2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Yücel aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het dalen van het aantal topvrouwen in Nederland naar 11%.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Voorzitter. Dit weekend hebben we opnieuw kunnen lezen dat het niet opschiet met het aantal vrouwen in topfuncties. Op nu.nl lazen we dat het aantal topvrouwen in Nederland daalt naar 11%. Ondanks ons beleid met streefcijfers en het commitment van veel bedrijven zien we een afname. Het probleem zit natuurlijk niet alleen in de top, maar begint al bij het grote aantal vrouwen in Nederland dat parttime werkt. De minister gaf zelf al aan het ook nadrukkelijk een probleem in het middle management is, waar naar verhouding te weinig vrouwen werken. Mede hierdoor komen er ook te weinig vrouwen in de top, een top die door mannen wordt gedomineerd met de daarbij behorende cultuur en het old boys' network. Ondanks allerlei pogingen van politiek en bedrijven hebben we bedroevende resultaten.

Ik wil de minister vragen om een grondig onderzoek te doen en dat te betrekken bij haar Emancipatiebrief, want het kan niet anders dan dat dit ook een cultuurprobleem is. Graag krijg ik een reactie van de minister. Denkt de minister dat de doelstelling van 30% vrouwen in raden van bestuur en raden van commissarissen met de huidige maatregelen in 2016 gehaald gaat worden? Kan de minister eventueel met aanvullende maatregelen komen, na het hopelijk grondige onderzoek dat wordt betrokken bij de Emancipatiebrief?

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de vróúwelijke minister van Onderwijs.

Minister Bussemaker:

Voorzitter. Dank u wel. U weet dat dit onderwerp mij zeer aan het hart gaat. Ik ben dan ook graag bereid om er nader onderzoek naar te doen. We hebben echter al wel heel veel cijfers. Laat ik een paar van die cijfers geven, want die zijn iets bemoedigender dan de cijfers mevrouw Yücel noemde. Daaruit blijkt geen daling. Uit de Emancipatiemonitor blijkt bijvoorbeeld dat er in de top 25-bedrijven een stijging is van het totale aantal vrouwen in de top van 4,6% naar 11,7%. In de top 100 gaat het om een stijging van 5,1% naar 10,2%. Er is dus een stijging. Dat is het goede nieuws. Het slechte nieuws is dat deze percentages nog steeds veel te laag zijn; we willen minimaal 30% en liefst nog meer. Ondernemingen met mannen en vrouwen doen het over het algemeen beter. Zij presteren beter en kunnen beter functioneren in tijden van crisis.

Alle reden dus om dit aan te pakken. Ik zal dat in een Emancipatiebrief doen. Ik zal het ook als cultuurprobleem agenderen. Ook zal ik kijken of we aanvullende maatregelen kunnen treffen, bijvoorbeeld als het om deeltijdarbeid gaat. Daarbij kijk ik ook terug naar wat we al hadden. Ik herinner me bijvoorbeeld dat mevrouw Dijkstra van D66, die indertijd de Taskforce DeeltijdPlus heeft geleid, met een aantal goede voorstellen is gekomen. Ik ben voornemens om samen met collega Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die over arbeid en zorg en arbeidsmarktparticipatie gaat, te bekijken of we ook een aantal van de maatregelen uit het verleden kunnen inzetten om de doelstelling van 30% te halen. En ja, die doelstelling is haalbaar. Als wij er alles aan doen, als de bedrijven er alles aan doen, als vrouwen en vooral ook mannen – zij moeten het old boys' network wat mij betreft opblazen – ervoor gaan zorgen dat iedereen in bedrijven zich organiseert om creatieve oplossingen te vinden, als we volhardend en vasthoudend zijn, kunnen we in 2016 die 30% halen.

Mevrouw Yücel (PvdA):

Ik dank de minister voor haar reactie. De toezeggingen die zij hier doet, zijn bemoedigend. Het onderzoek, de grondige analyse, wordt betrokken bij de Emancipatiebrief. Als het kan, wil ik er nog aan toevoegen dat we in het laatste AO hebben gezegd dat "naming"-beleid ook een bijdrage kan leveren aan het inspireren van bedrijven die het op dit punt goed doen. Dit kan het probleem helpen oplossen. Ik hoop dat de minister ons straks kan melden dat zij daar stappen in heeft gezegd.

Er wordt altijd gezegd dat het een eigen keuze is of vrouwen parttime werken, niet werken of afhankelijk willen zijn van wie dan ook, en dat is natuurlijk ook zo. Toch denk ik dat we ondertussen, in 2013, ook tegen elkaar mogen zeggen dat het niet alleen een keuze is om financieel onafhankelijk te zijn, maar eigenlijk ook een verantwoordelijkheid. Misschien kan de minister ook daarop een reactie geven in haar Emancipatiebrief. De financiële onafhankelijkheid maakt namelijk ook op latere leeftijd voor vrouwen een situatie waarbij de feminisering toeslaat, en dat is niet in ons belang. We hebben straks de arbeidsparticipatie van iedereen hard nodig. Ik zal de Emancipatiebrief van de minister straks op dit punt met belangstelling lezen, en samen met andere fracties bekijken of we er verdere concretisering aan kunnen toevoegen.

Minister Bussemaker:

Ik kan op beide vragen positief antwoorden. Ja, wij zullen gaan volgen en "namen". We hebben nu al Talent naar de top. Daarin volgen we 100 bedrijven, waarvan 30 beursgenoteerd. We gaan heel precies kijken wat zij bereiken.

Ik ben het met mevrouw Yücel eens dat deeltijdwerk niet alleen een eigen keuze is. Het is al vanaf de 1990-generatie beleid om ervoor te zorgen dat vrouwen zelfstandig zijn. Het is van buitengewoon belang om in je eigen levensonderhoud te kunnen voorzien als het tot een scheiding komt. Ook nu, in een slechte economische situatie, is het heel kwetsbaar als een gezin van één inkomen afhankelijk is. Er zijn dus heel veel redenen voor vrouwen om economisch zelfstandig te zijn en – dat zeg ik als minister van Onderwijs – om hun talenten en hun opleiding ook na hun onderwijstijd te gebruiken. Dat leidt tot betere resultaten voor bedrijven en voor de samenleving als geheel.

De heer Klaver (GroenLinks):

Regelmatig krijgen we onderzoeken waaruit blijkt dat bezuinigen op de kinderopvang er niet toe leidt dat minder vrouwen gaan werken. Dan kijken we naar het totale aantal vrouwen dat werkt. Kan de minister de Kamer een overzicht sturen op basis van het aantal gewerkte uren? Is bijvoorbeeld het snijden in de kinderopvang van invloed op het aantal uren dat voornamelijk vrouwen werken?

Minister Bussemaker:

Dat is inderdaad een thema dat raakt aan het emancipatiebeleid, maar het raakt nog meer aan het beleid rond arbeid en zorg, waar de minister van Sociale Zaken verantwoordelijk voor is. Ik heb toevallig vorige week overleg met hem gevoerd over de manier waarop deze thema's elkaar raken. Ik zal de vraag naar de relatie tussen het aantal gewerkte uren, kinderopvang en arbeidsdeelname dan ook aan hem doorgeleiden.

Naar boven