met name de post basisnet weg, water en verkeer (€ 0,2 miljoen), het onderhoudscontract voor het softwareprogramma RBM II (€ 0,1 miljoen), veiligheid energietransisite (€ 0,1 miljoen), en diverse overige opdrachten voor veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen (€ 0,5 miljoen).

  • Overige opdrachten (€ 0,4 miljoen). Dit betreft overige kleinere opdrachten van met name de uitvoering, veiligheid en inrichting.

Subsidies (€ 13,2 miljoen)

  • Subsidies inrichtingen en transport (€ 7,8 miljoen). Het betreft hier de uitgaven voor de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector, die door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) wordt uitgevoerd (€ 2,0 miljoen). Daarnaast is er een subsidie verstrekt aan de omgevingsdiensten om de uitvoeringstaken op het gebied van toezicht en beheer te kunnen uitvoeren (€ 4,6 miljoen). En diverse kleinere subsidies als onderdeel van de safety deal (€ 1,2 miljoen).

  • Subsidie vuurwerk (€ 2,2 miljoen). Dit betreft een subsidie voor het veilig opslaan van vuurwerk.

  • Overige subsidies (€ 3,2 miljoen). Dit betreft een subsidie aan de omgevingsdiensten voor het uitvoeren van de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Bijdragen aan agentschappen (€ 7,3 miljoen)

  • RWS (€ 4,2 miljoen). De bijdrage aan RWS is bestemd voor de capaciteitsinzet voor de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen ‘kennisoverdracht omgevingsveiligheid’ en ‘vergunningverlening’. Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS voor basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

  • RIVM en overige agentschappen (€ 3,1 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan RVO (€ 0,3 miljoen) en de bijdrage aan RIVM (€ 2,8 miljoen) voor vervoer gevaarlijke stoffen, veiligheid bedrijven, biotechnologie en stoffen, gezonde leefomgeving en onderzoek nucleair beleid.

Bijdragen aan medeoverheden (€ 9,7 miljoen)

Dit betreft een bijdrage aan medeoverheden voor een uitkering voor de omgevingsdiensten (SPUK).

Inkomensoverdrachten (€ 3,8 miljoen)

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen voor de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom en asbestose (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom of asbestose heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Ontvangsten (€ 1 miljoen)

De ontvangsten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie (€ 0,2 miljoen). Daarnaast betreft het afrekening van agentschapsopdrachten van RWS en RIVM uit het voorgaande jaar (€ 0,7 miljoen). Het restant wordt verklaard door kleinere mutaties (€ 0,1 miljoen).

4.11 Artikel 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie

A. Algemene doelstelling

Het KNMI adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s op het gebied van weer, klimaat en seismologie terug te dringen en schade en letsel te beperken. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, zet deze om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 73 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.23
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

55.852

58.826

62.349

66.940

76.609

70.402

6.207

        

Uitgaven

55.242

57.346

63.434

68.203

75.414

69.462

5.952

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Meteorologie en seismologie

33.607

36.148

46.387

47.317

52.237

47.575

4.662

2 Aardobservatie

21.635

21.198

17.047

20.886

23.177

21.887

1.290

        
        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet taken meteorologie en seismologie (Wtms). De Minister heeft deze taken belegd bij het agentschap KNMI. Het gaat om de volgende taken:

Tabel 74 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet taken meteorologie en seismologie (Wtms). De Minister heeft deze taken belegd bij het agentschap KNMI. De rol ‘(doen) uitvoeren’ heeft betrekking op de volgende taken:–het kosteloos verstrekken van algemene weerberichten omtrent de toestand van het huidige weer en het te verwachten weer;–waarschuwingen aan het algemeen publiek bij verwacht of werkelijk gevaarlijk of maatschappij-ontwrichtend weer of waarschuwingen bij calamiteiten waarbij het weer een belangrijke rol speelt;–het onverwijld informeren van het algemeen publiek bij een significante bodembeweging door geofysische bronnen of vulkanische activiteit;–het kosteloos ondersteunen van bestuursorganen in gedefinieerde gevallen.–het voortbrengen of verzamelen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens in het kader van de uitvoering van de taken zoals opgenomen in de Wet taken meteorologie en seismologie;–het beheer en onderhoud van de voor de uitvoering van zijn taken noodzakelijke technische infrastructuur;–het overeenkomstig ministeriële regeling desgevraagd ondersteunen van bestuursorganen, de rechterlijke organisatie, overheidsbedrijven of openbare lichamen op het terrein van meteorologie, seismologie of andere geofysische terreinen bij de uitvoering van aan hen bij of krachtens wet opgedragen taken;–onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling met betrekking tot meteorologie, seismologie en andere geofysische terreinen;–meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of het onderzoek, bedoeld in onderdeel h, op verzoek van internationale organisaties voortbrengen, verzamelen of beschikbaar stellen;–het voor hergebruik als bedoeld in de Wet hergebruik van overheidsinformatie, zonder dat daartoe een verzoek is gedaan op grond van die wet, beschikbaar stellen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens of onderzoeksresultaten, of de opzet daarvan, voor zover intellectuele eigendomsrechten van anderen dat niet beperken, waarbij er op basis van een overeenkomst aanvullende dienstverlening kan worden verleend;–internationale samenwerking op het gebied van meteorologie en seismologie en andere geofysische terreinen; en–het verlenen van meteorologische diensten voor de luchtvaartnavigatie.

C. Samenhang doelstelling en meetbare gegevens

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstelling van dit beleidsartikel. Scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen.

Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting in 2019 van artikel 23 zijn de beleidsindicatoren op het artikel herzien. Vanaf 2022 (rapportagejaar 2021) rapporteert het KNMI op basis van onderstaande indicatoren voor doeltreffendheid van de beleidsdoelstelling. Hiernaast zijn in de agentschapsparagraaf van het KNMI doelmatigheidsindicatoren opgenomen.

Tabel 75 Indicatoren Meteorologie, Seismologie en aardobservatie

Indicator

Streefwaarde/norm

2022

Resultaten 2023

1. Algemene klanttevredenheid:

   

a.     Rapportcijfer voor kwaliteit van ontvangen producten/diensten (1)

Overall cijfer ≥ 7,0

7,5

8,0

b.     Rapportcijfer voor communicatie over producten/diensten. (1)

Overall cijfer ≥ 7,0

7,2

7,8

2. Weer:

   

a.     Beschikbaarheid en frequentie van de dagelijkse weersverwachtingen.

3x p/d, 365 dagen p/j

Beschikbaarheid 365 dagen ≥ 3

Beschikbaarheid 365 dagen ≥ 3

 

Max. 1 x per jaar >8 uur oud

0

0

b. % correct uitgegeven weerswaarschuwingen (codes oranje en rood).

≥ 60%

  

i. Het % uitgegeven codes oranje waarbij de bijbehorende meteorologische criteria daadwerkelijk zijn gehaald.

≥ 60%

86%

67%

ii. Het aantal gemiste waarschuwingen voor code oranje als percentage van het totaal aantal weersituaties die voldeden aan criteria voor code oranje

≥ 15%

0%

11%

iii. Het percentage van het algemeen publiek dat het weeralarm (code rood) als passend heeft ervaren.

≥ 70%

n.v.t.

88%

c.     % van het algemeen publiek dat wordt bereikt met weerwaarschuwingen, te onderzoeken via het imago onderzoek.

≥ 80%

88%

94%

d.     % van het algemeen publiek dat gedrag aanpast na een weerwaarschuwing (code oranje of rood), te onderzoeken via het imago onderzoek

≥ 65%

44%

49%

3. Klimaat:

   

a.     Beschikbaarheid klimaatbericht KNMI.

Gemiddeld 1x per week

1,5

1,3

b.     Klanttevredenheid (rapportcijfer) onder gebruikers klimaatproducten KNMI (1)

Overall cijfer ≥ 7,0

7,1

8,3

4. Seismologie:

   

a.     Publicatie bevingen in Nederland met magnitude ≥ 4,5

≥ 98%

n.v.t.

100%

b.     Publicatie bevingen in Groningen met magnitude ≥ 2

≥ 98%

100%

100%

c.     Percentage burgers dat KNMI op seismologisch gebied als betrouwbaar beschouwt, te onderzoeken via het imago onderzoek.

≥ 75%

78%

84%

d.     Klanttevredenheid (rapportcijfer) onder gebruikers seismologische producten KNMI. (1)

Overall cijfer ≥ 7,0

6,5

7,0

5. Data beschikbaarheid:

   

a.     Beschikbaarheid van en data m.b.t weer en klimaat

≥ 98,5%

99,54%

99,67%

b.     Beschikbaarheid van data m.b.t. seismologie

80%-90%

91,70%

91,70%

6. Luchtvaart meteorologische dienstverlening:

   

a.     Rapportcijfer voor kwaliteit van ontvangen producten/diensten (1)

Overall cijfer ≥ 7,0

9,9

8,0

b.     Rapportcijfer voor communicatie over producten/diensten (1)

Overall cijfer ≥ 7,0

7,6

7,8

7. Wetenschappelijk onderzoek

   

a.     Aantal wetenschappelijke publicaties

≥ 65 per jaar

139

138

Toelichting

1. Algemene klanttevredenheid:

Deze indicator is een maatstaf voor de kwaliteit van dienstverlening van het KNMI aan haar directe afnemers, zowel aan betalende klanten als gebruikers van publiek-beschikbare data (extranet). De score volgt uit het klantbelevingsonderzoek dat ieder jaar wordt afgenomen onder (professionele) gebruikers van KNMI producten en data. Bij klanttevredenheid wordt zowel gekeken naar productinhoudelijke als communicatieve aspecten. Het KNMI streeft naar een overall klanttevredenheidscijfer van ≥7,0. Dit is in 2023 wederom gerealiseerd.

2. Weer

Over het weer brengt het KNMI actuele verwachtingen uit. Belangrijk is dat er ten hoogste 8 uur tussen twee opeenvolgende weerberichten zit. Vanaf 2022 geldt een indicator van max. 1 x per jaar >8 uur oud, voor dagelijkse weerverwachtingen.

Weerwaarschuwingen worden uitgegeven op basis van de weersomstandigheden en zijn daarom niet genormeerd in aantal. De correctheid van de uitgegeven weerwaarschuwingen code oranje en rood wordt jaarlijks geëvalueerd. Voor 2023 waren 6 van de 9 uitgegeven codes correct (criteria gehaald). Er wordt ook geëvalueerd welke zijn gemist. Na analyse blijkt 1 code oranje te zijn gemist van de 9 weersituaties die achteraf voldeden aan de criteria voor code oranje.

Voor het realiseren van de beleidsdoelstelling is van belang in hoeverre waarschuwingen burgers bereiken en in hoeverre dit leidt tot gedragsaanpassing. Het onderzoek dat hiervoor in 2023 is benut zijn de flitspeilingen die 4x (van in totaal 8 uitgegeven codes) zijn uitgevoerd na de uitgifte van code rood (1x) en code oranje (3x). De score van 94% voor het bereiken van burgers zit boven de norm van ≥ 80%. De score van 49% van het algemeen publiek dat gedrag aanpast na een weerwaarschuwing zit onder de norm van ≥ 65%. De voornaamste reden om het gedrag niet aan te passen is dat men toch al geen plannen had om naar buiten te gaan. Twee derde ondervond geen hinder of schade door het weer. Bij de code rood paste 62% wel het gedrag aan.

3. Klimaat

Het KNMI informeert het algemeen publiek gemiddeld wekelijks ten aanzien van het klimaat met een klimaatbericht. Meestal is dat naar aanleiding van een gebeurtenis. In 2023 zijn 69 klimaatberichten gemaakt, dat komt neer op gemiddeld 1,3 per week.

Daarnaast wordt de klanttevredenheid van de gebruikers van klimaat-gerelateerde producten gemeten bij het klantbelevingsonderzoek. Het KNMI kreeg in 2023 een klanttevredenheidscijfer van 8,3 en zit daarmee ruim boven de norm.

4. Seismologie

Voor seismologie informeert het KNMI het algemeen publiek over elke aardbeving in Nederland met een magnitude van 3,0 of hoger (wettelijk verplicht is 4,5). Het uitgebreidere seismologische meetnetwerk in Groningen stelt het KNMI in staat om voor dit gebied ook alle aardbevingen met een magnitude van 1,5 procent of hoger (wettelijk verplicht is 2,0) waar te nemen en het publiek te informeren. Dit is in 2023 gerealiseerd.

