5 Vragenuur

Vragen van het lid Koopmans aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu over het bericht dat een onveilige Maas een keuze van het Rijk is.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. Afgelopen week luidde de voorzitter van het Waterschap Peel en Maasvallei de noodklok: het Rijk is schuldig aan het niet op tijd gereed krijgen van de waterveiligheid met betrekking tot de Maas in Limburg. Daarom heb ik de volgende vragen aan de staatssecretaris.

Klopt het dat nog maar 70% van Limburg aan de norm voldoet die bepaalt dat overstromingen slechts één keer in de 250 jaar mogen plaatsvinden?

Hoe ver zijn de maatregelen gevorderd om de overige 30% van Limburg aan deze norm, die de laagste van heel Nederland is, te laten voldoen?

Mijn derde vraag. Ooijen-Wansum is een belangrijk project om de waterveiligheid te vergroten. Klopt het dat er sprake is van stagnatie? Klopt het overigens dat de waterstandsverlaging van dat project 45 cm is en dat het daarmee dus een enorme waterstandsverlaging is?

Bij de Grensmaas – dat is de vierde vraag – zijn er naar verluidt grote problemen in verband met de afzet van zand en grind. Klopt dit? Is het consortium in moeilijkheden? Wat betekent dat voor de positie van het Rijk en wat betekent het voor de planning die we met elkaar hebben gemaakt?

De vijfde vraag is: op welke wijze moeten de Limburgse waterschappen invulling geven aan het aanbod om de 100 mln. te leveren? Het betekent toch niet dat het bestuursakkoord dat de staatssecretaris met de waterschappen gesloten heeft, een verslechtering is van eerder gemaakte afspraken met de waterschappen in Limburg over de dijken?

Mijn zesde vraag: wat gaat het kabinet hieraan doen? Wat gaat de staatssecretaris hieraan doen? Blijft dit topprioriteit hebben voor het kabinet, ook in het MIRT, en wordt de belofte gestand gedaan?

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Ik dank de heer Koopmans voor zijn vragen. De eerste vraag was of het klopt dat nog maar 70% van Limburg aan de norm voldoet. Globaal genomen klopt dat. Dat geldt overigens niet alleen voor Limburg. Ook bij de projecten in het kader van Ruimte voor de Rivier zijn we op heel veel terreinen volop aan het werk in ons streven naar 100% beveiliging, maar het is waar dat dit nog niet gerealiseerd is. Het is ook waar dat die beveiliging voor Limburg op 70% zit. Dat heb ik overigens enkele maanden geleden ook aan uw Kamer gemeld en ik bevestig het hier. Ik zeg daar echter bij dat we er voortvarend aan willen blijven werken en dat het de ambitie is dat in 2020 alles op orde zal zijn. Dat is ook de afspraak die we hebben gemaakt.

Wat het deeltraject Ooijen-Wansum betreft, is het waar dat er een heel substantiële waterstandsverlaging kan plaatsvinden door te kiezen voor een van de voorstellen. Het is ook waar dat wij nog niet het groene licht hebben gegeven voor het betreffende project. De heer Koopmans zou kunnen weten dat er een smalle uitvoering van de ambitie 2020 is. Er liggen ook wensen vanuit het Noord-Limburgse, vanuit Limburg, om te komen tot een breed integraal project, waarbij ook wordt gekeken naar zaken die de ruimtelijke ordening, natuur, recreatie et cetera betreffen. We hebben, overigens in goed overleg met de provincie Limburg, aangegeven dat die keuzemogelijkheid wat ons betreft er nog steeds is. Wij willen daar in het MIRT-overleg met de provincie graag heldere afspraken over maken.

In antwoord op de op één na laatste vraag wijs ik erop dat we nog een ander probleem in Zuid-Limburg hebben, namelijk dat van de Grensmaas. Het consortium dat daar een groot aantal van de noodzakelijke werkzaamheden moet uitvoeren, is in de problemen gekomen, omdat de zand- en de grindmarkt niet is wat wij enkele jaren geleden hadden verwacht. Dat leidt er dus toe dat op dit moment sprake is van enige stagnatie.

De voorzitter:

Mijnheer de staatssecretaris, uw tijd is om. De heer Koopmans.

De heer Koopmans (CDA):

De belangrijkste vraag is natuurlijk hoe de staatssecretaris de problemen met betrekking tot de Grensmaas oplost. Het kan toch niet zo zijn dat het een keuze is dat Limburg, door wat meer tijd te nemen, een soort officieus overloopgebied wordt, omdat wij de dijken niet op tijd op orde hebben. Mijn derde vraag. De staatssecretaris zegt dat er sprake is van voortvarendheid. In 2020 moet alles op orde zijn. Dat is dan tien jaar later dan ooit is beloofd. Waar zit die voortvarendheid dan precies in? Wat het groene licht voor Ooijen-Wansum betreft, wil ik de staatssecretaris vragen of hij daar eens wat scherpere data voor kan aangeven. Mijn slotvraag is of geld een probleem is. Ik heb dat de staatssecretaris nog niet horen zeggen, dus laat ik hem ook maar gewoon de vraag stellen: is geld een probleem?

Staatssecretaris Atsma:

Voorzitter. Geld is altijd een probleem als het gaat om investeringen van honderden miljoenen of zelfs meer. Het lijkt mij goed om te beseffen dat je moet roeien met de riemen die je hebt, en de riemen die wij hebben, zijn beperkt. We willen echter wel met voortvarendheid de ambitie nakomen die we hebben afgesproken. Dat betekent dat op dit moment zowel de Grensmaas, in het zuidelijke deel van Limburg, als de Zandmaas op een negental plaatsen onder handen wordt genomen, op een traject van tientallen kilometers, juist om de voortvarendheid en de gang erin te houden. Dat hetgeen we de afgelopen jaren hebben gedaan, werkt, hebben we in december en januari kunnen zien, toen gelukkig het hoge water onder controle bleef. Dat moeten wij allemaal koesteren. De effecten van de maatregelen die we hebben genomen, zijn al duidelijk zichtbaar. Dat neemt niet weg dat de laatste 30% nog wel moet worden gerealiseerd.

Hoe zal het probleem rond het consortium in Zuid-Limburg worden opgelost? Wij hebben een aantal oplossingsrichtingen gesuggereerd. Een daarvan is het temporiseren van de grindwinning en wellicht het toestaan van meer grindwinning, waardoor de opbrengst relatief hoger wordt, althans de grindopbrengst, gezien de lage prijs. Wij hebben natuurlijk wel een aantal praktische problemen op onze weg gevonden. Een daarvan is dat in het collegeprogramma van Gedeputeerde Staten van Limburg is aangegeven dat na de afspraken die zijn gemaakt in het kader van de consortiumaanpak het over en uit is met aanvullende maatregelen rond de grindwinning. Wij moeten de komende week ook over dit punt nog met het provinciaal bestuur van Limburg overleggen. In het aanstaande overleg over het MIRT is binnen anderhalve week voorzien.

De voorzitter:

De laatste vraag ging over geld.

Staatssecretaris Atsma:

Ik heb al gezegd: geld is altijd een probleem, maar wij hebben tot 2020 de tijd. Daarbij komt dat het Bestuursakkoord Water gisteren door de Unie van Waterschappen namens alle 25 waterschappen is ondertekend. Excuses dat ik deze vraag niet heb beantwoord, want die raakt inderdaad het geld. Daarin zit de systematiek dat ook de waterschappen op termijn zullen bijdragen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Ik hoop dat daarmee ook het financiële probleem is opgelost. Ik zeg daarbij tot de heer Koopmans dat niet het ene waterschap substantieel meer zal moeten bijdragen dan een ander waterschap.

De heer Koopmans (CDA):

Met hoop kun je geen dijken ophogen. Ik vraag de staatssecretaris om duidelijker te zijn, de regie te nemen, Grensmaas en Zandmaas samen op te pakken en met het college van GS in overleg te gaan. Ik geef hem nog één suggestie mee. Als geld een probleem is – hij zegt dat dit altijd zo is – is hij dan bereid om na te denken over de mogelijkheid om geld dat nu wordt ingezet voor natuurontwikkeling, te verschuiven naar waterveiligheid, zodat wij op dat punt eerder de benodigde veiligheid hebben geregeld?

Tot slot: meer temporisering bij grind- en zandwinning betekent langer overlast. Ik hoop dat de staatssecretaris dat laatste punt meeneemt in de besprekingen met de regio.

Staatssecretaris Atsma:

Van langer overlast hoeft geen sprake te zijn, want je kunt ook langer grind gaan winnen, waardoor je toestaat om meer grind te winnen dan tot nu toe is voorzien. Dat kan vooral voor private partijen in het consortium interessant zijn. Natuurlijk hopen wij dat wij er snel uitkomen met Limburg. Ik heb al gezegd dat wij binnen twee weken dat gesprek voeren. De heer Koopmans suggereerde om eventueel natuurmiddelen in te zetten voor het veilig maken van Nederland en in dit geval het veiliger maken van Limburg. Wij kunnen voor een groot deel niet zonder de reserveringen die nu in het kader van de ehs en andere natuurprojecten zijn gedaan, omdat die simpelweg vaak een bijdrage leveren aan het bieden van meer ruimte voor de rivier. Die middelen zijn hoe dan ook al nodig. Dat hebben wij ook met ELI en de Kamer besproken.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben blij dat de staatssecretaris, al blijft het wat vaag, benadrukt dat natuurontwikkeling heel goed kan zijn voor de waterveiligheid. Kan hij zeggen of de middelen die nu nog zijn gereserveerd voor natuur voldoende zijn om de waterveiligheid in Nederland te garanderen?

Staatssecretaris Atsma:

Dat is een heel brede vraag. Ik maak wel onderscheid tussen de waterveiligheid in Nederland en de waterveiligheidsambitie voor Zuid-Limburg. Ik heb tot de heer Koopmans gezegd dat een deel van de natuurmiddelen die op de begrotingen zijn voorzien, ook wordt benut om juist meer ruimte voor de rivier te creëren in het zuiden van ons land. Dat geldt niet alleen voor Zuid-Nederland, maar ook voor het oosten en het midden van Nederland. Denk aan de Waal, de Rijn en de IJssel. Wij bekijken op dit moment wat de specifieke effecten per project zijn als daarin wel of niet wordt gesneden of geschoven. De veiligheid staat voorop. Dat is het uitgangspunt van het waterbeleid. Dat zal ook het uitgangspunt moeten blijven.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik zie geen andere vragen.

Naar boven