Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 11 december 2003 over het kabinetsbesluit tot verlenging van de Nederlandse militaire bijdrage aan de vredesmacht in Irak (SFIR) en de stand van zaken met betrekking tot terroristische infiltraties aan de grenzen van Irak.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Wij hebben al een uitgebreid debat over dit onderwerp gevoerd. Als het gaat om de verlenging van de missie van Nederlandse militairen in Irak, is naar de mening van mijn fractie Nederland feitelijk een onderdeel van de bezettingsmacht in Irak geworden. De Verenigde Naties spelen op het ogenblik geen enkele rol van betekenis.

Misschien is nog belangrijker, dat er eigenlijk sprake is van voortduring van de oorlog. Op deze manier wordt Nederland meegezogen in een Irakees oorlogsmoeras. Het wordt dus steeds moeilijker om daar uit te komen. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat tot op heden de aanwezigheid van buitenlandse troepen in Irak nog steeds primair moet worden aangemerkt als een bezettingsmacht;

constateert een significant oplopende reeks van aanslagen tegen troepen van de bezettingsmacht, waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen de bezetters en de troepen die ressorteren onder de autoriteit van de bezettingsmacht in Irak;

constateert voorts dat de oorlog in Irak nog steeds voortduurt en dat de verplichtingen zoals omschreven in de desbetreffende VN-resoluties inzake effectieve hulp voor stabiliteit, niet gehaald worden;

van mening dat de Nederlandse inzet zich moet richten op een spoedige beëindiging van de bezetting die gelijktijdig dient te worden vervangen door een Irakese overgangsregering onder auspiciën van de Verenigde Naties;

spreekt zich uit tegen de verlenging met zes maanden van de Nederlandse militaire bijdrage aan de multinationale stabilisatiemacht voor Irak,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi en Duivesteijn. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 137(23432).

Minister Kamp:

Mijnheer de voorzitter. De motie die de leden Karimi en Duivesteijn aan de Kamer hebben voorgelegd, eindigt met de conclusie dat de aanwezigheid van de Nederlandse militairen in Irak beëindigd moet worden en niet verlengd moet worden. Mede namens mijn collega van Buitenlandse Zaken zal ik een aantal argumenten naar voren brengen, om te proberen de Kamer duidelijk te maken dat het volgens ons niet verstandig is om deze uitspraak te doen.

Onze mensen die inmiddels vijf maanden in Irak aanwezig zijn, die in Basra, in Shaiba, in Tallil, in de drie steden in Al Muthana, in Bagdad en in het zuiden van Al Muthana aanwezig zijn, zeggen allemaal tegen ons, tegen de journalisten, tegen elkaar, tegen de vakbonden en tegen hun familie dat de Irakezen hartstikke blij zijn dat zij daar zijn, met wat zij doen en graag willen dat zij blijven. Wij en ook anderen die het beoordelen, weten dat in de afgelopen vijf maanden grote vooruitgang voor de bevolking in Al Muthana is gerealiseerd. De mensen zijn er materieel op vooruitgegaan, de mensen zijn er qua veiligheidssituatie en veiligheidsbeleving op vooruitgegaan. Wij weten dat voor het eerst een betekenisvol begin is gemaakt met de democratie in Al Muthana. Voorheen konden een aantal corrupte ambtenaren, gesteund door een verschrikkelijk regime, doen wat zij wilden. Op dit moment zijn er gekozen gemeenteraden, is er een gekozen provincieraad en zijn er veiligheidscomités die min of meer democratisch worden gecontroleerd. Er is een gekozen gouverneur en er is een gekozen plaatsvervangend gouverneur. Er is nog van alles over op te merken, maar het is een betekenisvol democratisch begin in korte tijd.

Wij weten dat de Japanners met grote aantallen soldaten, vele middelen en veel geld in het voorjaar van 2004 naar onze provincie Al Muthana komen om verdere verbeteringen voor de bevolking te realiseren. Wij weten dat onze inspanningen erop gericht zijn om zo snel mogelijk de macht aan de Irakezen terug te geven en dan niet aan de Irakezen die anderen willen uitbuiten en die de zaken voor zichzelf willen beheren, maar aan de bevolking. Wij denken dat wij daaraan een goede bijdrage kunnen leveren in maart door hun het primaat te geven voor de veiligheidssituatie in de steden en dorpen en snel het primaat te laten verschuiven van ons, de Nederlanders die daar actief zijn, naar de Irakezen die wij er graag bij willen helpen. Wij weten dat de Amerikaanse regering een plan heeft gemaakt om per 1 juli ook de soevereiniteit over het gehele land aan de Irakezen terug te geven. Als sprake is van verlenging van aanwezigheid van buitenlandse troepen, zal het zijn op uitnodiging.

Wij weten dat er in de Kamer brede steun is voor de aanwezigheid van Nederlandse militairen in Al Muthana. Die was er toen wij voor het eerst daarheen gingen. Die is er nu weer, zoals is gebleken uit het algemeen overleg. Wij weten ook – dat is voor mij het allerbelangrijkste – dat Irak weer in een chaos wordt gestort als Nederland daar zou weggaan, zoals de leden Karimi en Duivesteijn de Kamer vragen, en als andere landen hetzelfde zouden doen. Dan zullen 25 miljoen mensen die zo lang zijn geteisterd door onrecht en door wreedheid, daaraan weer worden overgelaten. Wij willen dat niet. Wij willen dat wat nu in gang is gezet, wordt voortgezet. Ik ben echt verbijsterd dat deze uitspraak nu aan de Kamer wordt voorgelegd, gegeven mijn zojuist gemaakte opmerkingen. Ik hoop dat met zeer grote meerderheid de Kamer dit zal afwijzen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

U hoeft absoluut niet verbijsterd te zijn. Net als in het algemeen overleg isoleert u nu de situatie in Al Muthana van de rest van Irak. Kunt u de Kamer toezeggen dat u voldoende politieke invloed heeft op alle politieke ontwikkelingen in geheel Irak en dat u daardoor borg kunt staan voor het verminderen van de politieke risico's? Volgens mij kunt u dat niet. In die zin hoeft u niet verbijsterd te zijn dat wij zo'n uitspraak voorleggen aan de Kamer.

Minister Kamp:

De minister van Buitenlandse Zaken heeft het mij gegund hierover te zeggen wat ik heb gezegd, vooral vanuit mijn optiek en de kennis en ervaring die ik de afgelopen vijf maanden heb opgedaan vanwege onze militaire aanwezigheid daar. Het is duidelijk dat ik mede namens hem aanneming van deze motie indringend heb afgeraden. Ik wil graag mijn collega vragen om een reactie te geven over onze invloed op de ontwikkelingen in Irak als geheel.

Minister Bot:

Voorzitter. Ik houd het heel kort met het oog op de tijd, want ik weet dat om half elf het volgende beraad begint.

Zoals ik al in het algemeen overleg heb opgemerkt, vervullen wij daar wel degelijk een voorbeeldfunctie. Als wij erin slagen om daar vrede, democratie en stabiliteit te brengen, dan zal dat vanzelfsprekend grote invloed hebben op de rest van Irak. Dan blijkt voor de gehele bevolking dat het mogelijk is om op deze wijze die stabiliteit te creëren, die terugkeer naar democratie, die wij allen wensen. Om die reden hebben wij niet alleen zelf dat besluit genomen, maar is ons ook uitdrukkelijk gevraagd om een verlenging. In het perspectief van de gevangenneming van Saddam klemt het des te meer dat wij aanwezig blijven om ook het volgende traject succesvol te kunnen afsluiten op weg naar de verkiezingen en op weg naar democratie in het land zelf.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Wij zullen over de motie vanavond aan het eind van de vergadering stemmen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vraag hoofdelijke stemming over de motie.

De voorzitter:

Dat zal gebeuren. Wij weten nu al dat er vanavond in ieder geval een hoofdelijke stemming zal zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven