Noot 1 (zie blz. 3295)

BIJVOEGSEL

Schriftelijke antwoorden van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit op vragen gesteld in de eerste termijn van de behandeling van de begroting van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (31 700-XIV) en van de begroting van het Diergezondheidsfonds (31 700-F)

SP

1. Weet de minister hoeveel boeren geen arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben?

Ondernemers hebben met betrekking tot de arbeidsongeschiktheidsverzekering hun eigen verantwoordelijkheid.

In de landbouw heeft 52% van de boeren een verzekering tegen arbeidsongeschiktheid. Deze verzekering is evenwel niet de enige voorziening. In de landbouw heeft 54% een contract met een bedrijfsverzorgingsdienst, die inspringt in het geval dat de ondernemer niet kan werken. Soms maakt men gebruik van beide voorzieningen, doch er zijn ook landbouwers die geen van beide voorzieningen hebben getroffen. Zij hebben overigens in een aantal gevallen wel voldoende vermogen om in geval van arbeidsongeschiktheid in hun levensonderhoud te voorzien.

2. Tuinders produceren onder de kostprijs, rozen bijvoorbeeld. De winst is voor handel en retail; die hebben teveel macht in de keten. Is er een plan van aanpak om de macht van de handel te doorbreken? Doet deze minister iets?

Als onderdeel van het tuinbouwakkoord dat ik op 13 november met de sector heb gesloten en waarvan ik u op de hoogte heb gebracht (brief DL.2008/2868) doen het Landbouw Economisch Instituut en de Rabobank op mijn verzoek een onderzoek naar de lage afzetprijzen. Hoe wordt in de keten van producent tot consument de marge verdeeld? De sector kampt namelijk met lage opbrengsten. De overtuiging groeit, zowel binnen als buiten de sector, dat tuinders weinig afzetkracht hebben en dat versterking van die kracht door de sector zelf belangrijk is om te kunnen overleven.

Begin 2009 zal ik, met het onderzoek in de hand, met de glastuinbouwketen in gesprek gaan en kijken of er oplossingen zijn die kunnen worden benut.

3. Graag reactie op de stelling dat regulering van de markt niet alleen aan de sector moet worden gelaten. Wat doet de Minister?

De kracht van het Nederlandse agrocluster ligt in een sterke marktoriëntatie. Om die reden ben ik blij met het politiek Akkoord over de Health Check, waarin is afgesproken dat Europese landbouwbeleid een sterke marktoriëntatie moet krijgen en dat het markt- en prijsbeleid verder zal worden afgebouwd.

Het is aan ondernemers zelf om concurrerend te zijn op de markt. Wel blijft er een publieke noodvoorziening in geval van een ernstige marktverstoring. Het voortouw ligt dan bij de Europese Commissie omdat een dergelijk marktbeheer communautair wordt vormgegeven, teneinde het gelijke speelveld te behouden. Dergelijke interventies dienen altijd tijdelijk van aard te zijn: zo lang als nodig, zo kort als mogelijk.

4. Graag een reactie op het rapport van de Europese Rekenkamer over het GLB.

Het genoemde Rekenkamerverslag gaat specifiek over de vraag of de zogeheten «cross compliance» doeltreffend is. De Rekenkamer concludeert dat voor dit beleid geen specifieke en meetbare doelstellingen zijn gerealiseerd en dat de uitvoering door de lidstaten en het toezicht daarop op onderdelen te wensen over laat. Momenteel is het systeem daardoor niet doeltreffend, meent de Rekenkamer; zij beveelt aan de regels te vereenvoudigen, te verduidelijken en hiërarchisch in te delen.

Al sinds de start van cross compliance heeft Nederland zich op het standpunt gesteld dat dit kan bijdragen aan het stimuleren van een duurzamere landbouw en aan het draagvlak in de samenleving voor steunbetalingen aan de landbouw. Nederland heeft de cross compliance normen volledig geïmplementeerd. Tegelijk heeft Nederland er ook steeds op aangedrongen dat het controlesysteem eenvoudig, transparant, uitvoerbaar en betaalbaar moet zijn. Dat blijven we volhouden, zoals recentelijk bij het akkoord over de Health Check GLB. Ik zie het Rapport van de Rekenkamer dan ook als een aanmoediging om de door Nederland bepleite weg verder in te gaan. Overigens wordt Nederland in het Rapport genoemd als een van de lidstaten waar controle desalniettemin heel behoorlijk gaat.

5. Wanneer stopt de minister met de Europese subsidie voor reclame op kip?

De afgelopen maanden zijn verschillende malen schriftelijke vragen gesteld over overheidssteun voor reclame voor kip (vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel 187 en 408). Zoals ik in de antwoorden op deze vragen heb aangegeven, worden promotiecampagnes die communautair zijn gefinancierd eerst beoordeeld door een nationale beoordelingscommissie. Deze beoordeling vindt plaats op basis van de criteria uit de communau­taire verordeningen. Dit systeem van wetgeving en toezicht is het kader waarin over specifieke reclamecampagnes wordt besloten.

6 en 7. Kan de kamer de nota van de vakgroep met betrekking tot CITES handhaving op Schiphol ontvangen?

In de november-Nieuwsbrief van de OR van de AID wordt melding gemaakt van lagere prioritering van controles op Schiphol. Ook staat kennisborging en netwerkonderhoud onder druk. Mede gezien de aandacht die de minister heeft voor CITES, wat gaat de minister doen om dit aan te pakken?

Het gaat hier om een stuk voor intern beraad van enkele controleurs bij de AID dat nog met de handhavingpartners moet worden besproken.

Medio dit jaar heb ik met de relevante overheden een convenant gesloten over de natuurhandhaving. Daarin kiezen we samen voor een op risico gebaseerde handhavingsstrategie. Met de uitvoering van dit convenant geef ik hoge prioriteit aan de natuurhandhaving. Voor wat betreft de situatie op Schiphol verzorgt de douane de eerstelijnscontrole en functioneert de AID als achtervang. Dat was zo en dat blijft zo. Er is dus geen sprake van een lagere prioritering van controles op Schiphol.

8. Waarom wordt het verbod op honden- en kattenbont niet gehandhaafd?

Mevrouw van Velzen heeft gelijk dat dit verbod niet wordt gehandhaafd. Dit heeft te maken met het feit dat dit verbod ingaat op 1 januari 2009. Daarna zal er zeker worden gehandhaafd.

Het toezicht op de naleving van het verbod op de import van en de handel in honden- en kattenbont zal door de Douane in samenwerking met de VWA worden uitgevoerd.

9. Er ligt een toezegging van oud-minister Veerman om zich internationaal in te zetten voor etikettering van bontproducten. Het is voor de consument belangrijk te weten of er sprake is van nepbont of echt bont en van welk dier. Hoe gaat de Minister zich inzetten om snel een etiketteringspicht voor bont in te voeren?

Kaderstellend voor verplichte etiketteringsvoorschriften zijn EU- en de WTO-voorschriften. Ik zal mij binnen de EU inzetten voor etikettering voor bont en zien of daarvoor voldoende draagvlak kan worden gevonden.

10. Wanneer komt het import verbod op pelzen van vossen en chinchilla’s

In mijn brief van 1 juli 2008 (TK, 28 286, nr. 222) heb ik geschreven dat ik een algemene maatregel van bestuur in voorbereiding zal nemen, maar dat de GWWD daar geen grondslag voor biedt. Dit zal gebeuren op grond van de in voorbereiding zijnde wet dieren.

11. Wanneer wordt het invoerverbod voor producten van Kaapse pelsrobben van kracht?

Het invoer- en handelsverbod voor producten van Kaapse pelsrobben heb ik begin deze maand vastgesteld. Dit kon eerst plaatsvinden na afronding van de EU/WTO-notificatieprocedures. De regeling wordt deze maand gepubliceerd in de Staatscourant.

12. Waarom zijn de cijfers over inbeslagnames zo laag? Bent u bereid de Tweede Kamer op reguliere basis te informeren over cijfers over inbeslagnames?

Ik heb uw Kamer op 9 juli 2008 door middel van een factsheet CITES geïnformeerd over het aantal inbeslagnames. In 2005 zijn bij 20 000 controles 500 overtredingen geconstateerd (2,5%). In 2006 bij 26 000 controles zijn 641 overtredingen geconstateerd (2,4%). Controles vinden plaats op basis van een zorgvuldige risico-analyse door zowel AID als douane.

Op 1 juli 2008 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de afsluiting van het convenant Nalevingsstrategie natuurwetgeving (TK, 31 379, nr. 3). Over het verloop van de uitvoering daarvan zal ik uw Kamer op de hoogte houden.

13. Kunnen de Kamervragen van mevr. Van Gent over honden- en kattenbont morgen (donderdag) worden beantwoord?

Deze antwoorden zullen vandaag aan u worden toegezonden.

14. Het EFSA-rapport uit 2006 geeft aan dat hemoglobinegehalte voor kalveren op 6 mmol/l zou moeten staan, waarom gaat u dan uit van 4,5 mmol/l? Wat gaat u doen voor de vleeskalveren om bloedarmoede te voorkomen?

Zoals ook aangegeven bij de beantwoording van Kamervragen over bloedarmoede bij kalveren van mevrouw Van Velzen van 10 november 2008 (Aanhangsel van de Handelingen 2008–2009, nr. 595) zijn een minimumhoeveelheid ruwvoer en voldoende ijzer om het hemoglobinegehalte van de koppel op minimaal 4,5 mmol/l te houden communautair geregeld. Deze eisen zijn in Nederland opgenomen in het Kalverenbesluit. In wetenschappelijk onderzoek wordt een gehalte rond de 4,5 mmol/l als grenswaarde beschouwd. Beneden dit gehalte ontstaan substantiële klinische problemen als gevolg van ijzergebrek.

De EFSA geeft aan dat om substantiële klinische problemen als gevolg van ijzergebrek te voorkomen geen enkel kalf onder 4,5 mmol/l zou moeten komen. In de aanbeveling van EFSA wordt uit oogpunt van dierenwelzijn aangeraden een grenswaarde van 6 mmol/l voor het individuele kalf gedurende de gehele mestperiode te handhaven. Manco is echter dat er onvoldoende onderzoeksgegevens beschikbaar zijn over het hemoglobinegehalte bij vleeskalveren in de praktijk en de relatie daarvan met gezondheid en dierenwelzijn. EFSA geeft dan ook aan dat het aan te bevelen is meer informatie te verzamelen over Hb aan het eind van de mestperiode, als basis voor verdere actie en aanbevelingen.

Het onderzoek naar de welzijnsmonitor zal meer duidelijkheid geven omtrent de Hb-status van koppels kalveren aan het eind van de mestperiode. Ik zal zoals ook eerder aangegeven eerst de resultaten van de welzijnsmonitor afwachten. Indien de resultaten van de welzijnsmonitor hiertoe aanleiding geven, zal ik bezien of er nationaal dawel in Europees verband, verdergaande stappen nodig zijn.

15 en 16. Dwangvoederen (Foie gras) zou niet mogen worden toegestaan. Wil de minister een duidelijke uitspraak doen richting consument over foie gras?

U heeft over de aangenomen motie om een verbod op dwangvoederen van dieren (foie gras) in EU te agenderen, overleg gevoerd met de Commissie. Maar kunt u harder inzetten op de uitvoering van deze motie, bijvoorbeeld door samen te werken met lidstaten?

Naar aanleiding van de motie van mevrouw Van Velzen c.s. (TK 31 200 XIV, nr. 105) heb ik met de Commissie gesproken over de wens van Nederland voor een Europees verbod op dwangmatig voederen. Hierover heb ik u geïnformeerd in mijn brief aan uw Kamer op april 2008. De Commissie heeft aangegeven dat zij weinig mogelijkheden ziet om deze praktijk aan te pakken en prioriteit geeft aan de herziening van een aantal bestaande welzijnsrichtlijnen en het verder uitvoeren van het EU Actieplan voor Dierenwelzijn. Om in Europees verband stappen te kunnen zetten, is steun van de Commissie dus een harde voorwaarde omdat alleen de Commissie het initiatief kan nemen om wetgeving uit te vaardigen. Zoals ik heb aangegeven, is die bereidheid er niet bij de Commissie.

CDA

17. Wil de minister zich in Europa krachtig inzetten voor evaluatie, aanpassing of integreren van richtlijnen die belemmerend werken. En wil de minister zich tot die tijd zich krachtig inzetten voor experimenteerruimte binnen bestaande wet en regelgeving. (Nitraatrichtlijn en Kaderrichtlijn Water).

Voor wat betreft de Nitraatrichtlijn geldt dat Nederland op dit moment middenin een onderhandelingsproces is over het 4e Actieprogramma Nitraatrichtlijn. Dit is niet het gepaste moment voor een evaluatie van die richtlijn. Voor de Kaderrichtlijn water geldt dat deze richtlijn nog uitgevoerd moet worden. De milieudoelstellingen van de Kaderrichtlijn water dienen in beginsel in 2015 te zijn bereikt. Het is dan ook te vroeg om nu al om een evaluatie te vragen. Voor wat betreft de Vogel- en habitatrichtlijn, dring ik aan op evaluatie in 2009.

Waar de Europese en internationale kaders speelruimte bieden, zal ik die ruimte zeker gebruiken. Onlangs is dit nog gebeurd met de pilots mestverwerking. Daarbij houd ik nadrukkelijk ook rekening met administratieve lasten en uitvoerings- en handhavingslasten.

18. Hoe kan het dat iedereen tegen aanwijzing van het gebied Wierdense Veld is, en dat dit proces wel doorgaat? Hoe gaat de minister om met dit Natura 2000-gebied?

In mijn brief van 22 oktober heb ik aangegeven dat ik over het Wierdense Veld overleg heb gevoerd met de provincie Overijssel en de gemeente Wierden aan de hand van een extern rapport, opgesteld in opdracht van de provincie. De conclusie van het rapport is dat de aanmelding van het Wierdense Veld terecht is. Ik handhaaf derhalve mijn besluit om het gebied aan te wijzen.

In het op te stellen beheerplan kan zorgvuldig op lokaal niveau worden afgewogen hoe de natuurwaarden en de verschillende andere belangen en functies in dit gebied kunnen worden samengebracht.

19. Kunnen met betrekking tot de wilde zwijnen de snelwegen op de Veluwe veiliger worden gemaakt door afrastering?

De rasters langs snelwegen vallen onder de verantwoordelijkheid van Rijkswaterstaat. In samenwerking met de provincie wordt gewerkt aan de beveiliging van op- en afritten naar provinciale wegen. Een voorbeeld hiervan is de situatie rond de A28 bij Nunspeet, waarover ik uw Kamer op 5 december jongstleden schriftelijk heb geïnformeerd.

20. De suggestie om een agrarische bestemming van een vrijkomend pand om te zetten in een zogenaamde «voormalige agrarische bestemming» in plaats van een woonbestemming spreekt mij aan. Gemeenten lopen minder kans op planschade en agrariërs in het buitengebied lopen minder kans op beperkingen bij bedrijfsuitbreiding en het vergroot de leefbaarheid. Graag een reactie van de minister.

In het kader van de Nota Ruimte en de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening geldt de sturingsfilosofie: «centraal wat moet, decentraal wat kan». Het is in beginsel dan ook aan gemeenten om binnen de grenzen van de wet te bepalen wat zij in hun bestemmingsplannen regelen voor vrijkomende agrarische bebouwing.

Wel vind ik het, uit oogpunt van landschap en vitaal houden van het landelijk gebied, van belang dat vrijkomende agrarische bebouwing gebruikt wordt voor een passende functie, om verrommeling tegen te gaan.

Uitgangspunt in de Nota Ruimte is dat provincies hiervoor regels stellen, die de gemeenten bij de bestemmingsplannen in acht moeten nemen.

In de milieuregelgeving (Wet geurhinder en veehouderij) wordt overigens rekening gehouden met de voormalige agrarische functie van de vrijkomende bebouwing, waar het gaat om de normering van geurbelasting.

21. Graag de reactie van de Minister hoe zij, in samenwerking met haar collega van EZ aankijkt tegen het inzetten van mobiele voorzieningen (bibliotheekbus of mobiele apotheek) om de leefbaarheid op het platteland te vergroten.

Collega van der Hoeven en ik hebben als impuls een budget van 10 miljoen aan de provincies beschikbaar gesteld voor projecten in het kader van versterking van de leefbaarheid. Gemeenten en provincies, die immers verantwoordelijk zijn voor het niveau van voorzieningen, zoeken oplossingen die op de lokale situatie zijn toegesneden. In het bestuurlijk overleg met de provincies zal ik informeren naar de stand van zaken.

22. CDA doet uitnodiging aan minister LNV om samen met minister van WWI te kijken naar oplossing voor leegstaande panden.

Ik zal met mijn collega van WWI bespreken dat dit onderwerp tijdens de LNV-begrotingsbehandeling is opgebracht. Overigens gaan de minister van WWI en ik er in principe niet over. Provincies kunnen regels stellen, uiteindelijk zijn gemeenten hiervoor verantwoordelijk.

23. Hoe ziet de minister de rol van de productschappen, in brede zin van het woord. Kunnen zij taken van de overheid overnemen?

Inzet van het kabinetsbeleid is een kleinere, slagvaardiger en dus ook selectievere Rijksoverheid. Ook voor productschappen is het van belang om op basis van draagvlak en binnen geldende regels optimaal te functioneren. Bij nieuw beleid wordt van geval tot geval bezien of er aanleiding is voor het in medebewind geven van overheidstaken. Overigens is de algemene teneur dat mede door bijvoorbeeld de ontkoppeling het aantal taken voor de productschappen afneemt.

24. Zet de minister ook innovatiemiddelen, vanuit EZ-geld, in om de luchtwastechniek verder te perfectioneren? Ook voor de «combinatiewassers» (ammoniak en fijnstof) en ook in relatie tot pluimvee?

Binnen het «Programma luchtwassers» is voor de periode 2006–2009 een bedrag van € 10 miljoen – FES-middelen – beschikbaar voor onderzoek. Deze middelen worden ingezet om de huidige generatie gecombineerde luchtwassers te verbeteren. U kunt hierbij denken aan verminderen energie- en waterverbruik.

Daarnaast zetten wij ons in om ook gecombineerde luchtwassers voor de pluimveehouderij zo snel mogelijk beschikbaar te krijgen. Zie ook mijn brief van 11 november jl. (TK, 28 385, nr. 120).

25. Wil de minister «snel internet» stimuleren (bijv. via POP-gelden/modulatie) omdat 200 000 huishoudens van de kabel zijn verstoken? En kan er een koppeling komen met Dienst Regelingen?

Ik ben in het algemeen een groot voorstander van de inzet van moderne communicatiemiddelen om met name daardoor de administratieve lasten voor boeren te verlagen.

Het kabinet onderstreept in haar ICT-agenda 2008–2011 (van staatssecretaris Heemskerk EZ) het belang van toegang tot e-diensten voor iedere burger en alle bedrijven. Ook voor mensen die in gebieden gevestigd zijn waar de kabeldichtheid laag is.

De heer Atsma wees op het contract tussen Astra en LTO Commerce waardoor hun leden een korting van 100 tot 150 euro krijgen op de aanschafkosten van de schotel en modem. Elke ontwikkeling in de markt die het communiceren met boeren via internet ondersteunt, juich ik van harte toe. Omdat de markt zijn werk goed doet, vind ik dat speciale stimuleringsmaatregelen niet aan de orde zijn.

26. Kan de minister aangeven wat de afgelopen tijd is gerealiseerd op het terrein van deregulering en administratieve lasten?

Wat de afgelopen tijd aan deregulering en vermindering administratieve lasten is gerealiseerd en wat ik de komende periode van plan ben, heb ik beschreven in mijn brief over de vermindering van regeldruk die ik 5 december naar uw Kamer heb gestuurd.

Ik doel bij de realisaties dan bijvoorbeeld op:

– De nieuwe regels voor de preventie van dierziekten die ingaan op 1 januari 2009 (vereenvoudiging laad- en bijlaadregeling, opheffen 21-dagen quarantainemaatregel);

– De herziening van een deel van de visserijregeling (vereenvoudiging en minder vergunningen);

– De introductie van een systeem van Vaste Verandermomenten voor de LNV-regelgeving;

– Het stapsgewijs 100% digitaal aanbieden in 2011 van dienstverlening, bij een daadwerkelijk gebruik van 50% in datzelfde jaar;

– Een eerste reductie van het aantal formulieren met 83 stuks;

– Het voorstel voor de integrale Wet dieren dat dit voorjaar bij uw Kamer is ingediend en de Evaluatie van de natuurwetgeving die we onlangs hebben besproken en waaruit voortvloeit dat zal worden gekomen met een nieuwe Wet Natuur (integratie NB-wet, Flora- en faunawet en Boswet) die inzichtelijker is en minder lasten en vergunningen zal herbergen.

Tenslotte meld ik u nog, zoals ik dat ook in de brief heb gedaan, dat Actal mijn departement heeft uitgenodigd om pilot te zijn voor het «loslaten» voor wat betreft het vooraf toetsten door Actal van nieuwe of wijzigende regelgeving. Ik ben er trots op dat de resultaten van LNV op het gebied van de aanpak van administratieve lasten en regeldruk hier aanleiding toe hebben geven.

VVD

27. De kennis van WUR-onderzoeksinstellingen bereikt over het algemeen niet het bedrijfsleven en wordt bovendien maar weinig ingezet voor nieuw fundamenteel onderzoek. Hoe gaat de minister de doelmatigheid van de inzet van deze middelen vergroten?

Versterking van de samenwerking tussen bedrijfsleven, wetenschap en onderzoek is een van de pijlers van mijn kennisbeleid. Verspreiding van kennis naar bedrijfsleven is daarom ook een cruciaal en integraal onderdeel van het onderzoeksprogramma.

Van groot belang acht ik een sterkere vraagarticulatie vanuit de maatschappelijke organisaties, waaronder het bedrijfsleven. Ik zal het komend jaar de onderzoeksprogrammering daar verder op aanpassen. Ook de onlangs geïntroduceerde Kenniskamers kunnen daaraan een belangrijke bijdrage leveren.

28. Een betere aansluiting tussen onderzoek en bedrijfsleven zorgt ervoor dat nieuwe ontwikkelingen ook daadwerkelijk bedrijfsklaar worden gemaakt en op de markt kunnen worden gebracht zodat ze ook effectief worden. Is de minister dit met ons eens?

Goede aansluiting tussen onderzoek en waar het bedrijfsleven mee bezig is, vind ik van het allergrootste belang. Via praktijknetwerken en kennisverspreiding in de Regeling landbouwsubsidies stimuleer ik dit ook actief; het subsiediestelsel is hierop ingericht.

PvdA

29. Er moeten scherpere scheidingen komen tussen de economisch georiënteerde landbouw en de verbrede landbouw. Wij willen eisen stellen bij deze schaalsprongen op het terrein van Volksgezondheid, diergezondheid, milieu en dierenwelzijn. Op deze punten is Nationale overheid aan zet om regels te stellen. Graag een reactie van de minister.

Het kabinet onderschrijft de uitgangspunten van de Nota Ruimte. Daarin is – zoals u weet – geen Agrarische Hoofdstructuur opgenomen en dat zou ik ook niet willen. Provincies en gemeenten zijn aan zet voor het planologisch beleid ten aanzien van de landbouw. Wel zijn er in de Nota Ruimte gebieden voor de ontwikkeling van de glastuinbouw opgenomen en wordt aan provincies gevraagd om aanvullende landbouwontwikkelingsgebieden aan te wijzen. Verder zijn er in de reconstructieplannen landbouw ontwikkelingsgebieden voor de intensieve veehouderij opgenomen. Ik zie op dit moment geen aanleiding voor aanvullend beleid.

Het Rijk stelt de wettelijke randvoorwaarden voor dierenwelzijn, dier- en volksgezondheid en milieu. Van daaruit ondersteunt het Rijk decentrale overheden. Daarnaast stimuleert het Rijk bovenwettelijke investeringen in duurzame stallen, het ontwerpen van nieuwe stalsystemen en landschappelijke inpassing. Ook is het Rijk actief betrokken bij de modernisering van de veehouderij via nieuwe vormen van bedrijfsvoering en huisvesting, zoals ketenintegraties, samenwerking tussen sectoren en bedrijfsclustering.

Provincies en gemeenten zijn het beste in staat om eisen te stellen aan de architectuur & vormgeving van stallen en landschappelijke inpassing, omdat het hier gaat om zeer gebiedsgebonden landschapskenmerken.

Ook heeft de sector op dit terrein al de nodige initiatieven genomen.

30. Wil de minister meewerken aan het aanvragen van de werelderfgoedstatus voor het landschapscomplex Veenhuizen? Steunt u de voorbereidingen die op dit moment lopen?

Veenhuizen is vanuit landschap en cultuurhistorie een uniek complex. Het boek «het Pauperparadijs» van Suzanna Jansen geeft ook een prachtig inzicht in de achtergrond en geschiedenis van het complex.

Ik weet dat Veenhuizen een aanvraag heeft ingediend om op de Voorlopige Lijst geplaatst te gaan worden.

Ik verwijs hierbij naar de gezamenlijke brief van mijn collega Plasterk van OCW (TK, 28 989, nr. 46) en mij van 15 augustus 2007. Hierin hebben wij uiteengezet dat we de Voorlopige Lijst zullen herzien. Nieuwe nominaties moeten zorgvuldig worden voorbereid, en zoals is aangegeven in genoemde brief, Nederland ondersteunt de zogenaamde Global Strategy van UNESCO die gericht is op een evenwichtige, representatieve en geloofwaardige Lijst van Werelderfgoed. Bij de herziening van de Voorlopige Lijst, die volgend jaar wordt uitgebracht, wordt uitgegaan van een bescheid en aantal en tempo van toekomstige Nederlandse voordrachten. Daarbij geef ik aan welwillend te staan tegenover de aanvraag van Veenhuizen.

31. Vermindering van administratieve last voor weidevogelbeheer/agrarisch natuurbeheer: koppeling van de overeenkomende gegevens Faunafonds en provincie.

De provincies werken gezamenlijk aan het opstellen van het nieuwe (subsidie)stelsel voor beheer en hebben daarbij nadrukkelijk aandacht voor vermindering van de administratieve lastendruk.

Op dit moment is er nauwelijks sprake van dubbele administratie van de zelfde gegevens bij het Faunafonds. Bij de decentralisatie van het Faunafonds naar de provincies kan dit worden gestroomlijnd.

32. Graag zouden wij zien dat de minister in Vogelaarwijken stimuleert dat er ruimte komt voor volkstuinen in en om de stad.

Ik vind dit een sympathieke gedachte.

Ik wil u erop wijzen dat naar aanleiding van het amendement-Van Heugten c.s. (31 200 XVIII, nr. 12) voor de stimulering van volkstuinencomplexen in 2009 € 2 mln. is opgenomen in de wijkaanpak van mijn collega van WWI. Een extra impuls hiervoor via de LNV-begroting is dan ook thans niet nodig.

33. Wat zijn de eerste bevindingen in Rapportage 1e fase Pilot Noordelijke Friese Wouden? Is dit de geschikte weg om zelfsturing agrarisch natuurbeheer te regelen? Is dit de geschikte weg om administratieve lasten te verminderen?

Zoals ik u in mijn brief aan uw Kamer van november jl. heb gemeld, wordt deze pilot door de provincie Friesland in samenwerking met het IPO en LNV uitgevoerd.

Ik zeg u toe het eindrapport van deelproject 1 toe te zenden. Hiervan zijn de resultaten naar verwachting bekend eind 2009. De afronding van de pilot zelf is voorzien eind 2010.

De vraag of dit een geschikte weg is voor zelfsturing van agrarisch natuurbeheer is expliciet één van de deelvragen van de pilot. Daar kan ik gezien de planning nu nog geen antwoord op geven.

De vraag of dit ook leidt tot administratieve lastenvermindering is geen expliciete vraag van de pilot. Dit is overigens wel een belangrijk onderdeel van de totale opgave bij de herziening van het stelsel door de provincies.

34. Er ligt al lange tijd een opgave om 18 000 hectare voor groen om de stad te regelen. En dan nog de 40 000 hectare particuliere EHS. Kan het kabinet hier haast mee maken?

Het Rijk en de provincies hebben op basis van de tussenevaluatie Recreatie om de Stad (RodS) geconstateerd dat de realisatie van RodS te traag verloopt met het oog op de taakstelling (niet 18 000 maar 16 000 ha) en de eindtermijn (2013).

Rijk en provincies hebben bestuurlijk de afspraak gemaakt om te komen tot een versnelling. Zo wordt een impulsprogramma opgezet om de knelpunten bij de afzonderlijke RodS-projecten op te lossen.

De groei van het aantal hectares particulier natuurbeheer moet worden versneld. Gelukkig worden hier ook initiatieven toe genomen. Zoals u weet werken de bij de EHS betrokken partijen op dit moment aan een stevige impuls voor de betrokkenheid van particulieren bij het natuurbeleid. Over de uitkomsten hiervan zal ik u in 2009 informeren.

CU

35. Is de organisatie aangepast aan de extra taak om ook maatschappelijke organisaties te ondersteunen, zoals vorig jaar bij motie is gevraagd?

De bevoegde gezagen zijn verantwoordelijk voor het beheerplanproces, zij worden daarin ondersteund door het Steunpunt, onder leiding van het interbestuurlijk Regiebureau. De maatschappelijke organisaties worden betrokken bij dit proces. Met de maatschappelijke organisaties is inmiddels sprake van wederzijdse kennisuitwisseling.

36. Is de minister bereid te zorgen voor juridische borging van beheerplannen?

Ik wijs op de pilots in de Peel en de Wieden-Weerribben, waarin samen met de betrokken partijen in het gebied onder meer wordt gekeken naar de (door-)werking van de beheerplannen in de praktijk.

Ik heb daarbij natuurlijk ook oog voor de werking van de diverse instrumenten die de borging van beheerplannen verzekeren, zoals het vergunningenregime van de Nb-wet in samenhang met het beheerplan; de ruimtelijke ordeningsinstrumenten, en de instrumenten van de landinrichting

In de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer over het wetsvoorstel «bestaand gebruik» ben ik hier op ingegaan (bladzijden 12 en 13 van kamerstuk 31 038, nr. D).

37. Achterstallig onderhoud aan karakteristieke landschapselementen wordt gedaan door de landschapswacht. Dit verdient ondersteuning. Dit is mogelijk door het benutten van een klein deel van de rente die provincies ontvangen over het ILG-geld. Is de minister bereid hierop aan te dringen bij provincies?

De renteopbrengsten van het ILG budget zijn opbrengsten uit het Groenfonds en als zodanig geen onderdeel van de LNV-begroting. Deze renteopbrengsten uit het Groenfonds worden ingezet voor ILG-doelen. Ik acht het mogelijk en zelfs wenselijk om met de provincies binnen het kader van de bestuursovereenkomsten te komen tot een nadere bestemming van de renteopbrengsten over het nog niet uitgegeven ILG-budget. Ik zal daarom in overleg met de provincies hiervoor nadere voorstellen uitwerken.

38. Is de minister bereid pilots van ZLTO en Biologica te ondersteunen die zoeken naar instrumenten voor het meten van duurzaamheid te ondersteunen en manieren om maatschappelijke prestaties te belonen?

Duurzaamheid is één van de pijlers van mijn beleid, zowel richting producent als richting consument en ik zie het als mijn taak om goede initiatieven te faciliteren en stimuleren.

Het is dan wel belangrijk dat dergelijke initiatieven op een breed draagvlak kunnen rekenen. Dit geldt ook voor het initiatief van LTO en Biologica voor het ontwikkelen van een instrument voor het meten van duurzaamheid op bedrijfsniveau. Ik sta sympathiek tegenover dit initiatief.

Ik vind het een mooi initiatief van de biologische sector om zich aan te bieden als pilot voor nieuwe beloningssystemen voor groene diensten, in dit geval in dit geval voor natuur- en landschap. Ik ben momenteel volop bezig met het uitwerken van de houtskoolschets en zoals ik u tijdens het AO-Landbouwraad van 26 november jl. heb toegezegd zal ik u nader informeren over de invulling en daarbij zal ik de mogelijkheid van pilots betrekken.

39. Vorig jaar is de nota besproken met daarin het uitgangspunt dat areaal en consumentenbesteding diende te groeien. Liggen we op schema? Werkt de aanpak?

In de beleidsnota Biologische landbouwketen 2008–2011 heb ik onder andere als doelstellingen opgenomen dat de biologische consumptie jaarlijks met 10% groeit en het biologisch areaal met 5% per jaar. De precieze cijfers kan ik nog niet geven, die zijn pas in april bekend. Wel is bekend dat consumptie dit jaar is gegroeid.

Wat betreft de groei in het areaal, uit de voorlopige cijfers van SKAL blijkt dat het aantal biologische ondernemers licht gegroeid is ten opzichte van 2007. De succesvolle jarenlange samenwerking met ketenpartijen op het gebied van vraagstimulering heb ik afgelopen januari weer vernieuwd. Daarnaast heb ik samen met de ketenpartijen een aanpak ontwikkeld om de groep potentiële omschakelaars te vergroten, zodat het aanbod beter de vraag kan volgen. In een pilot zijn hier positieve ervaringen mee opgedaan. In mijn brief van 5 december 2008 (TK, 29 842, nr. 36) heb ik de landelijke aanpak uitgelegd.

40. Is de minister bereid ook actief te ondersteunen bij verplaatsing van verspreid liggend glas, als het perspectiefvolle bedrijven betreft?

Hier zijn vooral de provincies aan zet, omdat het ILG gedecentraliseerd is. Samen met mijn collega van VROM wil ik binnenkort een brief sturen naar de gedeputeerden waarin wij hen vragen zich ten volle in te zetten voor de sanering van verspreid liggende en verouderde glastuinbouwbedrijven. We achten het daarbij van belang dat het ontwikkelde instrumentarium wordt ingezet en waar mogelijk wordt verbeterd, onder andere het Ruimte voor Ruimte instrument. Er zijn inventarisaties beschikbaar van verspreid liggend glas in den lande.

41. Is de minister bereid het proces van goedkeuring van nieuwe stalconcepten te versnellen, bijvoorbeeld door het eerder verlenen van status van proefstal?

Ik realiseer me dat het beoordelen van nieuwe stalsystemen tijd kost. Er zijn inmiddels al stappen gezet om dit proces te versnellen. Dit kunt u lezen in de brief van minister Cramer en mij over het versnellen van beoordelingsprocedures in de Regeling ammoniak en veehouderij. Zie ook mijn brief van 17 november 2008 (TK, 30 654, nr. 61).

42. Zal het nieuwe artikel 68 ruimte bieden aan voorlopers op gebied van dierenwelzijn, nu dierenwelzijn met de Health Check expliciet is opgenomen in dit artikel?

Zoals u weet vind ik dierenwelzijn een belangrijk duurzaamheidaspect, waarvoor ik me ook in Europees verband blijvend inzet, en waarvoor ik me in de Health Check heb ingezet.

Dierenwelzijn is op mijn verzoek nu expliciet opgenomen in artikel 68, waarmee in principe ruimte geboden kan worden aan voorlopers op dit gebied. Zoals ik in het AO-Landbouwraad van 26 november jl. heb aangegeven, zal ik u voor 1 mei 2009 informeren over de voorgenomen inzet van artikel 68. In de voorbereiding hiervan zal ik de verschillende doelen die met artikel 68 gediend kunnen worden naast elkaar zetten, ook in relatie tot het in dezelfde periode aan te passen Plattelandsontwikkelingsprogramma.

GroenLinks

43. Is de minister bereid om samenwerkingsprotocollen voor de controle op internationale diertransporten met andere lidstaten af te sluiten? Bijvoorbeeld met Duitsland, Frankrijk, Spanje en Oostenrijk.

In de voortgangsrapportage van de VWA, die ik aan uw Kamer in oktober heb gestuurd, heb ik beschreven dat ik bezig ben om met andere lidstaten te werken aan een verbeterde controle op internationale diertransporten. LNV werkt reeds met Italië samen volgens een samenwerkingsprotocol.

Ook met andere lidstaten wil ik dergelijke afspraken maken ter verbetering van de controle op internationale diertransporten. Het doel wat ik voor ogen heb, is dat de autoriteiten in andere landen bij de VWA melding maken van overtredingen van Nederlandse transporteurs. Specifiek vraag ik naar afdoende bewijsmateriaal zodat deze overtreders kunnen worden aangepakt.

Met Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk heb ik hierover reeds gesproken. Zij hebben reeds aangegeven dat ze met Nederland willen samenwerken. Ook heb ik Spanje benaderd. Daar zijn de omstandigheden moeilijker vanwege de autonomie van de verschillende regio’s.

44. Wil de minister het gebruik van satelliet navigatiesystemen bij internationale diertransporten verplicht stellen? Wil de minister daarbij ook een verplichte koppeling met een Europese database?

Het gebruik van satelliet navigatiesystemen bij lange afstandtransporten zal in de Europese Unie verplicht worden. De Europese Transportverordening schrijft voor dat vanaf 1 januari 2009 alle vervoermiddelen die gebruikt worden voor lange afstandstransport van als landbouwhuisdier gehouden eenhoevigen, geiten, schapen, runderen en varkens, voorzien moeten zijn van een navigatiesysteem. Onlangs heeft de RDW een brief gestuurd aan de vervoerders waarvan hun wagens nog niet beschikken over een navigatiesysteem. Deze vervoerders hebben tot eind van het jaar de tijd om navigatiesystemen aan te schaffen en het vervoermiddel door de RDW te laten keuren. De Transportverordening geeft geen ruimte om de navigatiegegevens verplicht uit te zenden naar een Europese database. Een wijziging van de Transportverordening in het Raadstraject is nodig om dit verplicht te stellen. Ik blijf me daarvoor inzetten.

De Transportverordening wordt in 2009 gewijzigd. In mijn brief aan uw Kamer van 11 augustus 2008 (TK, 28 286, nr. 225) heb ik aangegeven dat ik bij de herziening van de Transportverordening pleit voor een Europese database. De Commissie heeft aangegeven dat zij bij de herziening van de Transportverordening een voorstel zal doen voor het opnemen van een Europese database.

45. Is de minister bereid om in EU-verband een consumentencampagne te realiseren voor het minder eten van vlees/kip?

Zie ook het antwoord op vraag 5.

Consumenten maken hun eigen keuzes. Ik wil stimuleren dat de consument zich bewust wordt, voldoende objectieve informatie krijgt, voldoende aantrekkelijke handelingsperspectieven heeft en dat er voldoende aanbod is van duurzame alternatieven. In 2009 start een nieuwe campagne van het Voedingscentrum Nederland over duurzaam voedsel. In de nota Voedsel en Consument die ik u binnenkort toestuur, zal ik verder ingaan op mijn ambities op dit vlak.

46. Is de minister bereid om in de bres te springen voor boerderijwinkels?

Ja. Multifunctionele landbouw, waaronder boerderijwinkels, kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het voorzieningenniveau en daarmee de leefbaarheid op het platteland. Recent is in opdracht van de Taskforce multifunctionele landbouw een analyse uitgevoerd van mogelijk knellende regelgeving op het terrein van de multifunctionele landbouw. Op basis hiervan is een werkprogramma gestart door de Taskforce, waarin samen met ondernemers, belangenorganisaties en de diverse overheden gewerkt zal worden aan oplossingen. Voor boerderijwinkels zal daarbij in het bijzonder aandacht worden besteed aan regelgeving omtrent de voedselbereiding en de randvoorwaarden voor huisverkoop.

47. Hoe denkt de minister over een proef om biologische producten fiscaal voordeel te geven?

Een paar jaar geleden heeft mijn voorganger al een proef laten uitvoeren naar de invloed van prijs op de verkoop van biologische producten. Eén van de belangrijkste resultaten van dat onderzoek was dat prijs niet allesbepalend is.

Factoren als zichtbaarheid in het schap, productpresentatie of een hogere positionering van het product in het desbetreffende marktsegment hebben ook een grote invloed op het koopgedrag van consumenten. Een herhaling van het prijsexperiment zal geen ander resultaat opleveren.

48. Is de minister bereid een kadastraal overzicht op te stellen waarin de stijging van de grondprijs zichtbaar wordt en wie het eigendom heeft van deze gronden?

Deze vraag is op 22 mei 2007 ook gesteld bij motie door Eerste Kamerlid Van der Lans (EK, 30 218, nr. I). Op 3 juli 2008 heeft minister Cramer de Eerste Kamer het rapport getiteld «Naar een transparante grondmarkt» gestuurd (EK, 30 218, nr. K). Er is reeds al voorzien in dit verzoek.

Voorts verwijs ik naar de grondprijsmonitor die ik 26 september 2008 naar uw Kamer heb gestuurd (TK, 29 576, nr. 72).

D66

49. Hoe wil de minister een dierenwelzijnsaftrek (fiscale maatregel) inzetten om diervriendelijke stallen verder te stimuleren?

Ik streef naar 5% integraal duurzame en diervriendelijke stallen in 2011, met een duidelijk perspectief op grootschalige toepassing van deze stallen in de jaren daarna. Over de ontwikkeling en realisatie van duurzame stallen voor de jaren na 2011 wil ik in de Uitvoeringsagenda duurzame veehouderij nadere afspraken maken met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

Sinds 2007 komen investeringen in bovenwettelijke dierenwelzijns- en ammoniakmaatregelen in varkens- en pluimveestallen op basis van de Maatlat duurzame veehouderij al in aanmerking voor fiscale ondersteuning via de Milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL). Sinds dit jaar gelden deze voorzieningen ook voor de melkveehouderij. De veehouderijsectoren maken volop gebruik van deze mogelijkheden.

50. Wil de minister ten aanzien van IBO Natuur toezeggen dat studie komt naar aanleiding van Groen in en om de stad.

In het Interdepartementale Onderzoek Natuur worden de doelstellingen en beleidsinstrumenten van het kabinet ten aanzien van Natuur en Biodiversiteit in samenhang met het Landschapsbeleid onderzocht. Het IBO is inmiddels van start gegaan en Groen in en om de Stad, maakt daar geen onderdeel vanuit. Eén jaar later in 2010 zal «Groen in en om de stad» in het kader van de Mid-term-review ILG worden geëvalueerd.

PVV

51. Hoe staat het met al mijn moties en de motie met betrekking tot controle en handhaving in het bijzonder?

In de bijlage bij de begroting geef ik elk jaar een overzicht van de stand van zaken van aangenomen moties en toezeggingen (TK, 31 700 XIV, nr. 2, p. 237–248). Kortheidshalve verwijs ik hiernaar.

Wat betreft uw motie inzake controle en handhaving verwijs ik u naar mijn brief aan de Tweede Kamer van 10 oktober 2008 (TK, 26 991, nr. 229). Met deze brief heb ik de Kamer geïnformeerd over de voortgangsrapportage van de VWA inzake het toezicht op diertransporten en slachterijen.

52. Mest is beter toepasbaar als biobrandstof/biogrondstof. Wat gaat de minister daaraan doen?

In het convenant Schone en Zuinige Agrosectoren heb ik met de sector afspraken gemaakt over de inzet van mest als biobrandstof, bijvoorbeeld door covergisting. Het is aan het bedrijfsleven om mestverwerkingsinstallaties te realiseren. De overheid faciliteert dit met bijvoorbeeld de Stimuleringsregeling Duurzame Energie.

53. Kan de minister aangeven hoe het staat met de uitvoering van de motie-Graus met betrekking tot meer handhaving in natuurgebieden?

De motie bestond uit twee onderdelen.

In de eerste plaats wordt gevraagd meer handhavers aan te stellen in natuurgebieden gericht op voorkomen van illegale jacht en visstroperij. Handhaving in natuurgebieden gaat mij uiteraard zeer ter harte. Deze zomer heb ik een convenant nalevingsstrategie natuurwetgeving met politie, justitie en douane afgesloten. Ik heb bij de ondertekening van dit convenant gezegd dat ik niet achter iedere boom een AID’er, BOA of politieman wil zetten, maar dat ik voor de handhaving veel meer inzet op voorlichting en burgers wil aanspreken op hun verantwoordelijkheden. Ik heb deze boodschap meerdere malen aan de Tweede kamer herhaald, onder andere bij het VAO evaluatie natuurwetgeving van 26 november jl.

Het tweede deel betreft de opleidingseisen van BOA’s. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief aan uw Kamer van 1 juli 2008 over handhaving CITES (TK 31 379, nr. 3).

54. Wat gaat u doen om een einde te maken aan het rituele slachten? Is dit het laatste offerfeest geweest?

Op 4 december jl. heb ik u het rapport «Ritueel slachten en het welzijn van dieren» opgestuurd, dat in mijn opdracht is opgemaakt door de Animal Science Group. In mijn aanbiedingsbrief heb ik u gemeld dat ik, alvorens ik mijn standpunt zal bepalen ten aanzien van de aanbevelingen in dit rapport, overleg wil voeren met de belanghebbende religieuze organisaties, de Dierenbescherming en de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde.

Ik heb daarbij aangetekend dat de vrijheid van godsdienst een grondwettelijk recht is en dat het kabinet op grond hiervan, het ritueel slachten en daarmee ook het offerfeest niet zal gaan verbieden.

55. Kan de minister bijdragen aan heldere profilering van de greenports (inclusief de Floriade)?

Alle betrokken partijen bij de gezamenlijke greenports werken samen in het netwerk Greenport(s) Nederland, waarin ook het Rijk deelneemt. In het werkprogramma 2009 van deze netwerkorganisatie is het uitwerken van een communicatiestrategie voor de gezamenlijke greenports opgenomen. Profilering van de afzonderlijke greenports is een zaak van die greenports zelf.

LNV draagt financieel bij aan de Floriade 2012. Initiatief en verantwoordelijkheid liggen bij de Nederlandse Tuinbouwraad en bij de regio. LNV faciliteert het proces op onderdelen, waaronder de internationale profilering.

PvdD

56. Minister wil geen verbod op foie gras. Waarom dient de minister de belangen van de handelaren in foie gras en beschermt ze de dieren niet?

Zie vraag 15 en 16.

57. Waarom neemt de minister op het gebied van ggo’s stelselmatig de rol aan van «slachtoffer van Europa», terwijl zij zelf sterk de toon en inhoud van het gentech-beleid bepaalt?

Ik herken mij niet in dit beeld. Nederland voert inzake ggo’s een beleid uit zoals dit destijds is afgesproken in de EU. Dit beleid is democratisch tot stand gekomen. Ten aanzien van ggo-gewassen betekent dit dat zij in de EU kunnen worden toegelaten als de EFSA deze positief beoordeelt ten aanzien van veiligheid voor mens, dier en milieu. Nederland kijkt kritisch mee met de beoordeling van de milieu- en voedselveiligheid die de EFSA uitvoert. Het kabinet wil de kansen die de moderne biotechnologie biedt voor o.a. duurzame landbouw benutten binnen de zorgvuldige randvoorwaarden.

58. Hoe kan de minister doorlobbyen voor uitbreiding melkquotum met alle (milieu)gevolgen van dien, terwijl er tegelijkertijd een opslagregeling voor een boterberg wordt afgekondigd?

De stijging van het melkquotum vindt plaats met het oog op een zachte landing bij de afschaffing van de quotering in 2015 en is gericht op de midden- en langere termijn marktverwachtingen, met de wereldwijd groeiende vraag naar zuivel.

De Particulier Opslagregeling waartoe is besloten heeft tot doel om gegeven de marktsituatie van dit jaar boter tijdelijk uit de markt te kunnen nemen en deze korte tijd later weer voor verkoop aan te bieden. De boter blijft dus in particuliere handen en in de markt. Dit in tegenstelling tot een interventieregeling.

59. Goed dat er geld is voor ganzenfoerageergebieden. Maar jacht is in die gebieden wel mogelijk.

Hoe kan de minister deze tegenstrijdigheid in het beleid verklaren?

In antwoord op schriftelijke vragen van mevrouw Thieme heb ik op 18 november jl. al aangegeven dat in de ganzenfoerageergebieden onder bepaalde voorwaarden gejaagd kan worden op de bejaagbare soorten. Die voorwaarden zijn erop gericht dat er geen noemenswaardige verstoring plaatsvindt voor de ganzen. Hier is dus geen sprake van een tegenstrijdigheid.

60. Kinderboerderijen hebben een belangrijke functie in de Natuur- en milieueducatie voor kinderen volgens de ministers maar konijnen en andere dieren zijn niet goed gehuisvest (kleine hokjes e.d).

U vertaalt huisvestingsbeleid niet naar educatiebeleid.

Wat leert u deze kinderen?

Al eerder tijdens het VAO op 5 juni jl heeft mevrouw Ouwehand in een motie de regering verzocht om nadere welzijnsregelgeving voor kinderboerderijen. Ik heb u toen gemeld dat er algemene regelgeving bestaat voor de omgang met dieren en dat deze ook geldt voor kinderboerderijen.

Via het Landelijk informatiecentrum Gezelschapsdieren wordt hiervoor zorg gedragen. Enerzijds door middel van wetgeving en anderzijds via voorlichting.

61. Gentech-producten niet herkenbaar op etiketten. Is de minister bang dat als consumenten wel de gentech informatie kan lezen, zij haar dieronvriendelijke beleid niet kan voortzetten?

Diervoeders en levensmiddelen die genetisch gemodificeerde bestanddelen bevatten, moeten geëtiketteerd worden. Dit is een EU verplichting op grond van de EU verordening inzake markttoelating van genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders

Als een product ggo soja bevat, moeten de producenten een van de volgende teksten op het etiket zetten: geproduceerd met genetisch gemodificeerde soja of bevat genetisch gemodificeerde soja.

Naast etikettering informeert de overheid de consument over het gebruik van ggo’s en de etiketteringsregels via de website van het Voedingscentrum en de door de overheid gefinancierde website www.ditisbiotechnologie.nl

62. Wat voor een verleiding bedoelt de minister met reclame voor «kip het meest veelzijdige stukje vlees»?

Zie de antwoorden op vraag 5 en 45.

63. Stand van zaken uitvoering motie prestatie-effectindicator dierenwelzijnsbeleid?

Ik streef naar heldere en bruikbare indicatoren om de voortgang van mijn beleid te kunnen monitoren. Bij de eerste voortgangsrapportage van de Nota Dierenwelzijn presenteer ik de indicatoren die ik voor ogen heb. Een van deze indicatoren zal betrekking hebben op integraal duurzame stallen.

64. In regeerakkoord «dierenwelzijn» gaf hoop, goede hoop. Nota Dierenwelzijn wel erkenning, geen consequenties in beleid. Niet duidelijk 5% doelstelling integraal duurzame stallen. Graag verheldering

Zie antwoord vraag 49.

65. Welk deel van de subsidies dierenwelzijn komt terecht bij de dieren?

In de schriftelijke beantwoording op vragen inzake de LNV-begroting 2009 heb ik aangegeven waar ik het bedrag van ca. € 41 mln. voor het verbeteren van het welzijn van dieren in 2009 aan ga uitgeven (TK, 31 700 XIV, nr. 14). Dit bedrag wordt ingezet via verschillende sporen namelijk kennisontwikkeling, -verspreiding en -benutting maar ook via financiële ondersteuning en investerings- en innovatieregelingen.

