5 Passend onderwijs

Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 29 juni 2011 over passend onderwijs.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Voordewind en met toestemming van de heer Elias zal de heer Voordewind beginnen, omdat hij daarna alweer naar een volgend debat moet.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank de collega's dat ik op deze drukke dag voor mag. Ik heb twee korte moties ter afsluiting van het debat over passend onderwijs. De eerste gaat over het referentiekader. Wij vinden het belangrijk dat de verwijzing hiernaar in de wet zelf geijkt wordt. Daarom dien ik de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat leraren, ouders en schoolbesturen behoefte hebben aan duidelijkheid over wat men van elkaar kan verwachten in de uitvoering van de Wet passend onderwijs;

overwegende dat duidelijkheid over de wijze van uitvoeren de efficiëntie, de rechtszekerheid en de transparantie kan vergroten en onnodige juridisering kan tegengaan;

verzoekt de regering, een wettelijke basis te geven voor het ontwikkelen van een referentiekader Passend onderwijs in de wetgeving passend onderwijs door de functie van het referentiekader hierin op te nemen, en het actuele referentiekader jaarlijks bij een AMvB vast te stellen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Van der Ham en Smits. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 67 (31497).

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mijn tweede motie gaat over de positie van de ouders, waarover we ook gesproken hebben.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat partnerschap tussen ouders en scholen van groot belang is voor het slagen van passend onderwijs;

overwegende dat dit partnerschap onder druk komt te staan als de positie van ouders onvoldoende verankerd wordt in de wetgeving passend onderwijs;

verzoekt de regering om in de wetgeving passend onderwijs uitvoering te geven aan de volgende aanbeveling van de Evaluatie- en adviescommissie Passend onderwijs (ECPO) over het versterken van de positie van ouders door "bij wet te regelen dat, waar extra onderwijszorg nodig is, verwijzing en plaatsing op een andere school dan die van de eerste voorkeur van de ouders alleen met instemming van de ouders kunnen plaatsvinden",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Voordewind, Dijsselbloem en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 68 (31497).

De heer Elias (VVD):

Voorzitter. Er geldt een streng regime, waarbij wij alleen moties mogen voorlezen. Ik wil dus graag verwijzen naar de discussie van gisteren over dit belangrijke onderwerp en zal de motie meteen indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de voortgangsbrief van de minister van OCW d.d. 17 juni 2011 over passend onderwijs nog onduidelijkheid laat bestaan over de vraag hoe de besteding van expertisemiddelen gerechtvaardigd zou zijn voor adequaat onderwijs en leerlingenzorg, mede in relatie tot scholen die geen expertisebekostiging ontvangen;

overwegende dat deze scholen dit geld nodig hebben voor onderwijs en leerlingenzorg;

voorts overwegende dat een evaluatie over vijf jaar deze scholen nog te lang in onzekerheid laat;

verzoekt de regering om zo snel mogelijk te starten met een onderzoek naar de huidige besteding en objectieve criteria ten aanzien van de expertisebekostiging en de Kamer hierover uiterlijk eind 2012 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Elias, Dijsselbloem, Ferrier, Dijkgraaf, Voordewind, Van der Ham en Smits.

Zij krijgt nr. 69 (31497).

De heer Elias (VVD):

Omdat ik niet te veel moties wil indienen, laat ik het hierbij.

De voorzitter:

Daar is de voorzitter u heel dankbaar voor. Ik geef het woord aan de heer Beertema.

De heer Beertema (PVV):

Ik heb geen moties.

De voorzitter:

Dan slaan we u vandaag over. Het woord is aan mevrouw Smits.

Mevrouw Smits (SP):

Voorzitter. Ik dien één motie in. Mijn naam staat ook onder allerlei andere voorstellen, die zo nog zullen komen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de nog te vormen regionale samenwerkingsverbanden worden vrijgelaten in het formuleren van hun visie op basiszorg;

van mening dat het voor ouders duidelijk moet zijn welke zorg zij van iedere school kunnen verwachten;

voorts van mening dat het de kwaliteit van onderwijs ten goede komt als het personeel van scholen weet wat er van ze verwacht wordt;

verzoekt de regering om in overleg met ouderorganisaties, sectorraden en vakbonden te komen tot een formulering op hoofdlijnen over de verwachting die de overheid heeft van de basiszorg die elke reguliere school voor basis- en voortgezet onderwijs zou moeten kunnen bieden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Smits. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 70 (31497).

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de bestuurlijke inrichting van samenwerkingsverbanden op 1 november 2012 gerealiseerd moet zijn en dat de zorgplicht op 1 augustus 2013 in werking treedt;

overwegende dat het van belang is te weten of scholen voldoende op invoering van de zorgplicht zijn voorbereid;

verzoekt de regering, voor eind 2012 een tussentijdse evaluatie uit te voeren om knelpunten in kaart te brengen en de bestuurskracht van samenwerkingsverbanden te bezien, mede in het licht van het voorkomen van bureaucratische rompslomp,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijkgraaf en Elias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 71 (31497).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor de ontwikkeling van de nieuwe structuur voor passend onderwijs het van wezenlijk belang is dat zo veel mogelijk recht wordt gedaan aan bestaande samenwerkingsverbanden en aan eigen initiatieven van samenwerkingsverbanden, mits deze samenwerkingsverbanden alle zorg kunnen bieden die in het kader van passend onderwijs verwacht wordt;

overwegende dat onnodige bureaucratie en bestuurlijke drukte bij de vorming van nieuwe samenwerkingsverbanden zo veel mogelijk moeten worden vermeden;

verzoekt de regering, ook ruimte te bieden aan draagkrachtige samenwerkingsverbanden die niet het schaalniveau van de voorgestelde regio's hebben,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dijkgraaf. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 72 (31497).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de positie van ouders goed dient te zijn geborgd in de Wet passend onderwijs bij voorkomende geschillen;

van oordeel dat onnodige juridisering van de verhouding tussen ouders en scholen dient te worden voorkomen;

verzoekt de regering, een vorm van geschilprocedure in de Wet passend onderwijs op te nemen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Dijsselbloem, Smits, Klaver en Voordewind.

Zij krijgt nr. 73 (31497).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de positie van ouders goed dient te zijn geborgd in de Wet passend onderwijs;

verzoekt de regering, in de nieuwe Wet passend onderwijs ten minste het huidige beschermingsniveau voor ouders te handhaven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 74 (31497).

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zorgen leven over het voortbestaan van het landelijk netwerk van ambulante begeleiders van epilepsieleerlingen;

constaterende dat door de invoering van passend onderwijs de middelen voor ambulante begeleiding overgaan naar de samenwerkingsverbanden en hierdoor niet gegarandeerd kan worden dat de specifieke expertise op het gebied van epilepsie behouden blijft;

spreekt uit dat het belangrijk is dat ook voor leerlingen met epilepsie die niet op de zogenaamde epilepsiescholen zitten de begeleiding vanuit het landelijke ambulante netwerk behouden blijft;

verzoekt de regering, een voorstel aan de Kamer voor te leggen ten behoeve van het behoud van de begeleiding van leerlingen met epilepsie vanuit de zogenaamde epilepsiescholen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, Elias, Ferrier, Dijkgraaf, Smits, Voordewind, Klaver en Van der Ham.

Zij krijgt nr. 75 (31497).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de onderwijsinspectie vaststelt dat "leraren in overwegende mate niet kunnen omgaan met verschillen";

overwegende dat de regering een substantieel deel van de middelen voor professionalisering wil inzetten in het kader van de invoering van passend onderwijs,

overwegende dat de meer geleidelijke overgang van de expertise en verantwoordelijkheid van speciaal onderwijs naar de samenwerkingsverbanden ook de kans biedt de leraren in het regulier onderwijs alsnog bij te scholen;

verzoekt de regering, in de komende jaren binnen de beschikbare budgetten de prioriteit te geven aan bijscholing van docenten ten behoeve van "passend onderwijs",

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, Smits en Voordewind. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 76 (31497).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vanaf dit najaar tot de inwerkingtreding van de wet de scholen en de samenwerkingsverbanden-in-oprichting alle voorbereidingen, waaronder zorgprofielen en zorgplannen, zullen moeten treffen om de uitvoering van passend onderwijs ter hand te kunnen nemen;

overwegende dat er in deze fase nog geen inspraak of medezeggenschap bestaat op het regionale niveau van het samenwerkingsverband;

overwegende dat de regering in de wetgeving met voorstellen wil komen om de medezeggenschap ook op dit niveau te regelen;

verzoekt de regering, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet, de medezeggenschap van ouders en medewerkers bij "Passend onderwijs" te bevorderen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, Ferrier, Elias, Smits en Klaver.

