27 Strafrechtelijke onderwerpen

Aan de orde is het VAO Strafrechtelijke onderwerpen (AO d.d. 8/11).

De voorzitter:

Dan gaan we nu door met het volgende verslag algemeen overleg over strafrechtelijke onderwerpen. Ik zou graag het woord willen geven aan de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Voorzitter, dank u wel. Laat u mij gelijk de motie naar aanleiding van het algemeen overleg Strafrechtelijke onderwerpen indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de minister de tbs'ers Martin C. en Gerold O., de moordenaars van respectievelijk Sybine Jansons en Nadine Beemsterboer, op verlof heeft gestuurd en op verlof zal blijven sturen;

constaterende dat rechters vorig jaar nog oordeelden over Martin C. dat hij geen berouw toont, nog uiterst gevaarlijk is en niet op verlof moet worden gestuurd, en over Gerold O. dat hij niet zo lang geleden nog veel agressie in zich had, en hij nu toch op onbegeleid verlof wordt gestuurd;

constaterende dat de belangen van slachtoffers en nabestaanden van de slachtoffers niet worden meegewogen bij het toekennen van verlof;

constaterende dat de minister, desgevraagd, weigerde een feitenrelaas te geven aan de Kamer inzake de verloftoekenning van deze gevaarlijke tbs'ers;

overwegende dat daardoor de Kamer niet kan toetsen of de belangen en veiligheid van zowel de nabestaanden als de samenleving voldoende zijn meegewogen in de verloftoekenning;

overwegende dat de minister een foute beslissing heeft genomen door deze twee tbs'ers op verlof te sturen en weigert hierover openheid van zaken te geven;

verzoekt de regering de verloven van Martin C. en Gerold O. in te trekken totdat er een nieuw overleg met de Kamer heeft plaatsgevonden en de Kamer over dezelfde informatie beschikt als de minister,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Markuszower. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 471 (29279).

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Buitenweg van GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik heb een vraag en een motie. De vraag gaat over de strafbeschikkingen die door het OM kunnen worden uitgegeven. Afgelopen weekend hebben we gezien dat vreedzame demonstranten geïntimideerd, aangevallen en racistisch bejegend zijn. Door de minister is ook gezegd dat daar hard tegen zal worden opgetreden. Nou kan ik me voorstellen dat de mensen die zijn aangehouden, uiteindelijk een OM-strafbeschikking krijgen. Mijn vraag is of ook bij die OM-strafbeschikkingen een hogere straf zal worden opgelegd als er sprake is van een discriminatoir motief, van racisme. Is dat zo en, zo ja, wordt dat dan ook expliciet gemaakt in die beschikkingen? Dat is gewoon mijn vraag.

Dan mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de strafrechter in 38% van de bestreden OM-strafbeschikkingen uiteindelijk een lagere straf oplegt;

verzoekt de regering om in overleg met OM en zittende magistratuur te onderzoeken hoe de strafoplegging in OM-strafbeschikkingen in overeenstemming kan worden gebracht met de door strafrechters opgelegde sancties en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Buitenweg en Van Nispen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 472 (29279).

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Groothuizen van D66. Nee? Dank. Dan de heer Van Dam. Nee? Dank. Tot slot de heer Krol.

De heer Krol (50PLUS):

Voorzitter. De minister kondigde een onderzoek aan naar het toepassen van strafverzwaringsgrond bij delicten met een discriminatoir motief. 50PLUS vraagt om een aanvulling van dat onderzoek.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat ouderen die kwetsbaar zijn, specifiek worden uitgezocht als doelwit voor misdrijven;

overwegende dat geweld tegen ouderen die kwetsbaar zijn, op geen enkele manier past in de beschaafde samenleving die wij met elkaar voorstaan;

overwegende dat ouderen die kwetsbaar zijn, extra bescherming verdienen om te voorkómen dat zij slachtoffer worden van een misdrijf;

overwegende dat de regering een onderzoek aankondigt naar het toepassen van strafverzwaringsgrond voor delicten met een discriminatoir oogmerk;

verzoekt de regering het onderzoek expliciet aan te vullen met de strafverzwaringsgrond voor ouderen die kwetsbaar zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Krol. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 473 (29279).

De heer Krol (50PLUS):

Dank u zeer.

De voorzitter:

Ik schors voor enkele ogenblikken, zodat de moties kunnen worden verzameld.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik laat de beantwoording van de motie van het lid Markuszower over aan de minister voor Rechtsbescherming en ga direct door naar de vraag en daarna de motie van het Kamerlid Buitenweg. Wat de vraag betreft: ja, het discriminatoire aspect kan worden meegenomen in de strafbeschikking. Uiteraard zullen alle feiten en omstandigheden in zo'n situatie meewegen, dus in dit geval ook het discriminatoire aspect.

De motie van het lid Buitenweg op stuk nr. 472 moet ik helaas ontraden. Natuurlijk wordt het OM betrokken bij de evaluatie van het systeem van de strafbeschikkingen, maar binnen de vrijheid die de rechterlijke macht eigen is, is het niet aan de regering om te onderzoeken hoe we de strafoplegging in OM-beschikkingen zouden kunnen laten overeenstemmen met door rechters opgelegde sancties.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Het gaat er natuurlijk niet om de minister nu in individuele gevallen te vragen om te interveniëren, maar feit is dat die strafopleggingen door het OM een aanzienlijk hogere straf betekenen dan als mensen naar de rechter gaan. Dat zorgt toch ook voor rechtsongelijkheid, en het zorgt er ook voor dat gestimuleerd wordt dat mensen doorprocederen, iets wat de regering juist niet wil. De vraag is hoe dat wat meer gelijkgetrokken kan worden. Kan de minister onderzoeken hoe dat moet? Dat kan bijvoorbeeld door in overleg te treden en te begrijpen waarom juist het OM hogere straffen oplegt. Ik hoop toch op iets meer coulance van de minister om daarvoor open te staan en dat toch, zoals in de motie staat, te gaan onderzoeken.

Minister Grapperhaus:

Ik denk dat mevrouw Buitenweg weet — dat heeft ze ook van mij gehoord — dat ik de vraag of de strafbeschikkingen van het OM die stelselmatig hoger zouden uitkomen dan rechterlijke uitspraken in dezelfde zaak en of daar dan negatieve effecten uit zouden kunnen voortvloeien, in ieder geval zal meenemen in de evaluatie van het systeem van die OM-strafbeschikkingen. Dat wil ik hier nog eens hardop gezegd hebben. Met alle eer en respect, maar het punt is dat de motie zoals die nu is geformuleerd, toch echt vraagt om een instap van mij als minister in de door rechters opgelegde sancties in verhouding tot OM-strafbeschikkingen. Daar moet en kan ik mij niet in begeven. Ik wil meer dan coulance geven, dus ik hoop dat voor mevrouw Buitenweg duidelijk is dat ik van haar vraagpunt al heb aangegeven dat dat in de evaluatie van de OM-strafbeschikkingen zonder meer aan de orde komt. Het vraagpunt is of die strafbeschikkingen stelselmatig hoger uitkomen en, zo ja, wat dat voor effecten heeft. Dan kan het OM kijken hoe daarmee verder wordt gegaan.

Over de laatste motie, die op stuk nr. 473, van de heer Krol moet ik kort zijn: leeftijdsdiscriminatie — zo heb ik ook bij het AO uiteengezet — valt niet onder de strafbepalingen inzake discriminatie. Alleen al om die reden moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Dank. Dan is nu het woord aan de minister voor Rechtsbescherming.

Minister Dekker:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 471 van de heer Markuszower over tbs ontraad ik. Los van het feit dat er in de constateringen en de overwegingen heel veel dingen worden aangenomen die feitelijk niet kloppen, lijkt het mij niet gepast dat, waar een zorgvuldige toetsing heeft plaatsgevonden door een onafhankelijke toetsingscommissie, de Kamer nu uitspraken doet over het al dan niet toekennen van verlof in individuele zaken.

De heer Markuszower (PVV):

Welke constateringen zouden feitelijk niet kloppen, zo wil ik de minister vragen.

Minister Dekker:

Laat ik de constatering maar meepakken die betrekking heeft op het feit dat ik geweigerd zou hebben om u meer informatie te geven. In het AO heb ik toegezegd om u in een brief voor het AO van 28 november te informeren over de gevraagde casussen. Dat is dus feitelijk onjuist. Een andere feitelijke onjuistheid is dat u zegt dat een rechter heeft geoordeeld dat het uiterst gevaarlijk is en dat een gedetineerde in behandeling niet op verlof zou mogen worden gestuurd. Dat is feitelijk onjuist, omdat de rechter geen uitspraak doet over het toekennen van verlof maar slechts over de verlenging van de tbs en de behandeling. Daarvan heeft een rechter in deze gevallen eerder gezegd: iemand is nog niet klaar om op vrije voeten te komen. Dus de behandeling moet doorgaan. Maar een onderdeel van die behandeling is ook het verlenen van verlof. Dus ook dat is een feitelijke constatering die niet juist is.

De heer Markuszower (PVV):

Wat betreft de eerste mogelijk fout die in mijn constatering zou staan: het is toch waar dat op het moment dat ik in het AO informatie vroeg, het antwoord werd doorgeschoven naar, inderdaad, het feitenrelaas? Als ik de motie op die punten zou aanpassen, zou de minister de motie dan wel kunnen steunen?

Minister Dekker:

Het antwoord daarop is ook: nee.

De voorzitter:

Helder. Het oordeel over de motie op stuk nr. 471 blijft dus: ontraden.

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit VAO. Ik schors voor enkele ogenblikken. O, de heer Krol komt nog naar de interruptiemicrofoon. Heeft u nog een vraag over uw motie, op stuk nr. 473?

De heer Krol (50PLUS):

Inderdaad, voorzitter. Als ik in de motie "kwetsbaarheid" zet — daar gaat het mij om — en ik het begrip "ouderen" weglaat, kan de minister dat dan wel in het onderzoek meenemen?

Minister Grapperhaus:

Kwetsbaarheid is niet een discriminatiegrond. Laat ik daarmee beginnen. Maar ik wil nog eens benadrukken wat ik ook in het AO heb gezegd: de strafrechter en trouwens ook de officier van justitie in zijn eis nemen in algemene zin — u weet: over een individuele zaak doe ik geen uitspraken — alle omstandigheden mee, waaronder de omstandigheid dat een slachtoffer kwetsbaar was. Het roven van een tasje van een inderdaad kwetsbare bejaarde, die moeilijk loopt, heeft qua strafmaat toch echt een andere uitkomst dan het beroven van iemand van het postuur van de heer Krol of mij, die goed lopen.

De heer Krol (50PLUS):

We hebben nu de kans om middels een onderzoek te bekijken of de kwetsbaarheid van mensen niet een reden zou zijn om toch strafverzwaring toe te passen. Ik vraag helemaal niet om die straffen zwaarder te maken, maar om te kijken of daar redenen toe zijn. Die kans hebben we nu. Laten we die schieten?

Minister Grapperhaus:

Ik heb de heer Krol uiteengezet dat die reden er niet is. Kwetsbaarheid van het slachtoffer is iets wat wordt meegewogen in de strafeis van de officier van justitie en de strafmaat van de rechter. Daar hebben we geen aparte wettelijke bepaling voor.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van het VAO Strafrechtelijke onderwerpen. We gaan zo door, of eigenlijk nu al als dat kan, ... Ik kijk naar de woordvoerders. Zijn die allemaal aanwezig? Ik schors toch voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven