2 Vragenuur

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Van der Ham aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het onderzoek van de Radboud Universiteit naar de aandacht van docenten voor leerlingen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Het is een feestelijke week, want het is de Nationale week van het Onderwijs. Wij vieren in deze week vooral wat er goed gaat binnen het onderwijs, en dat is heel veel. Wij blijven echter waakzaam ten aanzien van zaken die fout gaan of fout dreigen te gaan.

Ruim de helft van de leraren vindt dat men leerlingen onvoldoende aandacht kan schenken. Dan gaat het vooral over zorgleerlingen. De aandacht die zij geven aan kinderen die extra zorg nodig hebben, bijvoorbeeld vanwege een gedragsstoornis, gaat ten koste van andere leerlingen, aldus deze leraren. Dit probleem wordt steeds groter, zo wordt ook opgemerkt. De minister gaat de komende jaren namelijk te veel en te snel bezuinigen op het passend onderwijs. Zij stuurt nog meer van dergelijke zorgleerlingen de klas in, waardoor de klassen groter worden, net als de problemen in deze klassen. Veel leraren vinden bovendien dat zij onvoldoende zijn opgeleid om dit soort kwetsbare leerlingen goed les te kunnen geven en te begeleiden.

Naast leraren maken ook ouders zich grote zorgen. Uit een onderzoek van de Radboud Universiteit blijkt dat ouders hun kinderen niet meer zomaar aan het onderwijs toevertrouwen. Zij zijn bezorgd over de gevolgen van een groeiend aantal zorgleerlingen in de klassen. Ruim een meerderheid van de leraren en ouders heeft zelfs grote behoefte aan meer professionele en psychologische hulp in de klas bij de begeleiding van hun leerling of kind.

Wat is de reactie van de minister op dit onderzoek? Hoe reageert zij op de oproepen om de bezuinigingen op het onderwijs voor deze kwetsbare leerlingen in ieder geval over een extra jaar uit te smeren, opdat de leraren en de scholen zich beter kunnen voorbereiden en zorgvuldiger om kunnen gaan met de bezuinigingen?

In het programma Buitenhof heeft de minister afgelopen zondag een pleidooi gehouden voor meer betrokkenheid van ouders en leraren bij het onderwijs. Dat is een prima oproep, maar ouders en leraren zeggen: rustig aan, dit zijn de kwetsbaarste leerlingen. Wij moeten zorgvuldig met hen omgaan en niet te snel zijn met bezuinigingen. Ouders en leraren maken zich grote zorgen over het tempo waarmee de minister bezuinigt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de heer Van der Ham voor zijn vragen. Hij stelt een breed terrein aan de orde. Het onderzoek was immers heel breed.

Ik doe inderdaad een appel op ouders om meer betrokken te zijn bij het onderwijs. Ik doe ook een appel op scholen. Ouders moeten zo nodig uit de consumentenrol gehaald worden en daadwerkelijk betrokken worden bij het onderwijs. De komende tijd ga ik dit stimuleren. Onderwijs begint immers bij de ouders thuis, bij voorlezen, elke dag opnieuw, opdat een kind zijn schoolcarrière goed kan starten. Het begint echter ook bij betrokkenheid. Ouders moeten zorgen voor voldoende structuur, nachtrust, een goed ontbijt. Zij moeten weten hoe het staat met het huiswerk en ook vragen naar het huiswerk. Aan het eind van de dag moeten zij niet alleen willen weten of het leuk was, maar ook of er geleerd is. Ouders en scholen zijn dus partners van elkaar. Ik ga mijn oproep de komende tijd versterken.

Volgens het onderzoeksrapport willen ouders betrokken zijn bij zorgleerlingen. Ik denk dat dit een goede zaak is. Juist in die situatie is dat heel belangrijk. De heer Van der Ham wijst erop dat veel leraren moeite hebben met de grote onderlinge verschillen tussen kinderen in de klas. Dat is nu juist de reden waarom wij passend onderwijs willen invoeren. Passend onderwijs levert immers een vooruitgang op voor de ouder zelf. Hij hoeft niet meer van het kastje naar de muur. Daarnaast wordt het kind minder snel gelabeld. De heer Van der Ham en ik zijn het erover eens dat kinderen soms jarenlang een eenmaal opgeplakt etiket met zich meedragen. Laten wij goed kijken naar wat een kind wel kan. Het derde voordeel van passend onderwijs heeft de docent. Nu is veel knowhow georganiseerd rondom de school en de klas. Ik wil echter dat deze knowhow in de klas aanwezig is en dat de leraar leert omgaan met verschillen. Daar moet het geld landen, en niet in de bureaucratie eromheen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik ben een beetje verbaasd over dit antwoord. De minister gaat immers helemaal niet in op de vragen die ik stel. Dat er voordelen zitten aan passend onderwijs, zal zeker het geval zijn. Wat zeggen de docenten echter? Zij zeggen: wij zijn niet goed genoeg voorbereid, wij hebben niet de opleiding om ervoor te zorgen dat de leerlingen het beste onderwijs krijgen. Leraren maken zich zorgen. Er wordt zelfs gezegd: wij hebben psychologische en pedagogische ondersteuning nodig om het goed te doen. Ze zeggen dat de klassen zo groot worden dat de problemen ook overgaan naar leerlingen die geen zorgleerlingen zijn. Tegelijkertijd zegt de minister dat er meer van ouders moet worden gevraagd en dat er meer ouderbetrokkenheid moet komen. Dat is uitstekend, maar in het onderzoek van de Radboud Universiteit zeggen die ouders dat contact met de school bij de basisschool nog wel lukt, maar dat het in het voortgezet onderwijs, het mbo, heel moeilijk is, omdat er bijna geen tijd is om met de school te spreken over dit soort zaken. Daar ligt het probleem van de regering, die te veel bezuinigt. De bezuinigingen komen ook neer op een nullijn voor docenten, waardoor er geen ruimte is om voldoende tijd te vinden om met de ouders over dit soort zaken te spreken. De minister moet ingaan op de vraag die ik haar stelde. Haar bezuinigingen en het tempo van die bezuinigingen zorgen ervoor dat haar mooie ambities op dit punt niet gerealiseerd kunnen worden en dat ouders en leraren zeer ontevreden zijn en hun hart vasthouden voor het onderwijs.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik moet de geachte afgevaardigde zeggen dat de vraag wel een beetje breed is. Die gaat van mbo via vo naar passend onderwijs en de psychologen.

Ik ga eerst in op de vraag over psychologen. Ik ben er geen voorstander van dat elke school per se een psycholoog aanschaft. Ik ben er voorstander van dat leraren in staat zijn om datgene te doen waarvoor zij echt, basaal, hun opleiding hebben genoten, namelijk omgaan met de verschillen tussen kinderen. Het is echter duidelijk – dat onderschrijf ik ook – dat er veel leraren zijn die zeggen dat zij daartoe nog onvoldoende in staat zijn. Dat is de reden dat dit kabinet extra investeert in de professionalisering van leraren.

Vervolgens is de vraag hoe het zit met het vmbo en het mbo. Ik vind inderdaad dat die scholen bewuster dan nu ouders mogen oproepen om een bijdrage te leveren aan het onderwijs om juist op die manier ervoor te zorgen dat de prestaties en de ontwikkeling van die kinderen versterkt worden. Uit onze cijfers blijkt namelijk dat als ouders dit doen, hun kinderen beter presteren. Daarom is het juist in het vo en het mbo zeer de moeite waard, dat ben ik zeer eens met iedereen die dit zegt.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. We verdrinken een beetje in gemeenplaatsen. Het is allemaal prachtig wat de minister zegt, maar ik heb haar één vraag gesteld. Ik heb u gevraagd, mevrouw de minister, of u, op advies van de onderwijssector, de bezuinigingen die in 2013 ingaan een jaar extra wilt uitstellen, zodat de tijd kan worden genomen, docenten zich kunnen bijscholen en scholen zich goed kunnen voorbereiden. Dat vraag ik u. Dat is niet erg algemeen; het is een vrij concrete vraag.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. In ieder geval komt die vraag nu heel concreet bij mij over en ga ik er graag op in. Ik ben eigenlijk al tegemoet gekomen aan het punt dat de heer van der Ham naar voren brengt. Ik heb namelijk een halfjaar geleden een rustige fasering gemaakt voor de ombuiging in het passend onderwijs. Ik was gisteren in Utrecht, waar men volop aan de gang wil. Daar zegt men juist te willen versnellen op een aantal onderdelen. Vanaf dit moment bekeken, hebben scholen twee jaar de tijd om de zaak op te pakken. We zijn er op dit moment volop mee bezig. Dat geeft de ruimte om het op een goede manier te doen. Dat is dus dankzij de fasering die ik er heb ingebouwd.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. De minister zegt regelmatig dat de bezuinigingen op wat zij "passend onderwijs" noemt, niet terecht zullen komen op de gewone scholen. Gisteren zagen we in EenVandaag een school die drie kwart van het budget voor de kinderen die extra zorg nodig hebben, verliest. Wie heeft er gelijk: de minister of die school?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik heb zelf het programma dat mevrouw Smits noemt, niet bekeken. Ik weet echter één ding: bij de ombuigingen in het passend onderwijs proberen we inderdaad het regulier onderwijs zo veel mogelijk te ontzien, omdat daar straks een grotere opgave ligt. Het is overigens goed om daarbij op te tekenen dat dit niet betekent dat we opeens het speciaal onderwijs sluiten en al die kinderen naar het regulier onderwijs sturen. De kinderen die er nu zitten, blijf ik gewoon financieren. In de loop der tijd – het is dus toekomstgericht – zullen er meer kinderen in het regulier onderwijs terechtkomen, maar dat gebeurt via een heel rustige fasering.

De heer Çelik (PvdA):

Ik vond het verschrikkelijk om te lezen dat een kwart van de ouders ooit heeft overwogen om hun kind van school te halen omdat ze vonden dat er onvoldoende zorg aan dat kind werd besteed. Ouders willen en docenten willen. Kan de minister mij vertellen hoe een docent überhaupt in een vierjarige opleiding alle specialismen bij elkaar kan krijgen, dus én taal en rekenen didactisch goed overbrengen aan de kinderen én alle specialismen met betrekking tot zorg? Hoe ziet de minister dit voor zich? Hoe wil zij alle zorg toch op de juiste wijze bij de kinderen krijgen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De heer çelik heeft het over twee zaken: zorg in het curriculum van de lerarenopleiding, met name de pabo, en de hoeveelheid stof op de pabo. Ik ga eerst in op zijn laatste punt. Het kabinet heeft voorgesteld om naar meer specialisatie in onder- of bovenbouw te gaan. Het heel brede curriculum vraagt namelijk inderdaad een aantal specifieke vaardigheden en specifieke kennis. Dit komt tegemoet aan een deel van de zorg die al langer bij de fractie van de heer Çelik leeft. Ook wordt nu veel scherper gekeken naar het omgaan met verschillen. We gaan niet alleen 150 mln. investeren in het bestaande lerarenkorps; er wordt ook ingezet op de kennisbasis waar het gaat om het omgaan met verschillen in de huidige opleiding. Dat is belangrijk.

De heer Klaver (GroenLinks):

Het onderzoek bevestigt eigenlijk wat iedereen allang weet: leraren hebben zo veel omhanden dat ze te weinig tijd hebben om echt aandacht aan ieder individueel kind te besteden. Mijn fractie heeft er herhaaldelijk voor gepleit om de klassen kleiner te maken. Zorg ervoor dat leraren, die verschillende leerlingen in de klas hebben, de ruimte hebben om die verschillende leerlingen de aandacht te geven die ze verdienen. De minister heeft deze plannen herhaaldelijk afgewezen en zelfs een aangenomen motie naast zich neergelegd. In hoeverre ziet de minister in dit onderzoek een prikkel om toch werk te maken van kleinere klassen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

In kleinere klassen hebben we in het verleden geïnvesteerd. Dat was aan het eind van de vorige eeuw. Daar is heel weinig uitgekomen qua resultaten. Het was een investering die uiteindelijk niet resulteerde in betere resultaten van leerlingen. En daar zijn we natuurlijk elke dag mee bezig. Belangrijk is ook – dat geven docenten ook aan – dat men het moeilijk vindt om met vele verschillende kinderen om te gaan. Heel veel kinderen hebben inmiddels een stempel gekregen. Kijk bijvoorbeeld naar het aantal leerlingen met dyslexie. Dat rijst echt de pan uit. We hebben al eerder geconstateerd dat dit veel te ver gaat, want wetenschappelijk gezien moet dat percentage veel lager zijn. Ik vind het belangrijk dat leerkrachten in de komende tijd in hun kracht worden geplaatst om in de toekomst – het zal een geleidelijk proces zijn – meer kinderen op het reguliere onderwijs een plek te geven, zodat ze daar hun schoolcarrière kunnen vervolgen, in de wijk waarin ze wonen.

Mevrouw Ortega-Martijn (ChristenUnie):

Nu blijkt dat ouders veel moeite hebben met en bezorgd zijn over het feit dat straks hun normale kinderen in de klas moeten zitten met zorgkinderen. Wat gaat de minister eraan doen om te zorgen voor een draagvlak bij die ouders opdat er geen tweedeling ontstaat tussen ouders, die elkaar het leven zuur gaan maken? Op nu.nl is hierover een uitgebreide discussie gestart, en dat moeten we niet hebben.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Met een gezonde discussie is nooit iets mis. Die kan een mooie bijdrage leveren aan het debat. Ik vind het echter belangrijk dat ouders zich op meerdere manieren verantwoordelijk voelen om als partner een bijdrage te leveren aan het belangrijke leerproces in de jonge jaren van een kind. Ik heb zojuist uitgebreid aangegeven hoe ik daartegenaan kijk. Ik vind het belangrijk dat ouders zich realiseren dat er op de wereld verschillen zijn tussen mensen, dat die verschillen zich inderdaad kunnen uiten in de klas en dat hun kind dus met verschillende kinderen te maken heeft. Ik vind dat een goede zaak, want ook dat hoort bij de voorbereiding van kinderen op de samenleving waar ze straks in zullen functioneren. Daarin is ook niemand hetzelfde en past niemand in het malletje van een ideaalbeeld. Die mal, dat ideale beeld, moeten we toch een beetje loslaten, in het belang van het individuele kind.

De voorzitter:

Voordat ik het woord geef aan de volgende vraagsteller heet ik graag onze collega van het federale parlement in België, mevrouw Van Eetvelde, van harte welkom. Zij heeft plaatsgenomen in de voorzittersloge. Zij brengt als voorzitter van de contactgroep Nederland van het federale parlement in België een bezoek aan de leden van de contactgroep hier. Ik hoop dat zij goede herinneringen zal bewaren aan dit bezoek.

(geroffel op de bankjes)

Naar boven