Zij krijgt nr. 77 (31497).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de invoering van "Passend onderwijs" een grote stelselwijziging behelst;

overwegende dat het onderzoek van de Parlementaire Onderzoekscommissie Onderwijsvernieuwingen bepleit dat voor de definitieve stemming over de wetgeving er een uitvoeringstoets dient plaats te vinden;

overwegende dat de Evaluatie- en adviescommissie Passend onderwijs de aanbeveling tot een uitvoeringstoets volledig heeft overgenomen;

spreekt uit dat de Kamer zich committeert aan een wetsbehandeling die, inclusief de uitvoeringstoets, voor de zomer 2012 afgerond wordt;

spreekt uit dat een onafhankelijke uitvoeringstoets dient plaats te vinden voor de eindstemming van het wetsvoorstel Passend onderwijs,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dijsselbloem, Voordewind, Smits en Klaver. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 78 (31497).

Ten slotte is het woord aan mevrouw Ferrier. We weten al dat zij een motie gaat indienen.

Mevrouw Ferrier (CDA):

Voorzitter. Ik dien een motie in op het aangelegen punt van de positie van ouders.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is dat de positie van ouders binnen het stelsel van passend onderwijs wordt geborgd;

overwegende dat het voor ouders niet altijd mogelijk is zelfstandig te oordelen over het zorgaanbod van de school, het ontwikkelingsperspectief en de begeleiding die een school biedt;

tevens overwegende dat het belangrijk is dat de positie van ouders in het geval van een conflict is geborgd;

verzoekt de regering, te komen met voorstellen die de positie van ouders waarborgen ten opzichte van de school en het samenwerkingsverband,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ferrier. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 79 (31497).

We wachten tot de minister alle moties heeft.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Hartelijk dank. Ik bedank voor de reacties via de moties. Ik ga er graag op in.

In de eerste motie van de heer Voordewind (31497, nr. 67) wordt de regering verzocht, een wettelijke basis te geven voor het te ontwikkelen referentiekader Passend onderwijs in de wetgeving passend onderwijs door de functie van het referentiekader hierin op te nemen, en het actuele referentiekader jaarlijks bij AMvB vast te stellen. Ik ontraad deze motie. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat het referentiekader een kader biedt voor de scholen om zelf aan de slag te gaan. Anders gaan we alsnog alles vastleggen. Scholen zijn zelf aan zet. Daar leggen we de verantwoordelijkheid voor passend onderwijs. Zij moeten het met elkaar vorm en inhoud geven. Vervolgens zal erop worden toegezien of dat op een goede manier gebeurt, maar we gaan geen zaken van tevoren vastleggen. De zorgplicht en het goed opvangen van kinderen zijn uiteindelijk de graadmeter.

In zijn tweede motie (31497, nr. 68) verzoekt de heer Voordewind de regering om in de wetgeving Passend onderwijs uitvoering te geven aan de volgende aanbeveling van de Evaluatie en adviescommissie Passend onderwijs (ECPO) over het versterken van de positie van ouders door "bij wet te regelen dat, waar extra onderwijszorg nodig is, verwijzing en plaatsing op een andere school dan die van de eerste voorkeur van de ouders alleen met instemming van de ouders kan plaatsvinden". Deze motie ontraad ik. Het is heel belangrijk dat steeds in goed overleg tot afwegingen wordt gekomen, maar het moet voor scholen met behulp van een goed zorgprofiel in de regio mogelijk zijn om uiteindelijk te zeggen: wij kunnen deze jongeren niet goed opvangen, maar hebben wel een goed alternatief. Die afweging moet de school zelf maken, uiteraard in goed overleg met ouders.

