Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij het debat over de milieuhandhaving, te weten:

- de motie-Van der Ham/Duyvendak over het actief ter beschikking stellen van gedoogbeschikkingen via internet (22343, nr. 83).

(Zie vergadering van heden.)

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, GroenLinks, de PvdA, D66 en de VVD voor deze motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat zij is aangenomen.

Geachte medeleden. Wij hebben een lange dag achter de rug. Ik zal het u verklappen; ik mocht van mevrouw Van Nieuwenhoven aan het begin van de week niet zeggen dat het de nacht van donderdag op vrijdag zou worden. Wij hebben ons best gedaan en wij zijn er bijna. Wij hebben een lange dag, een lange week, intensieve maanden achter de rug. Wij hebben alle begrotingen tijdig behandeld. Dat is op zich echter niet bijzonder, want dat doen wij al 20 jaar. Toch denk ik dat de ongeveer 80 leden in ons midden die langer dan vier jaar parlementaire ervaring hebben, zullen toegeven dat dit een bijzonder jaar was. U bent dan ook best een beetje moe. Uw voorzitter niet, uiteraard. Er is niet alleen vermoeidheid, er mag ook best een beetje voldoening zijn. Negen fracties, voortgekomen uit verkiezingen met een hoge opkomst, hebben elkaar en het kabinet gevonden in wat vroeger "gemeen overleg" heette; een wat dubbele aanduiding. Ik geef er de voorkeur aan, te constateren dat met grote hardnekkigheid en intensiteit is gediscussieerd over zaken die voor Nederlanders van belang zijn.

Er is in het afgelopen jaar veel gesproken over onze eigen werkwijze. Er ligt een stapel voorstellen over de werkwijze ter beslissing na het reces. De conclusie van al die studie was toch vooral dat de cultuur van onze onderlinge omgang bepalend is, niet de regels. Welnu, die cultuur heeft zich naar mijn oordeel, in de laatste maanden van zijn goede zijde getoond. Zo is bijvoorbeeld het aantal moties bij de begrotingsbehandeling enigszins teruggelopen – u ziet, ik tel mijn zegeningen – terwijl de intensiteit van vele debatten, in mijn waarneming vanaf deze plaats, groter was dan vorig jaar.

De beslissing die het Presidium gisteren heeft genomen om zalen in onze oude en toekomstige behuizing de namen te geven van wijlen mevrouw Ien Dales, wijlen de heer Pim Fortuyn, de heer Hans van Mierlo en de heer Jan Terlouw heeft ook een symbolische betekenis, omdat daarmee aan vier bijzondere mensen, uit drie geheel verschillende politieke partijen, gezamenlijk respect wordt betoond. Ook die naamgeving brengt tot uitdrukking dat de Tweede Kamer er is om uiteenlopende idealen en ambities met elkaar te confronteren met het oog op besluitvorming.

Ten slotte noem ik nog een verschijnsel dat het jaar 2003 in positieve zin uniek maakt in de parlementaire geschiedenis. Ik denk nu aan de jonge ouders in ons midden. Mevrouw Gerkens, de heer Hermans, de heer Heemskerk, de heer Dubbelboer, hartelijk gefeliciteerd. Dat geldt natuurlijk ook voor mevrouw Dijksma en mevrouw Halsema, die wij na het reces graag in ons midden terug willen zien.

De heer Van Heemst (PvdA):

En de heer Duivesteijn.

De voorzitter:

Ik dacht al, waarom zit u de hele avond zo feestelijk op mijn stoel in de zaal?

Wij wensen ons medelid Van der Staaij geluk, die morgen samen met zijn vrouw naar Colombia vertrekt om daar hun dochtertje Camilla, geboren op 9 oktober van dit jaar, te gaan halen.

(Applaus)

De voorzitter:

Acht jonge Nederlandertjes in één jaar; daar zijn ook de andere 143 leden een beetje trots op. Natuurlijk wensen wij mevrouw Van der Laan en mevrouw Van Vroonhoven een voorspoedig verloop van hun verdere zwangerschap toe. Dat geldt ook voor staatssecretaris Van Gennip. Wij wensen ook mevrouw Bos het allerbeste en de heer Bos veel sterkte.

Geachte medeleden. Ik heb tot nu toe alleen over onszelf, over de leden gesproken. Wij weten dat wij geen begrotingen kunnen aannemen en geen nieuwe zalen in gebruik kunnen nemen zonder de onvermoeibare hulp van onze medewerkers: de ambtenaren van de Kamer, de fractiemedewerkers en de persoonlijk medewerkers.

Misschien mag ik voor één keer de dames en heren van de pers, hoe vrij en onafhankelijk ook, danken voor hun inzet. Wat zij niet weten – als het moet, kunnen wij echt wel iets geheim houden – is dat er door de leden van de Kamer een onderzoek is gedaan, op grond van goede criteria en met goede vragen, naar de beste en slechtste parlementaire journalist van het jaar. Ik zou nu graag de uitslag voorlezen, maar ik ben tot mijn spijt het papiertje met de namen kwijt!

Tot slot noem ik de bewindslieden. Ministers en staatssecretarissen, hoe dualistisch wij ons ook tegenover u voelen, dank voor de samenwerking. Eén van u, minister Bot van Buitenlandse Zaken, die gisteren zijn debuut maakte, was kennelijk aan het einde van die lange dag al zo verslaafd aan de Kamer dat hij mij vanochtend zei dat hij ons volgende week zal missen. Daar zal hij toch even mee moeten leven.

Ik wens u allen, in en buiten deze zaal, in en rondom de Tweede Kamer, goede kerstdagen, een goed reces en een gelukkig nieuwjaar. Tot ziens!

Sluiting 0.47 uur

Naar boven