Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde.

Vragen van het lid Halsema aan de minister van Buitenlandse Zaken over een geheim Amerikaans rapport dat stelt dat de 100 mld. kostende opbouw van Irak een mislukking is geworden.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Zo geheim is dit rapport niet meer, want de New York Times publiceerde het dit weekend. Vijfhonderd pagina's onder de welluidende titel Hard lessons.

Het goede nieuws uit het rapport: Amerikanen durven zichzelf wel kritisch te onderzoeken. Ik zou zeggen: kom daar maar eens om in Nederland.

Maar dan het slechte nieuws: onenigheid in de Amerikaanse top, volstrekte onwetendheid, zo'n gebrekkige planning in Irak in de afgelopen jaren dat de geïnvesteerde 117 mld. wellicht weggegooid geld is. Bovendien blijkt er jarenlang te zijn gelogen over de toestroom van Irakezen in het leger om het Amerikaanse falen te verhullen.

De Nederlandse regering heeft altijd politieke steun verleend aan dit Amerikaanse optreden. Het lijkt mij dat de minister bij lezing van dit vijfhonderd pagina's tellende rapport bevangen moet zijn door een intense boosheid, omdat hij ook jarenlang misleid is geweest.

Voorzitter. Ik stel een aantal vragen. Ik krijg graag een oordeel over het optreden van de regering-Bush in Irak in de afgelopen jaren.

Ik krijg graag ook een oordeel over de eigen, weinig kritische samenwerking met de regering-Bush in het licht van het nu verschenen rapport.

Dit rapport is de vrucht van een onafhankelijk inspecteur-generaal. Nederland maakt op dit moment deel uit van de grote NAVO-wederopbouwmissie in Afghanistan. Een groot aantal maatschappelijke organisaties heeft inmiddels de noodklok geluid over de miserabele staat van die wederopbouw in Afghanistan. Miljarden geïnvesteerd geld kan op dit moment niet worden getraceerd. Is de minister bereid bij de NAVO te pleiten voor de aanstelling van een onafhankelijk inspecteur-generaal die het verloop van de wederopbouw in Afghanistan zou kunnen onderzoeken?

Minister Verhagen:

Mevrouw de voorzitter. Ik dank mevrouw Halsema voor het feit dat zij mij op de hoogte brengt van geheime rapportages. De berichten over dit rapport in de media zijn mij bekend. Ik ben even geïnteresseerd in de inhoud van het rapport als mevrouw Halsema was. Het probleem van geheime rapporten is echter dat de pers er al eerder over beschikt – althans over de gelekte delen – dan regeringen, want die kunnen er pas na publicatie over beschikken.

Er is nog geen definitieve versie beschikbaar en er wordt nog steeds aan de rapportage gewerkt. Naar verwachting zal een definitieve versie in februari 2009 verschijnen. Een inhoudelijke reactie op het rapport is dus voorbarig om de doodeenvoudige reden dat ik mij niet kan baseren op uitgelekte informatie in kranten, zeker niet als men nog stelt dat het geen definitief rapport is.

Los van het feit dat dit Amerikaanse rapport over de Amerikaanse wederopbouwinspanningen gaat, is het op zichzelf duidelijk dat de wederopbouwinspanningen niet vlekkeloos zijn verlopen. Mevrouw Halsema vraagt mij om een oordeel. Ik heb sinds mijn aantreden meermalen gesproken over de noodzaak om in de comprehensive approach die wij voorstaan, meer aandacht te schenken aan de wederopbouw. Ik benadruk verder dat Nederland al voor het militaire ingrijpen bij de Verenigde Staten aandacht heeft gevraagd voor de situatie in Irak na de val van Saddam Hoessein. Mijn voorganger, de heer De Hoop Scheffer, schreef op 10 februari 2003 het volgende aan de Kamer: "Bij collega Powell heb ik, evenals in een later gesprek met plaatsvervangend veiligheidsadviseur van de president, Hadley, aandacht gevraagd voor de noodzaak reeds nu voorbereidingen te treffen voor de periode volgend op eventueel militair optreden, zowel in termen van noodhulpvoorzieningen als ook in termen van wederopbouw vanuit Irak." Uit dit citaat, dat ook is opgenomen in een brief aan de Kamer, blijkt dat juist Nederland steeds heeft gevraagd om niet alleen te kijken naar het moment van militair optreden maar juist aandacht te besteden aan wederopbouw.

Mevrouw Halsema stelt vragen over Afghanistan alsof daar eenzelfde situatie aan de orde is. Zij beroept zich daarbij ook op andere rapporten. Allereerst merk ik op dat de NAVO niet gaat over de wederopbouw in Afghanistan; dat doen de Afghanen zelf. De NAVO voert op reguliere basis een periodic mission review uit waarin de zaken worden beschreven waarvoor de NAVO en ISAF rechtstreeks verantwoordelijk zijn. Aan de wederopbouw in Afghanistan – daarom benadruk ik ook dat de Afghanen daar in eerste instantie zelf over gaan – ligt namelijk de Afghan national development strategy ten grondslag waarin alle bedragen, sectoren en te behalen doelstellingen zijn geformuleerd. Die strategie is in volle transparantie tot stand gekomen en door de internationale gemeenschap eerder dit jaar in Parijs bij de donorconferentie besproken en onderschreven. De hulpinspanningen worden gecoördineerd door Kai Eide en UNAMA, het VN-kantoor voor de wederopbouw in Afghanistan. Ook IMF en Wereldbank zijn nauw betrokken bij de opbouw van de Afghaanse economie. Over dat geheel, waaraan Nederland bijdraagt, wordt periodiek met de Kamer overlegd op basis van reguliere verslagen. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking doet gedetailleerd verslag aan de Kamer over de besteding van de Nederlandse gelden en over de wijze waarop dat plaatsvindt.

Ik zie op dit punt geen noodzaak om een aparte inspecteur te benoemen of een inspecteur-generaal voor de wederopbouw aan te stellen binnen het NAVO-kader, juist omdat Irak en Afghanistan niet te vergelijken zijn en omdat in Afghanistan sprake is van een geïntegreerde benadering waarvan de NAVO/ISAF-inspanning slechts een onderdeel vormt. Het lijkt mij goed dat Defensie, Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Zaken regulier vanuit het 3D-overleg met de Kamer van gedachten wisselen, ook over de bestedingen en de wederopbouw in Afghanistan.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Ik was een beetje bang dat de minister zich terug zou trekken achter formalisme. Iedereen heeft het rapport kunnen lezen. Het staat op internet. Ik neem aan dat de minister weet hoe dat moet worden bediend. Als hij pas in februari reageert, dan is de Bushadministratie, gelukkig, vertrokken. Dan wordt het allemaal een beetje laat. Ik stel daarom de volgende vraag. Is de minister bereid om in elk geval de regering-Bush op de hoogte te brengen van het grote gevoel van onrust en bezorgdheid dat zich meester maakt van de Nederlandse regering in het geval dat de resultaten van het onderzoek terecht zijn?

De situatie in Afghanistan is natuurlijk niet 100% vergelijkbaar met die in Irak. De Afghanen zijn vanzelfsprekend ook zelf verantwoordelijk voor de wederopbouw, maar zij doen dat wel met een bedrag van 25 mld. dat opgebracht wordt door het Westen. Naar verluidt, keert 40% van die 25 mld. terug naar de donorlanden in de vorm van vrij riante salarissen. Ook schijnt een groot deel van dat bedrag gebruikt te worden voor politieke en militaire doeleinden. Dat betekent dat er vragen te stellen zijn. Die moeten onafhankelijk onderzocht worden. De oude Pavlovreactie van "wij doen het zelf" schiet tekort. Ik herhaal daarom mijn verzoek.

Minister Verhagen:

Voorzitter. Op de eerste vraag, of ik de regering-Bush op de hoogte wil stellen van onze zorgen in het geval de inhoud van het definitieve rapport overeenkomt met de inhoud van een uitgelekt rapport in de New York Times, is mijn antwoord nee. Zo kunnen wij gewoon niet werken. Ik vind het ook vreemd dat mevrouw Halsema die twee condities inbouwt want zo ga je niet met elkaar om. Wij spreken de huidige regering wel aan op de noodzaak van wederopbouw en op de bijdragen die ook de internationale gemeenschap daaraan levert.

Met uw opmerkingen over Afghanistan doet u geen recht aan wat daar plaatsvindt. De heer Kai Eide is daar namens de VN aangesteld om juist de geïntegreerde benadering te coördineren en hij brengt regulier rapport uit over de ontwikkelingen en de opbouw. Verder zijn de Afghanen zelf voor een groot deel verantwoordelijk voor de wederopbouw. Wij spreken de Afghanen aan op de noodzaak om bijvoorbeeld ook in Uruzgan scholen, ziekenhuizen en nationale ontwikkelingsprogramma's op te zetten. U heeft daarover meerdere malen met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking van gedachten gewisseld. Over de besteding van de Nederlandse gelden, inclusief de extra miljoenen van de Ferriergelden voor de overschakeling van de teelt van drugs op die van saffraan en ander landbouwproducten, wordt regulier verantwoording afgelegd. Dus ik begrijp niet wat u wilt toevoegen. Als er iets wordt gecontroleerd, wordt overgecontroleerd, dan is dat de besteding van de Nederlandse ontwikkelingsgelden. Dat heeft u minister Koenders ook hier horen zeggen. Overigens als u zulke vragen, met deze details gaat stellen, had u beter hem kunnen vragen om uw vragen te beantwoorden, want het gaat om de besteding van Nederlandse ontwikkelingsgelden. Ik kan mijn hand echter in het vuur steken voor de verantwoording die wij aan de Kamer afleggen over de besteding van de Nederlandse ontwikkelingsgelden en de bijdrage die deze leveren aan de wederopbouw. Als u daar niet tevreden mee bent of u vindt dat het onvoldoende is, dan moet u daarover met ons nader van gedachten wisselen. Dat hebben wij tot nu toe echter nooit in deze mate van de Kamer gehoord.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn antwoorden.

Naar boven