De derde motie (31497, nr. 69) is van de heer Elias. Hij verzoekt de regering om zo snel mogelijk te starten met een onderzoek naar de huidige besteding en objectieve criteria ten aanzien van de expertisebekostiging en de Kamer hierover uiterlijk eind 2012 te rapporteren. De heer Elias heeft dit nadrukkelijk naar voren gebracht tijdens het algemeen overleg en ik heb aangegeven dat ik daartoe bereid ben. Deze motie kan wat mij betreft worden overgenomen, dus ik laat het oordeel hierover aan de Kamer.

De vierde motie (31497, nr. 70) is ingediend door mevrouw Smits. Zij verzoekt de regering om in overleg met ouderorganisaties, sectorraden en vakbonden te komen tot een formulering op hoofdlijnen over de verwachting die de overheid heeft van de basiszorg die elke reguliere school voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs zou moeten kunnen bieden. Ik vind dat echt een zaak van de regio's. Daar dient men aan te geven wat men samen doet en wat men via de zorgprofielen doet. Daarover moet op de school worden gesproken en ouders en personeelsleden zijn daarbij betrokken, maar ik wil niet van bovenaf opleggen op welke manier dit moet. Het is aan de scholen om dit uit te werken. In het referentiekader zullen op een aantal onderdelen suggesties en aanbevelingen worden gedaan, maar dat hoort binnen dat kader en de regio moet daar vrij mee kunnen handelen.

In de vijfde motie (31497, nr. 71) verzoekt de heer Dijkgraaf de regering om voor eind 2012 een tussentijdse evaluatie uit te voeren om knelpunten in kaart te brengen en de bestuurskracht van samenwerkingsverbanden te bezien, mede in het licht van het voorkomen van bureaucratische rompslomp. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat ik daartoe bereid ben en ik kom hier zo meteen nog op terug. Ik laat het oordeel over de motie in elk geval aan de Kamer.

In de zesde motie (31497, nr. 72) verzoekt de heer Dijkgraaf regering om ook ruimte te bieden aan draagkrachtige samenwerkingsverbanden die niet het schaalniveau van de voorgestelde regio's hebben. In deze brede zin moet ik de motie ontraden. De heer Dijkgraaf weet dat ik ruimte bied voor reformatorisch samenwerkingsverband aan de hand van een aantal heldere criteria. Anderen die een beroep op die ruimte willen doen vanuit het gelijkheidsbeginsel, kunnen er aanspraak op maken, maar eveneens aan de hand van die criteria. De formulering in het dictum is nu te ruim. Deze motie moet ik dus ontraden.

De zevende motie (31497, nr. 73) is van de heer Van der Ham. Hij verzoekt de regering om een vorm van geschillenprocedure op te nemen in de Wet passend onderwijs. Ik moet de motie als zodanig ontraden. We gaan het gesprek aan tijdens de behandeling van het wetsvoorstel. Ik ben heel huiverig voor nieuwe geschillenprocedures, want "geschillen" wil zeggen dat je al in een juridische procedure aan het belanden bent. Dit wordt mij mede afgeraden omdat we al veel graden kennen op dit niveau. De zorg over de ouders die achter deze motie zit, begrijp ik goed en ik kom daar nog op terug, maar dit geeft me te zeer het idee van weer een procedure voor geschillen. Daarmee komt er nog een laag bij. Daarom moet ik de motie helaas ontraden.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb een technisch puntje. In de motie staat: "een vorm van". De minister is nog vrij om dit in te vullen. Wat dat betreft is de motie heel voorwaardelijk geformuleerd. De dwingendheid die de minister eraan meegeeft, lees ik niet in de tekst.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

We moeten wel klare taal spreken in deze Kamer. Ik zit niet te wachten op een geschillenprocedure, in welke vorm dan ook. Dan benader ik het net even andersom. We kennen namelijk in Nederland al zoveel van dat type procedures. Ik deel de zorg met de heer Van der Ham. Daarom bekijk ik hoe we op een goede manier ouders kunnen helpen op het moment dat ze vastlopen op een bepaald punt. Ik denk daarbij aan de consulenten. Ik ben ook bereid daarin extra te investeren. Ik geloof veel meer in een intermediaire rol ten aanzien van alle procedures, die vervolgens altijd nog kunnen worden gevolgd op het moment dat men er niet uitkomt. Daarom moet ik de motie helaas toch ontraden.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 74, waarin de regering wordt verzocht, in de nieuwe Wet Passend Onderwijs ten minste het huidige beschermingsniveau voor ouders te handhaven. We gaan naar een nieuw stelsel. Ik wil goed kijken naar de checks en balances. Dat zal ook te zien zijn in het wetsvoorstel. Het gaat om de school die iets moet kunnen waarmaken en de ouders die een wens hebben. We krijgen een nieuw stelsel, dus kan ik hier niet zomaar zeggen dat het hetzelfde niveau zal zijn. De Kamer zal dit moeten wegen als het wetsvoorstel er ligt. Ik zal beargumenteerd aangeven wat ik doe aan de positie van ouders, maar – let op – ook wat ik doe aan de positie van scholen, zodat zaken ook behapbaar blijven in de dagelijkse praktijk in het onderwijs. De zorgplicht is in ieder geval een heel belangrijke toevoeging. Nu ervaren ouders vaak het "kastje naar de muur"-gevoel, straks is er in ieder geval een zekerheid ingebouwd. Dat is winst. Ik moet de motie ontraden.

In de motie op stuk nr. 75 wordt de regering verzocht, een voorstel aan de Kamer voor te leggen ten behoeve van het behoud van de begeleiding van leerlingen met epilepsie vanuit de zogenaamde epilepsiescholen. Wij hebben daarover al gesproken. De heer Dijsselbloem maakt zich met name zorgen over het punt van de ambulante begeleiding. Ik ga ermee aan de gang. Ik kan er dus mee instemmen en laat het oordeel aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 76 wordt de regering verzocht, in de komende jaren binnen de beschikbare budgetten, de prioriteit te geven aan bijscholing van docenten ten behoeve van passend onderwijs. Als voor het woordje "prioriteit" het woordje "de" wordt geschrapt, laat ik het oordeel aan de Kamer. Het is namelijk de intentie van de staatssecretaris en mijzelf, hieraan inderdaad prioriteit te geven in de komende tijd. We hebben nog een aantal andere punten, maar dit is zeker een van de prioriteiten.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Ik laat de motie op deze manier wijzigen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Prima, dan is het wat mij betreft aan het oordeel van de Kamer.

Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 77, waarin de regering wordt verzocht, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de wet, de medezeggenschap van ouders en medewerkers bij passend onderwijs te bevorderen. De heer Dijsselbloem heeft dit punt aangekaart tijdens het AO. Ik vind dat ook een goede zaak. Daarom laat ik het over aan het oordeel van de Kamer. Ik kan er prima mee instemmen.

In de motie op stuk nr. 78 wordt uitgesproken dat een onafhankelijke uitvoeringstoets dient plaats te vinden vóór de eindstemming van het wetsvoorstel Passend Onderwijs. Ik heb begrip voor de zorg die er leeft in de Kamer. Ik begrijp ook heel goed dat de heer Dijsselbloem vindt dat hij niet voor niets een rapport heeft geschreven en dat hij in dat kader ook consistent wil zijn. Bij een uitvoeringstoets gaat het over het in beeld brengen van knelpunten. Vervolgens moet daar iets mee worden gedaan en moet er worden bijgestuurd. Het gaat echter ook over "go/no go"-momenten. Dat laatste gaat mij te ver. Wat in de motie wordt uitgesproken, vind ik ook te vroeg. Ik heb wel naar aanleiding van het debat en ook naar aanleiding van de vraag van de heer Dijkgraaf aangegeven dat ik bereid ben om in december, voor de Kerst, een tussentijdse evaluatie te doen. In januari kunnen we het dan bespreken. We hebben dan echt meer zicht op de zaak. De samenwerkingsverbanden komen per 1 november tot stand. Men is volop bezig met de zorgplannen, want die moeten voor 1 maart klaar zijn. Het overeenstemmingsgerichte overleg moet voor die tijd plaatsvinden. Die dingen liggen er gewoon in concept. We hebben daar zicht op en kunnen daar dan goed over rapporteren. Wij hebben daar zicht op, dus daar kunnen wij goed over rapporteren. Wij hebben zicht op de bureaucratie. Naar mijn idee is het momentum goed. De wet wordt vastgesteld, maar zal onder meer op het punt van de fasering verder vorm en inhoud krijgen met KB's. Dat geldt ook voor de zorgplicht die vanaf augustus 2013 in werking treedt. Dan hebben wij een momentum om het goed te bekijken. Ik voel niet voor de insteek van deze motie.

De heer Dijsselbloem (PvdA):

Dat is jammer, want er zit een ander deel in het dictum dat voor de minister wél wezenlijk is. De Kamer committeert zich aan het tijdpad dat de minister graag wil. Ik heb dat expres in de motie gezet, omdat het part of the deal is. Wij zetten ons allemaal in voor een net tijdpad, inclusief een uitvoeringstoets. Ik zal de motie aanhouden, omdat het niet nu hoeft, maar ik hecht zeer aan de uitvoeringstoets. Wij moeten een goede afweging kunnen maken voor de eindstemming.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

De heer Dijsselbloem houdt zijn motie aan. Ik heb een aantal opmerkingen gemaakt. Voor mij is dat op dit moment voldoende.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Dijsselbloem stel ik voor, zijn motie (31497, nr. 78) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik kom op de motie op stuk nr. 79 van mevrouw Ferrier over de positie van ouders. Ik let op wat de heren Van der Ham en Voordewind hebben gezegd. Achter alle moties zit de vraag: is het voldoende geborgd? Ieder kiest zijn eigen bewoordingen. Ik vind deze motie goed, omdat er zorg in wordt uitgesproken, maar mij wel de ruimte wordt gelaten om zelf in de wet met voorstellen te komen. Met deze motie kan ik instemmen. Wij hebben straks een debat op het moment dat de wetgeving er ligt.

De heer Van der Ham (D66):

Ongelofelijk kinderachtig. Deze ruimte zit ook in de moties die ik heb ingediend. Ik hou mijn moties aan, maar dit soort kinderachtig gedrag van de regering kan ik niet waarderen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Dat vind ik dan weer heel erg flauw van de geachte afgevaardigde de heer Van der Ham. Ik heb heel duidelijk geformuleerd dat ik niet zit te wachten op een zoveelste geschilprocedure.

De heer Van der Ham (D66):

Daar gaat het niet over!

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Wel. U hebt het over een geschil.

De voorzitter:

De minister en de heer Van der Ham spreken via de voorzitter!

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. De heer Van der Ham heeft het wél over een vorm van geschilprocedure, anders moet hij het woord "geschilprocedure" niet gebruiken. Hij moet daar niet van weglopen. Ik geef aan waarom ik er niet voel voor een geschilprocedure in welke vorm van ook. Als de heer Van der Ham dan boos is dat ik dat niet wil, vind ik dat erg jammer. Oprecht, ik heb geen behoefte aan een geschilprocedure. Daar stikken wij in Nederland al van. Ik wil gewoon bekijken of ik iets met ouders kan voordat wij geschilprocedures in gaan. De heer Van der Ham vindt het jammer dat ik niet met zijn motie kan instemmen, maar ik vind het niet leuk dat hij vervolgens zegt: wat flauw dat de minister mij op deze manier wegzet. Dat vind ik echt jammer, want zo bedoel ik het echt niet.

De voorzitter:

Voor alle duidelijkheid: wij hebben het zogenaamde kerstregime. Ik snap dat het moeilijk te onthouden is bij dit prachtige weer, maar vandaag geldt het kerstregime. Alleen mensen wier moties worden besproken, mogen vragen stellen. Ik was al een beetje ruimhartig, mijnheer Van der Ham, want u stelde eigenlijk geen vraag.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb ook helemaal geen vraag meer aan de minister, want daar ben ik wel een beetje klaar mee. Ik houd mijn moties aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van der Ham stel ik voor, zijn moties (31497, nrs. 73 en 74) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik ga met de heer Van der Ham met plezier het debat rond de wetgeving in. Van mijn zijde is dat plezier er wel.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen in de loop van de dag stemmen over de moties die bij dit debat zijn ingediend.

Naar boven