4 Voortijdig schoolverlaten en Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt

Aan de orde is het VAO Voortijdig schoolverlaten en Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt (AO d.d. 31/10).

De voorzitter:

Aan de orde is het verslag algemeen overleg Voortijdig schoolverlaten en Jongeren met afstand tot de arbeidsmarkt. Het algemeen overleg heeft plaatsgevonden op 31 oktober. Allereerst is het woord aan de heer Smals. De heer Smals spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang.

De heer Smals (VVD):

Dank u wel, voorzitter. De minister heeft eerder plechtig beloofd dat het aantal voortijdig schoolverlaters onder de 20.000 zou dalen. We zien het tegenovergestelde. Het aantal voortijdig schoolverlaters neemt weer toe. We waren op de goede weg, maar het lijkt alsof we het laten lopen. We vragen ons dan ook af wat de minister, toen zij deze teleurstellende cijfers zag, heeft gedaan om het tij te keren. Er zijn voldoende rapporten en aanwijzingen dat er echt iets moet gebeuren, dus ik verwacht dat zij er iets mee doet en niet als een apathische archivaris de onderzoeken in een la legt. Om de minister in de gewenste richting te duwen en te sturen, dienen we de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat onderwijs belangrijk is voor de ontwikkeling en toekomst van jongeren;

constaterende dat het aantal voortijdige schoolverlaters toeneemt;

constaterende dat slechts 40% van de mbo-instellingen beleid heeft op ouderbetrokkenheid met betrekking tot verzuim bij leerplichtigen;

overwegende dat ouderbetrokkenheid bewezen effectief is bij voorkomen van verzuim en daarmee samenhangend voortijdig schoolverlaten;

overwegende dat ouders verantwoordelijk zijn voor hun kinderen ten minste totdat zij de leeftijd van 18 jaar bereiken en ook daarna van doorslaggevend belang kunnen zijn om hun kinderen te motiveren tot het behalen van een startkwalificatie;

verzoekt de regering in samenwerking met de MBO Raad beleid te ontwikkelen om ouderbetrokkenheid te stimuleren om zo voortijdig schoolverlaten te verminderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Smals, Bruins en Kuik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 126 (26695).

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik heb de vraag aan welke richting de VVD dan denkt. Een tijd geleden zagen we dat een collega van de heer Smals, mevrouw Tielen, een motie indiende en voorstelde de ouders te korten op de kinderbijslag op het moment dat kinderen in aanraking waren geweest met justitie. Dat gaat dus over straffen. Denkt de VVD bij deze motie bijvoorbeeld ook aan het financieel straffen van ouders of denkt de VVD een andere richting op?

De heer Smals (VVD):

Zoals in de motie staat, blijkt dat 40% van de mbo-instellingen überhaupt ouderbetrokkenheid heeft. Ik wil nog helemaal niet zo ver gaan om daar ook direct straffen van te maken maar laten we in ieder geval beginnen met het betrekken van ouders bij verzuim en daarmee samenhangend voortijdig schoolverlaten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van den Hul namens de PvdA.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Dank, voorzitter. Tijdens het algemeen overleg over voortijdig schoolverlaten hadden we het over stagediscriminatie als een van de oorzaken van dat voortijdig schoolverlaten. Helaas blijft stagediscriminatie een hardnekkig probleem. We weten dat de minister in dit kader nauw samenwerkt met haar collega Koolmees van Sociale Zaken en we weten ook dat er onder andere met JOB wordt samengewerkt om te proberen de meldingsbereidheid die nu nog laag is te verhogen, maar mijn zorg blijft toch dat we de omvang van het probleem nog niet altijd voldoende in zicht hebben. Zouden we daarom in lijn met de inzet van de minister niet ook alvast moeten kijken naar hoe we de voortgang van die inzet beter kunnen monitoren? Is de minister in dat licht bereid om in overleg te gaan met JOB en MBO Raad om te bezien hoe stagediscriminatie een betere plek kan krijgen in hun monitor dan wel benchmark, wat op dit moment volgens ons onvoldoende het geval is?

Dat was mijn vraag; ik heb geen motie.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu het graag het woord aan mevrouw Westerveld namens de fractie van GroenLinks, die zal spreken namens haar collega Van den Berge.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik heb geen motie maar wel een paar vragen. We weten dat welk bekostigingssysteem je ook inricht, er altijd het effect van uitgaat dat instellingen daarop acteren. Het aantal voortijdig schoolverlaters is gestegen. Onze vraag daarbij is of er wat dat betreft ook een relatie kan zijn met het bekostigingssysteem. De heer Van Meenen zei in het vorige debat dat 20% van de bekostiging diplomabekostiging is. Dat kan natuurlijk een positief effect hebben, want het motiveert om iemand naar een diploma te leiden, maar het zou misschien ook wel kunnen dat instellingen zich daardoor meer richten op de studenten die toch al succesvol zijn. Ik zou de minister graag willen vragen hoe zij dat ziet.

Mijn tweede vraag gaat over het aantal jongeren dat psychische problemen heeft. Ik ben zelf woordvoerder jeugdzorg, dus ik praat veel met die jongeren. Ik weet dat het vaak een probleem is voor hen om het onderwijs af te maken. Ik zou de minister willen vragen of daar een relatie tussen zit, want we weten ook dat steeds meer jongeren gebruikmaken van jeugdzorg en dat ook steeds meer jongeren zwaardere problemen hebben en dat stress en burn-out maar ook andere psychische problemen daarbij een reden zijn. Zit er nou een relatie tussen en zijn opleidingen en instellingen voldoende in staat om ervoor te zorgen dat deze studenten, deze jongeren die extra steun nodig hebben, hun opleiding uiteindelijk kunnen afmaken?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Van Meenen. Hij spreekt namens de fractie van D66. Gaat uw gang.

De heer Van Meenen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb één motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een groep jongeren is met een startkwalificatie die niet aan het werk komen in de sector waar ze voor zijn opgeleid en ook geen financiële zelfstandigheid bereiken;

verzoekt de regering naast vroegtijdige schoolverlaters ook jongeren met een startkwalificatie te volgen op de arbeidsmarkt, zodat de Kamer ervanop de hoogte is of zij een passende baan vinden en financiële onafhankelijkheid bereiken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Meenen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 127 (26695).

De heer Van Meenen (D66):

Voorzitter. Ik wil daar nog iets aan toevoegen. We hebben natuurlijk recent onderzoek gezien. Dat is ook de aanleiding voor deze motie. Net als bij een voortijdig schoolverlater, zou mijn fractie graag zien dat we dit een voortdurende vraag aan onszelf laten zijn. Net als bij voortijdig schoolverlaten moeten we met grote regelmaat kijken of dit werkelijk gerealiseerd wordt. Ik benadruk dat nog extra in het licht van de verlengde startkwalificatie.

Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Kuik. Zij spreekt namens de fractie van het CDA. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter. Tijdens het AO hebben we onder andere gesproken over de verlengde kwalificatieplicht naar 21 jaar. Dat kan als instrument helpen om schooluitval tegen te gaan. Dit is ook een afspraak uit het regeerakkoord. In de brief staat nu dat dit wetsvoorstel pas in de zomer van 2021 naar de Kamer komt. Dan zijn er al verkiezingen geweest, dus dat is te laat. De minister gaf terecht aan dat zij niet over de behandeling in de Kamer gaat. Ze zal het wetsvoorstel ook zo snel mogelijk indienen. Maar wij willen hierover een motie indienen, om ervoor te zorgen dat dat deze periode ook daadwerkelijk behandeld wordt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat om schooluitval tegen te gaan het goed is dat de verlengde kwalificatieplicht mogelijk wordt gemaakt en dit daarom in het regeerakkoord is opgenomen;

constaterende dat de minister voornemens is om het wetsvoorstel verlengde kwalificatieplicht pas in de zomer van 2021 naar de Kamer te sturen;

van mening dat dit te laat is;

verzoekt de regering om voor de zomer van 2020 het wetsvoorstel verlengde kwalificatieplicht naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Smals. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 128 (26695).

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk in de richting van de minister: kan zij meteen door met het beantwoorden van de vragen en het geven van een advies over de drie moties? Dat is het geval. Dan geef ik graag het woord aan de minister. Gaat uw gang.

Minister Van Engelshoven:

Voorzitter, dank u wel. Ik zal eerst ingaan op de ingediende moties. Vervolgens ga ik in op de gestelde vragen.

Voorzitter. Allereerst de motie op stuk nr. 126 van de heer Smals over ouderbetrokkenheid. Maar voor ik op de motie inga, wil ik toch nog wel even ingaan op de kwalificatie die de heer Smals gaf van het vsv-beleid. Hij noemde dat het werk van een apathische archivaris. Ik neem daar stellig afstand van. Daarmee diskwalificeert u al die RMC-coördinatoren, al die mensen die op scholen bij gemeenten ontzettend hard werken om al die jongeren op school te houden of terug naar school te begeleiden. Ik vind het eerlijk gezegd heel disrespectvol om dat zo te doen, dus ik neem stellig afstand van die woorden.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 126 van de heer Smals over ouderbetrokkenheid. Kijk, die motie vind ik overbodig, want scholen werken al heel hard aan ouderbetrokkenheid. Het expertisepunt LOB versterkt ouderbetrokkenheid, bijvoorbeeld via kennisdelingsbijeenkomsten en handreikingen. De studiekeuzesite KiesMBO richt zich ook op ouders. Ouders krijgen toestemmingsrecht op de inschrijving van hun minderjarige kind met het wetsvoorstel Verbetering rechtsbescherming mbo-student. Ook krijgen instellingen de plicht om ouders van minderjarige studenten te informeren over de studievoortgang. Mbo-scholen maken voorts voor de start van een opleiding duidelijk aan de studenten dat bij verzuim, studieproblemen of dreigende uitval de ouders er direct bij betrokken worden. Leerplicht en RMC betrekken de ouders ook bij de begeleiding van jongeren. Ouders worden bijvoorbeeld uitgenodigd om mee te gaan naar die gesprekken. Ik kan u zeggen, ook als oud-wethouder die verantwoordelijk was voor vsv in een grote stad, dat dat gebeurt: die ouders worden er echt op heel veel plekken heel intensief bij betrokken. Volgens mij is de motie dus overbodig.

De voorzitter:

En daarmee ...?

Minister Van Engelshoven:

Ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 126 is ontraden.

Minister Van Engelshoven:

Dan de tweede motie, op stuk nr. 127, van de heer Van Meenen, over een onderzoek naar baankansen van jongeren met een startkwalificatie. Ook deze motie is eigenlijk overbodig. Natuurlijk hebben jongeren met een startkwalificatie altijd een betere kans op een baan, maar de heer Van Meenen heeft natuurlijk gelijk dat een startkwalificatie geen garantie voor succes is. Er is inderdaad een groep jongeren met een startkwalificatie, zeker op niveau 2, die het best moeilijk hebben om aan een baan te komen of aan een baan van voldoende niveau om financieel zelfstandig te zijn. Dat blijkt ook uit de cijfermatige analyses die we hebben gemaakt. Juist daarom hebben we ons in de aanpak voor jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt gericht op deze groep: hoe kunnen we deze groep nou goed volgen en begeleiden naar een succesvolle plek op de arbeidsmarkt? Als we daar beleid op gaan voeren — u heeft onze kabinetsreactie gekregen — blijven we natuurlijk ook volgen of dat succesvol is en of dat leidt tot een betere positie van deze jongeren op de arbeidsmarkt. Volgens mij heeft het kabinet in de kabinetsreactie op het ibo Jongeren met een afstand tot de arbeidsmarkt precies gedaan wat u beoogt. Daarmee is de motie overbodig en dus ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 127 is ontraden.

Minister Van Engelshoven:

Dan de motie op stuk nr. 128 van mevrouw Kuik over het wetsvoorstel Verlengde kwalificatieplicht. Een motie waarin iets wordt gevraagd wat gewoon echt niet kan, moet ik ontraden. Hierover zijn eerder vragen gesteld. Er zijn ook eerder pogingen gedaan door de Kamer om hier initiatiefwetgeving op te maken. Mevrouw Kuik zou moeten weten dat dit juridisch complex is. Ik moet ook gewoon advies vragen aan de Raad van State. Ik wil de Kamer wel in het voorjaar van 2020 per brief informeren over de contouren van het wetsvoorstel, maar ik kan een wetsvoorstel niet indienen als het bijvoorbeeld nog niet terug is van de Raad van State of als de consultaties die verplicht zijn bij een wetsvoorstel, niet hebben plaatsgevonden. Dat kost nu eenmaal tijd. Dat kunt u vervelend vinden, maar zo zit het wel in elkaar. De motie is dus ontraden.

De voorzitter:

Helder. De motie op stuk nr. 128 is ontraden. Een korte vraag van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

De coalitie en het kabinet zijn natuurlijk al wel twee jaar bezig, dus die tijd heeft de minister al kunnen nemen. Ik vraag dus wel echt om grote urgentie en prioriteit en ik verzoek de minister mij eerder te informeren — ik zou zeggen: in het eerste kwartaal al — over de voortgang hierin.

Minister Van Engelshoven:

Ik wil mevrouw Kuik best informeren over de voortgang, maar zij weet heel goed dat dat eerdere initiatief niet voor niks is gestrand en nooit veel verder is gebracht. Dat was omdat hier nogal wat juridische haken en ogen aan zitten, omdat hier gewoon een verschil wordt gemaakt tussen de grondwettelijke rechten van een groep jongvolwassenen en die van anderen. Het is nou eenmaal niet eenvoudig, en u wilt ook niet dat ik een wetsvoorstel indien waarvan we zeker weten dat het zal sneuvelen bij de Raad van State.

De voorzitter:

Helder. Ik zie dat mevrouw Kuik nog wil interrumperen, maar volgens mij komt u niet nader tot elkaar. De motie op stuk nr. 128 is ontraden.

Minister Van Engelshoven:

Dan nog twee vragen van mevrouw Westerveld. Is er een relatie tussen de 20% diplomabekostiging en het beleid bij mbo-instellingen? Zouden die zich toch meer richten op wat succesvoller en kansrijker studenten? In een eerder debatje vanmorgen heb ik tegen de heer Van Meenen gezegd dat we gaan kijken wat de bekostiging precies doet met het toegangsrecht tot het mbo. Daar nemen wij de vraag van mevrouw Westerveld in mee. Dan de vraag over de relatie tussen psychische problemen en vsv. Die relatie is er natuurlijk. Wat betreft de oorzaken van vsv en het iets oplopen van de cijfers wijs ik erop dat wij veel meer jongeren zien met complexe multiproblematiek. Het is niet zo makkelijk om dan te zeggen: die moeten weer terug in de klas. In de jaarlijkse rapportage over passend onderwijs hebben we hier ook aandacht aan besteed. We zien dat de kwaliteit van passend onderwijs steeds beter wordt, maar we hebben nog wel stappen te zetten om ook de groep met een ingewikkelde multiproblematiek binnen het onderwijs te houden en van een passend aanbod te voorzien. Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief van mij met de eindevaluatie van passend onderwijs. Daarin ga ik ook op deze problematiek in, maar dit is wel een terecht punt.

De voorzitter:

Mevrouw Van den Hul nog?

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Ik had nog een vraag gesteld over het beter monitoren.

Minister Van Engelshoven:

Ja, over het beter monitoren van stagediscriminatie. Mevrouw Van den Hul vraagt of ik aan de JOB en het mbo wil vragen om dat mee te nemen in de JOB-monitor en eventueel in de benchmark van het mbo. We gaan kijken op welke manier dat kan.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn wij aan het eind gekomen van de beraadslaging.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties stemmen wij volgende week dinsdag.

Naar boven