SGP

66. Agrarische ondernemers in zwaar weer, dit is geen goede uitgangspositie om te investeren in duurzaamheid.

Zie antwoord op vraag 49.

67. Zou de minister vóór het debat in januari over de ammoniakproblematiek per brief willen reageren op de mogelijkheden voor juridische verankering?

Zie antwoord op vraag 36.

68. Kunt u jonge boerenregeling niet een half jaar eerder openstellen, zodat boeren die in januari zijn gestart eerder een bouwvergunning kunnen aanvragen?

Jonge boeren mogen op het moment dat ze aanvragen nog niet begonnen zijn met de investering. Het aanvragen van een bouwvergunning wordt echter niet gezien als het begin van een investering. Het is zelfs raadzaam om een bouwvergunning in te dienen ver voordat men de investeringssubsidie aanvraagt. De ervaring leert dat het afgeven van de vergunning vertraging kan opleveren. Tussen aanvraag voor subsidie en oplevering mag maximaal 2 jaar liggen. Als men de bouwvergunning pas aanvraagt nadat men de subsidieaanvraag indient en de bouwvergunning loopt vertraging op komt men niet binnen 2 jaar klaar en krijgt men geen subsidie.

In 2009 kunnen jonge boeren hun aanvraag indienen van 1 juni tot 15 juli.

69. Betere openstellingsperioden subsidieregelingen. Zou de regeling subsidie beroepsopleiding en voorlichting niet bijvoorbeeld al in juli opengesteld kunnen worden?

Ik kan u melden dat voor de RLS-openstelling 2009 de openstellingen voor de beroepsopleiding naar voren zijn geschoven ten opzichte van de openstelling 2008. De Beroepsopleiding veehouderij en de Beroepsopleiding randvoorwaarden GLB gaan open per 1 april 2009 en sluiten respectievelijk 15 mei en 31 augustus. Hiermee kunnen ondernemers in oktober met hun cursus beginnen.

70. De SGP-fractie vraagt op korte termijn duidelijkheid te geven aan de pachters van gronden in bezit van Fortis.

Grond is één van de beleggingen van de Nederlandse verzekeringstak van Fortis. Zoals u weet heeft DLG in het recente verleden al twee keer een omvangrijke grondtransactie gerealiseerd met Fortis. Dit geldt ook voor Domeinen, die met enige regelmaat grondtransacties realiseert ten dienste van rijksdoelen. Dit is een volstrekt normale gang van zaken. Mijn opstelling hierin zal niet veranderen nu Fortis is handen is van de Staat. De rol van de staat als aandeelhouder (in handen van het Ministerie van Financiën) en de rol van de staat ter realisatie van de EHS (in handen van het ministerie van LNV i.c. de provincies) zijn daarin gescheiden.

Op dit moment vindt er, zoals in het verleden, ook met Fortis overleg plaats over interessante grondtransacties die bruikbaar kunnen zijn voor het realiseren van rijksdoelen in het kader van EHS en Rods. Dit overleg dateert nog van vóór de overname van Fortis door de staat.

71. De agrarische ondernemer merkt nog weinig van de gerealiseerde lastendruk en regeldruk voornemens. Moeten er geen fundamentelere keuzes gemaakt worden?

Zie antwoord op vraag 26.

72. Graag steun in de rug van de overheid bij implementatie van innovaties in de praktijk (innovatieve stalsystemen) omdat banken bij individuele ondernemers moeilijk over de brug komen.

Zie antwoord op vraag 49.

73. Wat is de planning met betrekking tot de te leveren samenhang in kennis- en innovatiebeleid die de kenniskamers moeten opleveren? Graag nadere toelichting.

Versterking van de samenwerking tussen bedrijfsleven, wetenschap en onderzoek is een van de pijlers van mijn kennisbeleid. De Kenniskamers Agrocluster, Voeding&Consument en Natuur&landschap helpen LNV om de vraagstukken die de komende jaren op LNV-gebied spelen te prioriteiten. Ze zullen in 2009 tweemaal bij elkaar komen om mij te adviseren bij het opstellen van mijn strategische kennisen innovatieagenda. Bij de instellingsbijeenkomst hebben de leden van de kenniskamers al laten weten in hun beraadslagingen te willen betrekken wat LNV reeds doet en wat we al precies weten van de vraagstukken, velden en thema’s die worden beschouwd. Kortom: ze richten de blik op de toekomst en kijken ook goed naar wat de huidige inzet is.

74. Pleidooi voor nationaal maatwerk vs sterkere EU bemoeienis (winkelopeningstijden vs. hoge voedselprijzen). Wilt u zich hiertegen verzetten?

De mededeling van de Europese Commissie is bekend. Het kabinet zal zich over de daarin genoemde voorstellen beraden en tot een kabinetsstandpunt komen. Dit zal uw Kamer te zijner tijd worden medegedeeld.

75. Ontpoldering Westerschelde: Wanneer komt de minister met haar reactie op het rapport van de cie Nijpels en het rapport van ZLTO en Levende Delta?

Het natuurherstel van de Westerschelde, als onderdeel van de Scheldeverdragen, heeft mijn volle aandacht. Ik zal zo snel mogelijk het kabinetsstandpunt over het natuurherstel van de Westerschelde aan uw Kamer aan te bieden, mede op basis van het advies van de commissie Nijpels. Het standpunt van de ZLTO en de Stichting Levende Delta zal ik daarbij betrekken.

76. Is de minister bereid er alles aan te doen om genoemde fouten als kennelijke fouten te bestempelen, bijvoorbeeld via een «foutverklaring», of via een voorlopige beschikking ruimte te bieden voor correctie, eventueel door opschuiven van deadlines?

In hun aanvraag voor uitbetaling van de BTR 2007 zeggen circa 250 ondernemers te zijn vergeten op het hoofdformulier of op de lijst gewaspercelen aan te kruisen dat zij voor betaling in aanmerking willen komen. In bepaalde gevallen staat de Brusselse verordening toe dat een vergeten kruisje als een kennelijke fout kan worden aangemerkt, en daarom door Dienst Regelingen kan worden hersteld. Dit betreft circa 35 gevallen.

In de andere gevallen, waarbij de aanvrager op het hoofdformulier wel aankruist voor BTR in aanmerking te willen komen maar waarbij de lijst van gewaspercelen slechts gedeeltelijk is aangekruist, is er juridisch gezien geen sprake van een kennelijke fout, en kan Dienst Regelingen geen correctie toepassen. Dit betreft circa 200 gevallen.

Het formulier is dan namelijk niet inconsistent ingevuld, Dienst Regelingen doet wat de boer aanvraagt en mag er geen eigen interpretatie aan geven. Taak voor DR is namelijk controleren of de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten en niet om een aanvraag in- of aan te vullen.

Redenen voor niet-aankruisen van bepaalde gewaspercelen door de boeren kunnen zijn: percelen voldoen niet aan de voorwaarden (bijv. 10-maanden termijn) of subsidiabiliteit van het gewas.

Ik kan op basis van de Europese wetgeving mijns inziens dan ook niets anders dan constateren dat de aanvrager zijn formulier bewust zo heeft ingevuld. Dat is ook zijn verantwoordelijkheid. Wat ik wel kan en ook doe, is op het papieren en elektronische aanvraagformulier ondernemers op dergelijke mogelijke fouten wijzen. Daaraan zal ik bij de GDI 2009 evenals dit jaar ook extra aandacht blijven besteden.

Naar boven