Ten aanzien van de kwaliteit van dienstverlening en berichtgeving wordt gekeken naar de geloofwaardigheid onder burgers (imago-onderzoek) en de klanttevredenheid van de professionele gebruikers van seismologische data (klantbelevingsonderzoek).

Met een score van 84% in 2023 is de norm gerealiseerd van het percentage burgers dat KNMI op seismologisch gebied als betrouwbaar beschouwt.

Het KNMI kreeg in 2023 een klanttevredenheidscijfer van 7,0 onder gebruikers seismologische producten en zit daarmee op de norm.

5. Data beschikbaarheid

Deze streefwaarde/norm betreft de beschikbaarheid van data in het licht van de beleidsdoelstelling. Het KNMI streeft naar een beschikbaarheid van data voor weer en klimaat, van ≥ 98,5% over het hele jaar. Met een score van 99,67% is dit gerealiseerd in 2023. 

De beschikbaarheid van seismologische data moet voldoende zijn om het publiek volledig en onverwijld te informeren over aardbevingen. Het meetnetwerk is ontworpen naar gelang de magnitude die minimaal moet worden gemeten en dat is niet voor heel Nederland hetzelfde. Daarnaast geldt dat door de redundantie in het meetnetwerk, de hoeveelheid data groot is en ook bij het uitvallen van één of meer onderdelen van het meetnetwerk alle aardbevingen worden geregistreerd. Dit is vertaald naar een indicator die de gemiddelde beschikbaarheid van bruikbare data uit alle instrumenten in het veld weergeeft. Dit leidt tot een streefwaarde van databeschikbaarheid seismologie van 80% of hoger. Dit is met een score van 91,70% gerealiseerd in 2023, ook al hebben werkzaamheden aan de netwerkinfrastructuur in de maanden november en december tot uitval van data uit de radiosonde geleid.

6. Luchtvaart meteorologische dienstverlening

Luchtvaart meteorologische dienstverlening is een aparte categorie wettelijke taken van het KNMI. Daarom wordt de klanttevredenheid van de luchtvaartsector apart als indicator er uitgelicht. Het KNMI streeft naar een klanttevredenheidscijfer van ≥7,0. Voor zowel de kwaliteit van de producten als de communicatie is de norm met scores van respectievelijk 8,0 en 7,8 gerealiseerd in 2023.

7. Wetenschappelijk onderzoek

Het KNMI realiseert minimaal 65 peer reviewed wetenschappelijke publicaties per jaar. Wetenschappelijk onderzoek is geen kwantitatief doel op zich, maar ondersteunend aan de taken en de beleidsdoelstelling van het KNMI. Een minimum aantal peer reviewed publicaties is een indicator van de wetenschappelijke toets die het KNMI werk heeft doorstaan. In 2023 zijn 138 peer reviewed publicaties gerealiseerd, ruim boven de norm.

D. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van artikel 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie.

Klimaatscenario's

In 2023 presenteerde het KNMI de klimaatscenario’s’23. Deze klimaatscenario’s zijn opgesteld zowel voor Europees Nederland, als ook voor Caribisch Nederland. De scenario’s laten zien dat de temperatuur blijft toenemen en de zeespiegel blijft stijgen, maar ook dat extremen vaker voorkomen en heviger zijn, zoals hittegolven, extreme buien en droogte. De grootte van die toename hangt vooral af van de uitstoot van broeikasgassen. Ook op de BES eilanden wordt het warmer en stijgt het zeespiegel, met bovendien voor Sint Eustatius en Saba vaker zware orkanen met veel regen. De scenario’s zijn in Nederland en ook op de BES-eilanden gepresenteerd en besproken met gebruikers die zich moeten aanpassen en voorbereiden op een grilliger klimaat.

Early Warning Centre

Het KNMI werkt in 2023, evenals voorgaande jaren, aan de ontwikkeling van het Early Warning Centre, conform de ambities uit het Meerjarig Strategisch Plan (MSP2025), om tijdiger en gericht te kunnen waarschuwen voor het grilliger wordende weer en klimaat. Resultaten van het Early Warning Centre worden steeds meer zichtbaar, in 2023 betreft dat bijvoorbeeld de toevoeging van impact en handelingsperspectief bij weerwaarschuwingen («wat kan ik verwachten, wat kan ik doen»). Middels flitspeilingen onder het publiek is onderzocht dat men dit begrijpt en nuttig vindt. De samenwerking en afstemming met veiligheidsregio’s en waterschappen wordt in pilots verkend.

Aardgaswinning Groningen

In 2023 presenteerde de parlementaire enquête commissie aardgaswinning Groningen zijn resultaten. Het KNMI neemt de conclusies over de rol van kennisinstellingen zeer ter harte en trekt hier lessen uit, waaronder het belang van het duiden van onzekerheden in het onderzoek en het belang van vroegtijdig monitoren (voor seismologie, maar uiteraard ook voor weer en klimaat). Er is in 2023 groen licht gekomen voor uitbreiding van het meetnet voor geothermie voor het monitoren van mogelijke seismische effecten.

High Performance Computer

De nieuwe supercomputer van UWC West – het samenwerkingsverband tussen het KNMI en onze Deense (DMI), Ierse (Met Éireann) en IJslandse (IMO) collega’s – is in 2023, met enige vertraging, in gebruik genomen. Hiermee kunnen tot tien keer meer data in modellen worden doorgerekend, waardoor weerverwachtingen verder zullen verbeteren. Deze High Performance Computer werkt volledig op duurzame energie.

Aardbevingen, weeralarm en -waarschuwingen

Aardbevingen

In 2023 zijn er in Nederland 62 aardbevingen opgetreden. Het aantal geïnduceerde aardbevingen was 50 en het aantal natuurlijke aardbevingen bedroeg 12. In het Groningenveld vonden de meeste geïnduceerde aardbevingen plaats, 43 in totaal. Bij Ekehaar (provincie Drenthe) vond in 2023 de zwaarste geïnduceerde beving plaats met een magnitude van 2,2. Geïnduceerde aardbevingen zijn het gevolg van menselijk handelen. Het betreft hier veelal de gaswinning. Er waren 9 aardbevingen met een magnitude van boven de 1,5 in Groningen. Een daling ten opzichte van de laatste jaren; in 2022 en 2021 waren het er 12. Bij Zijldijk vond op 12 april 2023 een aardbeving met magnitude 2,1 plaats, dit was de zwaarste beving in het Groningenveld.

Luchtvaartmeteorologie

Er zijn voor 2023 geen bijzonderheden. De luchtvaart meteorologische dienstverlening door het KNMI wordt uitgevoerd conform afspraken met de Europese organisatie Eurocontrol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL), op grond van de Wet Luchtvaart en conform Europese richtlijnen. Voor de BES eilanden voert het KNMI deze dienstverlening uit conform de Regeling luchtvaart meteorologische inlichtingen BES 2010.

Code Rood

In 2023 is er 1x Code Rood (Weeralarm) uitgegeven door het KNMI voor zeer zware windstoten in Noord-Holland, Flevoland, Friesland en het IJsselmeergebied. Het ging om zomerstorm Poly, die op de zevende plaats staat van zwaarste zomerstormen sinds 1970. In Zuid-Holland, Groningen, Drenthe en Overijssel gold code oranje en in de rest van het land code geel.

Code Oranje

In 2023 is er door het KNMI negen maal een code oranje uitgegeven: Vier maal voor zware regen en/of onweersbuien, vier maal voor gladheid door ijzel en eenmaal voor storm Ciarán.

Tabel 76 Weeralarm KNMI
   

Code Rood (weeralarm)

 

Datum

Reden

Regio's

5-jul

Zeer zware windstoten door zomerstorm Poly

Noord-Holland, Flevoland, Friesland en het IJsselmeergebied

   

Code Oranje (weerwaarschuwing)

 

Datum

Reden

Regio's

20-jan

Gladheid door sneeuw

Utrecht, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg

26-jan

Gladheid door ijzel

Gelderland, Noord-Brabant, en Limburg

8-maa

Gladheid door sneeuw

Noord-Brabant en Limburg

20-mei

Zware regen- en onweersbuien

Limburg

20-jun

Zware onweersbuien

Hele land

22-jun

Zware regen

Limburg

5-jul

Zeer zware windstoten door zomerstorm Poly

Zuid-Holland, Groningen, Drenthe en Overijssel

9-jul

Stevige onweersbuien met grote hagel en zware windstoten

Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg

2-nov

Zeer zware windstoten door storm Ciarán

Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland, het IJsselmeer en het westen van het Waddengebied

2-dec

Gladheid door ijzel

Noord-Holland en Zuid-Holland

Bron: KNMI 2023

KNMI Online

In totaal is de website van het KNMI (www.knmi.nl) in 2023 42 miljoen keer bezocht, 3,5 miljoen bezoeken per maand. De grootste piek in het aantal bezoekers lag op 2 november. Die dag werd code oranje afgegeven voor storm Ciarán en dat bracht 621.000 bezoeken naar de website. Het best gelezen nieuwsbericht van 2023 is het klimaatbericht Komt Koning Winter nog langs? (21 februari).

KNMI is actief op X (128.600 volgers), Instagram (7800 volgers), LinkedIn (13.800 volgers) en YouTube. Alle kanalen laten een gestage stijging van het aantal volgers zien.

Evaluaties en audits

Evaluatie Wtms

In het AO Leefomgeving van 17 mei 2023 zijn de beleidsvoornemens naar aanleiding van de evaluatie Wtms (Kamerstuk 2022D-41863) besproken. Dit betreft onder meer het voornemen om pro-actief contact met waterschappen en veiligheidsregio’s mogelijk te maken, zodat de publieke veiligheid optimaal kan worden geborgd.

Agentschapsdoorlichting

In 2023 heeft de periodieke doorlichting van het agentschap KNMI plaatsgevonden. Dit is een wettelijke verplichting op grond van de Regeling Agentschappen. De nadruk lag op outputbekostiging en doelmatigheidsontwikkeling.

E. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 77 Budgettaire gevolgen van beleid art. 23 Meteorologie, Seismologie en Aardobservatie (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

55.852

58.826

62.349

66.940

76.609

70.402

6.207

1

         

Uitgaven

55.242

57.346

63.434

68.203

75.414

69.462

5.952

 
         

1 Meteorologie en seismologie

33.607

36.148

46.387

47.317

52.237

47.575

4.662

 

Bijdrage aan agentschappen

33.607

36.148

46.387

43.673

48.277

43.485

4.792

2

Waarvan Bijdragen aan agentschap KNMI

32.763

35.282

41.136

43.673

48.277

43.485

4.792

 

Meteorologie

31.490

33.229

39.039

41.792

46.564

41.863

4.701

 

Seismologie

1.273

1.010

1.033

962

1.016

963

53

 

Caribisch Nederland

0

1.043

1.064

919

697

659

38

 

Bijdragen aan internationale organisaties

844

866

5.251

3.644

3.960

4.090

‒ 130

 

Contributie ECMWF (HGIS)

0

0

4.408

2.754

3.033

3.150

‒ 117

 

Contributie aan WMO (HGIS)

844

866

843

854

900

905

‒ 5

 

Overige bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

0

0

0

36

27

35

‒ 8

 
         

2 Aardobservatie

21.635

21.198

17.047

20.886

23.177

21.887

1.290

 

Bijdragen aan agentschappen

21.635

21.198

17.047

20.886

23.177

21.887

1.290

 

Bijdragen aan agentschap KNMI

21.635

21.198

17.047

20.886

23.177

21.887

1.290

 
         

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

 
F. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere verplichtingen van € 6,2 miljoen zijn veroorzaakt door toevoegingen in het kader van de loon- en prijsbijstelling (€ 4,0 miljoen), Versterken life cycle management en vergroting leveringszekerheid Informatiehuishouding (CIO) (€ 0,9 miljoen), Parlementaire Ondervraging Kinderopvangtoeslag (€ 0,9 miljoen), overboeking van het ministerie van EZK voor Space Weather (€ 0,4 miljoen), overboeking naar RWS voor diensten met betrekking tot Werving en selectie personeel (- € 0,3 miljoen), hogere contributie WMO door gestegen koers van de Zwitserse frank (€ 0,2 miljoen) en een paar kleinere posten (€ 0,1 miljoen).

  • 2. De hogere uitgaven van € 4,8 miljoen zijn veroorzaakt door toevoegingen in het kader van de loon- en prijsbijstelling (€ 2,7 miljoen), Versterken life cycle management en vergroting leveringszekerheid Informatiehuishouding (CIO) (€ 0,9 miljoen), Parlementaire Ondervraging Kinderopvangtoeslag (€ 0,9 miljoen), overboeking van het ministerie van EZK voor Space Weather (€ 0,4 miljoen), overboeking naar RWS voor diensten met betrekking tot Werving en selectie personeel (- € 0,3 miljoen) en een paar kleinere posten (€ 0,2 miljoen).

G. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Meteorologie en seismologie (€ 52,2 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

  • 1. Bijdragen aan agentschappen (€ 48,3 miljoen)

    • KNMI Meteorologie (46,6 miljoen)

      Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

      • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

      • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

      • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

      • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

      • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

      • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.

    • KNMI Seismologie (1,0 miljoen)

      • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

      • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

      • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

      • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het Nationaal Data Centre (NDC) voor de CBTBO.

    • KNMI Caribisch Nederland (0,7 miljoen)

      • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer

      • Dienstverlening voor de luchtvaart voor luchthaven Flamingo Airport (Bonaire International Airport)

      • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

      • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

      • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

      • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek op het gebied van de meteorologie;

      • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

      • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat;

      • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

      • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

      • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

      • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het Nationaal Data Centre (NDC) voor de CBTBO.

  • 27. Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 4,0 miljoen). De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributies aan de Wereld Meteorologische Organisatie (WMO) en het European Centre for Medium-Range Weather Forecasts (ECMWF) te voldoen. Deelname aan de activiteiten van de WMO en het ECMWF wordt gefinancierd uit HGIS.

    • WMO (€ 0,9 miljoen). De WMO is de overkoepelende gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties op het gebied van weer, klimaat en water. De WMO is van groot belang voor internationale samenwerking op meteorologisch gebied, de uitwisseling van meteorologische gegevens en producten en het bevorderen van wetenschappelijk onderzoek op het gebied van weer en klimaat. Ook de ontwikkeling van Early Warning for all vindt plaats in WMO-kader.

    • ECMWF (€ 3,0 miljoen). Het Europees Centrum voor Weersverwachtingen op de Middellange Termijn (ECMWF), gevestigd in Reading, UK, is een intergouvernementele organisatie van 22 Europese lidstaten, waaronder Nederland. Het ECMWF ontwikkelt en onderhoudt numerieke globale weermodellen voor middellange en lange termijn weersverwachtingen. De operationele numerieke weersverwachtingen van het ECMWF worden 24/7 verspreid aan afnemers binnen de lidstaten. Ook stelt het ECMWF computer rekencapaciteit beschikbaar aan de lidstaten.

2. Aardobservatie (€ 23,2 miljoen)

Het volgende financiële instrument is ingezet:

  • 1. Bijdragen aan agentschappen (€ 23,2 miljoen)

Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten wordt in Europees verband uitgevoerd door EUMETSAT, een intergouvernementele organisatie van 30 lidstaten. Deze operationele satellieten leveren informatie die onontbeerlijk is voor het monitoren van weer en klimaat. Het KNMI vertegenwoordigt Nederland bij EUMETSAT. Het budget van EUMETSAT en daarmee ook de contributie aan EUMETSAT wordt jaarlijks in de EUMETSAT-Council vastgesteld.

De begroting volgt in grote lijnen de begroting van EUMETSAT. De contributies van lidstaten aan EUMETSAT zijn mede afhankelijk van de kosten voor de ontwikkeling van de nieuwe generatie satellieten. Dergelijke programma’s kunnen soms vertraagd worden, zoals door een technisch probleem bij de ontwikkeling. Dit leidt tot een verschuiving van kosten naar latere jaren en soms ook een reductie van de contributie in het daaropvolgende jaar.

4.12 Artikel 24 Inspectie Leefomgeving en Transport

A. Algemene doelstelling

De Inspectie Leefomgeving en Transport werkt aan veiligheid, vertrouwen en duurzaamheid in transport, infrastructuur, milieu en wonen.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 78 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.24
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

134.798

131.881

151.220

166.157

195.959

203.598

‒ 7.639

        

Uitgaven

134.798

131.881

151.220

168.400

196.662

203.598

‒ 6.936

        

1 Personele uitgaven

0

0

0

144.451

166.091

170.735

‒ 4.644

2 Materiele uitgaven

0

0

0

23.949

30.571

32.863

‒ 2.292

        

Ontvangsten

0

0

0

15.162

14.666

24.700

‒ 10.034

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij dit artikel. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 79 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving.

Regisseren

De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving. Binnen het departement is de uitvoering van de handhaving en het toezicht opgedragen aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving. Binnen het departement is de uitvoering van de handhaving en het toezicht opgedragen aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). Naast de activiteiten die de inspectie voor het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat uitvoert, worden ook taken verricht voor andere ministeries. De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van de ILT. Deze wettelijke taken hebben betrekking op:–Vergunningverlening;–Toezicht;–Opsporing;–Dienstverlening: afhandeling van vragen en meldingen;–Incidentafhandeling;–Onderzoek.

C. Beleidsconclusies

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies van artikel 24 Inspectie Leefomgeving en Transport.

Afval

In 2023 heeft de ILT inspecties uitgevoerd op producten en het heffen van statiegeld door importeurs. De ILT heeft het Afvalfonds Verpakkingen een waarschuwing gegeven voor het niet halen van het inzameldoel voor plastic flessen. Het inzamelpercentage bedraagt 68%; de wettelijke inzamelnorm is 90%. Om het inzamelpercentage te verhogen heeft de ILT het Afvalfonds Verpakkingen verzocht om met een verbeterplan te komen. Een eerste versie van dit verbeterplan heeft de ILT als onvoldoende beoordeeld. Voorts heeft de ILT een last onder dwangsom opgelegd aan Heineken voor het niet naleven van de regels rondom statiegeld. Het bedrijf bracht blikjes zonder statiegeld op de markt na de invoering van de statiegeldverplichting op blik. Ook heeft de ILT naast producenten, diverse marktpartijen gecontroleerd om te toetsen hoe het statiegeldsysteem functioneert.

Met ingang van 1 juli 2023 zijn er extra regels van kracht geworden voor wegwerpbekers en -bakjes. Klanten van afhaal- en bezorghoreca betalen een toeslag voor voedselverpakkingen voor eenmalig gebruik die plastic bevatten. In oktober heeft de ILT een signaalrapportage gepubliceerd met als hoofdboodschap dat veel bedrijven de regels voor hergebruik van plastic drank- en voedselverpakkingen ontwijken. Zolang dit ontwijkgedrag aanhoudt worden de doelen van de regelgeving niet gehaald. In december 2023 heeft de staatssecretaris de ILT geïnstrueerd om de handhaving op deze regelgeving voor een deel tijdelijk niet toe te passen. In 2024 wordt de regeling geëvalueerd.

Chemische stoffen en biociden

In 2023 is samen met Omgevingsdiensten gestart met het verscherpen van toezicht op de uitstoot van PFAS’en. De ILT heeft samen met de Universiteit van Utrecht de PFAS-gehaltes van het oppervlaktewater van de Rijn en Maas in kaart gebracht, als twee belangrijke drinkwaterbronnen. Hierbij is ook een database aangelegd met data van mogelijke lozers van PFAS op deze wateren.

Voorts heeft de ILT een start gemaakt met het toezicht op het verbod van PFOA in blusschuim en de juiste afvoer van deze stoffen. Ook heeft de ILT bijgedragen aan de verminderen van risico’s bij de afvalverwerking van Chemours en Indaver in België. Voor het nationale dreigingsbeeld Milieucriminaliteit coördineert de ILT de bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak ten aanzien van Zeer Zorgwekkende Stoffen. Voor Chroom 6 heeft de ILT toezicht gehouden op de hiervoor verleende autorisaties en wordt de import, het gebruik en de toepassing hiervan nationaal verder in kaart gebracht.

OAS en F-gassen

Om illegale handel van OAS (ozonlaag afbrekende stoffen) en F-gassen (gefluoreerde broeikasgassen) tegen te gaan is door de ILT in 2023 ingezet op de ontmoediging van internethandel, het toezicht op het naleven van de door de EU vastgestelde handelsquota en het natrekken van signalen vanuit diverse bronnen. Op nationaal niveau werkt de inspectie hierbij samen met onder meer Douane, Politie en omgevingsdiensten. Het toezicht van de ILT heeft ertoe geleid dat handelaren zijn opgespoord aan de hand van hun gedrag op internet en Douane-data, verkregen op basis van door de ILT opgestelde risicoprofielen. Er zijn afspraken met bedrijven gemaakt die over een vergunning beschikken voor vernietiging van illegale drukhouders. Daarnaast heeft de inspectie ingezet op het verhogen van de bewustwording voor illegale handel in drukcilinders door het geven van presentaties en briefings en meedoen aan transportcontroles van onder meer de politie.

De ILT heeft informatie over importeurs c.q. aanbieders in Nederland doorgegeven aan IOD, Europol, het Europees anti-fraude bureau OLAF en instanties in Polen, Turkije en Spanje. De strafrechtelijke samenwerking op EU-niveau in het kader van EMPACT (Europees multidisciplinair platform tegen criminele bedreigingen) is in nauwe samenwerking met de ILT-IOD voortgezet.

In 2023 heeft de ILT een medaille ontvangen van het VN-Milieuprogramma UNEP voor het stoppen van de import van een partij van 1.600 cilinders met illegale koelgassen. De medaille wordt ervaren als een compliment voor de inzet van de inspecteurs én wordt gezien als een stimulans om door te gaan op de ingeslagen weg.

Scheepvaart

In 2022 hebben er twee ongevallen met dodelijke afloop plaatsgevonden aan boord van een historisch zeilschip, de zogenaamde bruine vloot. Als reactie daarop heeft de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) deze incidenten onderzocht. De ILT heeft in 2023 een aantal acties ondernomen:

  • Met de keuringsinstanties is afgesproken dat zij hun klanten tijdig informeren over de vervaldatum van het Certificaat van Onderzoek en het Bewijs van Tuigage.

  • Betere monitoring van het verlopen van certificaten.

  • Publicatie sinds 18 januari 2023 van een register van historische zeilende passagiersschepen die zowel over een geldig Certificaat van Onderzoek als een geldig Bewijs van Tuigage beschikken.

  • De ILT treedt handhavend op bij ontbreken van geldige certificaten.

  • Voor 1 april 2023 (aanvang ‘vaarseizoen-2024’) zijn door de ILT en de keuringsinstanties 23 schepen geïnspecteerd waarbij bijzonderheden waren opgemerkt;

  • Tijdens het vaarseizoen is (bijna) de gehele vloot geïnspecteerd door de ILT en de keuringsinstanties;

  • In september 2023 is een intensiveringsmaatregel afgestemd, inspecteurs van de ILT en de keuringsinstanties hebben wederom de schepen bezocht.

  • Er zijn met behulp van dronepiloten 250 zichtwaarnemingen uitgevoerd (bijvoorbeeld na een ongeval).

De bruine vloot is onderdeel van het certificeringsstelsel binnenvaart. De ILT heeft in 2023 het volgende geconstateerd:

  • De verschillende uitvoerenden die moeten samenwerken wisselen onvoldoende informatie uit; er is onvoldoende inzicht in elkaars werk en kwaliteit.

  • De ILT kan onvoldoende toezicht houden op de certificerende instellingen, omdat informatie ontbreekt en omdat zij niet altijd toezichthouder is die informatie kan opvragen.

  • Betrokken organisaties hebben niet altijd scherp wat hun rol en verantwoordelijkheid is, waardoor ze deze in sommige gevallen onvoldoende invullen. Zo hebben sommige partijen in één stelsel nu en dan meerdere rollen die niet altijd goed bij elkaar passen. Bijvoorbeeld dat een partij niet alleen inspecties uitvoert, maar ook optreedt als adviseur of verzekeraar. Dat kan de onafhankelijkheid en onpartijdigheid beïnvloeden wanneer deze partij onderzoek doet en certificaten afgeeft.

Luchtvaart

De ILT heeft haar rol als luchtvaartautoriteit verder versterkt, onder andere door de capaciteit te vergroten. Met de versterking is gewerkt aan het ontwikkelen van een Kenniscentrum Luchtvaart. Dit Kenniscentrum heeft in 2023 bijgedragen aan de Staat van de Luchtvaart.

Op Schiphol heeft de ILT bijna wekelijks inspecties uitgevoerd op de vliegtuigopstelplaatsen (VOP’s). Deze inspecties zijn bedoeld om de veiligheid op de grond te verzekeren. Uit de inspecties bleek dat Schiphol niet volledig voldeed aan Europese regelgeving over toezicht op de VOP’s. Schiphol werkt aan verbetermaatregelen en de ILT houdt de voortgang hiervan goed in de gaten.

Daarnaast werkt de ILT samen met de Nederlandse Arbeidsinspectie om de werkomstandigheden op de VOP’s te verbeteren. Speciale aandacht is er hierbij voor Auxiliary Power Units (APU’s). Dit zijn hulpmotoren die in een vliegtuig de energie leveren voor verschillende functies behalve de voortstuwing. De APU’s hebben een negatief effect op de luchtkwaliteit en geluidsoverlast. De ILT heeft Schiphol gevraagd om te zorgen dat er voldoende alternatieve voorzieningen voor APU’s zijn. Op de VOP’s waar er in 2023 al goede alternatieve voorzieningen waren, hield de ILT toezicht op het gebruik hiervan door de luchtvaartmaatschappijen. De inspectie handhaaft waar dat nodig is.

De Staat van Schiphol is in de loop van 2023 inhoudelijk verdiept en doorontwikkeld tot de Staat van de Luchtvaart. Ook onderwerpen die niet direct om Schiphol gaan, komen aan de orde. Voorbeelden hiervan zijn drones en General Aviation, een veelomvattende sector binnen de luchtvaart. Naast de recreatieve luchtvaart vallen hier commerciële activiteiten onder zoals ballonvaren, zweefvliegen en rondvluchten.     

IOD (Inlichtingen- en opsporingsdienst)

Om de aanpak van milieucriminaliteit te kunnen versterken is de ILT-IOD in 2023 op volle sterkte gekomen. Eind 2023 liepen er bij de ILT-IOD rond de 20 onderzoeken. Daarbij horen twee omvangrijke onderzoeken naar zware milieucriminaliteit, namelijk onderzoek naar Dupont/Chemours.

De ILT-IOD investeert ook in het oppakken en afronden van kleine onderzoeken. In het Fraude Expertise Knooppunt (FEK) ondersteunt de IOD de (BOA) inspecteurs bij complexe handhaving.

Ook met kleine onderzoeken kan maatschappelijk effect behaald worden. De aanhouding van een verdachte in een onderzoek naar fraude met energielabels is dankzij een goede communicatiestrategie en afstemming met persvoorlichting onder de aandacht gekomen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 80 Budgettaire gevolgen van beleid art. 24 Handhaving en Toezicht (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

134.798

131.881

151.220

166.157

195.959

203.598

‒ 7.639

1

Uitgaven

134.798

131.881

151.220

168.400

196.662

203.598

‒ 6.936

 
         

1 Personele uitgaven

0

0

0

144.451

166.091

170.735

‒ 4.644

 

Waarvan eigen personeel

0

0

0

122.777

140.140

149.455

‒ 9.315

 

waarvan inhuur externen

0

0

0

21.674

25.951

20.755

5.196

 

Waarvan overige personele uitgaven

0

0

0

0

0

525

‒ 525

 
         

2 Materiele uitgaven

0

0

0

23.949

30.571

32.863

‒ 2.292

 

Waarvan ICT

0

0

0

4.825

5.060

2.679

2.381

 

waarvan bijdrage SSO's

0

0

0

6.785

8.085

12.652

‒ 4.567

 

Waarvan overige materiële uitgaven

0

0

0

12.339

17.426

17.532

‒ 106

 

Bijdrage aan agentschappen

134.798

131.881

151.2201

0

0

0

0

 

Bijdragen aan het agentschap ILT

134.798

131.881

151.220

0

0

0

0

 
         

Ontvangsten

0

0

0

15.162

14.666

24.700

‒ 10.034

2

X Noot
1

Conform de Ontwerpbegroting 2020 vervalt vanaf het verslagjaar 2020 de uitsplitsing van de Bijdrage aan het agentschap ILT naar categorieën.

E. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Verplichtingen: de lagere verplichtingen worden als volgt veroorzaakt:

    • De hogere realisatie op personele verplichtingen komt door

      de uitbreiding van capaciteit voor Toezicht Bodem en Versterking Stelsel Kwaliteit Bodembeheer (Kwalibo) (€ 1,7 miljoen) voor toezicht op de energielabels van woningen (€ 1,0 miljoen) en toezicht op Ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen (€ 1,0 miljoen), dit zijn taken die in 2023 aan ILT zijn toegewezen waar extra middelen voor beschikbaar zijn gesteld. Verder zijn middelen ter beschikking gesteld voor medewerkers met een afstand tot de arbeidsmarkt (€ 1,4 miljoen), Daarnaast zijn er nog een aantal kleinere mutaties voor diverse taken (totaal € 3,1 miljoen).

    • Lagere realisatie van materiele verplichtingen door compensatie aan Kiwa voor de producten die niet kunnen doorbelast naar de afnemers (€ 2,1 miljoen) en een budgetoverheveling voor de jaarlijkse bijdrage ad ‒ € 17,9 miljoen voor bedrijfsvoering voor de dienstverleningsovereenkomst tussen ILT en de ICT en Human Resource directies van het ministerie van IenW.

  • 4. De lagere realisatie van de ontvangsten (- € 10,0 miljoen) komen doordat de opbrengsten voor de Autoriteit Wonen voor ‒ € 14,4 miljoen buiten berotingsverband zijn geboekt. Daarnaast is er sprake van hogere ontvangsten van € 4,4 miljoen, ten behoeve van onder meer de bijdragen voor inspectieview, heffingen NSA (luchtvaart), Bureau Inspectieraad en Secretariaat Paris MOU.

F. Toelichting op de personele en materiële uitgaven

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor het jaar 2023 een toelichting op de personele en materiële uitgaven van de Inspectie Leefomgeving en Transport opgenomen.

1. Personele uitgaven (€ 166,1 miljoen)

De personele uitgaven betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en overige personele uitgaven.

  • 1. Eigen personeel (€ 140,1 miljoen). Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.

    • Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en voor de werknemers.

    • Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, opleiding, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.

  • 4. Externe inhuur (€ 26,0 miljoen). Dit betreft de uitgaven voor externe inhuur voor interim-management, organisatie- en formatieadvies, beleidsadvies, communicatieadvisering, juridisch advies, advisering opdrachtgevers automatisering, accountancy, financiën en administratieve organisatie en de inhuur van uitzendkrachten.

2. Materiële uitgaven (€ 30,6 miljoen)

Onder de materiële uitgaven vallen uitgaven op het gebied van de ondersteunende processen.

  • 1. ICT (€ 5,1 miljoen). Bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties.

  • 2. Bijdrage SSO's (€ 8,1 miljoen). De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en het Rijksvastgoedbedrijf.

  • 3. Overige materiële uitgaven (€ 17,4 miljoen). Dit betreft materiele uitgaven van de ILT voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces.

Ontvangsten (€ 14,7 miljoen). Dit betreffen ontvangsten voor vergunningverlening (€ 10,0 miljoen) en overige bijdragen (€ 4,7 miljoen), zoals voor inspectieview, heffingen NSA (luchtvaart), Bureau Inspectieraad en secretariaat Paris MOU.

4.13 Artikel 25 Brede Doeluitkering

A. Algemene doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken door de twee krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen openbare lichamen die verkeer- en vervoerstaken verrichten (vervoerregio’s). Dit betreffen thans de Vervoerregio Amsterdam en het samenwerkingsverband van gemeenten in de zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 81 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.25
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

952.739

970.239

988.863

1.042.556

1.126.467

991.492

134.975

        

Uitgaven

955.610

953.451

967.127

1.005.694

1.066.020

991.493

74.527

        

1 Brede doeluitkering

955.610

953.451

967.127

1.005.694

1.066.020

991.493

74.527

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij de Brede Doeluitkering. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 82 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Financieren

De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de BredeDoeluitkering verkeer en vervoer (BDU), die het mogelijk maakt dat er inde gebieden waar de vervoerregio’s actief zijn maatwerkoplossingenkunnen worden geboden voor verkeers- en vervoervraagstukken. Dit artikelhangt samen met artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid en artikel16 Openbaar Vervoer en Spoor waarin het bredere beleidsveld wordtgeschetst.

C. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 83 Budgettaire gevolgen van beleid art. 25 Brede Doeluitkering (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

952.739

970.239

988.863

1.042.556

1.126.467

991.492

134.975

1

         

Uitgaven

955.610

953.451

967.127

1.005.694

1.066.020

991.493

74.527

 

1 Brede doeluitkering

955.610

953.451

967.127

1.005.694

1.066.020

991.493

74.527

 

Bijdrage aan medeoverheden

955.610

953.451

967.127

1.005.694

1.066.020

991.493

74.527

2

         

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

 
D. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere gerealiseerde verplichtingen zijn veroorzaakt door een verplichtingenschuif van € 60,8 miljoen om de BDU-beschikking voor 2024 vast te leggen. Het resterende verschil van € 74,2 miljoen wordt verklaard door het hieronder toegelichte verschil op de uitgaven.

  • 2. De hoger gerealiseerde uitgaven zijn worden met name veroorzaakt door:

    • 1. Het toevoegen van de loon- en prijsbijstelling 2023 van € 60,8 miljoen.

    • 2. Een per saldo verhoging van € 13,7 miljoen door enkele overboekingen vanuit het Mobiliteitsfonds voor de BDU-beschikking 2023 voor de Metropoolregio Rotterdam Den Haag en de Vervoerregio Amsterdam (€ 14,6 miljoen) en de hieraan gerelateerde afdracht aan het BTW-compensatiefonds van ‒ € 0,9 miljoen).

E. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1. Brede Doeluitkering (€ 1.066 miljoen)

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering aan de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is. De Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn vrij in de afweging aan welke verkeer- en vervoertaken zij de BDU-middelen besteden. Zij bepalen dat aan de hand van de doelen die zij willen bereiken op hun verkeer- en vervoersterrein. Daarbij hebben zij veel ruimte voor een eigen invulling, rekening houdend met de specifieke kenmerken van hun regio.

4.14 Artikel 26 Bijdrage investeringsfondsen

A. Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Mobiliteitisfonds en het Deltafonds verantwoord.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 84 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid art.26
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Verplichtingen

6.010.410

6.343.743

8.228.644

8.565.427

9.356.499

10.064.928

‒ 708.429

        

Uitgaven

6.010.410

6.343.743

8.228.644

8.565.427

9.356.499

10.160.555

‒ 804.056

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Bijdragen aan het Mobiliteitsfonds

5.133.045

5.509.351

6.976.246

7.451.127

7.832.289

8.416.715

‒ 584.426

2 Bijdragen aan het Deltafonds

877.365

834.392

1.252.398

1.114.300

1.524.210

1.743.840

‒ 219.630

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

B. Rol en verantwoordelijkheid

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij dit artikel. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 85 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Financieren

Zaken die op het Mobiliteitsfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op deze begroting.Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

C. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 86 Budgettaire gevolgen van beleid art. 26 Bijdrage Investeringsfondsen (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

6.010.410

6.343.743

8.228.644

8.565.427

9.356.499

10.064.928

‒ 708.429

1

         

Uitgaven

6.010.410

6.343.743

8.228.644

8.565.427

9.356.499

10.160.555

‒ 804.056

 
         

1 Bijdragen aan het Mobiliteitsfonds

5.133.045

5.509.351

6.976.246

7.451.127

7.832.289

8.416.715

‒ 584.426

2

         

2 Bijdragen aan het Deltafonds

877.365

834.392

1.252.398

1.114.300

1.524.210

1.743.840

‒ 219.630

3

         

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

 
D. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere realisatie van de verplichtingen is vrijwel volledig het gevolg van de kasverschillen die hieronder worden toegelicht.

  • 2. De per saldo lagere realisatie van € -584,4 miljoen op het artikelonderdeel bijdrage aan het Mobiliteitsfonds is met name veroorzaakt door:

    • Generale Kasschuif specifieke uitkering korte termijn woningbouwmiddelen (- € 350 miljoen);

    • Kaderaanpassing op het Mobiliteitsfonds (- € 500 miljoen);

    • Invulling Rijksbrede taakstelling (- € 97,3 miljoen);

    • Toevoeging nacalculatie loon- en prijsbijstelling (€ 77 miljoen);

    • Toevoeging middelen voor Schoon Emissieloos Bouwen (€ 13,4 miljoen);

    • Overboekingen naar de beleidsbegroting HXII (€ 246,7 miljoen);

    • Overboekingen naar de begrotingen van andere ministeries (€ 25,7 miljoen).

  • 10. De per saldo lagere realisatie van € -219,6 miljoen op het artikelonderdeel bijdrage aan het Deltafonds is veroorzaakt door:

    als gevolg van het geactualiseerde programma en om de overprogrammering op een verantwoord niveau te brengen is er een kasschuif met het generale beeld verwerkt op de begroting van het Deltafonds. De kasschuif heeft een meerjarige doorwerking en is over de gehele looptijd van het Deltafonds budgettair neutraal. De kasschuif betreft een verlaging met € -287,3 miljoen in 2023;

    een ombuiging ten behoeve van het rijksbrede beeld met een effect van ‒ € 21,2 miljoen in 2023;

    een verlaging van € -14,1 miljoen voor afdracht BTW aan het BTW Compensatie Fonds voor met name de verstrekking van Specifieke Uitkeringen (SPUK's) inzake de impulsregeling Ruimtelijke Adaptie, voor de verstrekking van de Specifieke Uitkering (SPUK) omtrent het perceel N307/Roggebotsluis van het project IJsseldelta fase 2 aan de provincie Flevoland en de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie;

    de toegekende loon- en prijsbijstelling ad € 99,2 miljoen die vanuit Hoofdstuk XII wordt overgeheveld naar het Deltafonds;

    een toevoeging van € 8,1 miljoen aan het Deltafonds in 2023 in het kader van het Coalitieakkoord Beekdalen;

    diverse kleinere mutaties per saldo een verlaging van - € 4,3 miljoen.

E. Extracomptabele verwijzingen

Mobiliteitsfonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de beleidsbegroting van Hoofdstuk XII aan het Mobiliteitsfonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord (zie onderstaande specificatie).

Tabel 87 Specificatie van de bijdragen uit de begroting van hoofdstuk XII aan de begroting van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)

Mobiliteitsfonds

 

Vastgestelde Begroting

Realisatie

Verschil

11

Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Uitgaven

1.060.225

0

‒ 1.060.225

11.01

Verkenningen

 

2.750

0

‒ 2.750

11.02

Korte termijn mobiliteitsmaatregelen

 

0

0

0

11.03

Reserveringen

 

1.081.434

0

‒ 1.081.434

11.04

Investeringsruimte

 

‒ 23.959

0

23.959

      

11.09

Ontvangsten

 

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

1.060.225

0

‒ 1.060.225

      

12

Hoofdwegen

Uitgaven

3.054.850

3.210.932

156.082

12.01

Exploitatie

 

4.478

5.763

1.285

12.02

Onderhoud en Vernieuwing

 

1.135.979

1.034.926

‒ 101.053

12.03

Aanleg

 

623.918

581.265

‒ 42.653

12.04

GIV/PPS

 

514.098

778.672

264.574

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

 

776.377

810.306

33.929

      

12.09

Ontvangsten

Ontvangsten

8.307

116.289

‒ 107.982

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

3.046.543

3.094.643

264.064

      

13

Spoorwegen

Uitgaven

2.837.747

2.662.611

‒ 175.136

13.02

Exploitatie, onderhoud en vernieuwing

 

1.990.766

2.022.887

32.121

13.03

Ontwikkeling

 

644.053

425.832

‒ 218.221

13.04

GIV/PPS

 

202.928

213.892

10.964

13.07

Rente en aflossing

 

0

0

0

      

13.09

Ontvangsten

Ontvangsten

209.263

368.898

159.635

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

2.628.484

2.293.713

‒ 334.771

      

14

Regionaal, lokale infrastructuur

Uitgaven

‒ 7.609

563.296

570.905

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

 

‒ 7.609

0

7.609

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

 

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

 

0

563.296

563.296

      

14.09

Ontvangsten

 

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

‒ 7.609

563.296

‒ 570.905

      

15

Vaarwegen

Uitgaven

1.351.229

1.358.393

7.164

15.01

Exploitatie

 

10.152

9.856

‒ 296

15.02

onderhoud en vervanging

 

591.958

457.760

‒ 134.198

15.03

Ontwikkeling

 

219.577

323.901

104.324

15.04

GIV/PPS

 

117.961

131.564

13.603

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

 

411.581

435.312

23.731

      

15.09

Ontvangsten

Ontvangsten

5.587

98.156

92.569

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

1.345.642

1.260.237

‒ 85.405

      

17

Megaprojecten

Uitgaven

427.207

572.121

144.914

17.02

Betuweroute

 

0

0

0

17.03

HSL

 

0

0

0

17.06

PMR

 

799

637

‒ 162

17.07

ERTMS

 

46.074

189.798

143.724

17.08

Zuidasdok

 

211.525

140.739

‒ 70.786

17.10

Programma HFS

 

168.809

240.947

72.138

      

17.09

Ontvangsten

 

83.777

68.436

‒ 15.341

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

343.430

503.685

160.255

      

18

Overige uitgaven en ontvangsten

Uitgaven

0

42

42

18.06

Externe veiligheid

 

0

42

42

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

 

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en vervanging

 

0

0

0

      

18.09

Ontvangsten

Ontvangsten

0

19.309

19.309

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

0

‒ 19.267

‒ 19.267

      
      
      
 

Totaal uitgaven

 

8.723.649

8.367.395

‒ 356.254

 

Totaal ontvangsten

 

306.934

671.088

148.190

 

Saldo afgesloten rekeningen vorig jaar

  

291.239

 
 

Saldo afgesloten rekeningen dit jaar

  

‒ 427.221

 
 

Totaal Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

8.416.715

7.832.289

‒ 584.426

Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de beleidsbegroting van Hoofdstuk XII aan het Deltafonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord (zie onderstaande specificatie).

Tabel 88 Specificatie van de bijdragen uit de begroting van Hoofdstuk XII aan de begroting van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)

DELTAFONDS

 

Vastgestelde Begroting

Realisatie

Verschil

1

Investeren in waterveiligheid

Uitgaven

653.117

560.655

‒ 92.462

1.01

Grote projecten waterveiligheid

 

122.013

70.774

‒ 51.239

1.02

Ontwikkeling waterveiligheid

 

510.860

472.359

‒ 38.501

1.03

Studiekosten

 

20.244

17.522

‒ 2.722

      

1.09

Ontvangsten investeren in waterveiligheid

Ontvangsten

164.608

185.258

20.650

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

488.509

375.397

‒ 113.112

      

2

Investeren in zoetwatervoorziening

Uitgaven

142.386

114.664

‒ 27.722

2.02

Ontwikkeling zoetwatervoorziening

 

137.886

112.883

‒ 25.003

2.03

Studiekosten

 

4.500

1.781

‒ 2.719

      

2.09

Ontvangsten investeren in waterkwantiteit en

    
 

Zoetwatervoorziening

Ontvangsten

0

114

114

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

142.386

114.550

‒ 27.836

      

3

Beheer, onderhoud en vervanging

Uitgaven

371.642

338.168

‒ 33.474

3.01

Exploitatie

 

8.028

7.304

‒ 724

3.02

Onderhoud en vernieuwing

 

363.614

330.864

‒ 32.750

      

3.09

Ontvangsten Beheer, onderhoud en vervanging

Ontvangsten

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

371.642

338.168

‒ 33.474

      

4

Experimenteren cf. art. III Deltawet

Uitgaven

243.009

285.636

42.627

4.01

Experimenteerprojecten

 

0

 

0

4.02

GIV/PPS

 

243.009

285.636

42.627

      

4.09

Ontvangsten Experimenteerartikel

Ontvangsten

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

243.009

285.636

42.627

      

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

Uitgaven

384.515

366.944

‒ 17.571

5.01

Apparaat

 

264.444

281.309

16.865

5.02

Overige uitgaven

 

95.355

85.635

‒ 9.720

5.03

Investeringsruimte

 

12.216

0

‒ 12.216

5.04

Reserveringen

 

12.500

0

‒ 12.500

      

5.09

Netwerkgebonden kosten en overige ontvangsten

Ontvangsten

0

0

0

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

384.515

366.944

‒ 17.571

      
      

7

Investeren in waterkwaliteit

Uitgaven

113.779

68.278

‒ 45.501

7.01

Ontwikkeling Kaderrichtlijn Water

 

58.791

42.833

‒ 15.958

7.02

Ontwikkeling Waterkwaliteit

 

38.144

12.117

‒ 26.027

7.03

Studiekosten waterkwaliteit

 

16.844

13.328

‒ 3.516

      

7.09

Ontvangsten Investeren in waterkwaliteit

Ontvangsten

0

753

753

 

Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

113.779

67.525

‒ 46.254

      
 

Totaal uitgaven

 

1.908.448

1.734.345

‒ 174.103

 

Totaal ontvangsten

 

164.608

186.125

21.517

 

Saldo afgesloten rekeningen vorig jaar

  

231.529

 
 

Saldo afgesloten rekeningen dit jaar

  

‒ 207.519

 
 

Totaal Bijdrage van hfdst XII (art 26)

 

1.743.840

1.524.210

‒ 219.630

5. Niet-beleidsartikelen

5 5.1 Artikel 97 Algemeen Departement

A. Algemene doelstelling

Op dit artikel worden de IenW-brede programma-uitgaven verantwoord.

B. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 89 Budgettaire gevolgen van beleid art. 97 (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

142.070

38.084

209.091

37.417

55.728

41.543

14.185

1

         

Uitgaven

79.742

64.508

161.676

62.721

59.129

50.988

8.141

 
         

1 Algemeen departement

74.742

57.808

62.094

51.503

57.696

50.988

6.708

 

Opdrachten

44.134

31.038

35.009

37.060

39.802

38.289

1.513

 

Van A naar Beter

1.654

1.316

1.440

1.795

1.472

1.903

‒ 431

 

Ext. Juridische adv.

1.417

1.583

1.365

1.011

2.403

1.731

672

 

Onderzoeken PBL

5.211

6.118

5.920

5.980

5.257

2.811

2.446

 

Onderzoeken ANVS

3.208

3.921

2.667

2.212

2.737

3.839

‒ 1.102

 

DCC

7.684

6.832

7.702

7.853

6.878

8.570

‒ 1.692

 

Regeringsvliegtuig

21.979

8.944

13.775

15.905

17.664

13.973

3.691

 

Overige Opdrachten

2.981

2.324

2.140

2.304

3.391

5.462

‒ 2.071

 

Subsidies

1.000

1.000

250

0

90

377

‒ 287

 

KIS

1.000

1.000

250

0

0

0

0

 

Overige subsidies

0

0

0

0

90

378

‒ 288

 

Bijdragen aan agentschappen

24.481

25.770

26.835

14.443

17.254

12.322

4.932

2

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

2.706

2.806

2.874

3.223

3.164

3.174

‒ 10

 

Waarvan bijdrage aan KNMI

2.583

2.608

2.673

2.436

2.457

227

2.230

 

Waarvan bijdrage aan ILT

12.718

13.118

13.404

0

0

0

0

 

Dienstverlening RIVM

6.474

7.238

7.884

8.784

11.633

8.921

2.712

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

0

550

0

550

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

5.127

0

0

0

0

0

0

 
         

2 Sanering Thermphos

5.000

6.700

0

0

0

0

0

 

Subsidies

5.000

6.700

0

0

0

0

0

 

Sanering Thermphos

5.000

6.700

0

0

0

0

0

 
         

3 COVID-19 Testen

0

0

99.582

11.218

1.433

0

1.433

 

Opdrachten COVID-19

0

0

99.491

11.218

1.433

0

1.433

 

Subsidies COVID-19

0

0

91

0

0

0

0

 
         

Ontvangsten

944

2.772

6.231

20.813

2.102

1.101

1.001

 
C. Financiële toelichting

Toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere verplichtingen worden overwegend verklaard door het sluiten van oude verplichtingen waardoor verplichtingenruimte is vrijgevallen (-/-€ 3,8 miljoen), het aangaan van verplichtingen met het RIVM ten behoeve van het Programma Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing IenW (+ € 17,4 miljoen), een correctie op de verplichtingen t.b.v. dienstverlening RIVM om deze in lijn te brengen met de kas (-/-€ 8,9 miljoen). Daarnaast zijn het de gevolgen van de hogere uitgaven die hierna nader worden toegelicht (€ 8,1 miljoen) en eerder aangegane verplichtingen in 2023 waarvan de uitgaven pas in 2024 of later plaatsvinden (€ 1,5 miljoen).

  • 2. De hogere realisatie van de bijdrage aan agentschappen van € 4,9 miljoen wordt verklaard door:

    • KNMI: Hogere bijdrage aan agentschappen voornamelijk als gevolg van verstrekte maatwerkopdracht die het KNMI voor Rijkswaterstaat verricht (€ 2,2 miljoen);

    • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu: Extra dienstverlening t.b.v. ANVS o.a. voor het compliant maken van het adionuclidenlaboratorium aan de huidige wet- en regelgeving (€ 0,9 miljoen), het uitvoeren van nucleaire adviesdiensten (€ 0,5 miljoen), tariefstijgingen RIVM (€ 0,3 miljoen) en ontvangen loon- en prijsbijstelling (€. 0,3 miljoen). Ten slotte waren er overlopende facturen uit 2022 (€ 0,7 miljoen).

D. Toelichting op financiële instrumenten

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2023 is aangewend.

1 Algemeen departement

Opdrachten (€ 39,8 miljoen)

  • Van A naar Beter (€ 1,5 miljoen). Het betreft de uitgaven voor beleidscommunicatie voor de grote publiekscampagne van A naar Beter.

  • Externe juridische advisering (€2,4 miljoen). Om de kosten voor het inhuren van juridische expertise, voornamelijk voor het inschakelen van de Landsadvocaat, (en andere advocaten) beheersbaar te houden, worden opdrachten hiertoe centraal gegeven voor de Bestuurskern. Dit om de kwaliteit te bewaken en tevens wordt hiermee voorkomen dat er meerdere malen vanuit verschillende diensten dezelfde vragen worden uitgezet.

  • Onderzoeken Planbureau voor de Leefomgeving (€ 5,3 miljoen). Dit betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals de aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van (web)publicaties. Een deel van deze uitgaven wordt door externe opdrachtgevers vergoed. Voor nieuws en publicaties van het PBL, zie de website van het PBL (www.pbl.nl).

  • Onderzoeken Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (€ 2,7 miljoen). Het betreft uitgaven voor opdrachten aan (inter)nationale technische supportorganisaties (waaronder de dienstverlening door agentschappen) inzake technische ondersteuning, advisering en onderzoek op terreinen van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming alsmede beveiliging en waarborging (safeguards). Daarnaast worden ook de uitgaven die verband houden met samenwerking tussen ANVS en internationale organisaties (zoals bijvoorbeeld HERCA, OECD/NEA en IAEA) inzake voornoemde terreinen op dit artikel verantwoord.

  • Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (€ 6,9 miljoen). DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crises. De uitgaven betreffen o.a. de financiering van assets en programma’s, het jaarlijkse IenW opleidings-, trainings- en oefeningsprogramma, kosten van het aansluiten van nationale kennisinstituten op het crisis expert team milieu en drinkwater (CET-md) en het 24/7 beschikbaar houden van de daarvoor noodzakelijke kennis en kunde.Tevens is het DCC is verantwoordelijk voor de inrichting, werking en kwaliteit van het CET-md en systeemverantwoordelijk voor de Milieuongevallendienst (MOD) van het RIVM en het beheer en onderhoud van meetapparatuur. en het beschikbaar maken bij het RIVM van expertise op het gebied van monstername, metingen en analyses, verspreidingsberekeningen en toxicologie.

  • Regeringsvliegtuig (€ 17,7 miljoen). Dit betreft de uitgaven van IenW voor het onderhoud, exploitatie en aanschaf van het regeringsvliegtuig.

  • Overig opdrachten (€ 3,4 miljoen). Dit betreft uitgaven voor communicatie, voor opdrachten op het gebied van strategisch advies en voor analyses van mobiliteit en mobiliteitsbeleid door het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KIM) die doorwerken in de beleidsafwegingen. Soms worden deelonderzoeken uitbesteed, omdat expertise op een bepaald deelonderwerp niet in huis is.

Subsidies (€ 0,1 miljoen)

Deze uitgaven hangen samen met subsidies die IenW verstrekt, met name aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor het programma SURF (Smart Urban Regions in the Future), Urban Futures en het programma Duurzame Logistiek.

Bijdragen aan agentschappen (€ 17,3 miljoen)

  • RWS (€ 3,2 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies en de capaciteitsinzet van het DCC.

  • KNMI (€ 2,5 miljoen). Dit betreft de bijdrage aan het KNMI voor afname van meteorologische producten en diensten relevant voor de uitvoering van diverse taken door RWS waaronder gladheidbestrijding en afname van maatwerk dienstverlening door ANVS.

  • Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (€ 11,6 miljoen). Het RIVM is de vaste partner van de ANVS voor een aantal taken op het terrein van stralingsbescherming. Dit zijn taken als beleidsondersteuning bij stralingsbescherming, ondersteuning bij stralingsinspecties, het beheer van de ongeval-organisatie, het in stand houden van het Radionucliden laboratorium alsmede het beheer van het Nationaal Meetnet Radioactiviteit en de stralingsmeetwagens. De bijdrage aan het RIVM hangt hiermee samen.

3 Covid19 testen reizen

Opdrachten (€ 1,4 miljoen)

Het Kabinet heeft, naar aanleiding van de aangenomen motie van het lid Sjoerdsma (D66), een bedrag beschikbaar gesteld voor het aanbieden van gratis testen via de reisbranche en OpenHouse.

Ontvangsten (€ 2,1 miljoen)

Hierop worden de ontvangsten geraamd die IenW ontvangt voor het gebruik van het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.

5 5.2 Artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement

A. Algemene doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat met uitzondering van de agentschappen Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut en Rijkswaterstaat en de grote uitvoerende dienst Inspectie Leefomgeving en Transport. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en ICT, bijdragen aan rijksbrede SSO's en overige materiële voor het kerndepartement.

B. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 90 Budgettaire gevolgen van beleid art. 98 (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

329.738

331.427

348.191

440.628

446.741

401.985

44.756

1

         

Uitgaven

317.541

335.910

342.540

400.962

455.862

407.254

48.608

 
         

1 Personele uitgaven

236.880

262.284

272.011

306.868

354.267

294.588

59.679

2

- waarvan eigen personeel

204.931

224.847

233.600

260.772

298.886

260.851

38.035

 

- waarvan externe inhuur

25.722

31.740

34.555

42.765

52.840

27.897

24.943

 

- waarvan overige personele uitgaven

6.227

5.697

3.856

3.329

2.541

5.840

‒ 3.299

 
         

2 Materiele uitgaven

80.661

73.626

70.529

94.094

101.595

112.666

‒ 11.071

3

- waarvan ICT

21.495

25.614

25.753

27.886

30.743

37.028

‒ 6.285

 

- waarvan bijdrage aan SSO's

50.308

38.224

35.526

54.617

60.860

35.775

25.085

 

- waarvan overige materiële uitgaven

8.858

9.788

9.250

11.591

9.992

39.863

‒ 29.871

 
         

Ontvangsten

21.274

12.754

16.781

12.744

9.893

5.841

4.052

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. De hogere verplichtingen € 44,8 miljoen zijn veroorzaakt door

    de hogere uitgaven die hierna nader worden toegelicht en al in eerdere jaren aangegane verplichtingen met kasuitgaven in 2023.

2. Personele uitgaven

  • De hogere uitgaven van eigen personeel (€ 38 miljoen) betreft met name:

    • Uitgekeerde loon-en prijsbijstelling (€ 16,3 miljoen),

    • herschikking met externe inhuur (-/- € 7,2 miljoen) o.a. voor inzet op vacatureruimte a.g.v. de krappe arbeidsmarkt, inhuur Beheer en Omgeving;

    • Bijdragen zijn ontvangen van EZK uit het Klimaatfonds t.b.v. de Ambitie Nucleair en organisatie Klimaatplatform (€ 4,3 miljoen);

    • Een bijdrage voor PBL t.b.v. de uitvoering van de Rekenmeesterfunctie (€ 1,7 miljoen);

    • Bijdrage voor het programma Maatwerk Industrie en NoordZee Veiligheid Zeescheepvaart (€ 0,8 miljoen).

    • Ontvangen bijdragen van BZ voor loonkosten lokaal personeel en attachees in Londen en Parijs (€ 0,8 miljoen).

    • Bijdragen ontvangen van LNV door PBL t.b.v. o.a. Evaluatie Natuurpad, Landbouwkennis, Stikstof en Natuurverbetering (€ 2 miljoen) en door DGWB t.b.v. de uitvoering van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (€ 2,6 miljoen).

    • Bijdrage van BZK ontvangen voor de Evaluatie op de omgevingswet (€ 0,3 miljoen).

    • Een herschikking vanuit Materieel t.b.v. inzet op Programma Open Overheid en POK (€ 3,2 miljoen).

    • Overboeking vanuit artikel 11 voor personele inzet t.b.v. het Nationaal Programma Landelijk Gebied in het kader van Stikstof en voor Coördinerende beleidstaken i.h.k.v. Noordzee en Oceanen (€ 2,6 miljoen).

    • Extra inzet voor inkoop en subsidie vanwege de toename van werkzaamheden en a.g.v. De groei van de IenW organisatie, deels door herschikking vanuit Postactieven (€ 3,3 miljoen).

    • Extra personele inzet t.b.v. Luchtvaart (€ 3,1 miljoen).

    • Ontvangen naheffingen van de Belastingdienst o.a. m.b.t. de Werkkostenregeling (€ 5,2 miljoen).

    • De uitvoering van werving en selectie is overgedragen aan RWS (-/- € 1,4 miljoen).

    • Bijdrage van RWS t.b.v. Generieke Digitale Infrastructuur (€ 1 miljoen). De technische verwerking van de bijdrage aan het Rijksbrede beeld. (-/-€ 1,2 miljoen).

    • Diverse (0,6 miljoen).

  • De hogere externe inhuur van € 24,9 miljoen is voornamelijk het gevolg van:

    • Een herschikking met kosten eigen personeel o.a. voor inzet op vacatureruimte a.g.v. de krappe arbeidsmarkt, inhuur voor Beheer en Omgeving (€ 7,2 miljoen);

    • Overboeking van middelen uit het MF (€ 6,2 miljoen) t.b.v. o.a. Vrachtwagenheffing, Tijdelijke Tolheffing (TTH), de Digitale Transport Strategie, bijdrage RWS voor Vernieuwing SAP en capaciteitsinzet voor de opdrachten in het kader van de Ontsluiting Woningbouw;

    • Herschikkingen vanuit ICT o.a. t.b.v. DMS/Horizon en Open Overheid (€ 3,9 miljoen).

    • Herschikkingen vanuit Overig materieel t.b.v. inhuur voor Cyber Vitaal en de invoering van het nieuwe COI-stelsel (€ 1,6 miljoen).

    • Extra inhuur t.b.v. het Nationale Programma Landelijk Gebied (€ 1,5 miljoen);

    • Extra inhuur voor Wegverkeersbeleid en Voertuigen en Digitale Infrastructuur vanuit art 14 (€ 1 miljoen);

    • Toegekende Eindejaarsmarge voor de inzet van extra medewerkers Inkoop en Subsidies (€ 1,1 miljoen);

    • Bij inhuur is sprake van hogere kosten dan bij inzet eigen personeel daarom zijn extra uitgaven gedaan (€ 2 miljoen);

    • Diverse (€ 0,4 miljoen).

  • De lagere overige personele uitgaven van ‒ € 3,3 miljoen is voornamelijk het gevolg van:

    • De verzekeringsmaatschappijen hebben minder kosten in rekening gebracht, dan zij eerder hadden voorzien, voor aanspraken van oud-werknemers (-/-€ 3,3 miljoen).

3. Materiele uitgaven

  • De lagere kosten ICT van ‒ € 6,3 miljoen zijn met name het gevolg van:

    • de door MinFin gefaciliteerde kasschuif t.b.v. DMS/Horizon naar 2024 en 2025 (-/-€ 11,7 miljoen);

    • Herschikking naar Externe inhuur t.b.v. o.a. DMS/Horizon en Open Overheid (-/-€ 3,9 miljoen);

    • Ontvangen loon- en prijsbijstelling (€ 0,4 miljoen);

    • Toegekende Eindejaarsmarge voor overlopende uitgaven t.b.v. Cybersecurity en Vernieuwing SAP (€ 1 miljoen);

    • Herschikking vanuit Overig Materieel voornamelijk voor inzet Informatiehuishouding en POK middelen (€ 3,6 miljoen);

    • Bijdrage van RWS voor de Vernieuwing SAP (€ 3,8 miljoen);

    • Diverse (€ 0,5 miljoen).

  • Totale hogere bijdrage aan Rijksbrede SSO’s € 25,1 miljoen zijn met name het gevolg van:

    • Ontvangen loon- en prijsbijstelling (€ 6,8 miljoen);

    • Structurele bijdrage van ILT voor de bedrijfsvoering (€ 15 miljoen);

    • Vastlegging een nieuwe dienstverleningsovereenkomst met SSC ICT (€ 3,2 miljoen);

    • Diverse (€ 0,1 miljoen).

  • Lagere Overige materiele uitgaven ‒ € 29,9 miljjoen zijn met name het gevolg van:

    • Een herschikking naar ICT voornamelijk voor inzet Informatiehuishouding en POK middelen (€ 3,6 miljoen);

    • Herschikkingen naar inhuur t.b.v. inzet voor Cyber Vitaal en de invoering van het nieuwe COI-stelsel (€ 1,6 miljoen);

    • Herverdeling Cyber Vitaal middelen naar ILT en Luchtvaart (€ 5,1 miljoen);

    • Compensatie aan RWS, KNMI en ILT i.h.k.v. de Banenafspraak (€ 8,2 miljoen);

    • Overdracht Werving en selectie naar RWS (€ 1,2 miljoen);

    • Loon- en prijsbijstelling (€ 1,7 miljoen);

    • Groot aantal kleine autonome mee- en tegenvallers (€ 3,7 miljoen);

    • Herschikking naar Personeel voor inzet op Programma Open Overheid (€ 3,2 miljoen);

    • De technische verwerking van de bijdrage aan het Rijksbrede beeld (€ 0,4 miljoen);

    • Diverse (€ 1,2 miljoen)

D. Toelichting op de personele en materiële uitgaven Kerndepartement

1 Personele uitgaven

Dit betreft de verantwoording van alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.

2 Materiële uitgaven

Dit betreft de verantwoording van de materiele uitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces. Hieronder valt ook de bijdragen aan Shared Service Organisaties (o.a. P-Direkt, FM-Haaglanden en het Rijksvastgoedbedrijf) en ICT uitgaven voor onderhoud en licenties.

Tabel 91 Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen en ZBO's/RWT's (bedragen x € 1.000)
    

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

Totaal apparaatsuitgaven ministerie

2.206.961

2.340.928

2.503.991

2.532.241

2.227.668

2.672.594

‒ 140.353

Kerndepartement

317.541

335.910

342.540

400.962

455.862

407.254

48.608

ILT

134.798

131.881

151.220

168.400

196.662

203.598

‒ 6.936

Totaal apparaatskosten batenlastendiensten

1.224.495

1.319.137

1.381.231

1.434.879

1.575.144

1.432.742

2.137

KNMI

62.218

65.615

72.509

74.130

82.553

75.049

7.504

RWS

1.162.277

1.253.522

1.308.722

1.360.749

1.492.591

1.357.693

134.898

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT's1

530.127

554.000

629.000

528.000

0

629.000

‒ 629.000

ProRail

525.000

554.000

629.000

528.000

nnb

629.000

0

StAB

5.127

X Noot
1

De gegevens over 2023 zijn ten tijde van het publicatie van het jaarverslag nog niet bekend. Deze worden bij de begroting 2025 aan de Kamer aangeboden.

5 5.1 Artikel 99 Nog Onverdeeld

A. Algemene doelstelling

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenW-begroting, zoals loon- en prijsbijstelling.

B. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 92 Budgettaire gevolgen van beleid art. 99 Nog Onverdeeld (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2019

2020

2021

2022

2023

2023

2023

 

Verplichtingen

0

0

0

0

0

324

‒ 324

1

Uitgaven

0

0

0

0

0

324

‒ 324

1

Nominaal en Onvoorzien

0

0

0

0

0

324

‒ 324

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

 
C. Financiële toelichting

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Dit betreft de middelen voor Werk aan Uitvoering en de POK/Wet open Overheid. Deze middelen zijn bij Prinsjesdag suppletoire begroting begroting 2023 toebedeeld aan de verschillende IenW-onderdelen.

6. Bedrijfsvoeringsparagraaf

Scope

De scope van deze bedrijfsvoeringsparagraaf is de bedrijfsvoering waarvoor de Minister van Infrastructuur en Waterstaat verantwoordelijk is (begrotingshoofdstuk XII, Mobiliteitsfonds en Deltafonds). De financiële bedrijfsvoering van het ministerie vindt plaats binnen de rapporteringstoleranties, tenzij anders wordt vermeld in onderstaande uitzonderingsrapportage (deel 1). Daarna wordt er gerapporteerd over enkele voorgeschreven rijksbrede onderwerpen (deel 2). Tot slot wordt u over enkele specifieke IenW-onderwerpen geïnformeerd (deel 3).

Deel 1 uitzonderingsrapportage

Deel 1 bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. Rechtmatigheid

  • 2. Totstandkoming niet financiële verantwoordingsinformatie

  • 3. Begrotingsbeheer, financieel beheer en de materiële bedrijfsvoering

  • 4. Misbruik- en oneigenlijk gebruik

  • 5. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

  • 6. Fraude-en corruptierisico's (geen uitzonderingsrapportage).

1. Rechtmatigheid

Uit de aangeleverde bedrijfsvoeringsinformatie en de aangeleverde steekproefinformatie van de ADR is gebleken dat de rapporteringstoleranties niet zijn overschreden, met uitzondering van de posten die in de onderstaande tabel staan vermeld. De overschrijding bij artikel 18 wordt veroorzaakt door een verstrekt voorschot waarbij de evaluatie informatie ontbreekt, waardoor niet vastgesteld kan worden of het voorschot terecht is uitbetaald. De overschrijding bij de samenvattende staat van baten en lasten agentschappen wordt veroorzaakt door: RWS noodzakelijke overbruggingsovereenkomsten (Verzoeken tot wijziging) beheer en onderhoud GWW om de beschikbaarheid van het netwerk te waarborgen 134,4 miljoen, ICT inhuur 26,5 miljoen, aangaan van inhuurcontracten via Inhuurdesk onvoldoende objectief uitgevraagd circa 28,2 miljoen, bewuste afwijking van de aanbestedingsregels 13,3 miljoen en KNMI 2,5 miljoen. Bij gebruik van het instrument steekproef worden willekeurige transacties onderzocht en de gevonden resultaten geextrapoleerd en gerapporteerd in de onderstaande tabel als de maximale fouten en onzekerheden de rapportagegrenzen overschrijden. De meest waarschijnlijke uitkomsten staan in de kolommen 4, 5 en 6. Als het bedrag in kolom 6 inclusief de basisonnauwkeurigheid en het nauwkeurigheidsverval de tolerantiegrens overschrijdt, maar het bedrag in kolom 6 niet, wordt in kolom 7 géén percentage vermeld.

Tabel 93 Overzicht overschrijdingen rapporteringstoleranties fouten en onzekerheden (bedragen x € 1.000)

(1) Rapporterings-tolerantie

(2) Verantwoord bedrag in € (omvangsbasis)

(3) Rapporterings-tolerantie voor fouten en onzekerheden in €

(4) Bedrag aan fouten in €

(5) Bedrag aan onzekerheden in €

(6) Bedrag aan fouten en onzekerheden in €

(7) Percentage aan fouten en onzekerheden t.o.v. verantwoord bedrag = (6)/(2)*100%

       

Uitgaven

75.886

7.589

0

9.900

9.900

13,0%

       

HXII Artikel 18 Scheepvaart en Havens

75.886

7.589

0

9.900

9.900

13,0%

       

Samenvattende staat van baten en lasten agentschappen

3.699.396

73.988

228.761

4.180

232.941

6,3%

       

RWS

3.595.711

nvt

226.217

3.431

229.648

nvt

       

KNMI

103.685

nvt

2.544

749

3.293

nvt

2. Totstandkoming niet-financiële verantwoordingsinformatie

Er zijn geen bijzonderheden te melden.

3. Begrotings-en financieel beheer en materiële bedrijfsvoering

Voortgang op onvolkomenheden Algemene Rekenkamer (AR)

  • 1. Prestatieverklaren IenW. Het project prestatieverklaren BSK is afgerond. Door de voortdurende (management)aandacht en al meer gebruik te maken van het ondersteunende formulier prestatieverklaren is er hierdoor geen sprake van tolerantieoverschrijdingen bij de uitgaven. Ook bij RWS is het proces prestatieverklaren verstevigd en wordt via interne monitoring gestuurd op betere documentering van onderbouwingen dat de prestatie verricht is.

  • 2. Aanbesteden kerndepartement. De acties en maatregelen uit het verbeterplan zijn met veel urgentie uitgevoerd; effecten zijn deels zichtbaar. Vanaf 2024 zullen budgethouders ondersteund door inkopers in hun nabijheid sturen op rechtmatige inkoop.

  • 3. Verplichtingenbeheer kerndepartement. Het plan van aanpak is succesvol uitgevoerd. De kwaliteit van de registratie van de onderzochte verplichtingen was goed en de key controls zijn systematisch uitgevoerd.

  • 4. Aanbesteden RWS. De acties en maatregelen uit het verbeterplan zijn met veel urgentie uitgevoerd; effecten zijn deels zichtbaar maar uit de interne audits blijkt dat de kwaliteit van de inkoopramingen, de procedurekeuze, de juiste en tijdige vastlegging van aangegane verplichtingen en de volledigheid van het inkoopdossier van met name de kleine inkopen verbetering behoeven. Vanaf 2024 zullen budgethouders daarop sturen en zorgdragen voor onder andere actualisatie van de kaderstelling, inkoopmonitoring en kennis en opleiding.

Voortgang op interimrapportage ADR 2023

  • 1. Overbruggingsovereenkomsten. Het ministerie van IenW is categoriemanager voor de rijksbrede raamovereenkomsten voor Interimmanagement en Organisatieadvies, die gedurende het gehele verslagjaar waren verlengd door middel van een overbruggingsovereenkomst. De aanbesteding voor interimmanagement is ingetrokken na een gegrond verklaarde klacht over de gevolgde aanbestedingsprocedure en de gebleken exponentieel gestegen Rijksbrede afnamecijfers voor interimmanagement. Vernieuwde tijdelijke overeenkomsten, met een groter aantal marktpartijen dan voorheen, zijn in januari 2024 beschikbaar gekomen. Een vereenvoudigde nieuwe aanbesteding wordt voorbereid om de inkoopvraag naar interimmanagement rechtmatig te kunnen invullen. De totale gegunde opdrachtwaarde van IenW onder de overbruggingscontracten voor Interimmanagement en Organisatieadvies bedroeg in 2023 3,4 miljoen euro. De totale gegunde opdrachtwaarde van IenW onder de overbruggingscontracten voor ICT inhuur bedroeg in 2023 36,4 miljoen euro.

  • 2. Toezicht en aansturing ProRail. In het begrotingsjaar is gewerkt aan vermindering van controlelasten, verbetering van controleprotocollen en verduidelijking van afspraken waardoor ProRail eventuele onrechtmatigheid rapporteert en de accountant van ProRail dit toetst. Acties ter voorkoming van het parkeren van begrotingsgeld en een aanpassing van de subsidieregeling ter verduidelijking dat IenW voor de voortgang van het werk als regel vertrouwt op de rapportage van de projectleiders van ProRail worden in 2024 uitgevoerd.

4. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het departement heeft geen subsidieregelingen in uitvoering waarbij er vooraf geconstateerd is dat er sprake is van een verhoogd risico op misbruik en oneigenlijk gebruik. De resultaten van de jaarlijkse ADR review op subsidieregelingen over 2023 zijn nog niet beschikbaar. Vorig jaar rapporteerden wij over een managementbeslissing onrechtmatigheid (aanbestedingsregels) bij ProRail met betrekking tot de subsidie voor exploitatie, onderhoud en vernieuwing. In het begrotingsjaar 2023 en 2024 informeerde de accountant van ProRail en ProRail het departement over een managementbeslissing onrechtmatigheid (aanbestedingsregels) met betrekking tot subsidieverlening voor brandblusvoorzieningen havenemplacementen Rotterdam. ProRail rapporteert dat zij prioriteit heeft gegeven aan veiligheid en omdat zij geen tijdige reactie op de openbaar gepubliceerde opdracht op Tendernet heeft ontvangen een onrechtmatige opdracht heeft verstrekt. ProRail heeft schriftelijk excuses aangeboden dat per abuis deze non-compliance niet gemeld is aan het ministerie. ProRail doet er alles aan haar taken binnen de wettelijke kaders en daarmee ook binnen de Europese aanbestedingsrichtlijnen uit te voeren. Mocht een vergelijkbare casus zich voordoen, zal ProRail het ministerie daar zo spoedig mogelijk over informeren, zoals in de samenwerking gebruikelijk is.

5. Overige aspecten van de bedrijfsvoering

Voortgang op onvolkomenheden ICT Algemene Rekenkamer (AR)

  • 1. Informatiebeveiliging

Op het vlak van informatiebeveiliging (IB) zijn in 2023 stappen gezet om de onvolkomenheid op te lossen. De Algemene Rekenkamer (AR) concludeerde in 2022 dat IenW op het gebied van risico- en incidentmanagement nog een aantal stappen moest zetten. Deze laatste stappen zijn inmiddels gezet:

Proactieve en gecentraliseerde risicobeheersing:

  • Er is nu een volledig en gedetailleerd centraal overzicht van kritieke systemen beschikbaar. Dit overzicht is in 2023 ook gebruikt om te sturen op IB-risico’s.

  • Periodieke risicogesprekken vonden plaats tussen de Chief Information Security Officer (CISO) van het departement en de CISO's van de dienstonderdelen.

  • De dienstonderdelen hebben de acht basisvereisten voor risicomanagement geïmplementeerd. Hierover hebben zij ook gerapporteerd in de periodieke risicogesprekken en zullen zij tevens over rapporteren in hun Informatiebeveiligingsbeelden (IBBen).

Verbeterd Handboek Expertgroep Cyberincidenten:

  • Het Handboek Expertgroep Cyberincidenten is bijgewerkt met een versterkt escalatieproces.

  • Dit stelt IenW in staat om sneller en effectiever te beslissen over opschaling in geval van een (dreigende) crisis.

Verstrekken van aanvullend bewijsmateriaal door RWS:

  • RWS heeft extra bewijsmateriaal verstrekt m.b.t. risico- en incidentmanagement.

  • Er is ook een rondleiding georganiseerd voor de onderzoekers van de AR bij het Security Operations Center (SOC) van RWS.

Met deze maatregelen verwacht IenW de onvolkomenheid volledig op te lossen.

2. Lifecyclemanagement

Met de inspanningen die IenW heeft geleverd om te komen tot inzicht in het bestaande IT-landschap heeft de AR in het verantwoordingsonderzoek 2022 geconstateerd dat de onvolkomenheid is opgelost. In lijn met de plateau aanpak uit het plan van aanpak is LCM in 2023 verder ingericht en wordt de komende jaren steeds verder doorontwikkeld.

Voortgang op interimrapportage ADR 2023

  • 1. AVG

Directie Financiën en Integrale Bedrijfsvoering heeft het besluit genomen om privacy via de lijn aan de hand van 8 werkpakketten voor zowel de Bestuurskern als voor de beleids-DG’s in 2024 op volwassenheidsniveau 3 te krijgen. Het actualiseren van het verwerkingsregister valt binnen de scope van deze werkpakketten. Er zullen extra inspanningen geleverd worden en de voortgang zal in de concernsturingscyclus besproken worden. Ook is het onderwerp AVG opgenomen in de mandaatbrieven 2024 om extra inspanning te leveren voor de registratie van de (publieke en niet-publieke) verwerkingsactiviteiten.

Artificial Intelligence

De komst van generatieve Artificial Intelligence (AI) heeft de AI-wereld in een versnelling gegooid. Van noodbrieven, tot onderhandelingen van de Europese AI-act die vertraging opliepen. Als reactie daarop is een rijksbrede visie overhandigd aan de Kamer ( Kabinet presenteert visie op generatieve AI | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl.) Tevens bereikte de EU een voorlopig politiek akkoord over de AI-act in december Voorlopig politiek akkoord EU-eisen ontwikkeling kunstmatige intelligentie | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl. Dit zijn ontwikkelingen die ook het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat raken en waarop het ministerie actie moet ondernemen.

Momenteel wordt het gebruik van online beschikbare generatieve AI onderzocht binnen de Rijksoverheid. Het is immers niet goed te controleren of generatieve AI-toepassingen voldoen aan de geldende wetgeving. In een voorlopig standpunt omtrent het gebruik is gecommuniceerd dat het gebruik voorlopig wordt afgeraden. Echter zijn er zoveel soorten generatieve AI-toepassingen zijn, dat het gebruik bijna niet te vermijden is. Dit is ook belangrijk om in overweging te nemen. Het is immers goed om juist te leren werken met nieuwe technieken. Generatieve AI biedt ook mogelijkheden voor innovatie. Door de concerndirectie Informatiebeleid zijn voor IenW gebruiksregels opgesteld die helpen met het zo verantwoord mogelijk gebruik van generatieve AI op het werk.

Vanwege de impact en ontwikkelingen van AI wordt op aanvraag van de Bestuursraad in 2024 een AI-strategie voor IenW ontwikkeld. Hierin wordt visie gegeven aan thema’s zoals: (1) het verantwoord gebruik van AI, (2) het potentieel van AI, (3) het voorbereiden op AI incidenten en (4) kennisniveau omtrent AI. Daarnaast wordt de Europese AI-act geanalyseerd om te beoordelen welke stappen IenW moet zetten. De visie en impact analyse van de AI Act wordt in lijn gebracht met het verplichte AI Impact Assessment van IenW.

6. Fraude- en corruptierisico's

De rijksbegrotingsvoorschriften schrijven voor dat de belangrijkste materiële fraude- en corruptierisico's worden gerapporteerd inclusief de genomen maatregelen om deze te beheersen. De risico's die worden gerapporteerd zijn mede gebaseerd op de departementale risicoanalyse.

In het begrotingsjaar is een initiële risicoanalyse fraude- en corruptierisico's uitgevoerd door een werkgroep. Deze concludeert dat er binnen de geinterviewde beleidsdirecties van IenW aandacht is voor integriteit maar dat er nog onvoldoende expliciete aandacht is voor fraude- en corruptierisico's. Het grootste risico is het bevoordelen van bevriende partijen dat wordt ondervangen door vier ogen controle en functiescheiding. Bij de ILT is er expliciete aandacht voor corruptierisico's (er is geen aanwijzing dat deze manifest geworden zijn) door actief onderzoek te doen. Over de belangrijkste materiële risico's bij RWS rapporteerden we in de bedrijfsvoeringsparagraaf 2022. Bij RWS wordt op basis van de uitgevoerde fraude risicoanalyse geconstateerd dat de kans op de onderkende risico's "zelden" is, waarbij de risicoinschatting «Laag» of «Midden» is. Met betrekking tot de risico's waarbij de inschatting «Midden» is maakt dit risico deel uit van de interne audits. Op basis van deze risicoinschatting wordt geconcludeerd dat in 2023 geen aanvullende beheersmaatregelen nodig zijn. In de uitkomsten van de werkgroep die de initiële risicoanalyse heeft uitgevoerd wordt voorgesteld om de risicoanalyse jaarlijks te actualiseren en te agenderen in het Audit Committee van het departement.

Deel 2 Rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen

In deel 2 rapporteren we over de volgende onderwerpen:

  • 1. Grote lopende ICT projecten

  • 2. Open standaarden en open source software

  • 3. Betaalgedrag

  • 4. Evaluatie van het Audit Committee

  • 5. Normenkader financieel beheer

  • 6. Beheer projecten Nationaal Groeifonds

  • 1. Grote lopende ICT projecten

Per 31 december 2023 heeft IenW 32 projecten op het Rijks ICT-dashboard vermeld met de status In uitvoering of Nog niet gestart.

Om de kans van slagen van Grote ICT-activiteiten te vergroten wordt een CIO-oordeel gegeven bij de start van een activiteit en op kritische momenten gedurende het project. In 2023 zijn er CIO-oordelen gegeven met aanbevelingen aan de opdrachtgever. Door het Adviescollege ICT-toetsing (AcICT) zijn in 2023 drie adviezen opgeleverd voor Common Highway Agency Rijkswaterstaat Model (CHARM) (Implementeren van een nieuw ICT-platform voor gebruik in verkeerscentrales), Vrachtwagenheffing (Introductie heffing waarmee het vrachtverkeer voor gereden kilometers gaat betalen) en BEST2DO (Vervangen en onderhouden van de bedienings- en besturingssystemen voor de Hartelkering en locomobiel van de Maeslantkering). Het AcICT maakt op basis van een risicoanalyse zelfstandig de afweging welke activiteiten worden getoetst. Naast de onderzoeken van het AcICT zet IenW bij ICT-activiteiten ook andere (interne en externe) toetsen in. De BIT-adviezen zijn openbaar en raadpleegbaar via de website van het AcICT.

2. Open standaarden en open source software

Naar aanleiding van de halfjaarlijkse meting naleving Internetstandaarden door Forum Standaardisatie is in 2023 een start gemaakt met het verbeteren van de positie van IenW. Deze actie is inmiddels in de concernsturing opgenomen om meer snelheid te genereren. In de Architectuurboard van IenW wordt de voortgang centraal gemonitord. Ondersteuning voor website eigenaren is ingeregeld en afspraken over vaststellen en aanspreken van die eigenaren zijn gemaakt. Tegelijkertijd neemt IenW een actievere positie in door met Forum voor standaardisatie af te stemmen over verbetering van standaarden en de toepassing ervan.

3. Betaalgedrag

Het ministerie voldoet aan de rijksbrede norm.

4. Evaluatie van het Audit Committee

In het verslagjaar is een zelfevaluatie uitgevoerd. Naar aanleiding daarvan is besloten om ook risicogericht aan onderwerpen als informatiebeleid en HRM aandacht te besteden en om een derde externe lid te werven.

5. Normenkader financieel beheer

In 2013 presenteerde de toenmalige minister van Financiën het gemeenschappelijk normenkader voor goed financieel beheer en een kaderstelling voor extern financieel toezicht bij instellingen die een publiek belang dienen. In 2023 is er geen wijziging geweest in het externe financieel toezicht door het ministerie.

6. Beheer projecten Nationaal Groeifonds

Bij één verstrekt voorschot van 9,9 miljoen ontbreekt de evaluatieinformatie waardoor niet vastgesteld kan worden of het voorschot terecht is uitbetaald. Bij het aangaan van een aantal subsidies is niet gecheckt of voldaan is aan de kostencategorieën van de Algemene GroepsVrijstellingsVerordening (AGVV). Bij de vaststelling kan dit worden gerepareerd als de controleprotocollen hierop worden aangepast. Bij één verstrekte subsidie is onvoldoende zichtbaar gemaakt dat de subsidieverlening aan de betreffende onderneming in overeenstemming is met de AGVV.

3. Belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering

In dit deel rapporteren wij over de opvolging van de resterende punten uit de interim rapportage ADR voor zover daartoe aanleiding is:

  • 1. Ontwikkelplan assetmanagement IenW

  • 2. Fiscale functie

  • 3. Beheer stikstofrechten door RWS

1. Ontwikkelplan assetmanagement IenW

Naar aanleiding van de evaluatie van het rijksbrede verslaggevingsstelsel is het verbetervoorstel gedaan om te onderzoeken hoe assetmanagement in combinatie met het financieel waarderen en administreren van bezittingen, de informatievoorziening voor zowel externe als interne stakeholders kan versterken. Op 3 juli presenteerde IenW de jaarlijkse voortgangsrapportage, TK36200A nr 80, waarin verduidelijkt wordt wat er nog te doen is op weg naar de ambitie om voor assetmanagement voor wegen, vaarwegen en watersystemen te voldoen aan de internationale standaard voor assetmanagement: de ISO 55000.

2. Fiscale functie

Begin 2024 is een nieuw convenant horizontaal toezicht met de belastingdienst overeengekomen.

3. Beheer stikstofrechten RWS

De ADR heeft in haar interimrapportage 2023 onder andere gerapporteerd over het beheer van stikstofruimte door RWS. In 2023 is namelijk door de Tweede Kamer een motie aangenomen om geen boerderijen meer op te laten kopen door RWS ten behoeve van het kunnen salderen voor stikstof. Interbestuurlijk zijn afspraken gemaakt over de voorwaarden voor extern salderen, die zijn vastgelegd in beleidsafspraken en beleidsregels. RWS houdt zich aan deze regels. De ADR stelde dat het voor hun controle van belang is dat de waarde van de nog niet gebruikte salderingsruimte stikstof die RWS beheert tot uitdrukking komt in het jaarverslag IenW. Dit is door RWS in kaart gebracht en aan de ADR toegelicht. Op grond hiervan heeft de ADR geconcludeerd dat RWS de ADR in voldoende mate van informatie heeft voorzien, op basis waarvan er geen aanvullende informatie in het jaarverslag behoeft te worden opgenomen.

C. JAARREKENING

7. Departementale verantwoordingsstaat

Tabel 94 Departementale verantwoordingsstaat 2023 van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor het jaar 2023 (Bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving

Vastgestelde begroting (1)

Realisatie (2)

Verschil realisatie en

        

vastgestelde begroting (3) = (2) - (1)

  

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen1

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

12.595.707

12.981.307

42.871

12.495.274

12.333.414

46.750

‒ 100.433

‒ 647.893

3.879

           
 

Beleidsartikelen

         

11

Integraal waterbeleid