6 Vragenuur

Vragen van het lid Voortman aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij afwezigheid van de minister voor Wonen en Rijksdienst, over het bericht "Beperken commissies bij lange na niet gelukt".

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Voorzitter. In 2004 nam deze Kamer unaniem een motie van GroenLinks aan waarin een oproep stond om minder commissies in te stellen. Het eerste jaar ging dat behoorlijk goed, maar sinds 2006 is er sprake van een toename. Gemiddeld worden er 34 commissies per jaar ingesteld, met als hoogtepunt het kabinet-Balkenende IV. Ook het tweede kabinet-Rutte heeft inmiddels al een flink aantal commissies ingesteld.

Commissies kunnen nuttig zijn voor waarheidsvinding of het doen van aanbevelingen. In het geval van waarheidsvinding wil je onafhankelijke onderzoekers of deskundigen die het werk doen. Bij politieke keuzen moeten politici deze verantwoordelijkheid zelf nemen, maar in de praktijk worden commissies geleid door hetzelfde circuit van oud-politici, de zogenaamde politieke loodgieters van Nederland. Als er een probleem is, bel je een van deze heren of soms een dame. Commissies worden in het leven geroepen om tijd te kopen, om de angel uit een heikele politieke kwestie te halen, als bliksemafleider of om te voorkomen dat politici moeilijke besluiten moeten nemen.

Ik heb hierover de volgende vragen aan de minister. Ten eerste: hoe beoordeelt hij de toename van het aantal commissies? Ten tweede: deelt de minister de mening dat commissies bij voorkeur worden geleid door onafhankelijke onderzoekers en/of deskundigen uit het veld? Hoe wil hij dat bevorderen? Ten derde: is de minister bereid om een jaarlijkse rapportage naar de Kamer te sturen met een overzicht van het aantal commissies, de betrokken leden en de gemaakte kosten?

Minister Plasterk:

Voorzitter. Ik antwoord namens collega Blok, die op dit moment in de Eerste Kamer staat. Hij is verantwoordelijk voor de Kaderwet adviescolleges en heeft daarmee ook systeemverantwoordelijkheid voor het aantal commissies.

Laat ik vooropstellen dat op zichzelf commissies nuttig kunnen zijn, al was het maar omdat een kleiner wordende overheid soms expertise beter van buiten kan halen dan zelf in huis te hebben. Ik ben het echter eens met datgene wat de Kamer eerder heeft uitgesproken, namelijk dat je kritisch moet zijn op het instellen van commissies. Vandaar ook dat het instellen van de commissies door het Rijk via de ministerraad moet plaatsvinden, waar collega Blok er scherp toezicht op houdt of dat echt wel noodzakelijk is.

Het aantal van 34 nieuwe commissies vorig jaar, dat in het artikel werd genoemd, heb ik niet op voorhand kunnen herkennen. Een snelle scan, maar die zou onvolledig kunnen zijn, levert op dat er vorig jaar door het Rijk negen commissies zijn ingesteld. De discrepantie kan voor een deel worden verklaard doordat – ik heb het artikel in het NRC er even bij gepakt – ook de commissie-Cohen en de commissie-Deetman worden genoemd, terwijl de commissie-Cohen is ingesteld door de gemeente Haren en de commissie-Deetman is ingesteld door de rooms-katholieke kerk. Die laatste instantie staat al helemaal niet onder onze invloed.

Mevrouw Voortman vroeg concreet of er sprake is van een toename van commissies. Ik neem aan dat het gaat om de commissies waar het Rijk voor verantwoordelijk is. Ik zeg toe dat collega Blok zal inventariseren wat het aantal in het afgelopen jaar was en of er sprake is van een toename, en dat hij de Kamer daarover zal informeren. Mevrouw Voortman vroeg of de leiding van die commissies dient te berusten bij iemand zonder politieke achtergrond. Dat vind ik in zijn algemeenheid niet altijd nodig. Het kan soms nuttig zijn dat zo'n commissie wordt voorgezeten door iemand die weet hoe hij mensen met verschillende expertises elkaar kan laten begrijpen.

De voorzitter:

Dank u wel, minister.

Minister Plasterk:

Ten slotte kom ik op de vraag over een jaarlijks overzicht …

De voorzitter:

Die vraag moet u even bewaren, want de twee minuten spreektijd zijn voorbij, minister. Mevrouw Voortman heeft veel vragen gesteld.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik dank de minister voor de antwoorden. Hij gaf aan dat volgens zijn berekeningen vorig jaar maar negen commissies zijn ingesteld. Ik ben erg benieuwd naar het overzicht. Ik neem dat dan ook zaken als taskforces en werkgroepen en dergelijke meegenomen worden. Wellicht zit daar ook een verschil in definitie in.

Ik denk dat het per commissie varieert of een commissie geleid moet worden door deskundigen of door mensen met politiek gewicht. Ik denk dat het vaak goed is als je juist een onafhankelijke onderzoeker of een deskundige hebt. Neem bijvoorbeeld iemand als de heer Davids, die het onderzoek naar Irak heeft geleid.

Mijn laatste vraag is: is de minister bereid om een jaarlijkse rapportage naar de Kamer te sturen met een overzicht van de commissies, de betrokken leden en de kosten? Ik hoop dat de minister dat wil bevestigen.

Minister Plasterk:

Dat laatste zeg ik inderdaad namens collega Blok toe. Het gaat dan wel over de rijkscommissies. Met die voetnoot zeg ik dit toe.

De voorzitter:

Minister, wat is uw antwoord op de twee andere vragen die mevrouw Voortman stelde?

Minister Plasterk:

Ik dacht dat ik daar al op ingegaan was. Ik wilde nu de tijd nemen voor de derde vraag, want die had ik nog niet beantwoord.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Ik had aangegeven dat het per commissie kan variëren, en dat een deskundige of een onderzoeker vaak geschikter kan zijn dan iemand met een bepaald politiek gewicht, dus dat we niet altijd in hetzelfde kringetje moeten zoeken.

Minister Plasterk:

Daar ben ik het mee eens.

Mevrouw Voortman (GroenLinks):

Dan zijn de minister en ik het eens.

De voorzitter:

Dat is een prettige conclusie. Ik neem aan dat dit geldt voor nu, mevrouw Voortman.

Naar boven