3 Middelbaar beroepsonderwijs

Aan de orde is het VAO Middelbaar beroepsonderwijs (AO d.d. 25/09).

De voorzitter:

Aan de orde is het verslag van het algemeen overleg Middelbaar beroepsonderwijs. Ik heet de minister van Onderwijs welkom. Ik heet uiteraard ook de leden en de aanwezigen op de publieke tribune van harte welkom. Dat geldt uiteraard ook voor de mensen die dit debat op een andere manier volgen. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Van Meenen. Hij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter, dank u zeer. Ook namens de fractie van D66 allemaal een hele goede morgen gewenst. Wij stonden hier gisteravond om 23.00 uur ook nog met de hele onderwijsclub en we zijn allemaal weer fris en fruitig.

Voorzitter. Ik dien een tweetal moties in van de kant van D66.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 20% van de bekostiging in het mbo afhankelijk is van het behalen van een diploma;

overwegende dat deze prikkel enerzijds kan zorgen voor het bestrijden van vroegtijdig schoolverlaten, maar anderzijds kan leiden tot een rendementsprikkel die op gespannen voet staat met het toelatingsrecht en de zorgvuldige uitvoering van het bindend studieadvies;

verzoekt de regering te onderzoeken wat het effect is van de diplomabekostiging als rendementsprikkel op het toelatingsrecht, de doorstroming en het BSA,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 445 (31524).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een wetswijziging in de Kamer ligt om de positie van de mbo-student in de wet te verstevigen en gelijk te stellen aan de student in het hoger onderwijs;

overwegende dat mbo-studenten in de samenleving regelmatig niet gelijk worden behandeld als studenten uit het hoger onderwijs, bijvoorbeeld met studentenkortingen en toegang tot uitgaansgelegenheden;

verzoekt de regering, indien de wetswijziging wordt aangenomen, de bekendheid van de gelijke positie van de student te vergroten door organisaties als de VNG, MKB-Nederland, VNO-NCW, VH en VSNU, daarover actief te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 446 (31524).

Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bruins. Hij spreekt namens de fractie van de ChristenUnie. Gaat uw gang.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Ik heb één motie voor dit VAO. Die motie klinkt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat als gevolg van het centraal stellen van de kenniseconomie in de Lissabonafspraken van 2000, in Nederland wordt gestreefd naar het verhogen van het aantal hoger opgeleiden;

constaterende dat de helft van de studenten hoger onderwijs volgt en dat het aantal blijft groeien;

constaterende dat uit internationaal onderzoek blijkt dat er (behalve in de sector techniek) geen directe samenhang is tussen het aantal academici en economische groei;

constaterende dat uit onderzoek in diverse OECD-landen, waaronder Nederland, naar het effect "over-qualified but under-skilled" blijkt dat een tekort aan vaardigheden kan leiden tot een sterk negatief effect op het bnp;

van mening dat generieke (of zogenaamde "eenentwintigste-eeuwse") vaardigheden alleen betekenis en relevantie hebben in een specifieke vakcontext;

van mening dat een leven lang ontwikkelen niet per se betekent steeds maar hoger, maar vaak ook excelleren in je vak, specialiseren en up-to-date blijven;

spreekt uit dat Nederland niet langer moet streven naar het verder verhogen van het aantal academici en theoretisch hoger opgeleiden;

spreekt uit dat Nederland zich meer dan nu moet richten op het belang van beroepsonderwijs voor de kenniseconomie, en daarbij in het bijzonder op het belang van vaardigheden, vakmanschap, specialismen, praktijkervaring en vakkennis,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bruins. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 447 (31524).

Dank u hartelijk. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van den Hul. Mevrouw Van den Hul spreekt namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor haar toezegging om in gesprek te gaan met haar collega van BZK over de verschillen in stagebeloning voor stagiairs van verschillende opleidingen bij overheidsinstanties. Ik heb dat voorstel namens de heer Van Meenen gedaan. We hebben in de tussentijd gezien dat na Leiden ook een aantal andere gemeenten dat goede voorbeeld hebben gevolgd om de stagebeloning van mbo'ers gelijk te trekken met die van andere stagiairs. Daar zijn we hartstikke blij mee. We vroegen ons af of de minister al iets kan zeggen over de reacties die zij heeft gekregen naar aanleiding van haar oproep aan het bedrijfsleven om ook dat voorbeeld te volgen.

De minister heeft aangekondigd dat zij samen met jongerenorganisaties en de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven onderzoek gaat doen naar de vraag in hoeverre stages zonder vergoedingen voorkomen en wat de motieven hierachter zijn. Ik dank haar daarvoor en ik ontvang graag een update daarvan.

Ik zie nu dat ik mijn motie ben vergeten, dus die ga ik graag nog even halen.

De voorzitter:

Het woord is weer aan mevrouw Van den Hul.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb nog één motie naar aanleiding van een kwestie die al langer speelt en waar de heer Van Meenen en ik al eerder aandacht voor hebben gevraagd. We zijn blij dat de minister inmiddels is begonnen met de uitbreiding van het Rijkstraineeshipprogramma richting mbo-studenten, maar wij vinden dat alle studenten in het beroepsonderwijs die mooie kans zouden moeten krijgen. We dienen daarom de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat naast wetenschappelijk opgeleide studenten, ook studenten met een beroepsopleiding baat kunnen hebben bij een traineeship bij de rijksoverheid;

constaterende dat de regering met het starten van een groep mbo-trainees bij de Dienst Uitvoering Onderwijs een succesvolle eerste stap heeft gezet om de toegang tot het Rijkstraineeshipprogramma te verbreden;

verzoekt de regering het Rijkstraineeshipprogramma te herzien en daarbij in kaart te brengen wat er nodig zou zijn om deze middels een uitbreiding ook toegankelijk te maken voor studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Hul en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 448 (31524).

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Westerveld. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik spreek ook namens mijn collega Van den Berge, die onze woordvoerder mbo is. Hij maakt zich al een tijd lang samen met mbo-studenten hard voor de verbetering van hun positie. Hij heeft naar aanleiding van de gesprekken met die studenten een aantal moties opgesteld die ik hierbij ga indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van belang is de (mede)zeggenschap van mbo-studenten te versterken;

overwegende dat mbo-studenten de rest van hun carrière profijt kunnen hebben van de ervaring die ze in decentrale of centrale studentenraden opdoen;

verzoekt de regering in gesprek te gaan met JOB, mbo-studenten die lid zijn van studentenraden en mbo-instellingen over het ondersteunen van studenten die lid zijn van studentenraden;

verzoekt de regering tevens met voorstellen te komen voor het versterken van de (mede)zeggenschap van mbo-studenten, bijvoorbeeld door vanuit het mbo-studentenfonds pilots te financieren met keuzedelen en excellentieprogramma's voor studenten die lid zijn van studentenraden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 449 (31524).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

De volgende motie gaat over meer stageplaatsen, want daar is nogal eens gebrek aan.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een passende stage cruciaal is voor het succesvol afronden van een mbo-opleiding;

constaterende dat volgens de JOB-monitor 2018, 18% van de mbo-studenten aangeeft moeite te hebben met het vinden van een stage;

verzoekt de regering op korte termijn in gesprek te gaan met onderwijsinstellingen en werkgeversorganisaties en hen op te roepen meer passende stageplekken te creëren voor mbo-studenten en daarover de Kamer te informeren voor de zomer van 2020,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld, Van den Berge en Smals. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 450 (31524).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Mijn laatste motie gaat over meer stagebegeleiding.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gedegen stagebegeleiding de sleutel vormt tot het succesvol doorlopen van de stageperiode;

overwegende dat zowel door docenten als studenten ervaren wordt dat er te weinig ruimte is voor intensieve stagebegeleiding;

constaterende dat volgens de JOB-monitor 2018, 19% van de studenten aangeeft niet (voldoende) geholpen te worden door de instelling bij het vinden van een stage;

constaterende dat een kwart van de bol-studenten ontevreden is over de hoeveelheid contact tussen de instellingsbegeleider en het stagebedrijf;

verzoekt de regering in kaart te brengen hoeveel tijd en middelen door instellingen ingezet worden voor stagebegeleiding en hoe knelpunten daaromtrent opgelost kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Westerveld en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 451 (31524).

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Kwint. Hij spreekt namens de fractie van de SP. Hij ziet er enigszins gehavend uit.

De heer Kwint (SP):

Gelukkig heb ik nog een arm over, voorzitter.

Twee moties en twee vragen aan het kabinet. We eindigden gisteravond laat met de strijd van mevrouw Westerveld en mij tegen uitsluiting vanwege het niet kunnen betalen van de vrijwillige bijdrage. De ochtend erna is een uitstekend moment om die strijd voort te zetten, maar dan op het mbo-domein. Daarom het volgende voorstel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 11% van de mbo-studenten niet deelneemt aan extra activiteiten omdat zij de kosten te hoog vinden;

overwegende dat het niet wenselijk is dat mbo-studenten worden uitgesloten van extra activiteiten;

verzoekt het kabinet in kaart te brengen wat de aard is van deze extra activiteiten en wat de gevolgen zouden zijn van het afschaffen van de vrijwillige bijdrage in het mbo, en de Kamer hier in het voorjaar van 2020 over te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 452 (31524).

De heer Kwint (SP):

We hebben het ook geruime tijd gehad over het mogelijk schrappen van mbo-opleidingen en de mate waarin studenten en docenten daarbij betrokken zijn. Kort samengevat: zij zijn er nauwelijks bij betrokken. Dat moet anders, dat moet beter. Vandaar het volgende voorstel.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat docenten op geen enkele manier betrokken worden bij de plannen van colleges van bestuur om opleidingen te schrappen of samen te voegen;

overwegende dat docenten en studenten onderdeel moeten zijn van deze ingrijpende besluitvorming;

verzoekt de regering om er zorg voor te dragen dat docenten en studenten via de medezeggenschap betrokken worden bij het besluit van colleges van bestuur bij het schrappen of samenvoegen van opleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 453 (31524).

Dit roept een vraag op bij de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Als de medezeggenschap versterkt wordt, doe ik altijd mee.

De heer Kwint (SP):

Ik wil best uw naam onder de motie zetten.

De heer Van Meenen (D66):

Kan dat nog?

De heer Kwint (SP):

Ja, tuurlijk kan dat nog.

De heer Van Meenen (D66):

Mag ik voordat we dat gaan doen, eerst nog een vraag stellen? Mij staat bij dat in de regelgeving rond de medezeggenschap veranderingen van de organisatie, bijvoorbeeld op het genoemde punt in de motie, expliciet instemmingsrecht van de medezeggenschap hebben. Ik weet niet of de SP daarnaar gekeken heeft.

De heer Kwint (SP):

Wanneer het gaat om macrodoelmatigheid en de vraag of opleidingen samengevoegd dan wel geschrapt moeten worden, zijn de studenten en docenten daar juist niet bij betrokken.

De voorzitter:

Afrondend de heer Van Meenen.

De heer Van Meenen (D66):

Het zijn twee verschillende dingen of je er recht op hebt om betrokken te zijn — ik meen dat dit recht er is — en of dat ook echt gebeurt. Maar goed, goed plan.

De heer Kwint (SP):

Ik ben alsnog bereid om uw naam onder de motie te zetten. Kijk! De motie is meeondertekend door de heer Van Meenen. Ik weet niet of dat kan, maar anders schrijven we zijn naam er zo nog bij.

De voorzitter:

De naam van de heer Van Meenen is inmiddels toegevoegd. U vervolgt uw betoog.

De heer Kwint (SP):

Oké. Ik heb nog twee vragen. Een gaat over de kosten van schoolboeken. We hebben samen met de VVD eerder een motie ingediend om te zeggen: als mbo-instellingen studenten opzadelen met boeken die ze niet nodig hebben, zouden mbo-instellingen studenten daarvoor schadeloos moeten stellen en die boeken terug moeten kopen. De minister stond — laat ik het zo zeggen — niet te springen en verwees naar de evaluatie van het servicedocument in de zomer van 2020. We gaan het er dan verder over hebben, maar wat ik hier nog echt expliciet wil vragen, ook met de aangenomen motie figuurlijk in de hand, is om alvast de voorbereidingen voor zo'n wetswijziging in gang te zetten. Mocht blijken dat het servicedocument niet resulteert in wat wij zouden willen en we pas dan gaan nadenken over hoe we een wet gaan schrijven, dan is het zo 2022, 2023 voordat we dat geregeld hebben. Ik ben dan misschien relatief jong, maar ook weer niet zo geduldig.

De voorzitter:

U rondt af.

De heer Kwint (SP):

Inderdaad. Ik heb bij de begroting een motie ingediend over de functiemix en wat docenten verdienen en zouden moeten verdienen. Die motie heb ik aangehouden. Ik wil van de minister weten wanneer wij bijgepraat worden over het resultaat van de gesprekken die zij gevoerd heeft met de medezeggenschapsraden.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Kwint (SP):

Graag gedaan.

De voorzitter:

Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Kuik. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Tijdens het AO heb ik gesproken over het inzetten op kansenopleidingen. We hebben in Nederland namelijk hard mensen nodig in de techniek, in de zorg en in de veiligheidssector. In de beantwoording van onze vragen over het inzetten op kansenopleidingen heeft de minister aangegeven voorstander te zijn van vrije keuze. Zij wil inzetten op goede voorlichting over arbeidsmarktperspectief en op macrodoelmatigheid. Dat is op zich goed, maar het CDA wil meer, namelijk dat we aan de slag gaan met de vraag hoe kansenopleidingen aantrekkelijker gemaakt kunnen worden. Daarom dienen wij de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een forse opgave ligt om mbo-vakmensen te krijgen voor in ieder geval de techniek-, zorg- en veiligheidssector;

overwegende dat het belangrijk is om met een overkoepelende strategie vast te stellen wat er gedaan kan worden om deze opleidingen aantrekkelijker te maken voor jongeren;

verzoekt de regering om een strategie "kansopleidingen" op te stellen waarin geschetst wordt wat er nodig is om opleidingen aantrekkelijker te maken;

verzoekt de regering tevens om deze strategie voor de zomer van 2020 naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Smals. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 454 (31524).

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. De minister heeft aangegeven twee minuten nodig te hebben voor de moties. Bovendien heeft zij nog niet alle moties voor zich. Ik schors de vergadering voor twee minuten.

De vergadering wordt van 10.30 uur tot 10.34 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef graag het woord aan de minister voor de beantwoording van de gestelde vragen en een oordeel over de verschillende moties. Het woord is aan de minister.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter. Volgens mij zijn er tien moties ingediend. Ik zal ze stuk voor stuk kort van een oordeel voorzien.

Allereerst de motie op stuk nr. 445 van de heer Van Meenen over diplomabekostiging als rendementsprikkel. Ik geef die motie oordeel Kamer. Wij volgen de beleidsmaatregelen voor de toelating tot het mbo via de monitor van de Wet vroegtijdige aanmelddatum en toelatingsrecht tot het mbo. Wij hebben nu geen signaal dat diplomabekostiging van invloed zou zijn op die toelating en de doorstroom, maar wij gaan wel met de sector verkennen hoe de bekostiging van invloed is op bijvoorbeeld de omvang van de doorstroom bij niveau 2. Ik verken ook hoe doorstroom en bekostiging met elkaar samenhangen. Die verkenning is eind volgend jaar afgerond. Als ik de motie zo mag interpreteren dat wij dan inderdaad die verkenning naar de Kamer sturen, dan geef ik haar oordeel Kamer. En dan zullen we de door de heer Van Meenen genoemde aspecten meenemen.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 445 is oordeel Kamer.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 446 over de gelijke behandeling van de mbo-student. Ik zou de heer Van Meenen willen vragen om deze motie aan te houden tot de behandeling van het wetsvoorstel. We behandelen het wetsvoorstel in de week van 20 januari, dan gaan we het hebben over de positie van de student en ook over de communicatie daaromheen. U was er iets te snel bij, dus ik verzoek u om deze motie even aan te houden.

De heer Van Meenen (D66):

Een bekend probleem voor mij, ik zal de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Meenen stel ik voor zijn motie (31524, nr. 446) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 447 van de heer Bruins. Dat is een "spreekt uit"-motie, dus daar wordt van mij niet om een oordeel gevraagd. Laat ik wel zeggen dat ik zou willen vasthouden aan de Lissabondoelstelling. En ja, vaardigheden moeten we zeer waarderen, maar laten we het niet weer als een tegenstelling zien. Dat vond ik een beetje jammer in de formulering.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 447: geen oordeel, omdat het een uitspraak van de Kamer vraagt.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 448 van mevrouw Van den Hul over het rijkstraineeship ook voor hbo'ers. U heeft gezien dat ik inmiddels zelf een aantal mbo'ers als trainee in dienst heb. Hoewel BZK het verantwoordelijke departement is voor de trainees, zal ik met hen in gesprek gaan over hoe we ook de hbo'ers daarin een plekje kunnen geven. Deze motie blijft dus oordeel Kamer.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 448 is oordeel Kamer.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 449 over de versterking van de zeggenschap van mbo-studenten en om daarvoor vanuit het mbo-studentenfonds pilots te financieren. Ik zou ook aan mevrouw Westerveld willen vragen om deze motie even aan te houden. Het wetsvoorstel waarin het fonds zit, is hetzelfde wetsvoorstel dat we op 20 januari behandelen. Ik vind het een sympathiek idee, maar laten we dit idee betrekken bij de behandeling van dit wetsvoorstel.

De voorzitter:

Een vraag aan mevrouw Van Westerveld. Zonder Van.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik snap dat wel, dus laten we de motie aanhouden.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Westerveld stel ik voor haar motie (31524, nr. 449) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Ik wil graag even terug naar de motie op stuk nr. 448 om een omissie te herstellen. Daar is abusievelijk de naam van de heer Van Meenen onder gezet, dus de motie op stuk nr. 448 is een motie van mevrouw Van den Hul. De naam van de heer Van Meenen komt onder de motie op stuk nr. 452 van de heer Kwint. Onder allebei? Ja, onder allebei. Dan voegen wij de naam van de heer Van Meenen nog wel toe aan de motie op stuk nr. 452, maar daar kom ik zo op. Dank u wel. Excuus, het woord is aan de minister.

Minister Van Engelshoven:

Het is altijd een hele klus om dit soort administratie op orde te houden. De motie op stuk nr. 450 van mevrouw Westerveld en anderen vraagt om te kijken of er meer passende stageplekken kunnen komen. Ik geef deze motie oordeel Kamer. Het is inderdaad van groot belang dat er passende stageplekken komen. Het overleg daarover met werkgevers voeren wij binnen de SBB, dus ik zal ook in de SBB de werkgevers erop aanspreken dat zij de plicht die zij hebben om te zorgen voor voldoende stageplekken, ook echt op zich nemen. Voor de zomer van 2020 zal ik u informeren over het resultaat daarvan.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 450 is oordeel Kamer.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 451 van mevrouw Westerveld over onderzoek naar meer stagebegeleiding. Dit doen we dus al en om die reden wil ik de motie ontraden. De tevredenheid over de begeleiding van studenten en leerbedrijven wordt meegenomen en brengen we niet alleen in kaart via de JOB-monitor, maar ook via de BPV Monitor. Begeleiding blijft natuurlijk altijd maatwerk. Een beeld krijgen hoeveel tijd er per instelling precies in de bol zit, is lastig. Het is nogal een klus om dat op alle plaatsen heel precies in kaart te brengen, want wie besteedt hoeveel uren waaraan? Het gaat er vooral om of studenten daarover tevreden zijn en of het werkt. Een algemeen overzicht van hoeveel uren daar precies aan worden besteed, zegt niks over het succes en de kwaliteit daarvan. Maar dit doen we al. De kwaliteit van de stageopleidingen is bovendien ook nog een onderdeel van het inspectietoezicht, dus deze motie is echt overbodig. Om die reden ontraad ik haar.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 451 wordt ontraden.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 452 van de heer Kwint, over de kosten van extra activiteiten. Ik wil deze motie wel oordeel Kamer geven als ik de motie zo mag lezen dat we wel even wachten op de monitor servicekosten. Die komt ook voor de zomer. Dan gaan we kijken in hoeverre zich echt een probleem voordoet.

De voorzitter:

Dank u wel. Dus de motie op stuk nr. 452 krijgt oordeel Kamer. Ik zie de heer Kwint naar voren komen. Dan kom ik zo even terug bij mevrouw Westerveld. De heer Kwint over de motie op stuk nr. 452.

De heer Kwint (SP):

Late lente of vroege zomer: het is een triviaal onderscheid. Als de nieuwe monitor schoolkosten er dan is en de minister in haar brief bij die monitor meeneemt wat de gevolgen zijn, lijkt me dat prima.

De voorzitter:

Prima, dank u wel. De motie op stuk nr. 452 krijgt oordeel Kamer. Dan heeft mevrouw Westerveld een vraag over de motie op stuk nr. 451, denk ik.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dat klopt. De minister zegt dat het aantal uren niet per se wat hoeft te zeggen over de kwaliteit. Dat is natuurlijk zo. Maar de motie vraagt om te kijken naar tijd en middelen. De motie zegt ook dat uit de verschillende monitors in de afgelopen jaren is gebleken dat toch een fors deel van de studenten, bijna 20%, ontevreden is over de kwaliteit. Wat kan er dan nog wel gedaan worden om te zorgen dat studenten beter begeleid worden, mede ook omdat die stage zo belangrijk is voor mbo-studenten?

Minister Van Engelshoven:

U vraagt om het te monitoren. Nou, dat doen we, via twee monitors. De kwaliteit van die begeleiding is ook onderdeel van het inspectietoezicht. Zijn we helemaal tevreden? Is het nu helemaal goed? Nee. Zolang studenten aangeven dat het niet helemaal goed loopt, moeten we daarop drukken. Met de monitors houden we wel de vinger aan de pols, maar ik zie geen heil in nog een nieuwe monitor. Volgens mij heeft de student daar niet zo veel aan. Dus ja, we moeten het goed monitoren. We moeten de vinger aan de pols houden. Als het nodig is, als we uit die monitors echt signalen krijgen dat het ergens niet goed is, is er een rol weggelegd voor de inspectie.

De voorzitter:

Dank u wel. De motie op stuk nr. 453.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 453, over medezeggenschap bij het schrappen of samenvoegen van opleidingen. Ook deze motie ontraad ik. Dit hebben we ook in het debat gewisseld. De medezeggenschap is hierbij geregeld, want in de huidige procedure is er adviesrecht aan het CvB. De medezeggenschap kan meepraten over dit soort moeilijke beslissingen. Is de medezeggenschap het dan altijd eens met het genomen besluit? Nee, dat niet, maar er is wel geregeld dat ze erover mee kunnen spreken. Dat hebben we gewisseld in het debat, dat inderdaad al in september plaatsvond. Maar ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ons verzoek is ook niet om ze mee te laten praten, maar om ze erbij te betrekken. Dat is een wat zwaardere vorm. Op het moment dat je betrokken bent bij besluitvorming, heb je er niet alleen over kunnen meepraten, maar ben je echt onderdeel van die besluitvorming. Volgens mij is er geen discussie over de vraag of studenten en docenten dat wel of niet zijn. Dat zijn ze namelijk niet. Onze vraag is dus om die betrokkenheid te verzwaren.

Minister Van Engelshoven:

We hebben dit ook al eerder in het debat gewisseld. Volgens mij is er voldoende mogelijkheid voor de medezeggenschap om mee te praten over dit soort beslissingen. Het kan natuurlijk wel ingewikkeld zijn. Dat zien we bijvoorbeeld als onderwerpen als macrodoelmatigheid aan de orde zijn en het aantal opleidingsplaatsen teruggeschroefd moet worden. Dat besluit ligt niet alleen bij individuele instellingen. Instellingen moeten daar gezamenlijk uit zien te komen. Dat wringt soms met de wensen van de medezeggenschap binnen een individuele instelling. Dat moet wel worden samengebracht. Er zijn dus voldoende mogelijkheden om betrokken te zijn. Er is adviesrecht hierop, maar de optelsom van de verschillende besluiten bij mbo-instellingen moet ook kloppen met wat we in het stelsel willen qua macrodoelmatigheid. Dat daar soms spanning op zit, begrijp ik heel goed, maar dat wil niet zeggen dat we de medezeggenschap niet goed geregeld hebben. Daarom blijf ik deze motie ontraden.

De voorzitter:

Motie ontraden. We gaan het debat niet overdoen.

Minister Van Engelshoven:

Dan tot slot de motie op stuk nr. 454, de strategie voor de kansenopleidingen. Ook deze motie ontraad ik, want ik vind haar echt overbodig. We doen al veel voor al die specifieke sectoren. Ik noem het Techniekpact. Daar gaan we straks nog over praten. Ik noem ook alle aandacht die collega De Jonge geeft aan bijvoorbeeld de werving van mensen voor de zorg: de Actie Leer Netwerk en de commissie Werken in de Zorg. Via het Regionaal Investeringsfonds mbo investeren we miljoenen per jaar in het aantrekkelijk maken en innoveren van juist die opleidingen in de kansensectoren. We hebben een stevige aanpak op doelmatigheid. Hier werken we dus aan alle kanten om die kansenopleidingen aantrekkelijk te maken, te innoveren, om mensen daarvoor te werven. Maar ja, ik sta ook voor de vrije keuze van de student. Ik weet niet wat deze motie toevoegt, want er wordt langs alle kanten gewerkt om die kansenopleidingen aantrekkelijk te maken en jongeren daarover voor te lichten. De motie is dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 454 is ontraden. Ik zie nog een vraag van de heer Bruins.

De heer Bruins (ChristenUnie):

Ik heb een opmerking voor de Handelingen. Mijn motie was een "spreekt uit"-motie, dus daarover werd geen oordeel van de regering verwacht. Toch gaf de minister dat door tussen neus en lippen door te suggereren dat de motie een tegenstelling zou creëren. Dat vind ik jammer, want zo is de motie niet bedoeld. Mag ik kort toelichten waarom het geen tegenstelling is?

De voorzitter:

Nee, liever niet. Volgens mij hebben we met elkaar het debat gehad.

De heer Bruins (ChristenUnie):

De overwegingen moeten daarin zeker meegewogen worden. In de overwegingen wordt dat goed beargumenteerd. Daar wordt ook verwezen naar wetenschappelijke publicaties over wat een kenniseconomie precies behelst en wat ervoor nodig is. Die overwegingen wil ik graag aanbevelen bij de collega's in de Kamer.

De voorzitter:

Ja. De motie was vrij uitgebreid, dus volgens mij was dat helder verwoord. Ik geef nog even het woord aan de minister voor een aantal korte vragen. Graag ook korte antwoorden.

Minister Van Engelshoven:

Er waren nog een aantal vragen. Mevrouw Van den Hul had gevraagd hoe het staat met het onderzoek naar de hoogte van de stagevergoeding. We zijn hierover in gesprek met de SBB. U krijgt voor de zomer van 2020 hierover een update.

De heer Kwint vroeg of ik de Kamer voor de zomer kan informeren hoe het staat met het overleg over het terugnemen van niet gebruikte schoolboeken. Hij vroeg of ik bereid ben om alvast na te denken over hoe wetgeving eruit kan zien. Ja, we zullen de Kamer daarover voor de zomer rapporteren. En ja, we denken vast na over hoe een wet eruit kan zien, want daar is inderdaad een motie over aangenomen.

Volgens mij had de heer Kwint ook nog gevraagd wanneer ik de Kamer ga informeren over hoe het staat met de functiemix. Dat krijgt u ook voor de zomer. We voeren nu een evaluatie uit van de functiemix in het mbo. Voor de zomer van 2020 krijgt u daarvan een stand van zaken.

Voorzitter, dat waren de antwoorden op de gestelde vragen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn we daarmee aan het einde gekomen van dit verslag algemeen overleg.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties wordt aanstaande dinsdag gestemd.

Naar boven