Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 4 november 2003 over de afvalexport.

De heer Koopmans (CDA):

Voorzitter. De Kamer heeft de afgelopen anderhalf jaar verschillende keren gesproken over de explosief gestegen afvalexport naar Duitsland. Dat is laatstelijk gebeurd op 4 november. De staatssecretaris van VROM heeft ons toen toegezegd dat wij uiterlijk de afgelopen week een brief van hem zouden ontvangen. Wij hebben de brief uiteindelijk ontvangen vijf minuten voordat de regeling van werkzaamheden vandaag aan de orde was. De CDA-fractie vindt dat het gelijke speelveld, ook in financiële zin, onderdeel moet zijn van een afdoende aanpak van de sterk gestegen export en de risico's die daarbij een rol spelen, met name rondom het oneigenlijke onderdeel daarvan. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de afvalexport naar Duitsland in de afgelopen jaren explosief is gestegen;

overwegende dat deze export mede het gevolg is van het grote verschil in stortkosten tussen Nederland en Duitsland;

roept de regering op om één vorm van heffing op de export van afval te introduceren óf de WBM-heffing op het storten van afval te verlagen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Koopmans en De Krom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(27664).

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ook de PvdA wil een gelijk speelveld invoeren voor afvalexport, zodanig dat die afvalexport ook stopt met explosief stijgen. Maar in tegenstelling tot CDA en VVD wil de PvdA dat niet ten koste doen van het milieu, dus een verlaging van de WBM-stortheffing lijkt ons absoluut geen goed idee. Daarom het volgende voorstel:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het huidige beleid niet afdoende is om oneigenlijke export van afval naar het buitenland tegen te gaan;

constaterend dat financiële instrumenten zoals een exportheffing op dit moment het enige alternatief zijn voor een effectiever beleid;

overwegende dat een exportheffing ook in eenvoudige vorm – bijvoorbeeld op forfaitaire basis – kan worden ingevoerd;

verzoekt de regering, een zo eenvoudig en effectief mogelijke heffing op het te storten deel van de export van afval in te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Samsom. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(27664).

Staatssecretaris Van Geel:

Voorzitter. Ik trek mij een klein boetekleed aan vanwege het feit dat mijn brief de Kamer pas onlangs heeft bereikt. Ik vertelde al eerder wat daarvoor de redenen waren.

We hebben in de afgelopen jaren veelvuldig gediscussieerd om inhoud te geven aan een beleid dat is gericht op het zorgvuldig omgaan met afval, het niet onnodig afbreken van de infrastructuur rondom afval in ons land en het realiseren van een adequate handhaving van ons beleid. Gelukkig is er op een groot aantal punten overeenstemming bereikt. Op dit onderdeel van het gehele afvalbeleid blijkt er nog een verschil te zijn tussen Kamer en kabinet.

Allereerst wil ik ingaan op de motie over de WBM-heffing en de verhoging daarvan. In het algemeen overleg heb ik al omstandig uitgelegd dat dit een ondergraving zou zijn van de structuur die wij in de afgelopen periode hebben opgebouwd en die ertoe moest leiden dat er niet wordt gestort, en dat er alleen wordt verbrand als er geen nuttige toepassingen zijn. Het gaat mij om de inhoud van het beleid; op de financiële kant ervan komt staatssecretaris Wijn wellicht terug. Een verlaging van het tarief is voor mij geen begaanbare weg.

Beide moties hebben gemeenschappelijk dat er een vorm van eenvoudigere exportheffing moet komen. Ik zal u een aantal criteria noemen waaraan nieuwe wet- en regelgeving moet voldoen: de regelgeving moet een probleem oplossen dat structureel is, je maakt immers geen regel voor een incidentele of tijdelijke situatie; het probleem zou niet op een andere manier opgelost moeten kunnen worden; er moet aan de HUF-criteria worden voldaan; de regelgeving moet gehandhaafd kunnen worden, uitvoerbaar en fraudebestendig zijn; ze mag de administratieve lasten niet verhogen; en het moet allemaal Europeesrechtelijk mogelijk zijn. Aan deze criteria herinnert de Kamer ons voortdurend als wij met nieuwe regelgeving komen. Laten we deze criteria eens langslopen.

Het probleem is allereerst niet structureel. Wij zijn bezig met een harmonisatie van de wijze waarop met stortbelasting en -verboden wordt omgegaan; de Kamer krijgt daar ook jaarlijkse rapportages over, volgend jaar weer. Het probleem is ook niet anders op te lossen. Elk voorstel moet gehandhaafd kunnen worden. Wij zijn nu bezig met een strenge, strakke en geconcentreerde handhaving. Ik kan u mededelen dat ik overweeg om een zestal beschikkingen in te trekken rond zaken waarin continu overtredingen aan de orde zijn. Daartegen treden wij hard, eenduidig en helder op. Het volgende criterium is of het handhaafbaar, uitvoerbaar en fraudebestendig is. Collega Wijn zal wellicht nog iets zeggen over de heffingskant, maar het is mijn overtuiging dat deze regeling niet handhaafbaar, niet goed uitvoerbaar en niet fraudebestendig is. Een ander criterium is of het voldoet aan de administratieve lastenverlichting. Dat is niet het geval. Nu is slechts een beperkt aantal instellingen belastingplichtig. Door de moties zouden meer bedrijven worden geconfronteerd met administratieve lasten. Het laatste criterium is of het Europeesrechtelijk mogelijk is; daarover bestaan buitengewoon veel twijfels. Op grond van deze vijf overwegingen ontraden wij het aannemen van deze moties. Krachtiger en helderder kan ik het niet zeggen.

Staatssecretaris Wijn:

Voorzitter. Na het langslopen van de vijf algemene criteria valt er niet zo gek veel meer te zeggen. Staatssecretaris Van Geel heeft daarmee een aantal punten behandeld die mutatis mutandis ook voor de belastingen gelden. Ik kan mij best voorstellen dat de Kamer vragen heeft over het handhavingsbeleid. De VROM-inspectie en de Belastingdienst doen hun uiterste best bij de uitvoering en handhaving van milieubelasting door het voeren van regulier overleg en door het vaststellen van een focus. In de praktijk is het niet allemaal halleluja, maar zij doen er hun uiterste best voor.

Over het afvalbeleid heeft de heer Van Geel al het nodige gezegd. Ik vind overigens dat je altijd moet oppassen wanneer een bepaalde sector vertelt dat er minder omzet is vanwege het buitenland. Je moet je dan afvragen of dit fiscale achtergronden heeft of dat het komt door de effectiviteit en de organisatie van de sector zelf. Wij mogen best vaststellen dat niet iedereen in de sector hier hetzelfde over denkt.

Over de overweging in de motie-Koopmans/De Krom heb ik net gezegd dat ik de een-op-eenrelatie niet erken, hoewel ik ook niet wil zeggen dat er geen relatie is. Door een exportheffing zou je eerder in conflict komen met artikel 25 van het EG-verdrag inzake het vrije verkeer van goederen binnen Europa. Ook afval valt hieronder. Een alternatief in de vorm van een inzamelingsheffing zou ook strijdig kunnen zijn met het EG-verdrag. Ik ben bereid om dit in een brief aan de Kamer te onderbouwen, zodat duidelijk is waar dit wrikt met het Europese recht. In Vlaanderen is er sprake van een heffing binnen België. Dan is er natuurlijk geen sprake van een conflict met het EU-recht. Dan is er weliswaar belemmering van vervoer van goederen tussen Vlaanderen en Wallonië, maar dit is binnen één land. Dat is iets anders dan vervoer van afval tussen Nederland en andere Europese landen.

De Kamer is ermee akkoord gegaan dat 10% minder mensen bij de Belastingdienst mogen werken. Voor het introduceren van nieuwe heffingen, met hoge administratieve lasten en problemen in de uitvoering, die ook nog moet worden gehandhaafd en gecontroleerd, zijn mensen nodig die wij op dit moment niet hebben. Er zou een situatie ontstaan waarin de uitvoeringskosten de opbrengst overstijgen. Dat conflicteert met de plannen voor de Belastingdienst, die ook door de indieners worden gesteund. De andere optie die in het dictum wordt genoemd, is het verlagen van de WBM-heffing. Je zou je dan kunnen afvragen in welke mate deze WBM-heffing moet worden verlaagd om ervoor te zorgen dat men niet naar Duitsland gaat. Gemiddeld wordt er dan 200 kilometer gereden om in Duitsland te komen. Het hoge tarief van de stortbelasting bedraagt op dit moment ruim € 80. Dat zou dan omlaag moeten naar een kleine€ 20. De opbrengst moet dan ongeveer door vier worden gedeeld. Dan ontstaat er een budgettair gat van ruim 140 mln. Dat is een substantiële budgettaire derving, waar in deze motie geen dekking tegenover staat.

Ik wil de Kamer graag tegemoet komen door te zeggen dat wij de problemen die van de zijde van de Kamer naar voren zijn gebracht, erkennen. Wij hebben dat ook in de brief aangegeven. Tegelijkertijd zien wij een zekere tijdelijkheid van deze problemen. Gezien de huidige lijn van het kabinet en de redelijke mate van overeenstemming over de noodzaak van een level playing field in Europa, ontraad ik de aanneming van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie straks te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven