Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap tot beperking van meervoudige nationaliteit en tot invoering van het verlies van het Nederlanderschap wegens het toebrengen van ernstige schade aan de essentiële belangen van het Koninkrijk of van een of meer van zijn landen (30166, R1795), en over:

- de motie-Fritsma over verlies van het Nederlanderschap op grond van criminele activiteiten (30166, R1795, nr. 20);

- de motie-Fritsma over dubbele nationaliteiten (30166, R1795, nr. 21);

- de gewijzigde motie-Fritsma over de nationaliteit van leden van de Staten-Generaal en van leden van het kabinet (30166, R1795, nr. 24.

(Zie vergadering van heden.)

De aanhef van artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Azough (stuk nr. 19) tot het invoegen van een nieuw onderdeel Oa.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks en de PvdD voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

In stemming komt het subamendement-Teeven (stuk nr. 18, I).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de VVD voor dit subamendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit subamendement het andere op stuk nr. 18 voorkomende subamendement als verworpen kan worden beschouwd.

In stemming komt het nader gewijzigde amendement-Dijsselbloem c.s. (stuk nr. 16).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie en het CDA voor dit nader gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Onderdeel A, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het nader gewijzigde amendement-Dijsselbloem c.s. (stuk nr. 16), wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel B en de aanhef van onderdeel C worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Azough (stuk nr. 23, I) tot het invoegen van een nieuw punt 01.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP en GroenLinks voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de overige op stuk nr. 23 voorkomende gewijzigde amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

De punten 1 en 2 worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Visser (stuk nr. 15) tot het toevoegen van een punt 3.

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fractie van de PVV tegen dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ervoor, zodat het is aangenomen.

Onderdeel C, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Visser (stuk nr. 15), wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel II wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Huizinga-Heringa (stuk nr. 17).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, de PvdA, GroenLinks, D66, de PvdD, de ChristenUnie en het CDA voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Artikel III, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Huizinga-Heringa (stuk nr. 17), wordt zonder stemming aangenomen.

De beweegreden wordt zonder stemming aangenomen.

De voorzitter:

Op verzoek van de minister Verdonk geef ik haar het woord.

Minister Verdonk:

Voorzitter. Het wetsvoorstel is door de aanvaarding van de amendementen zodanig veranderd, dat ik het voor wil leggen aan de Raad van State. Ik zou dat graag morgen bespreken in het kabinet. Ik verzoek u om de stemming over dit wetsvoorstel aan te houden.

De voorzitter:

Wenst één van de leden het woord over het verzoek van de minister?

Mevrouw Sterk (CDA):

Voorzitter. Ik verschil hierover van mening met de minister. Ik stel voor dat wij vanavond over dit wetsvoorstel stemmen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Wij willen graag vanavond stemmen over het wetsvoorstel.

Mevrouw Azough (GroenLinks):

Voorzitter. Laten wij het gewoon afmaken en stemmen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Volgens mij is het in het verkeer tussen Kamer en regering volstrekt gebruikelijk dat een wens van de kant van de regering om zich over een wetsvoorstel dat ingrijpend geamendeerd is, ook nog op een laat moment, nader te beraden c.q. de Raad van State daarover nader advies te vragen. Tegen die achtergrond stel ik voor om het verzoek van de minister in te willigen.

De heer Slob (ChristenUnie):

Voorzitter. Wij hebben hierover vandaag al uitvoerig gedebatteerd. Wat ons betreft wordt er gewoon gestemd vanavond.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie is van mening dat de regering het recht heeft om een dergelijk verzoek te doen en zij vindt dan ook dat het moet worden ingewilligd.

De heer De Wit (SP):

Voorzitter. De SP-fractie is van mening dat er gestemd moet worden.

De voorzitter:

Ik stel vast dat een ruime meerderheid in deze Kamer ervoor is om vanavond te stemmen over dit wetsvoorstel. Wil de minister nog een reactie geven?

Minister Verdonk:

Voorzitter. Het wetsvoorstel is zodanig geamendeerd dat het er zeer gehavend uitkomt. Ik stel vast dat het gebruikelijk is in het verkeer tussen Kamer en kabinet dat in ieder geval aan het kabinet de mogelijkheid wordt gegund om een advies te vragen, bijvoorbeeld aan de Raad van State, en het mee terug te nemen naar het kabinet. Ik zie niet in waarom van deze regels nu ineens zou moeten worden afgeweken.

De voorzitter:

Als informatie wil ik geven, zonder mij met het debat te bemoeien, dat het de minister vrij staat ook, na de stemming het wetsvoorstel terug te nemen. Die mogelijkheid blijft.

De heer Pechtold (D66):

Hoewel mijn fractie tegen dit wetsvoorstel zal stemmen, wat geen verbazing zal wekken, vinden wij toch dat de minister de mogelijkheid moet krijgen om het aan het kabinet en de Raad van State voor te leggen.

Mevrouw Thieme (PvdD):

De Partij voor de Dieren sluit zich aan bij D66.

De voorzitter:

Dat verandert niets aan de meerderheid die er op dit moment is. Als mevrouw Sterk, de heer Dijsselbloem, mevrouw Azough, de heer Slob en de heer De Wit hun opvatting handhaven, hebben wij een ruime meerderheid voor stemming vanavond. De Kamer bepaalt haar eigen orde, dus ik stel voor om te stemmen over het wetsvoorstel.

Ik geef gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

De heer Teeven (VVD):

Voorzitter. Wat hier vanavond plaatsvindt, vindt onze fractie parlementair hoogst ongebruikelijk. Het is niet te hopen dat er de komende vier jaar zo wordt omgegaan met de minderheden in dit parlement, want dat voorspelt veel slechts. Onze fractie is van mening dat dit wetsvoorstel door het aannemen van de amendementen nagenoeg een lege huls is of een stukje symboolwetgeving. Onze fractie zal dan ook tegen het wetsvoorstel stemmen.

De heer Verhagen (CDA):

De motivatie van de minister is dat het wetsvoorstel door de amendering ingrijpend is gewijzigd en dat zij derhalve behoefte heeft aan nader advies van de Raad van State. Ik begreep dat dit tijdens de discussie vanmiddag onvoldoende is aangetoond. De heer Teeven stelt namens de VVD-fractie een heel ander punt aan de orde, namelijk de manier waarop met minderheden wordt omgegaan. Ik moet zeggen dat ik daar bezwaar tegen maak. Als de minister in staat is om voor de eindstemming overtuigend aan te tonen dat door de aanvaarde amendementen een ingrijpende wijziging heeft plaatsgevonden, die naar haar mening moet leiden tot nader advies van de Raad van State, vind ik het een ander verhaal. Ik vind het niet juist om te suggereren dat de rechten van minderheden met voeten worden getreden, zoals de heer Teeven heeft gedaan.

De voorzitter:

Dit is een verklaring, maar u vraagt niet om heropening.

De heer Verhagen (CDA):

Als de minister de Kamer daarvan voor de eindstemming weet te overtuigen, dus nu...

De voorzitter:

Dan vraagt u in feite om heropening van het debat.

De heer Verhagen (CDA):

Ja, waarbij de minister nader onderbouwt waarom zij van mening is dat er een zodanige wijziging heeft plaatsgevonden dat een nader advies van de Raad van State gerechtvaardigd is, want anders zijn er onjuiste argumenten gewisseld. Ik moet zeggen dat ik met name bezwaar maak tegen de kwalificatie van de heer Teeven, maar ik vind het een ander verhaal op het moment dat de minister overtuigend aantoont dat zij behoefte heeft aan een nader advies van de Raad van State.

De heer Rutte (VVD):

De heer Teeven heeft gerefereerd aan de parlementaire traditie dat de Kamer het kabinet volgt als dat na amendering behoefte heeft om zich in eigen kring nader te beraden over het voorliggende wetsvoorstel. De minister geeft aan dat zij daar behoefte aan heeft vanwege het feit dat zij het wetsvoorstel zodanig gewijzigd acht dat nadere advisering door de Raad van State aan de orde kan zijn. Het is volstrekt gebruikelijk om dat te volgen. Ik begrijp dat de heer Verhagen probeert zich er nu uit te draaien. Ik maak daar bezwaar tegen. Er is nu een minderheid in deze Kamer die het kabinet wil volgen in het vragen van uitstel van de stemming, zodat het zich kan beraden. Ik vraag de heer Verhagen, want zijn partij is regeringspartij en zal dat blijven, om die minderheid in het kabinet op grond van de normale tradities van dit huis te volgen. Zo doen wij dat hier.

De heer Verhagen (CDA):

De heer Rutte luistert niet goed. Hij stelt dat wij ons eruit proberen te draaien, maar wij proberen ons er helemaal niet uit te draaien. Als ik de woordvoerders van de verschillende partijen volg, heeft er vanmiddag een debat plaatsgevonden, waarbij onvoldoende duidelijk is geworden dat er werkelijk behoefte is aan een nader advies van de Raad van State. De minister stelt namens de regering dat zij, gelet op de aangenomen amendementen, behoefte heeft aan nader advies van de Raad van State. Indien zij de Kamer daarvan weet te overtuigen voor de eindstemming, stel ik vast dat het een ander verhaal is dan wanneer puur op basis van de discussie van vanmiddag die conclusie wordt getrokken.

De voorzitter:

Steunt de Kamer het verzoek van de heer Verhagen om de minister de kans te geven om alsnog haar argumenten toe te lichten in een heropening van de beraadslaging?

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben dit punt vanochtend in het debat uitgebreid behandeld. De minister heeft toen niet sterk inhoudelijk kunnen onderbouwen waarom zij bezwaar had tegen het amendement van mevrouw Huizinga-Heringa waar het hier om gaat. Met dit amendement wordt niet anders gedaan dan een soort onderzoeksclausule in de wet inbouwen. Het is geen destructief amendement. Met dat amendement wordt een tussenstap in de wet ingebouwd. De minister heeft vanochtend niet duidelijk kunnen aangeven waarom zij daarvoor tijd nodig heeft. Ik zie dan ook geen toevoegde waarde in heropening van de beraadslaging.

De voorzitter:

Er ontstaat dan een patstelling, want dan is er én geen meerderheid voor heropening van de beraadslaging én geen meerderheid voor stemmen.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

De enige oplossing lijkt mij een volgtijdelijke beoordeling. De eerste optie is dan heropening. Als daar geen meerderheid voor is, is de vraag aan de orde of wij nu gaan stemmen.

De heer De Wit (SP):

De SP-fractie is voor heropening van de beraadslaging.

De voorzitter:

Ik neem aan dat dit ook geldt voor de CDA-fractie en de VVD-fractie. Wij heropenen dan de beraadslaging.

Naar boven