Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 december 2003 over de regeling van het conflictrecht inzake adoptie en de erkenning van buitenlandse adopties.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Voorzitter. De wachtlijstenproblematiek voor adopties is geen nieuw fenomeen; die speelt al jaren en heeft vele schrijnende gevallen tot gevolg. De Nationale ombudsman heeft de gang van zaken ook al een aantal malen veroordeeld. De minister heeft alle kritiek ter harte genomen en dacht een oplossing te kunnen vinden in de creatie van een nieuwe, extra wachtlijst, namelijk eentje om daadwerkelijk op een wachtlijst te kunnen komen. De PvdA vindt dit een onmenselijke en risicovolle ontwikkeling. Onmenselijk, omdat dit niet nodig is. Als we er namelijk in konden slagen om het aanbod van kinderen die voor adoptie worden aangeboden te vergroten, dan zouden we de wachtlijsten op een acceptabelere manier kunnen verkorten. Uit vele aanwijzingen trekken wij de conclusie dat de ontwikkeling van nieuwe contacten in andere landen onnodig wordt belemmerd, bijvoorbeeld door de claimsystematiek waarvan sprake is in het convenant dat tussen bemiddelaars is afgesproken. Het KPMG-onderzoek biedt de minister goede en praktische adviezen om de wachtlijstproblematiek écht aan te pakken.

De minister heeft zich in het Kamerdebat, ondanks de geluiden uit de Kamer, niet bereid getoond om zelf met oplossingen te komen. Daarom dient de PvdA een tweetal moties in. De eerste omdat de wachtlijsten volgens ons onnodig en onmenselijk zijn; en daarnaast risicovol, omdat ze de kans onnodig vergroten dat mensen zelf op zoek gaan naar kanalen om een kind in andere landen te vinden, met alle risico's van dien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering extra wachtlijsten wil invoeren voor de behandeling van adoptieverzoeken;

overwegende dat hierdoor de periode van onzekerheid voor adoptiefouders, alvorens zij horen of zij geschikt worden geacht, onaanvaardbaar lang dreigt te worden;

tevens overwegende dat dit tot gevolg kan hebben dat aspirant-adoptiefouders vanwege hun leeftijd niet meer de mogelijkheid krijgen om een kind te adopteren;

verzoekt de regering, geen extra wachtlijsten voor adoptie in te voeren,

verzoekt de regering tevens, belemmeringen weg te nemen die vergroting van het aanbod van adoptiekinderen uit andere landen in de weg staan, zoals die onder andere voortvloeien uit het convenant tussen bemiddelaars, en de Kamer hierover te berichten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak, Luchtenveld, Van der Laan, Van der Staaij en De Pater-van der Meer.

Zij krijgt nr. 9(28457).

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Mijn tweede motie betreft de doorlooptijd die op dit moment geldt voor de aanvraag van een vergunning voor adoptiebemiddeling. Die is onaanvaardbaar lang. Een verkorting ervan kan leiden tot een vergroting van het aanbod van kinderen die voor adoptie naar Nederland komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de doorlooptijd voor aanvraag van een vergunning voor adoptiebemiddeling onaanvaardbaar lang is en kan oplopen tot enkele jaren;

constaterende dat dit geldt voor zowel de algemene vergunningen volgens de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie alsook de vergunningen voor een specifiek contact;

van mening dat hierdoor de uitbreiding van het aantal bemiddelingen voor adoptie ernstig en onnodig wordt belemmerd;

verzoekt de regering, uiterlijk in het voorjaar van 2004 met voorstellen te komen waarmee de doorlooptijden voor bovengenoemde aanvragen kunnen worden verkort;

verzoekt de regering tevens om een overzicht van de sinds 1995 verleende vergunningen en de daarbij behorende behandeltermijnen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Albayrak, Luchtenveld, Van der Laan en Van der Staaij. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(28457).

Mevrouw Albayrak (PvdA):

De minister heeft in het debat expliciet gezegd dat hij niet principieel tegen adoptie door homoparen is. De PvdA-fractie vindt dat dit dan ook tot uitdrukking moet komen in zijn beleid. Dat is op dit moment niet het geval, omdat de wet een concrete discriminerende bepaling bevat voor homostellen. Homostellen komen niet in aanmerking voor adoptie uit het buitenland. Omdat mijn fractie dat niet wenselijk acht, heeft zij de motie van de D66-fractie op dit punt meeondertekend. Dat geldt ook voor een tweede motie van de D66-fractie waarin...

De voorzitter:

Mevrouw Albayrak, zullen wij mevrouw Van der Laan haar eigen moties laten toelichten? U hebt het nu over moties die nog helemaal niet zijn ingediend.

Mevrouw Albayrak (PvdA):

Ik wil graag in mijn eigen spreektijd laten weten dat mijn fractie deze moties heeft meeondertekend. Beide moties aangaande adoptie door homostellen kunnen op grote sympathie rekenen van de PvdA-fractie.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Voorzitter. Na deze inleiding kan ik het extra kort houden. Momenteel zijn stellen van gelijk geslacht bezig met de adoptie van kinderen uit vooral de Verenigde Staten. Het rare is dat die adoptie heel goed loopt, maar dat de stellen in Nederland tegen de Wobka aanlopen. De volgende motie is dan ook bedoeld voor de mensen die nu in problemen komen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat adoptie door twee personen van gelijk geslacht in het belang van een buitenlands kind kan zijn;

overwegende dat adoptie door twee personen van gelijk geslacht in verschillende (herkomst)landen reeds mogelijk is;

constaterende dat de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) adoptie door twee personen van gelijk geslacht thans onmogelijk maakt;

verzoekt de regering, op korte termijn de Wobka en eventuele andere regelingen zodanig aan te passen dat adoptie door twee personen van gelijk geslacht van een buitenlands kind mogelijk wordt;

verzoekt de regering voorts, zeker te stellen dat landen van herkomst die overwegende bezwaren hebben tegen adoptie door twee personen van gelijk geslacht, niet met dergelijke verzoeken worden geconfronteerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Albayrak, Luchtenveld en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(28457).

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

In de eerste overweging van de motie staat dat adoptie door twee personen van gelijk geslacht in het belang van een buitenlands kind kan zijn. Wat is het causale verband tussen het gelijke geslacht van deze personen en het belang van het kind? Om welke kinderen gaat het hier?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Ik heb vanochtend toevallig een brief gekregen van een lesbisch echtpaar dat samen een kind uit Pennsylvania wil adopteren. Dat kan momenteel niet. Het is de bedoeling om het mogelijk te maken dat zij gezamenlijk dat kind kunnen adopteren.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Mijn vraag is, of één van die partners het kind wel kan adopteren op dit moment.

Mevrouw Van der Laan (D66):

Dat kan, maar zij kunnen het niet als paar doen.

Mevrouw De Pater-van der Meer (CDA):

Wat voegt dit dan toe voor het belang van het kind? U hebt het over het belang van het kind. Het kind kan dus toch worden geadopteerd?

Mevrouw Van der Laan (D66):

Wij vinden het heel prettig dat een kind, als het mogelijk is, twee ouders heeft. Wanneer je als paar een kind wilt adopteren, is het heel fijn om dat als paar te kunnen doen en niet via de rare constructie waarbij één van de partners adopteert. In het laatste geval moet je weer een andere oplossing vinden, met alle gevolgen van dien. Eigenlijk gaat het om de gelijkstelling van de homoparen aan de heteroparen.

Behalve naar de problemen die homostellen momenteel ondervinden, willen wij graag vooruit kijken naar de toekomst. Gebleken is dat er landen zijn die wel degelijk kinderen aan homoparen willen afstaan voor adoptie. Wij moeten dan wel ervoor zorgen dat wij daarbij niet tegen problemen aanlopen. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de regering heeft toegezegd te onderzoeken of Zuid-Afrika bereid is om kinderen ter adoptie af te staan aan twee Nederlandse personen van gelijk geslacht;

overwegende dat het wenselijk is om bilaterale overeenkomsten te sluiten met landen die bereid zijn kinderen ter adoptie af te staan aan Nederlandse paren van gelijk geslacht, wanneer verdragsrechtelijke beperkingen aan dergelijke adopties in de weg staan;

verzoekt de regering:

  • - op korte termijn te onderzoeken welke andere landen bereid zijn kinderen ter adoptie af te staan aan Nederlandse paren van gelijk geslacht;

  • - na een eventuele ratificatie van het Haags Verdrag door de Verenigde Staten, de mogelijkheid voor een bilaterale overeenkomst met (deelstaten van) dat land over adoptie door paren van gelijk geslacht nader te onderzoeken;

  • - de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Laan, Albayrak, Luchtenveld en Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(28457).

Minister Donner:

Voorzitter. Ik denk dat mevrouw Albayrak de spijker op de kop slaat met haar opmerking dat de wachtlijsten korter kunnen worden, als wij erin zouden slagen om het aanbod te vergroten. Als wij daarin niet slagen, kan de Kamer één motie aannemen of honderd moties, maar dan zullen de wachtlijsten niet korter worden. Zo eenvoudig is het. De Kamer heeft eerder een motie aangenomen om de procedures te verkorten. Dat acht ik terecht, omdat op het ogenblik een situatie dreigt te ontstaan waarin het direct in behandeling nemen van mensen tot gevolg heeft dat de wachttijd, die het gevolg is van het tekort aan kinderen, vermengd raakt met de wachttijd, althans het verloop van de procedure. Het voorstel dient ertoe om die twee zaken te scheiden. Dat heeft een belangrijk voordeel, namelijk dat er geen aanvragen in behandeling worden genomen voordat er enig perspectief is op een kind dat ter adoptie bemiddeld kan worden. Als ik alle aanvragen in behandeling zou nemen, zou dat 10 mln aan extra kosten veroorzaken, omdat er dan op de piek moet worden ingezet. In de tweede plaats zou het kapitaalverlies zijn: de beginseltoestemming is slechts drie jaar geldig, maar de wachttijd is langer dan drie jaar vanwege het gebrek aan kinderen, zodat het gezinsonderzoek opnieuw zou moeten worden gedaan. De enige oplossing voor het probleem van de lange wachttijden in het geval van beginseltoestemmingen is dus het voorstel van wachttijden. De Kamer kan aan de ene kant zeggen dat ik de wachttijden moet afschaffen en aan de andere kant dat ik de looptijden moet verkorten, maar tot het onmogelijke is niemand gehouden en zeker de minister van Justitie niet. Derhalve zal de Kamer haar keuze moeten maken en bepalen welke moties zij wil aannemen.

Ik ben ook los van dit debat ten volle bereid om, mede in het licht van de discussie die wij hier gehad hebben, met de organisaties nogmaals te doorlopen wat de mogelijkheden zijn om het aanbod aan kinderen te vergroten. Ik herhaal dat dit niet het opzeggen is van het convenant, want het opzeggen van het convenant zou alleen maar tot gevolg hebben dat er in de media een nog veel groter gekrakeel losbarst tussen de organisaties en over kinderen, terwijl het convenant juist bedoeld was om daar een eind aan te maken. Als de Kamer dat wil, moet zij een motie aannemen die het opzeggen van het convenant eist. Dat zou het enige gevolg zijn. Ik zal gaarne met de organisaties de discussie opnemen over de vraag wat er gedaan kan worden om het aanbod te vergroten. Ik zal ook gaarne doorlichten of eventuele procedures van erkenning van nieuwe organisaties bekort kunnen worden, maar wees van een ding verzekerd: die aanvragen zijn er niet, zodat dit een papieren exercitie zou zijn. Het systeem is open, eenieder die dat wil kan een organisatie openen en als bemiddelaar optreden. De Kamer kan één motie aannemen, zij kan honderd moties aannemen, maar als die organisaties er niet zijn, zal dat niets veranderen. Ik kan de vergunningsprocedures tot een jaar bekorten, maar als de aanvragen er niet zijn, heeft dat geen zin.

Over de beginseltoestemming hebben wij het ook in het algemeen overleg gehad. De afgelopen jaren zijn er jaarlijks 1500 beginseltoestemmingen afgegeven. In dezelfde periode zijn er ieder jaar 1100 kinderen voor adoptie beschikbaar geweest. Er is ook nu al een stuwmeer ontstaan van beginseltoestemmingen, zonder dat dit heeft geleid tot een groter aanbod. Als het kan, ben ik ten volle bereid vereenvoudigingen aan te brengen, maar ik acht het onverantwoord om procedures in te gaan die op het oog nu voldoen, althans geen wachtlijst opleveren, maar straks binnen de kortste keren weer tot een situatie leiden waarin de ombudsman zegt: doe er wat aan, de procedures zijn te kort. Dan doen wij daar wat aan en worden er moties aangenomen. Vervolgens komen wij weer met een wachtlijst te zitten. Wij hebben eenvoudigweg het probleem dat er te weinig kinderen zijn. Als wij daar iets aan willen doen, kan dat. Ik heb deze waarschuwing ook al in het algemeen overleg aan de Kamer gericht: doe nu niets aan de adoptie door homoparen, want dat zal effect hebben op de beschikbaarheid van kinderen. Het kan best zijn dat er een paar is dat in Pennsylvania een kind vindt dat geschikt is voor adoptie. De oplossing werkt uitstekend, namelijk eenouderadoptie. Voor het belang van het kind maakt het geen enkel verschil. Als de ouders hier getrouwd zijn, dan vormen zij het echtpaar dat er in het belang van het kind nodig is. De adoptie is mogelijk en het maakt het Nederlandse beleid in het buitenland aanvaardbaar. Het nu wijzigen van de wet is enkel en alleen een principehandeling ter bevrediging van de wensen van de ouders. Daar is de adoptieprocedure niet voor. De Kamer kan niet aan de ene kant van de regering verwachten dat zij iets doet aan het vergroten van het aanbod en aan de andere kant vragen om een wijziging van de wet op het punt van adoptie door homoparen. Die twee zaken zijn namelijk met elkaar in strijd.

Ik ga nu in op de moties. Ik wil gaarne onderzoeken of er een bekorting mogelijk is van de procedure voor het aanvragen vergunningen voor organisaties voor adoptiebemiddeling en ik wil de Kamer daar ook over inlichten. Dit is echter pas effectief als er een aanvraag is van een nieuwe organisatie. Iedere organisatie die dat wil, kan nu komen. Er zijn criteria, maar het is een open systeem. Dat verandert dus niet.

Mevrouw Albayrak heeft in een motie gevraagd om de extra wachtlijsten niet in te voeren. Ik heb al gezegd dat het optiek is. Er is dan geen wachtlijst, maar de duur blijft precies hetzelfde en blijft verdeeld over alle procedures. Dat kost de staat 10 mln extra en er wordt geen ouder méér door geholpen. De problematiek waar het rapport van de ombudsman over ging, namelijk die van de procedures, blijft dan bestaan. Ik zie daar weinig heil in. Ik heb toegezegd dat ik met de organisaties zal praten over de belemmeringen die er nog voor hen bestaan voor vinden van meer kinderen voor adoptie in het buitenland. Ik heb ook aangegeven dat als er belemmeringen zijn voor nieuwe organisaties, ik die gaarne zal wegnemen. Als die er echter niet blijken te zijn, kunt u één motie aannemen of honderd, maar zal de situatie niet veranderen.

De volgende motie ging over het mogelijk maken van adoptie door twee personen van gelijk geslacht. Ik heb daar in het algemeen overleg ook al iets over gezegd. Wij erkennen het huwelijk van personen van gelijk geslacht en wij erkennen binnenlandse adoptie door deze paren. Het is geen kwestie van principe dat wij dat zo in de wet hebben opgenomen. Het houdt verband met het doel dat met de eerste twee moties wordt nagestreefd, namelijk het vergroten van het aanbod uit het buitenland. Voor ieder standpunt dat de regering inneemt, zullen er in Nederland één of meer deskundigen te vinden zijn die menen dat het anders is. Het departement en ik hebben de verantwoordelijkheid voor de contacten met het buitenland en op grond daarvan hebben wij de conclusie getrokken. Ik zal daar gaarne met u over spreken.

Mevrouw Van der Laan heeft ook een motie ingediend waarin werd verzocht om te onderzoeken welke landen bereid zijn om kinderen ter adoptie af te staan aan Nederlandse paren van gelijk geslacht. Ik heb aangegeven dat wij een evaluatie van de landen hebben voorzien per 2005. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik met Zuid-Afrika zal bezien of dat eerder kan. Als er een land is dat daartoe bereid is en het daarvoor van belang is om de wet te wijzigen, ben ik bereid om dat te doen. Dat berust dan op een afspraak die wij concreet met een land hebben en niet op een horen zeggen.

Ten slotte werd gevraagd om na de ratificatie door de Verenigde Staten van het Haagse Verdrag eventueel bilaterale overeenkomsten met de Verenigde Staten of met de deelstaten te maken. Ik vrees dat er na ratificatie van het Haagse Verdrag door de Verenigde Staten geen kinderen meer zullen worden aangeboden uit dat land, omdat dan het beginsel van binnenlandse voorrang zal gelden. Wanneer dat aan de orde is, zal ik dat gaarne met de Verenigde Staten onderzoeken.

Ik vrees dat ik aan één wens van de Kamer niet zal kunnen voldoen, namelijk eventueel verdragen sluiten met afzonderlijke staten van de Verenigde Staten over adoptie door homoparen. Het Amerikaanse Supreme Court, het hoog gerechtshof, heeft al voor de Tweede Wereldoorlog in de zaak Holland versus Michigan vastgesteld, dat als de Unie een verdrag sluit de afzonderlijke staten niet meer bevoegd zijn op het terrein van de buitenlandse politiek. Holland versus Michigan betrof een verdrag over vogels met de staat Canada en de staat Michigan.

Ik vat samen. Ik kan ten delen tegemoetkomen aan de motie over een gesprek met Zuid-Afrika. Als dat aan de orde is, kan ik ook met de Verenigde Staten na de ratificatie een gesprek bezien. Met een algemene evaluatie wil ik wachten tot 2005, want dan is die voorzien. Ik zal de Kamer daarover informeren, maar als de Kamer meer wil van mij, kan ik dat niet uitvoeren.

Ik acht adoptie door homoparen niet verenigbaar met de doelstelling om tot een bredere openstelling te komen. Of de motie over de wachtlijst nu wordt aangenomen of niet, de situatie verandert niet. Ik ben echter gaarne bereid om met de organisaties te bezien welke belemmeringen er zijn en of de lengte van de procedure voor erkenning van adoptieorganisaties kan worden bekort. Zolang er geen organisaties zijn, verandert dat niets aan de situatie. Waar niet is, gaat zelfs de keizer te voet.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor in de loop van de avond ook over de bij dit VAO ingediende moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven