3 Vragenuur: Vragen Van den Hul

Vragen van het lid Van den Hul aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, viceminister-president over het bericht dat de gevolgen van huiselijk geweld veel groter zijn voor kinderen dan tot nu toe werd gedacht.

De voorzitter:

De volgende vraag is van mevrouw Van den Hul namens de PvdA aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het bericht dat de gevolgen van huiselijk geweld veel groter zijn voor kinderen dan tot nu toe werd gedacht.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Hartelijk dank, voorzitter. Werkt de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld? Dat was de hamvraag van het onderzoek van het Verwey-Jonker Instituut. De eerste resultaten liegen er niet om. Per gezin dat zich heeft gemeld bij Veilig Thuis vonden gemiddeld 71 geweldsincidenten per jaar plaats. Dat is meer dan één per week. In bijna alle gezinnen speelt het geweld al ruim een jaar voordat het überhaupt tot een melding komt. In meer dan de helft van de gezinnen zijn de kinderen zowel getuige van het geweld tussen hun ouders als slachtoffer. De gevolgen zijn ernstig. Vier op de tien kinderen heeft traumatische klachten en krijgt last van depressiviteit of angstproblemen.

Voorzitter. We wisten al dat geweld achter de voordeur heel vaak voorkomt. Helaas kan ik daar zelf over meepraten. Eerder diende ik samen met collega's Kuiken en Dijksma hierover al een initiatiefnota in. Dit onderzoek bevestigt de noodzaak van een betere aanpak, niet in de laatste plaats omdat we weten dat deze cijfers alleen gebaseerd zijn op gezinnen die de weg naar Veilig Thuis al hebben gevonden. Daarmee is nog maar een topje van de ijsberg in beeld.

Mijn eerste vraag aan de minister is: wat gaat hij doen om deze afschuwelijke trend te keren? Dat begint volgens mij bij het in kaart brengen van alle gezinnen die dit overkomt. Daarvoor is maatwerk nodig. Geweld kan overal voorkomen en komt ook overal voor. Net nog ontving ik van Transgender Netwerk Nederland een onderzoek waaruit blijkt dat geweld achter de voordeur transgenders vier keer vaker overkomt. Is de minister bereid in gesprek te gaan met partners in de veiligheidsketen om alle typen geweld achter de voordeur beter in kaart te brengen en zo iedereen beter te bereiken?

Voorzitter. Het valt ook op dat veel van de ouders van de onderzochte gezinnen zelf ooit slachtoffer zijn geweest. Die vicieuze cirkel moeten we doorbreken. Dat kan alleen als we ouders niet alleen beschuldigen, maar vooral ook de hulp bieden die zij nodig hebben. Is de minister bereid om hierover het gesprek aan te gaan met alle betrokkenen?

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister De Jonge:

Voorzitter, dank u wel. Dank aan mevrouw Van den Hul om midden in de Week tegen Kindermishandeling deze vraag aan de orde te stellen. Ik ken de resultaten van het onderzoek. Voor mij onderstrepen ze niet alleen de noodzaak en de urgentie om met dit vraagstuk aan de slag te gaan, waarover we al vaker hebben gesproken met elkaar, maar onderstrepen ze ook de richting die we kiezen. Onze aanpak leunt namelijk op twee pijlers. De eerste is: we moeten zorgen dat gevallen van geweld eerder en beter in beeld komen. U noemde net al het cijfer van 71 geweldsincidenten voordat een melding bij Veilig Thuis wordt gedaan. Niet voor niets is er afgesproken een meldplicht voor professionals in te voeren wanneer sprake is van acuut en structureel geweld. Vanaf 1 januari moeten zij dat melden bij Veilig Thuis. Niet voor niets hebben we ook de afspraak gemaakt dat Veilig Thuis vanaf 1 januari een rol krijgt in de monitoring bij langdurige, structurele veiligheidsproblematiek, zodat gevallen die in beeld zijn niet zomaar worden losgelaten maar in beeld blijven. Dat is de eerste pijler. We zien in dit onderzoek hoe noodzakelijk het is dat het geweld eerder en beter in beeld komt.

De tweede pijler is: het geweld stoppen en duurzaam oplossen. 44% van de plegers heeft zelf als kind te maken gekregen met kindermishandeling. We weten dat zich bij bijna een derde van de kinderen die te maken hebben gekregen met kindermishandeling traumagerelateerde klachten ontwikkelen, bijvoorbeeld depressie. Daarom weten we hoe nodig het is om de tweede pijler vorm te geven: het stoppen en het duurzaam oplossen van huiselijk geweld. Dat betekent fors inzetten op traumahulp en traumascreening, het willen weten of er mogelijk sprake is van blijvende gevolgen waar iets aan gedaan moet worden om vervolgens traumahulp op gang te krijgen. Daartoe zijn we bezig met zowel de strafkant als de zorgkant onder een dak te brengen, dus hulp onder een dak. We hebben met elkaar nog ontzettend veel te doen, maar dit is voor mij een extra aanmoediging om juist op die koers door te gaan, zoals we die hebben ingezet.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Laat ik beginnen met te benadrukken dat ik erg blij ben met de voortvarendheid waarmee deze minister de problematiek oppakt. We hebben er inderdaad eerder over gesproken. Maar zoals dit onderzoek nog maar eens onderstreept, is dat nog lang niet genoeg. Ik blijf erbij dat het belangrijk is om ons juist ook te richten op al die gezinnen die niet in beeld zijn. De aanpak die de minister net schetste, richt zich vooral op gezinnen die al in beeld zijn maar juist door het grote maatschappelijke taboe en de veelheid van verschijningsvormen moeten we maatwerk blijven bieden. Daar is meer samenwerking voor nodig. We zien soms ook dat het daaraan nog schort. Ik pleitte daarom eerder voor een nationaal rapporteur, iemand die echt kan doorpakken en over ministeriemuren heen kan kijken. Bovendien vraag ik de minister hoe de schokkende resultaten van dit onderzoek zich verhouden tot bijvoorbeeld wachttijden in de jeugdzorg en capaciteitsproblemen bij Veilig Thuis en bij de vrouwenopvang waar helaas lang niet altijd alle gezinnen terechtkunnen in crisissituaties. Zou de minister daarop kunnen reageren?

Minister De Jonge:

Ik loop de vragen langs die mevrouw Van den Hul heeft gesteld. Niet alle gevallen van huiselijk geweld en kindermishandeling zijn in beeld, dat klopt. Juist daarom is het werken met die meldcode, het verplichtend maken van het melden als er sprake is van een vermoeden van acuut en structureel geweld ook zo noodzakelijk. Kortom, die meldcode hebben we al in de wet verankerd maar de naleving van die meldcode kan echt nog een stuk beter. Daar werken we aan met alle beroepsgroepen die worden geacht zich aan die meldcode te houden. Daarmee komen dus juist die gezinnen in beeld die nu nog onvoldoende in beeld zijn.

Over het voorstel van mevrouw Van den Hul over de nationaal rapporteur hebben we een inhoudelijk goed debat gehad in een algemeen overleg. Zij heeft er later, naar ik meen, ook een motie over ingediend. Ik heb toen gezegd dat het in beeld willen krijgen van de resultaten, van het effect van ons werk, dus het maken van een goede effectmonitor, iets is wat we moeten doen maar dat ik daar geen nationaal rapporteur voor nodig heb. Daar zullen we gewoon een effectmonitor voor inrichten. Goede onderzoeksprogrammering zullen we moeten doen, maar ook daarvoor hebben we geen nationaal rapporteur nodig. We hebben daar een onderzoekscommissie voor ingesteld.

U mag het kabinet natuurlijk gewoon aanspreken op het werken over de domeinen heen. Ik weet uit uw vraagstelling dat u dat ook met enige regelmaat doet en ik vind dat ook terecht. Ik laat mij daar graag op aanspreken. Het kan niet zo zijn dat daar waar gezinnen in problemen zich niet houden aan de departementale indeling zoals wij die hebben gemaakt, onze aanpak zich daar wel aan houdt, want dan doe je per definitie geen recht aan het maatwerk dat je in gezinnen moet willen bereiken.

Dan de vraag over hulp. Waar sprake is van trauma's en zorg die noodzakelijkerwijs moet worden ingezet om de zorg thuis en de veiligheid thuis op orde te krijgen, moet die hulp er gewoon komen. U kent onze inzet in datgene wat we doen om wachtlijsten aan te pakken. We hebben afgesproken een routekaart te maken om exact na te gaan waar traumahulp kan worden geboden. Bij wachtlijsten gaat het meer dan om geld alleen. Er is dan vaak een probleem in organisatie, in contractering en in triage. We hebben afgesproken dat er in iedere regio een wachtlijstenaanpak wordt gemaakt en er in iedere regio een expertteam aan de slag gaat om in die complexe casuïstiek door te kunnen pakken om te zorgen dat de hulp daar terechtkomt waar die nodig is.

Mevrouw Van den Hul (PvdA):

Voorzitter. Er worden stappen gezet en dat zien wij ook, maar het is nog niet genoeg. Daar is dit onderzoek weer een pijnlijke herinnering aan. Dus ik zou de minister toch willen aansporen om niet alleen in te zetten op die meldcode maar veel breder te kijken naar preventie en vroegsignalering. We zien namelijk dat het daar nog een stuk beter kan. Niet iedereen komt in beeld bij een huisarts en niet alle juffen en meesters zien in een klas dat een kind problemen heeft. Juist omdat dit zo'n taboe is, moeten we veel meer doen aan die preventieve kant om het probleem bespreekbaar te maken.

Dan wat betreft die capaciteitsproblemen. Elk kind dat niet de hulp krijgt dat het nodig heeft, is er een te veel. Dat zijn er op dit moment echt veel te veel. En wij horen die cijfers; we horen wat het doet in de vicieuze cirkel. Die vicieuze cirkel moeten we stoppen. We willen niet wachten tot er nog zo'n schokkend rapport ligt. We willen echt resultaten zien, want iedereen moet zeker zijn van een veilig thuis.

Minister De Jonge:

Ik kan het daar alleen maar ontzettend mee eens zijn. Zeker moet er meer aandacht komen voor preventie en meer aandacht voor het vroegtijdig in beeld brengen. We moeten zorgen dat we de vicieuze cirkel van generatie op generatie, als het gaat over geweld thuis, echt doorbreken. Daar is ongelofelijk veel werk te doen. Dus ik werk daarin graag samen met mevrouw Van den Hul, omdat ik weet hoe zij ook zeker, vanuit haar eigen achtergrond, met bijzondere aandacht alle dagen met dit vraagstuk bezig is in haar Kamerwerk.

De voorzitter:

Mevrouw Tielen, namens de VVD.

Mevrouw Tielen (VVD):

Een van de maatregelen die u net al genoemd heeft om kindermishandeling te voorkomen of tijdig te signaleren en aan te pakken, is de meldcode. Vandaag publiceerde de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd een statusrapport over het gebruik van die meldcode. De algehele conclusie is dat die actief wordt gebruikt en dat het gebruik verbeterd is. Maar de VVD schrikt er wel nogal van dat de jeugd-ggz-instellingen sterk achterlopen, omdat ze, ik citeer, dachten dat de meldcode niet op hen van toepassing was. En juist deze instellingen zouden volgens mij voorop moeten lopen in het voorkomen en tijdig bestrijden van mogelijk huiselijk geweld en kindermishandeling. Ik zou dan ook aan deze minister willen vragen in hoeverre hij ervoor kan zorgen dat deze instellingen doordrongen zijn van hun verantwoordelijkheid hierin en ook daadwerkelijk stappen gaan zetten.

Minister De Jonge:

Wat de inspectie daarvan heeft weergegeven, herken ik en dat is ook mijn beeld. De meldcode wordt veel beter gebruikt dan tot een aantal jaren geleden. Wat heel erg heeft geholpen in het gebruik ervan is de verandering van de meldcode. Iedere beroepsgroep heeft toen zelf een meldnorm, een veldnorm, moeten ontwikkelen voor de vraag: wanneer vinden wij dat er sprake is van structureel en acuut geweld en wanneer vinden wij dus ook dat er, volgens die vijfde stap in de meldcode, verplicht gemeld moet worden bij Veilig Thuis? Dat heeft het gesprek weer opnieuw naar boven gebracht. Tegelijkertijd weten we ook dat er in de jeugd-ggz werk te doen is. Dat werk doen we ook, namelijk de implementatie van die nieuwe veldnorm en die nieuwe meldnorm. Een projectleider is daarmee aan de slag gegaan met de sector zelf.

Vervolgens geldt in de ggz ook het fenomeen van de kindcheck. Dus weet men in de volwassenen-ggz dat er sprake is van kinderen in het gezin, is het dan wel veilig met die kinderen en kijkt er eigenlijk wel iemand naar die kindcheck? Daar is ook een hoop werk te doen. Wat wij daarin doen, is samenwerken met de inspectie. De inspectie checkt bij bezoeken of die meldcode daadwerkelijk wordt nageleefd en of die kindcheck daadwerkelijk wordt nageleefd. Wij werken met de sector zelf aan de implementatie daarvan. We faciliteren dat ook met een projectleider om die implementatie op een goede manier te doen. Zo zorgen we dat de naleving van de meldcode omhooggaat.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister De Jonge:

Dank u wel.

Naar boven