Vragen van het lid Verburg aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de mogelijke fraudegevoeligheid bij de UWV-reïntegratieaanbesteding.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Uit de kranten van de afgelopen dagen komt naar voren dat er in de nieuwe regels van het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen inzake het aanbesteden van reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsgehandicapten sprake is van een zekere fraudegevoeligheid. De UWV geeft aan dat het te weinig mogelijkheden heeft voor controle op de toepassing en op het resultaat. Dit is niet de bedoeling. Het is van belang dat nieuwe regels op de juiste wijze worden toegepast. Misbruik en oneigenlijk gebruik moeten van tevoren maximaal worden uitgesloten. Er zijn vele honderden miljoenen mee gemoeid en het gaat erom, dat mensen die een nieuwe kans zoeken op de arbeidsmarkt, die kans ook echt krijgen. Het mag geen kwestie worden van duwen en trekken wegens het financiële gewin.

Ik stel de minister de volgende vragen. Is de regeling zoals die per 1 januari is voorzien, fraudegevoelig en zo ja, in welke zin? Is het juist dat het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen de minister heeft geadviseerd de regeling beter controleerbaar te maken, omdat er geen inhoudelijke toetsing zou zijn? Hoe kan dit en wat is hier fout gegaan? Is het ministerie voornemens in het eerste kwartaal van 2003 met aanvullende regels te komen voor een regeling waarvan de beoogde ingangsdatum 1 januari 2003 is?

Minister De Geus:

In de SUWI is geregeld dat werkgevers met ingang van 1 januari 2003 verantwoordelijk worden voor het tweede spoor. In verband daarmee is er een AMvB in voorbereiding. Deze ligt nu bij de UWV voor een uitvoerbaarheidstoets. In maart of april 2003 treedt de AMvB in werking. Hierin wordt het volgende geregeld. Voor de financiering van de trajecten die gericht zijn op de reïntegratie van de arbeidsgehandicapte werknemers kan de werkgever bij de UWV subsidies aanvragen. Die subsidie bestaat uit een basissubsidie en een plaatsingsubsidie. De basissubsidie bedraagt 50% van de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van 50% van de begrote kosten. De basissubsidie wordt verstrekt als een werknemer niet meer kan worden herplaatst in een functie bij de eigen werkgever. De plaatsingsubsidie is ook 50% van de werkelijk gemaakte kosten tot een maximum van 50% van de begrote kosten. Die subsidie wordt verstrekt indien de werknemer wordt geplaatst in een functie buiten het bedrijf van de werkgever. Tevens wordt de subsidie verstrekt indien de werknemer gedurende een bepaalde periode als zelfstandige inkomsten heeft verworven waardoor hij geen recht meer heeft op een uitkering anders dan een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Ik schets dit onder vermelding van het feit dat er een AMvB wordt voorbereid die de bestaande situatie aanscherpt. Op dit moment is dus het risico dat er een subsidie wordt verstrekt die wel doel treft, maar niet van tevoren aan een bepaald maximum is gebonden. Bij de aanscherping willen wij ook vastleggen dat de inhoud en de vermoedelijke duur van het reïntegratietraject moeten worden aangegeven.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik wacht nog op het antwoord op mijn vragen of het klopt dat de huidige regeling als fraudegevoelig moet worden aangemerkt, of het waar is dat de UWV heeft geadviseerd om de regeling beter controleerbaar te maken en wat er dan fout is gegaan in de afstemming tussen uw departement en de UWV.

Minister De Geus:

Toen wij de regeling hadden gemaakt die op 1 januari 2003 zal ingaan, heeft de UWV erop gewezen dat in de regeling geen inhoudelijke toetsingsmogelijkheid voor deze instelling is opgenomen en dat er ook geen maximum is gesteld. Wij hebben overwogen of dit uitstel van invoering van de regeling zou moeten betekenen, omdat zij onvoldoende controleerbaar zou zijn. Een andere mogelijkheid was dat wij met man en macht zouden werken om de noodzakelijke aanscherping aan te brengen. Uiteindelijk is voor het laatste gekozen, omdat anders de mogelijkheid van die subsidies voor werkgevers en werknemers buiten beeld zou blijven. Wij hebben dus het belang van het laten doorgaan van deze maatregel zwaarder laten wegen dan het belang van een volstrekt waterdichte regeling op dit moment. Het waterdicht maken van de regeling vergt twee, hoogstens drie maanden. Dat risico is te overzien en dat hebben wij bestuurlijk genomen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dit antwoord stelt ons niet tevreden in die zin dat het betekent dat er in ieder geval de eerste drie maanden van 2003 een regeling van kracht zal zijn die fraudegevoelig is. Als CDA-fractie zijn wij daarvan geen voorstander, omdat dit te veel het principe ademt van het dempen van de put als het kalf al min of meer is verdronken. Ik vraag de minister daarom een regeling te maken waarin zowel preventie als controle en handhaving inclusief sancties goed zijn geregeld. Ik vraag hem ervoor te zorgen dat de regeling pas van kracht wordt als zij overeenkomstig de bedoeling kan worden gebruikt. Tot slot vraag ik de minister over die waterdichte regeling een brief naar de Kamer te sturen.

Minister De Geus:

Ik wil uw vraag best schriftelijk beantwoorden en daarmee de Kamer goed informeren over hoe de zaak in elkaar zit, want het is nogal een technische materie. Conform de aankondiging zal de regeling op 1 januari ingaan, overigens alleen voor werknemers die op of na 1 januari 2003 ziek worden. Werkgevers en werknemers kunnen goed gebruikmaken van die regeling. Op de vraag of ik bereid ben de regeling op te schorten tot de aanscherping gereed is, zal ik in dezelfde brief antwoorden. Ik zal dan ook aangeven welk risico daaraan vastzit. Ik vind dat wij het risico moeten afwegen tegen de gerechtvaardigde verwachting dat werkgevers en werknemers gebruik zullen maken van deze basissubsidie en plaatsingssubsidie.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik dank de minister voor die toezegging. Zou hij daarnaast een noodvoorziening willen treffen om te voorkomen dat de regeling vanaf 1 januari anders kan worden gebruikt dan voor de reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsgehandicapten?

Minister De Geus:

Ik zal hierop in mijn beantwoording terugkomen.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het heeft mij in hoge mate verbaasd dat er zo'n rammelende subsidieregeling op tafel ligt, terwijl de Kamer anderhalf jaar geleden luid en duidelijk heeft uitgesproken dat publieke gelden tot en met de besteding en de verantwoording volgbaar zouden moeten zijn, zowel door het IWI als in de verantwoording aan de Kamer. Ik wil van de minister de verzekering dat de regeling die hij voorstelt, zodanig wordt vormgegeven dat de besteding van de publieke middelen verantwoord wordt en dat het toezicht op die besteding adequaat is. De wijze waarop het IWI wordt ingeschakeld moet nader worden verduidelijkt gelet op de eerdere toezegging en de uitspraken van de Kamer daarover. Wil de minister dit toezeggen?

Minister De Geus:

Die toezegging doe ik graag.

Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):

Ik proef uit het antwoord van de minister dat hij van mening is dat de regeling op 1 januari a.s. moet ingaan ook al weet hij nu al dat die regeling dan een aantal maanden niet helemaal dicht is. Ik meld u hier dat naar de mening van de VVD de regeling pas mag worden ingevoerd als zij waterdicht is.

Minister De Geus:

Dit signaal zal ik graag meenemen. Als het te lang zou duren om de regeling waterdicht te maken, heeft mevrouw Jorritsma een punt. Die aanpassing van de regeling vergt echter slechts een korte periode. Als mevrouw Jorritsma niettemin van mening is dat de regeling ook voor die periode moet worden opgeschort, zal ik dit meewegen en hierop terugkomen in mijn schriftelijke antwoord.

Naar boven