4 Vragenuur

Vragen van het lid Kortenoeven aan de minister van Buitenlandse Zaken over zijn uitspraken over het opschorten van de visumrestrictie van de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, de heer Salehi.

De heer Kortenoeven (PVV):

Voorzitter. Gisteren heeft de Europese Unie het sanctiepakket voor de islamitische republiek Iran verder aangescherpt. Tegelijkertijd werden bestaande reisbeperkingen van de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken, Salehi, opgeschort. Minister Rosenthal heeft dat besluit vanochtend op de radio toegelicht. Volgens de minister is contact met Salehi nodig "om te kijken of wij de Iraniërs kunnen afhelpen van het onzalige idee met die kernwapens". De minister sprak over: met de Iraniërs onderhandelen over hun kernwapenprogramma. Ik heb het eerder in de Kamer gezegd: onze minister laat zich door het Iraanse regime belazeren. In de eerste plaats valt er helemaal niets te onderhandelen. Het Iraanse atoomprogramma is illegaal en moet worden geëlimineerd. In de tweede plaats heeft het Iraanse regime onderhandelingen met het Westen steeds gebruikt om tijd te rekken en het verboden atoomprogramma voort te zetten.

Kortgeleden verklaarde de minister nog dat de reisbeperkingen voor Salehi van kracht zouden blijven behoudens reizen naar VN-organisaties. Hij verwees specifiek naar de in Den Haag gevestigde Organization for the Prohibition of Chemical Weapons. Maar nu mag Salehi ook naar ons land komen om zijn verboden atoomprogramma te marketen. Het islamitische regime in Teheran is uit op de vernietiging van de joodse staat Israël en bereidt zich voor op een oorlog met de rest van de westerse wereld. Daartoe bouwt men nu een raketbasis in Venezuela. Deze basis bedreigt straks ook Nederlands grondgebied in de West. Het is een illusie om te denken dat dit regime voor rede vatbaar is. Het wordt gedreven door het ideaal van een heilige oorlog. De PVV is van mening dat men met dit regime niet moet onderhandelen. Het moet keihard aangepakt worden en volledig worden geïsoleerd. Het opschorten van de reisbeperking van Salehi geeft een verkeerd signaal af naar het regime en naar de door dat regime onderdrukte Iraanse bevolking. Waarom heeft de minister de criteria veranderd voor de reisbeperking van Salehi? Denkt hij echt dat het regime in Teheran voor rede vatbaar is?

Minister Rosenthal:

Voorzitter. De vragensteller en ik zijn het eens over het feit dat het regime in Iran een zwaar repressief regime is. De sancties tegen Salehi zijn destijds ingesteld omdat hij hoofd was van het Iraanse atoomenergieagentschap. Dat was in het kader van EU-maatregelen om het nucleaire programma van Iran tegen te werken. Hij is nu geen hoofd meer van dat agentschap. Hij is nu minister van Buitenlandse Zaken. Binnen de Europese Unie is hierover uitvoerig gesproken. Uiteindelijk is besloten dat het, in het afwegen van de voors en tegens, nuttig zou zijn om de listing van Salehi op te schorten. Ik wijs er in dat verband wel op dat de sancties tegen hem op allerlei andere vlakken onverminderd worden voortgezet. Zo blijven zijn tegoeden bevroren. De opschorting is dus ook uitdrukkelijk niet bedoeld als versoepeling van de sancties, zoals de vragensteller stelt. Zij dient enkel en alleen een duidelijk diplomatiek doel.

De heer Kortenoeven (PVV):

Het diplomatieke doel is, het Iraanse regime weer tot onderhandelingen te bewegen, zo heeft de minister eerder beargumenteerd, ook in het radiopraatje van vanochtend. Ik vroeg de minister: denkt hij echt dat het regime in Teheran voor rede vatbaar is? Hij geeft daarop geen antwoord. De minister heeft onlangs de Nederlandse ambassadeur naar Teheran teruggezonden, om de zaak-Bahrami af te wikkelen. Dat heeft hij ook in deze Kamer beargumenteerd. Het gaat om die Nederlandse mevrouw die is omgebracht op grond van vage beschuldigingen. Zij zou zijn opgehangen, maar aan de andere kant zijn er geruchten dat zij door het regime zou zijn doodgemarteld. Toen werd er gesproken over het repatriëren van het stoffelijk overschot en eventueel het verrichten van sectie. In dat kader is de ambassadeur teruggezonden. Ik stel deze aanvullende vraag aan de minister, maar hoop dat hij de andere vragen ook beantwoordt: wat is het resultaat geweest van het terugzenden van de Nederlandse ambassadeur van Teheran?

Minister Rosenthal:

In antwoord op de eerste vraag van de heer Kortenoeven zeg ik dat het gaat om het Iraanse nucleaire programma. De E3 plus 3, de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad plus Duitsland, proberen in gesprekken met de Iraniërs de Iraniërs van dat onzalige idee af te helpen. Dat het een onzalig idee is, daarover zijn wij het met elkaar eens.

Dan kom ik op de tweede vraag van de heer Kortenoeven. Wij hebben besloten om gesprekken met de Iraniërs aan te gaan over consulaire aangelegenheden in het algemeen. Daarbij gaat het vooral om de positie van de bipatriden in Iran. Natuurlijk is dat ook een zaak waarbij wij voors en tegens tegen elkaar afwegen. Uiteindelijk is de balans doorgeslagen naar het spreken met het regime in Iran over die materie, ten behoeve van degenen die als bipatride Nederlanders in Iran verkeren.

De heer Kortenoeven (PVV):

Ik probeer het nog een keer, tot slot. Denkt de minister nu echt dat het jihadregime in Teheran voor rede vatbaar is? Hoe denkt de minister in de aanloop naar 12 juni, als wordt herdacht dat twee jaar geleden de Iraanse revolutie tegen dit misdadige regime in bloed werd gesmoord, het onderdrukte Iraanse volk een hart onder de riem te kunnen steken met het opwaarderen van de status van een van hun onderdrukkers?

Minister Rosenthal:

De Nederlandse regering probeert voortdurend dissidenten en andere mensen die zich tegen het regime in Iran verzetten op alle mogelijke manieren te steunen. Wij doen dat op allerlei manieren die mogelijkheden bieden. Waar die mogelijkheden er zijn, benutten wij elk van de muizengaatjes op dat punt. Waar het in de afweging vooral om gaat, is dat wij hebben besloten om het diplomatieke kanaal met Iran open te houden. Wij hopen op dat punt in elk geval ervoor te zorgen dat wij de positie van de bipatride Nederlanders in Iran kunnen verbeteren en wij hopen dat wij ervan kunnen afkomen dat Iran de bipatride status simpelweg niet erkent, zoals tot op de dag van vandaag het geval is.

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie heeft op 8 februari jongstleden een motie ingediend, die is aangenomen. Daarin verzochten wij de regering om de mogelijkheden te onderzoeken van het starten van een procedure bij het Internationaal Gerechtshof tegen Iran, ten aanzien van het recht op consulaire bijstand van Nederlandse staatsburgers in Iran. De minister heeft vanmorgen een brief naar de Kamer gestuurd, waarin hij aangeeft dat hij de voorkeur geeft aan contact met de Iraanse autoriteiten om te proberen deze consulaire bijstand daadwerkelijk tot stand te brengen. Voor de volledigheid: ook collega El Fassed heeft een motie van deze strekking ingediend. Ik deel de positie van de Nederlandse regering, dat het verstandig is om een mogelijkheid tot contact uit te nutten, als die er is.

De voorzitter:

Mijnheer Ormel, u hebt maar een halve minuut.

De heer Ormel (CDA):

Dan moet er wel boter bij de vis komen. Dan moet er ook daadwerkelijk consulaire bijstand verleend kunnen worden aan in Iran verblijvende Nederlandse gevangenen.

De voorzitter:

Ook de minister heeft een halve minuut.

Minister Rosenthal:

Voorzitter. We hebben onderzoek gedaan naar de gang naar het Internationaal Gerechtshof. Dat onderzoek is op zichzelf positief. De looptijd zal lang zijn en de uitkomsten zijn ongewis. Daarom willen wij nu eerst de consulaire contacten aangaan en kijken of we daarmee verder komen. De gang naar het Internationaal Gerechtshof blijft erboven hangen, onverkort.

De voorzitter:

De heer Van Bommel, eveneens een halve minuut.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. De SP steunt de regering in deze stap. Diplomatie moet mogelijk zijn in het belang van Nederlanders in het buitenland en in het belang van Europa. Steun daarvoor. De minister moet echter wel na verloop van tijd naar de Kamer komen en laten weten wat het concreet heeft opgeleverd.

Verder vind ik dat de minister uitvoering moet geven aan de uitspraak van het gerechtshof hier in Den Haag dat studenten, die een Iraanse achtergrond hebben, gewoon in Nederland toegang moeten kunnen krijgen tot studie-instellingen. Die uitspraak is gedaan. Nederland is daartegen aanvankelijk in hoger beroep gegaan, maar de uiteindelijke uitspraak is dat die studenten toegang moeten krijgen. Gaat de minister uitvoering geven aan die uitspraak?

Minister Rosenthal:

Het antwoord op de eerste vraag van de heer Van Bommel is simpelweg ja. Ik zal op het goede moment – en ik hoop dat dit eerder moge zijn, en niet later – met informatie naar de Kamer komen.

Wat de tweede vraag betreft, was ik de mening toegedaan dat wij nog in een rechtsgang in hoger beroep zitten. Ik begrijp echter uit de vraag van de heer Van Bommel dat het anders ligt. Als hij gelijk heeft, zal ik kijken of ik uitvoering moet geven aan die uitspraak in hoger beroep. Als ik daaraan uitvoering moet geven, dan doe ik dat. Als ik daar nog overwegingen aan kan koppelen, dan zal ik die overwegingen eerst moeten langslopen, alvorens ik uitsluitsel kan geven.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We kennen de stand van zaken met betrekking tot Iran. We kennen de positie van de ChristenUnie. We weten ook dat de EU inmiddels een heel grote groep mensenrechtenschenders op de sanctielijst heeft gezet. De EU wil zelfs naar 80 toe. Hoe is het dan uit te leggen dat wij zeggen niet te willen praten met ambtenaren, met procureurs, met rechters, met noem maar op uit Iran, terwijl we wel willen praten met 's lands hoogste vertegenwoordiger, namelijk de minister van Buitenlandse Zaken? Ik begrijp dat de contacten worden voortgezet, maar dat zou ook op een lager niveau kunnen.

Minister Rosenthal:

Ik meen al antwoord op die vraag te hebben gegeven. Salehi, de minister van Buitenlandse Zaken, is destijds niet op de lijst gezet vanwege notoire mensenrechtenschendingen, maar vanwege het feit dat hij als hoofd van het Iraanse Atoomenergie Agentschap bijdroeg aan het nucleaire programma van Iran. Dat is overigens ook voor mij een van de overwegingen geweest om uiteindelijk mee te gaan met de andere EU-lidstaten om die opschorting te realiseren.

Naar boven