Aan de orde is voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2004 (29200 XVI)

,

- van:

- de motie-Smits c.s. over vergoeding voor de anticonceptiepil (29200 XVI, nr. 72);

- de motie-Smits c.s. over vergoeding voor zittend ziekenvervoer (29200 XVI, nr. 73);

- de motie-Smits over vergoeding voor fysiotherapie (29200 XVI, nr. 74);

- de motie-Smits c.s. over het volgen van maatregelen door het SCP (29200 XVI, nr. 75);

- de motie-Smits c.s. over wachttijden voor verzorging en ondersteuning (29200 XVI, nr. 76);

- de motie-Smits/Tonkens over koopkrachtverlies door de financiering van de zorg (29200 XVI, nr. 77);

- de motie-Timmer c.s. over werkdrukmiddelen (29200 XVI, nr. 78);

- de motie-Timmer/Tonkens over de verdeling van regionale middelen voor zorgvernieuwing (29200 XVI, nr. 79);

- de motie-Timmer c.s. over preventieve effecten van welzijnsvoorzieningen (29200 XVI, nr. 80);

- de motie-Timmer/Tonkens over de subsidie voor de Stichting fondspatiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties (29200 XVI, nr. 81);

- de motie-Timmer/Tonkens over het volgen van de effecten van het subsidiebeleid door het SCP (29200 XVI, nr. 82);

- de motie-Vietsch c.s. over slaapkamers voor meer dan vier mensen (29200 XVI, nr. 84);

- de motie-Vietsch c.s. over tijdschrijven door verpleegkundigen en verzorgenden (29200 XVI, nr. 85);

- de motie-Vietsch c.s. over overgangsmaatregelen voor zorgkantoren (29200 XVI, nr. 86);

- de motie-Kant over afzien van de bezuiniging op zorgvernieuwing (29200 XVI, nr. 87);

- de motie-Kant over zorgplicht van gemeenten voor dak- en thuislozen (29200 XVI, nr. 88);

- de motie-Kant/Timmer over korting op of gratis condooms voor jongeren (29200 XVI, nr. 90);

- de motie-Kant/Tonkens over financiering van wetenschappelijk onderzoek door het NHG, de KNOV en het KNGF (29200 XVI, nr. 91);

- de motie-Kant over verplichte vergoeding van 75% van de kostprijs van dure geneesmiddelen (29200 XVI, nr. 92);

- de motie-Schippers/Lambrechts over informatie aan zwangere vrouwen over het kunnen aantonen van ernstige aandoeningen (29200 XVI, nr. 93);

- de motie-Schippers/Lambrechts over een hardheidsclausule in het kader van zittend ziekenvervoer (29200 XVI, nr. 94);

- de motie-Van Miltenburg c.s. over zorgvernieuwingsgelden voor verstandelijk gehandicapten (29200 XVI, nr. 95);

- de motie-Van Miltenburg c.s. over het mandaat van RIO's inzake indicatiestelling door derden (29200 XVI, nr. 96);

- de motie-Van Miltenburg c.s. over het doorberekenen van de subsidiekorting door het Fonds PGO (29200 XVI, nr. 97);

- de motie-Van Miltenburg/Smits over diagnostiek en behandeling van dyslexie (29200 XVI, nr. 98);

- de motie-Lambrechts c.s. over handhaving van het niveau van zorg in verpleeg- en verzorgingshuizen (29200 XVI, nr. 99);

- de motie-Lambrechts c.s. over nieuwe en meer eigentijdse zorgarrangementen (29200 XVI, nr. 100);

- de motie-Lambrechts c.s. over kwaliteitscriteria voor zorg in de verpleeg- en verzorgingshuizen (29200 XVI, nr. 101);

- de motie-Lambrechts/Schippers over prenatale screening (29200 XVI, nr. 102);

- de motie-Lambrechts c.s. over de donorregistratie (29200 XVI, nr. 103);

- de motie-Tonkens c.s. over een meerjarenplan voor de kwaliteitsverbetering (29200 XVI, nr. 104);

- de motie-Tonkens c.s. over een emancipatie-effectrapportage over het conceptvoorstel van Wet maatschappelijke zorg (29200 XVI, nr. 105);

- de motie-Tonkens/Kant over een bureaucratietoets op het terrein van VWS (29200 XVI, nr. 106);

- de motie-Tonkens/Kant over 10 mln euro van de RIO's voor maatschappelijke opvang en vrouwenopvang (29200 XVI, nr. 107);

- de motie-Tonkens/Kant over de beleidsregel inzake zorg in achterstandswijken (29200 XVI, nr. 108);

- de motie-Tonkens over leefwensenonderzoeken (29200 XVI, nr. 109);

- de motie-Tonkens over daderhulpverlening (29200 XVI, nr. 110);

- de motie-Rouvoet c.s. over de subsidiekorting voor Stichting de Driehoek (29200 XVI, nr. 111);

- de motie-Van der Staaij c.s. over subsidie aan o.a. de Nederlandse Jeugdgroep (29200 XVI, nr. 112);

- de motie-Van der Staaij over beperking van de omslagbijdragen tot maximaal vier kinderen (29200 XVI, nr. 113).

- de motie-Buijs c.s. over extra financiële middelen ter oplossing van knelpunten bij spoedeisende ambulancehulp (29200 XVI, nr. 136);

- de motie-Kant over ontwikkeling van een geen-bezwaarsysteem in verband met orgaandonatie (29200 XVI, nr. 137);

- de motie-Schippers c.s. over het opstellen van productomschrijvingen fysiotherapie en vrijstelling van therapeuten van de Wet tarieven gezondheidszorg (29200 XVI, nr. 139);

- de motie-Schippers c.s. over een apart tarief voor SCEN-artsen (29200 XVI, nr. 140);

- de motie-Lambrechts c.s. over uitbreiding van heroïne-experimenten in lijn met de aanbevelingen van de commissie-Paas (29200 XVI, nr. 141);

- de motie-Lambrechts c.s. over onderzoek naar wijziging van de systematiek van donorregistratie (29200 XVI, nr. 142);

- de gewijzigde motie-Smits c.s. over een langetermijnvergoeding inzake fertiliteits- en kunstmatige vruchtbaarheidsbehandelingen (29200 XVI, nr. 143);

- de motie-Tonkens over het achterwege laten van maatregelen die de inkomenspositie van chronisch zieken en gehandicapten verslechteren (29200 XVI, nr. 144);

- de motie-Tonkens/Kant over positionering van de SCEN-voorziening als WTG-orgaaan (29200 XVI, nr. 145).

(Zie vergadering van 9 december 2003.)

De voorzitter:

Het is mij gebleken dat er behoefte is aan een vierde termijn. Ik stel voor, hiertoe de gelegenheid te geven.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De woordvoerders hebben een klein probleem: ze hebben eigenlijk geen tijd meer. Om de beraadslagingen niet meteen weer te hoeven sluiten, stel ik mij één minuut spreektijd per woordvoerder voor. Ook stel ik mij voor dat wij ons beperken tot het onderwerp dat mevrouw Lambrechts heeft aangemeld bij de Regeling van werkzaamheden, dus geen uitgebreide debatten meer in deze allerlaatste termijn.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. Dank u voor uw clementie: één minuut om de laatste onduidelijkheden weg te nemen over de uitbreiding van de heroïne-experimenten en de motie op stuk nr. 141. De minister heeft in zijn brief aan de Kamer van begin deze week gelijk dat het gaat om medische verstrekking van heroïne, en niet om een vrije verstrekking. Ik heb de motie inmiddels in die zin aangepast. Als het goed is, is deze inmiddels in deze gewijzigde vorm rondgedeeld.

De voorzitter:

De motie-Lambrechts c.s. (29200-XVI, nr. 141) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het rapport van de commissie-Paas blijkt dat de experimenten met medische verstrekking van methadon en heroïne geslaagd genoemd kunnen worden;

overwegende dat naast het verbeteren van de gezondheidstoestand van de verslaafden eveneens sprake is van het terugdringen van de criminaliteit voortvloeiende uit de heroïneverslaving;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk over te gaan tot uitbreiding van de heroïne-experimenten in lijn met de aanbevelingen van de commissie-Paas,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Lambrechts, Timmer en Van Miltenburg. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 155 (29200-XVI).

Mevrouw Lambrechts (D66):

Voorzitter. De minister vraagt ruimte voor nóg een evaluatie. Dat vind ik oké, maar dan wil ik wel van hem horen – gelet op de ondertekening ga ik ervan uit dat de motie zal worden aangenomen – dat uitbreiding zal volgen als die evaluatie positief uitpakt. Nogmaals, deze minister hoeft dat natuurlijk niet alleen te bekostigen, ook de ministers voor Grotestedenbeleid en van Justitie kunnen bijdragen aan de uitbreiding van de heroïne-experimenten.

Ik heb nog twee vragen over de evaluatie zelf. Ik vraag de minister de evaluatie zo ver mogelijk naar voren te halen, indien mogelijk liefst in maart, zodat een positief resultaat van de evaluatie vrij snel kan worden beantwoord met een uitbreiding. Ook wil ik graag van de minister horen dat de evaluatie, waar veel van afhangt, eerlijk zal zijn, dus gebaseerd op dezelfde doelstellingen en criteria als die tot nu toe een rol speelden, namelijk het verbeteren van de lichamelijke en geestelijke gezondheid van de verslaafden en het verbeteren van hun maatschappelijk functioneren, inclusief de vermindering van het crimineel gedrag als gevolg van de heroïneverslaving. Ik zou het niet netjes vinden als nu ineens iets heel anders zou worden gemeten dan wat de opzet en doelstellingen waren van de heroïne-experimenten. Zo kunnen we deze projecten nu niet ineens pas geslaagd gaan noemen als een substantieel aantal van de gebruikers echt is afgekickt; dat zou ik niet fair vinden. Ik hoop echt dat de minister die zienswijze deelt.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Beluister ik bij u dat u wilt meekijken naar de evaluatieopzet, of laat u die geheel over aan de minister?

Mevrouw Lambrechts (D66):

Sterker nog, ik heb helemaal geen behoefte om hierover mee te praten, omdat de brief aan de Kamer van begin deze week absoluut helder was over de opzet en doelstellingen. Als we kunnen afspreken dat die worden gemeten, dan heb ik het volste vertrouwen in de evaluatie.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Mijnheer de voorzitter. Ik dank u voor uw coulantie ten aanzien van onze spreektijd. Ik vind echter niet dat wij ons kunnen beperken tot het onderwerp dat mevrouw Lambrechts heeft aangekaart. Gisteren is nog een reactie gegeven op de ingediende moties en amendementen. Ik sluit mij vanwege de tijd aan bij alles wat mevrouw Lambrechts heeft gezegd over de medische behandelingen met heroïne. Daarnaast dien ik een gewijzigde motie in over de regionale zorgvernieuwing.

De voorzitter:

De motie-Timmer/Tonkens (29200-XVI, nr. 79) is in die zin gewijzigd dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat beroepsgroepen in de zorg op gesegmenteerde wijze middelen ontvangen voor regionale ondersteuningsstructuren en zorgvernieuwing;

overwegende dat deze gesegmenteerde financiering niet bijdraagt aan de gewenste samenhang op regionaal niveau;

constaterende dat de verpleegkundige en verzorgende beroepsgroep geen evenredig deel ontvangt van de beschikbare middelen;

verzoekt de regering, in de toekomst zorgvernieuwing door beroepsbeoefenaren op een integrale wijze te financieren;

verzoekt de regering tevens, tot die tijd ervoor zorg te dragen dat verpleegkundigen en verzorgenden een evenredig deel ontvangen van de beschikbare middelen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Deze gewijzigde motie is voorgesteld door de leden Timmer en Tonkens. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 154 (29200-XVI).

Mevrouw Timmer (PvdA):

Mijn fractie heeft een amendement ingediend inzake de middelen die in 2003 voor het jeugdbeleid resteren. Wij willen deze middelen veiligstellen voor het jeugdbeleid in 2004.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Voorzitter. De mensen die bezig zijn met de heroïne-experimenten wachten al heel lang op hoe het nu verder gaat. Men verkeert al heel lang in het ongewisse of de experimenten worden voortgezet en uitgebreid. Nu is besloten dat de experimenten worden voortgezet. Zij worden echter nog niet uitgebreid; er komt eerst een evaluatie. Het waarom hiervan is nog steeds niet duidelijk. De minister heeft gezegd dat deze kwestie moeilijk ligt in het kabinet. Het ligt moeilijk bij het CDA, hebben wij begrepen. Het gaat daarbij echter om Haagse CDA'ers. Alle CDA'ers die er zelf mee te maken hebben, zijn er voorstander van. De commissie-Paas is er bijvoorbeeld voor, en de heer Paas is een CDA'er. De heer Deetman, een CDA-burgemeester, is ervoor. De G26, waarin veel CDA'ers zitten, is ervoor. Kortom, iedereen die er iets van af weet, is ervoor. Er is ook al een evaluatie geweest, die positief is uitgevallen. Het is dus een raadsel waarom nu nog moet worden geëvalueerd en waarom niet gewoon wordt overgegaan tot uitbreiding. Ik wil graag een antwoord op deze vraag van de minister. Van de CDA-fractie wil ik natuurlijk graag weten waarom zij niet gewoon haar eigen bestuurders volgt, die beter dan wij in Den Haag weten hoe de heroïne-experimenten werken.

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. In het regeerakkoord is afgesproken om de heroïne-experimenten alsnog te evalueren. Ik ga deze evaluatie zoveel mogelijk naar voren trekken. Ik heb gezegd dat de evaluatie in het voorjaar zal zijn afgerond. Mevrouw Lambrechts heeft de maand maart gesuggereerd. Maart valt in het voorjaar, dus ik zal zien wat ik kan doen. Ik kan echter niet aan het onmogelijke worden gehouden; het moet wel een serieuze en eerlijke evaluatie zijn. Er zullen dus niet opeens nieuwe criteria opduiken. Ik wil onder meer de kosteneffectiviteit nog eens onder de loep nemen. Ik denk dat wij daarover wat meer informatie moeten hebben. Ik wil ook eens bezien hoe het gaat met de oorspronkelijke deelnemers aan het experiment. Het directe oogmerk is nooit geweest om mensen te laten afkicken. De medische heroïneverstrekking zou ook wel een bijzondere manier van afkicken inhouden. In Zwitserland schijnt het toch wel voor te komen dat mensen die aan zo'n experiment deelnemen uiteindelijk toch erin slagen om af te kicken. Ik ben benieuwd of dat inderdaad gebeurt, maar ik kom niet met nieuwe criteria.

Mevrouw Tonkens heeft gezegd dat veel leden van de CDA-fractie nu al voor uitbreiding zijn. Ik vind het interessant om dit waar te nemen, maar ik houd mij aan de afspraken die wij binnen de coalitie hebben gemaakt, namelijk om de zaak nog eens te bezien. Een positieve uitkomst daarvan is heel betekenisvol voor het kabinet.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Zegt u nu werkelijk dat u uitsluitend gaat evalueren omdat u hebt afgesproken om te gaan evalueren? Is er geen andere reden voor? Dat verbaast mij van een minister die altijd graag kosten wil besparen en niet onnodig geld wil uitgeven aan zaken die nergens toe leiden.

Minister Hoogervorst:

In de eerste plaats gaat dit helemaal niet duur worden. Ten tweede vind ik het nakomen van afspraken iets heel waardevols in de politiek. Ten derde denk ik dat, nu wij weer iets verder zijn met dit experiment, er op een aantal punten interessante nieuwe gegevens naar voren kunnen komen. Als wij zouden besluiten om de zaak nog wat uit te breiden, kunnen wij daarmee wellicht ons voordeel doen. Ik snap eerlijk gezegd niet waarom u hier nog moeilijk over staat te doen. Het is nog maar een paar maanden tot maart. Dan hebben wij nieuwe gegevens en gaan wij verder kijken.

Mevrouw Tonkens (GroenLinks):

Ik sta moeilijk te doen, omdat het een volkomen overbodige exercitie is. Wij hebben de zaak onlangs geëvalueerd en daar is uitgekomen dat het goed gaat. Nu zegt u: wij gaan evalueren, omdat wij dat hebben afgesproken en nergens anders om. Dat is toch vreemd?

Minister Hoogervorst:

Als je een nieuwe stap gaat zetten, is het ook wel interessant om de nieuwste ervaringen daarbij te betrekken. Wij zijn nog maar kort bezig met dit experiment. Het gaat om iets wat bijna nergens anders in de wereld gebeurt. Ik vind dat wij daarom niet zorgvuldig genoeg kunnen zijn. Het buitenland kijkt ook met argusogen naar Nederland, in de trant van: waar zijn die gekke Nederlanders nu weer mee bezig met heroïneverstrekking? Ik denk dat het helemaal geen kwaad kan om wat extra zorgvuldigheid te betrachten, ook los van de afspraken die wij hebben gemaakt. Ik heb echter ook te maken met politieke afspraken en die moeten wij nauwgezet nakomen.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Wij zijn ook voor zorgvuldigheid, maar ik moet wel zeggen dat ik, evenals mevrouw Tonkens, teleurgesteld ben. Wij weten al zoveel: het Trimbos Instituut heeft er bijvoorbeeld over gepubliceerd. Wij weten vanuit de grote steden en van Justitie dat er veel kosten mee zijn gemoeid. Daarnaast – en dat is voor ons nog belangrijker – spelen de gezondheidsaspecten voor de verslaafden een rol. U zegt: wat maken die paar maanden uit. Dan zeg ik: u moet eens op straat gaan kijken wat die paar maanden voor onze lokale bestuurders, maar met name ook voor de verslaafden, betekenen.

Minister Hoogervorst:

Op de tijdsspanne dat dit probleem al bestaat, is drie maanden natuurlijk helemaal niets.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik hoop dan wel dat wij, als de evaluatie waar u zo aan hecht, positief uitpakt, heel snel verder kunnen. Als het dan weer een paar maanden duurt, zijn wij zo een half jaar tot een jaar verder.

Minister Hoogervorst:

Wij zullen dat dan wel weer zorgvuldig moeten "uitrollen". Ik weet wel dat de grote steden nog reservecapaciteit hebben, die zij binnen korte tijd zouden kunnen benutten. Het opzetten van eventuele nieuwe plekken in andere steden zal wat meer tijd vergen. Wij gaan dit zorgvuldig doen. Daarnaast speelt de kwestie van de financiën. Wellicht is de minister die verantwoordelijk is voor het grotestedenbeleid, bereid hieraan zijn steentje bij te dragen. Wij zullen dat ook moeten bezien in het licht van de nieuwe budgettaire situatie. Als er in het voorjaar een positieve evaluatie ligt, zal ik mij ervoor inspannen om zo snel mogelijk tot besluitvorming en verdere uitvoering van het beleid over te gaan.

Mevrouw Lambrechts (D66):

Ik ga deze exercitie zeker niet ter discussie stellen, maar plaats deze onder het hoofdstuk "check and double check". Het is een precaire aangelegenheid, maar ik wil dat wij wel met elkaar afspreken dat wij deze route niet zomaar bewandelen. Als de motie wordt aangenomen en de wens de van de Kamer duidelijk is en als tegelijkertijd de evaluatie positief uitpakt, moeten wij erop kunnen vertrouwen dat de consequenties door de regering worden genomen en wij tot uitbreiding overgaan.

Minister Hoogervorst:

Dat zou zeer betekenisvol zijn voor de regering.

Voorzitter. Ik heb hier nog een motie van mevrouw Timmer, die mij vraagt om de zorgvernieuwing door beroepsbeoefenaren op integrale manier te financieren en ervoor zorg te dragen dat verpleegkundigen en verzorgenden een evenredig deel ontvangen van de beschikbare middelen. Wij hebben bij de ondersteuning van beroepsgroepen en de zorgvernieuwing te maken met zulke krappe middelen dat ik het niet zinvol acht om naar gelang van bijvoorbeeld de grootte van beroepsgroepen geld uit te delen aan de verschillende groepen. Wij zullen echt moeten kijken wat er waar nodig is en welke groepen wat nodig hebben. Dat zullen wij integraal moeten bekijken. De integraliteit van bijvoorbeeld de eerstelijnszorg betekent dat je niet met een mechanische verdeelsleutel kunt werken. Daar heb ik geen behoefte aan. Overigens heb ik de indruk dat de verpleegkundigen er bij de subsidie-exercitie bepaald niet slecht van af zijn gekomen.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik versta de minister goed, maar uit de antwoorden die wij deze week kregen, is gebleken dat er juist verschillen ontstaan omdat het bij het een om subsidiegeld gaat en bij het ander om premiegeld. Daar komt de ongelijkheid ook vandaan. Wij willen zorgvernieuwing en wij vragen op dit moment heel veel van iedereen die in de zorg werkt. Dat vraagt om een integrale aanpak. Dan kun je niet anders dan de middelen integraal bestemmen. Regionale zorgvernieuwing kan niet door een beroepsgroep alleen worden gedaan, dat doe je met elkaar. Daarom moeten die middelen ook evenredig verdeeld zijn.

Minister Hoogervorst:

Ik ben het eens met uw pleidooi voor integraliteit. Daarom is het ook niet goed dat het één uit subsidies wordt betaald en het ander uit premies. Ik vind dat een slordige manier van financiering. Daar kunnen wij elkaar in vinden. Ik ben het niet eens met uw voornemen om de beroepsgroepen in evenredigheid te laten delen in die middelen. Het hangt er echt van af wat er aan versterking in de eerste lijn nodig is en op welke plek. Daar moet je dat geld aan besteden. Daarom is de financiering volgens een verdeelsleutel in de tarieven een slechte manier van financieren.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik heb niet de illusie dat wij het hierover eens worden, maar als je het omrekent naar beroepsbeoefenaren, dan is de optelsom nu dat er voor medisch specialisten ruim € 250 per persoon beschikbaar is en voor elke verpleegkundige en verzorgende slechts € 1. U mag wel zeggen dat ik die berekening niet zo mag maken, maar zo ligt het wel.

Minister Hoogervorst:

Misschien komen de medisch specialisten er bij mij wel veel slechter vanaf. Wij zullen echt moeten bekijken wat de werkelijke noden zijn.

Mevrouw Timmer heeft gememoreerd dat zij samen met mevrouw Kalsbeek een amendement heeft ingediend over het jeugdbeleid. Het betreft 5,6 mln euro, gefinancierd uit de eindejaarsmarge. Ik acht het een vrij dubieuze zaak om een eindejaarsmarge te prioriteren voor dit soort uitgaven. De regering is er ook geenszins van overtuigd dat er überhaupt een eindejaarsmarge zal zijn. Ik acht de financiering van dit amendement niet deugdelijk en daarom ontraad ik aanneming van het amendement.

Mevrouw Timmer (PvdA):

Ik begrijp de penibele situatie van de financiën, maar weet u ook in wat voor penibele situatie de jeugdzorg op dit moment verkeert?

Minister Hoogervorst:

Voorzitter. Ik ken zeer veel penibele situaties.

Ik ben klaar met mijn beantwoording.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende moties, de begroting en de amendementen aan het einde van de vergadering te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik zal vertellen wat ik van plan ben voor de rest van de avond, zodat u weet waar u aan toe bent. Wij hebben nog negen VAO's op de agenda staan. Als wij die in gemiddeld vijf tot zes minuten per VAO behandelen, zijn wij over ongeveer een uur klaar. Daarna wil ik schorsen voor het diner en voor fractievergaderingen. Als ik zie dat wij naar half negen toe gaan lopen, schors ik eerst voor het diner, maken wij daarna de agenda af en schors ik vervolgens nog een keer voor fractievergaderingen. Ik ga echter proberen om zonder onnodig te jagen over een uurtje klaar te zijn.

Naar boven