2 Vragenuur: Vragen Helder

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Helder aan de minister van Veiligheid en Justitie over het bericht "Rechter straft te laag".

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. 65% van de slachtoffers van zware verkeersmisdrijven is ontevreden over het feit dat veroorzakers van ongelukken in de regel een taakstraf krijgen en geen gevangenisstraf, terwijl een gevangenisstraf meer in verhouding staat tot de ernst van het misdrijf. Dat blijkt uit een onderzoek dat in opdracht van het Fonds Slachtofferhulp is uitgevoerd door de universiteit van Tilburg. Waar voorheen sprake was van een gevangenisstraf bij een op de vijf veroordelingen, is het tegenwoordig het geval bij slechts een op de twintig veroordelingen. Laat duidelijk zijn: het gaat me niet om de verhouding, maar om het feit dat hiermee geen recht wordt gedaan aan de gevoelens van slachtoffers en nabestaanden van ernstige verkeersmisdrijven. Iedereen kan zich nog wel de situatie herinneren in de Rechtbank Roermond, waar een nabestaande een stoel naar de rechter gooide tijdens het voorlezen van het vonnis. Dergelijk onbegrip en verdriet moeten zoveel mogelijk worden voorkomen. Oorzaak is een aantal arresten van de Hoge Raad sinds 2013, waarin het begrip "roekeloosheid" erg strikt is uitgelegd. Volgens de Hoge Raad is pas sprake van roekeloosheid wanneer de dader welbewust onaanvaardbare risico's heeft genomen met ernstige gevolgen: zwaar lichamelijk letsel of de dood van een of meerdere verkeersdeelnemers. Feit is dat de zogenoemde lagere rechters ook met deze arresten in hun maag zitten. In een persbericht van de Raad voor de rechtspraak van gisteren staat: "Dat leidt binnen de rechterlijke macht tot de discussie of de Hoge Raad hier niet te streng is. Rechters kunnen hier echter niks aan veranderen, dat is aan de Hoge Raad of de wetgever."

Het Fonds Slachtofferhulp pleit voor een wetswijziging die meer recht doet aan de ernst van de feiten, namelijk een gevaarzettingsartikel. En voordat de minister het gaat zeggen: zo'n artikel hebben we nu ook, namelijk artikel 5, maar dat gaat over andere situaties. Ik heb dus maar één vraag aan de minister. Is hij bereid om de wet aan te passen zoals voorgesteld door het Fonds Slachtofferhulp?

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Laat ik meteen op een heel eenvoudige manier antwoord geven op de vraag van mevrouw Helder. Voor ons ligt het onderzoek van het Fonds Slachtofferhulp, waar ik erg blij mee ben. Ik wil ook graag mijn waardering uitspreken voor dat onderzoek. Als daaruit en uit het WODC-onderzoek dat op dit moment loopt, blijkt dat er een probleem is met de straftoemeting bij ernstige verkeersdelicten — de slachtoffers vinden dat al; dat is duidelijk, en we kijken nu ook naar de feiten — en de interpretatie van de Hoge Raad op dit punt als te knellend wordt ervaren, ook door de Raad voor de rechtspraak, ben ik uiteraard bereid om te bezien of een wetswijziging mogelijk is. Dan ligt een wetswijziging ook voor de hand. Ik kan er nog een heleboel dingen over zeggen, maar ik denk dat dit het antwoord is dat mevrouw Helder zocht.

Mevrouw Helder (PVV):

Het meest eenvoudige antwoord was gewoon geweest: ja. Maar goed, het lijkt er wel heel erg op. Als ik de minister goed heb gehoord, zegt hij: het onderzoek van het WODC loopt. Wat is de termijn waarbinnen we het resultaat daarvan kunnen zien? Dat is erg belangrijk. Het zijn niet alleen degenen die gereageerd hebben in het onderzoek van de universiteit van Tilburg, maar we hebben het vandaag ook in de Stelling van de Dag kunnen lezen. Met de stelling "Verkeersongeval met fatale afloop zwaarder bestraffen" is maar liefst 89% van de deelnemers het eens. Ik had dus liever gewoon een volmondig en niet omfloerst "ja" gehoord. Maar goed, dit is second best. Wanneer is het resultaat van het onderzoek van het WODC naar de Kamer?

Minister Van der Steur:

Zoals ik met de Kamer heb gedeeld, is het voornemen om dit voorjaar nog het resultaat van het onderzoek van het WODC met een beleidsreactie naar de Kamer te sturen. Ik zal na afloop van dat onderzoek een expertmeeting organiseren om de resultaten van beide onderzoeken, dus ook dat van het Fonds Slachtofferhulp, te bespreken. Daarbij worden ook het Openbaar Ministerie en de rechtspraak betrokken. Ik zal overigens later deze week — ik geloof zelfs morgen — nog spreken met het Fonds Slachtofferhulp, om ook op dit punt zijn bevindingen en ervaringen te bespreken.

Ten slotte merk ik op dat we al eerder actie hebben ondernomen op dit terrein, omdat het Schadefonds Geweldsmisdrijven het niet toestond om schadevergoedingen uit te keren aan mensen die slachtoffer geworden waren van een zeer ernstig verkeersdelict waarbij de juridische duiding "dood door schuld" is, maar dat voor slachtoffers voelt als moord of doodslag. We hebben er toen met de Kamer voor gezorgd dat de nabestaanden van dit soort slachtoffers ook in aanmerking komen voor schadevergoeding. Ook op dit punt hebben we dus eigenlijk al vooruitgewerkt op wat we nu vaststellen. Maar als een wetswijziging nodig is om recht te doen aan de belangen van slachtoffers, dan zal die wetswijziging er wat mij betreft ook komen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is een mooi antwoord. Ik hoorde de minister in de eerste termijn zeggen dat hij wil bezien of er een wetswijziging nodig is naar aanleiding van het onderzoek van het WODC. Het zou mij een lief ding waard zijn als de minister gewoon zou zeggen dat er een wetswijziging komt. Maar goed, hij gaat in gesprek met het Fonds Slachtofferhulp na ommekomst van het rapport van het WODC en de rechtspraak. Een andere vraag aan de minister is of er ook uitdrukkelijk namens of door de Hoge Raad wordt gesproken. Ik heb uit het artikel van gisteren namelijk begrepen dat het Fonds Slachtofferhulp allerlei organisaties heeft uitgenodigd, ook de Hoge Raad, en dat nou net de Hoge Raad verstek heeft laten gaan. En dat terwijl de arresten van de Hoge Raad eigenlijk voor de problemen zorgen.

Minister Van der Steur:

Ik kan in ieder geval bevestigen dat ik de Hoge Raad graag zal uitnodigen voor de expertmeeting, evenals de Raad voor de rechtspraak en het Openbaar Ministerie. Ik wil namelijk ook graag de visie van de Hoge Raad erbij betrekken, voor zover die al niet aan de orde komt in het onderzoek van het WODC.

Mevrouw Visser (VVD):

Het is goed om te horen dat de minister een toezegging doet om dit wetsvoorstel mogelijk te maken. Ik denk dat iedereen het gevoel herkent dat je als nabestaande van het slachtoffer levenslang hebt, terwijl de dader ongeveer lachend de rechtszaal uitloopt. Ik heb dit voorbeeld ook weleens genoemd. Het is denk ik belangrijk dat het niet alleen maar om roekeloosheid gaat. Daarom ben ik ook benieuwd naar het antwoord van de minister. De VVD heeft al eerder opgeroepen om dat gewoon in de wet op te nemen en te normeren. Ook in het beleid van het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht zien we dat de neergelegde eisen veel lager zijn dan die in het Wetboek van Strafrecht staan. Is de minister bereid om zowel met het Openbaar Ministerie als met de rechtspraak in gesprek te gaan om meer recht te doen aan het gevoel van rechtvaardigheid? Want het gaat hier om mensen die willens en wetens anderen in gevaar brengen en wegkomen met een taakstraf.

Minister Van der Steur:

Het is terecht dat mevrouw Visser deze opmerking maakt. Dat komt automatisch aan de orde omdat het WODC-onderzoek echt ziet op de straftoemeting bij ernstige verkeersdelicten. Daarbij wordt gekeken naar zowel de strafvordering als de strafoplegging en de omstandigheden die daarin zijn meegewogen. Vervolgens wordt ook nog bekeken of er praktische of juridische knelpunten zijn bij het afdoen van ernstige verkeersdelicten. Ik denk dat het onderzoek van het WODC volledig beantwoordt aan de behoefte die mevrouw Visser, wat mij betreft terecht, op tafel legt.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Het is natuurlijk verschrikkelijk dat daders van zware verkeersmisdrijven wegkomen met een taakstraf, terwijl zij heel veel leed hebben veroorzaakt. Hetzelfde geldt voor zedendelinquenten. Ondanks het verbod van de Tweede Kamer komen zij ook nog weg met een taakstraf. Als ik dat in het perspectief van de verkiezingscampagne van de minister plaats, met de grote woorden "meer straf en minder begrip voor criminelen", dan wil ik graag weten wat de minister op dit terrein heeft bereikt. Meer straf en minder begrip voor criminelen? We zien juist het tegenovergestelde.

Minister Van der Steur:

Ik ben het niet eens met de gedachtevorming van de heer Bontes. Ook de Raad voor de rechtspraak heeft al gereageerd op de discussie over de oplegging van taakstraffen bij zedenmisdrijven. De raad heeft aangegeven dat daarbij heel andere omstandigheden een rol spelen. Ikzelf heb vorig jaar het WODC om onderzoek gevraagd naar een taakstrafverbod op dit terrein. Dat is de evaluatie van de wet die in 2012 in werking is getreden. Daar hebben we recentelijk in een algemeen overleg nog met elkaar over gesproken. Ook dit onderzoek zal naar verwachting ruim voor de zomer gereed zijn. Dan zullen we zien of de zorgen van de heer Bontes, en die zeker naar aanleiding van de berichtgeving door veel mensen worden gedeeld, terecht zijn. Dan zullen we bekijken wat we daar vervolgens aan kunnen doen.

De voorzitter:

Uw tweede, aanvullende vraag.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

De verkiezingsbelofte "meer straf en minder begrip voor criminelen" schrijf ik bij in het rijtje gebroken verkiezingsbeloftes. Het spijt me, maar ik kan er niks anders van maken.

Minister Van der Steur:

Dat is aan de heer Bontes.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we nu naar de vraag van de heer Marcouch namens de PvdA-fractie.

Naar boven