Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wettelijke regeling van het notarisambt, mede ter vervanging van de Wet van 9 juli 1842, Stb. 20, op het Notarisambt en de Wet van 31 maart 1847, Stb. 12, houdende vaststelling van het tarief betreffende het honorarium der notarissen en verschotten (Wet op het notarisambt) (23706).

(Zie wetgevingsoverleg van 8 april 1998.)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw De Koning (D66):

Voorzitter! Wij zullen het kort houden, ook op uw instigatie.

In deze kabinetsperiode hebben wij twee wetsvoorstellen behandeld, om niet te zeggen afgehandeld, die ten nauwste raken aan het dagelijks werk van het notariaat. Op de dag dat wij de onderhavige Wet op het notarisambt in een wetgevingsoverleg behandelden, werd om negen uur 's ochtends na een halve eeuw een herziening van het erfrecht op het gebied van de positie van de langstlevende echtgenoot plenair afgerond. Beide wetsvoorstellen vielen in mijn portefeuille.

Vanavond is het de beurt aan de Wet op het notarisambt waarover wij volgens afspraak nog een laatste nota van wijziging ontvingen. Daarin zijn op een aantal punten verbeteringen aangebracht, waarbij ik werd getroffen door de wijziging in artikel 47 waarbij "de notaris heeft een zegel bevattende" wordt vervangen door "het zegel van de notaris bevat". Dit is dan het enige punt waarop dit wetsvoorstel uitdrukkelijk rekening houdt met de ontwikkelingen van de computer, die naast de vulpen tegenwoordig ook een zegel op papier kan stellen.

En toch is het met name diezelfde technologische computerontwikkeling die heeft geleid tot vergaande automatisering en daarmee ook tot een relatieve vereenvoudiging van het ambtelijke handwerk. Dat was mede de oorzaak van een groeiende maatschappelijke bewustwording van de vaste en op het gebied van het onroerend goed vaak als hoog ervaren tarieven. Dit viel samen met de komst van de nieuwe mededingingswetgeving, die horizontale afspraken en kartelvorming rechtstreeks verbiedt.

Voorzitter! Het stemt tot voldoening dat de Kamer in overgrote meerderheid het wetsvoorstel steunt. Het wetgevingsoverleg is eigenlijk in goede harmonie verlopen nadat het een aantal keren moest worden uitgesteld. De fractie van D66 heeft twee amendementen ingediend die betrekking hebben op de taakomschrijving en de verordenende bevoegdheid van de KNB als PBO. Ik meen dat die hier geen nadere toelichting behoeven. Het gewijzigde amendement-De Koning/B.M. de Vries op stuk nr. 28 is zojuist ingediend. Ik heb overigens van mijn collega Swildens begrepen dat zij dit amendement zal steunen en in de geest zal medeondertekenen.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Misschien vindt mevrouw De Koning het prettig om meteen uitsluitsel te krijgen. Het waren oorspronkelijk twee amendementen, twee stukken. Het eerste onderdeel sloeg op artikel 57 en had ik medeondertekend. Wat het laatste onderdeel betreft, wil ik echter nog even het antwoord van de regering afwachten. Dat zouden wij namelijk nog krijgen. Ik heb het amendement niet medeondertekend, omdat ik geen halve handtekening onder een samengesteld amendement kon zetten.

Mevrouw De Koning (D66):

Daar heeft mevrouw Swildens groot gelijk in. Ik ben ook een beetje verbaasd over deze nieuwe samenvoeging, terwijl ik juist het uit elkaar halen van de twee onderdelen zo bijzonder geschikt vond. Dit is een daad van wetgeving waar wij misschien ook niet helemaal over kunnen oordelen. In ieder geval is in het tweede amendement tegemoetgekomen aan de wens van de Partij van de Arbeid om het begrip "vakbekwaamheid" toe te voegen. Mijn fractie wenst het notariaat een goede toekomst onder deze nieuwe wet, in de vaste overtuiging dat noch onpartijdigheid noch onafhankelijkheid of rechtszekerheid in het geding zal komen.

Mijnheer de voorzitter! Het toeval wil dat dit wetsvoorstel werd ingediend op de dag dat ik werd gekozen, namelijk 3 mei 1994. En het toeval wil ook dat dit het laatste wetsvoorstel is waarover ik hier het woord mag voeren. De stemming zal plaatsvinden op de allerlaatste dag dat ik de facto deel uitmaak van de fractie van D66 in deze Kamer. Waarvan akte!

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik wil deze plenaire afronding van de behandeling van het wetsvoorstel na het uitvoerige debat dat wij, hoewel korter dan gedacht, vorige week nog hadden en waarbij alles aan de orde had kunnen komen en ook zo'n beetje is gekomen, vooral gebruiken om het belang van het wetsvoorstel te onderstrepen. Ik denk dat het goed is dat de behandeling van dit wetsvoorstel in onze Kamer met voortvarendheid wordt afgerond met een eindstemming, omdat daarmee definitief een einde wordt gemaakt aan de situatie die wij vorige week hebben besproken, waarbij het notariaat zowel de voordelen van het monopolist zijn als de zekerheid van de vaste tarieven kan genieten. Ik heb dat vorige week aangeduid als: het beste van twee werelden genieten.

In het wetgevingsoverleg van vorige week bleek een breed draagvlak in deze Kamer te bestaan voor het wetsvoorstel. Ik heb geen aanleiding aan te nemen dat dat bij de stemming uiteindelijk anders zal zijn. Ik heb in de kranten een taxatie gelezen van de kant van, nu nog, de broederschap dat het nog wel eens spannend zou kunnen worden bij de stemming, omdat er verdeeldheid in de fracties zou zijn, waarbij de waterscheiding zou lopen tussen juristen en economen. Voor de RPF-fractie kan ik in ieder geval met kracht ontkennen dat die scheiding bestaat. Integendeel, als jurist stel ik mij met verve achter het wetsvoorstel, zoals al gebleken was.

Voorzitter! Er is veel aandacht geweest, zowel in de publiciteit als in het debat, voor met name de elementen van vrije tarieven en vrije vestiging, maar het wetsvoorstel behelst veel meer dan dat. En daarover waren we het eigenlijk al eens. Het is samen te vatten in de volgende stelling: we behouden het Latijns notariaat en voegen daar enkele elementen van marktordening en marktwerking toe. Wie vreest hierdoor zijn onpartijdigheid of onafhankelijkheid te verliezen – ik heb vorige week een notaris geciteerd die zei: wiens brood men eet, diens woord men immers spreekt – die ondergraaft zelf het vertrouwen in ons notariaat.

Voorzitter! Met name de vormgeving van de overgangsregeling bleek vorige week van belang voor wie nog enige aarzeling had. Het voorstel zoals dat vorige week van de kant van het kabinet op tafel is gelegd en nu in de nota van wijziging vorm is gegeven, komt wat mij betreft tegemoet aan de wens van de Kamer om betrokken te blijven en zo nodig te kunnen ingrijpen via het ter verantwoording roepen van het kabinet. Zeker de evaluatie in het derde jaar zal ongetwijfeld een boeiend debat opleveren. Dan kan ook worden bezien of de beoogde marktwerking voldoende uit de verf komt, met name op het punt van de vrije vestiging.

Vorige week is gebleken dat de RPF-fractie aarzelingen had bij artikel 12, waar het gaat om het verrichten van werkzaamheden buiten de standplaats, en op het punt van het ondernemingsplan en de toetsing daarvan door een commissie, inclusief de grootst mogelijke minderheid van notarissen, zoals nader uitgewerkt moet worden in de algemene maatregel van bestuur. Ik heb toen een amendement ingediend op stuk nr. 19 en ik heb aangekondigd dat ik de indiening van een motie overwoog om nog iets te veranderen op het punt van de notarissen in die commissie. Gehoord het debat, waarbij met name veel aandacht is uitgegaan naar het te zoeken evenwicht in het wetsvoorstel, en gelet op de overgangsperiode die erin is opgenomen, heb ik besloten om het amendement op stuk nr. 19 in te trekken en de aangekondigde motie niet in te dienen.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Rouvoet c.s. (stuk nr. 19) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Rouvoet (RPF):

Immers, voorzitter, als het nodig is, kan het aan de orde komen bij de bespreking van de evaluatie in het derde jaar. Ik heb ervoor gekozen, zoals ik vorige week al even heb laten doorschemeren, om nu geen inbreuk te maken op dat brede draagvlak op een wat mij betreft toch ondergeschikt punt.

Bij de evaluatie zal ook bekend kunnen zijn hoe de ontwikkeling is van de tarieven in de familiepraktijk. Ik heb mij er eerlijk gezegd over verbaasd dat nog tijdens het wetgevingsoverleg voor de camera's opnieuw werd gedreigd met forse verhoging van de tarieven voor testamenten en dergelijke. Zeker nu eind vorige week door het College van beroep voor het bedrijfsleven in hoger beroep is uitgesproken dat het KPMG-rapport deugt, neem ik aan dat het Nederlandse publiek voortaan verschoond mag blijven van beweringen dat de familiepraktijk als geheel verliesgevend is en dat testamenten dús fors duurder zullen worden.

Voorzitter! Ten slotte deze opmerking. Ik ben er vorige week mee begonnen en wil er nu mee afsluiten. De steun van de RPF-fractie voor deze liberalisering en introductie van marktwerking in deze sector geeft geen enkele garantie voor nog volgende voorstellen.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Ik heb eigenlijk afgelopen woensdag alles al gezegd. In het wetgevingsoverleg hebben wij zeer veel aandacht besteed aan het notariaat en aan de notariswet, die behalve de tarieven, waar de discussie voor 95% over ging, belangrijke onderdelen zoals opleiding, kwaliteitsbevordering en -borging van het notariaat bevat.

Tijdens deze plenaire afronding wil ik even stilstaan bij de belangrijke rol die het notariaat in ons land vervult in het kader van de rechtszekerheid in het rechtsverkeer. Dit garandeert het notariaat onder andere door middel van de authenticiteit van akten. Het lijkt mij belangrijk dit nogmaals te zeggen. Verder noem ik het zuiver houden van registers, waarbij ik denk aan de vastgoedmarkt, die hierop drijft. Ik noem ook de bewijskracht, waarbij ik denk aan derdenwerking, ook in het familierecht. Dit alles is van wezenlijk belang.

Wij hebben dan ook breed erbij stilgestaan dat betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en onpartijdigheid voorwaarden zijn voor de tussenkomst van een notaris, die de wetgever voor een aantal zaken ook verplicht heeft gesteld. Toegankelijkheid, bereikbaarheid en betaalbaarheid dienen voorop te staan bij de monopoliepositie bij de verplichte inschakeling van het notariaat. Vooral de betaalbaarheid is de laatste jaren een belangrijk onderdeel van de discussie geweest. Het ging hierbij om de vraag wat de consument voor een dienst moet betalen, dus hoe hoog de tarieven mogen zijn. Dit is onderwerp van discussie geweest gedurende de hele periode dat wij over de notariswet en haar voorganger spraken. Ik noem ook de vraag of vrijere vestiging mogelijk moet zijn en de wisselwerking tussen vrijere vestiging en vrijere tarieven.

De hoge, soms exorbitante inkomens van notarissen zijn van invloed geweest op de gevoerde discussie. Dit lijkt mij voor de hand liggend en begrijpelijk. Voor de fractie van de Partij van de Arbeid was dit eigenlijk niet de invalshoek. Voor ons staat de kwaliteit van de dienstverlening voorop, tegen voor de consument acceptabele en zo mogelijk zeer aantrekkelijke prijzen en tarieven. De discussie over het voorstel van het kabinet om de tarieven vrij te laten, wil ik nu niet overdoen. Wij hebben uitvoerig stilgestaan bij het risico van vrijlating van de tarieven, zoals marginalisering. Ik noemde dit koffiedik kijken en zei dat dit misschien wat al te voorzichtig is. Het is best mogelijk dat het een uitdaging is en dat de marktwerking uiteindelijk tot een efficiënter, transparanter en dus veel aantrekkelijker notariaat leidt.

Kortom, voor mijn fractie brengt de bijzondere positie van het notariaat, waarbij het ons niet om de individuele notaris maar om de rechtszekerheid in de samenleving gaat, mee dat wij het proces naar vrije tarieven en marktwerking begeleiden en de vinger aan de pols houden. Wij zijn er natuurlijk niet op uit, maar willen eventueel wel kunnen ingrijpen. Hieruit spreekt een verantwoordelijkheidsbesef zowel van het kabinet als van het parlement. Ik ben dan ook blij dat wij niet bij amendering maar bij vierde nota van wijziging uiteindelijk tot elkaar gekomen zijn. Er wordt nu een evaluatie voorgesteld in het derde jaar en wij mogen een jaarlijkse rapportage verwachten van het kabinet over het wel en wee, de tarieven, de toegankelijkheid en al die belangrijke onderdelen die wij in het wetgevingsoverleg hebben genoemd. Wij zijn daar op zichzelf tevreden mee. Over de nadere uitwerking zullen wij nog met elkaar praten. Dat was ook een onderdeel van de toezegging van de regering. Ik denk dat dit heel erg belangrijk is. Kortom, mede namens mevrouw De Vries en mevrouw De Koning kan ik aankondigen dat wij de amendementen op de stukken nrs. 24, 25 en 27, voorzover het de evaluatie betreft, intrekken.

De voorzitter:

Aangezien het gewijzigde amendement-B.M. de Vries/Swildens-Rozendaal (stuk nr. 24), het amendement-Swildens-Rozendaal c.s. (stuk nr. 25) en het amendement-B.M. de Vries/Swildens-Rozendaal (stuk nr. 27) zijn ingetrokken, maken zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voor die drie amendementen hebben wij dus een nota van wijziging gekregen.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Vorige week heeft mevrouw Swildens bij de indiening en toelichting van het amendement desgevraagd gezegd dat als de evaluatie die wij toen ook al voor ogen hadden, ertoe zou leiden dat de richting van vrijemarktwerking in het notariaat zodanig ongewenste gevolgen had dat dit echt onoverkomelijk zou zijn, de weg terug voor haar open zou staan. Zegt zij dit nu ook na de nota van wijziging?

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Ja, dat blijkt ook uit de nota van wijziging. Ik geloof dat de heer Van den Berg het niet vaak genoeg kan horen. Maar het monitoren en de vinger aan de pols houden en vooral de mogelijkheid die een overgangsregeling biedt om tussentijds op de schreden terug te keren indien daarvoor een bittere noodzaak is, zijn niet uitgesloten. Daar komt nog iets anders bij. Als na die drie jaar de Kamer en de regering het met elkaar eens zijn dat wij op de ingeslagen weg verder kunnen, dan gebeurt dat na rijp beraad en na goed overleg. Dat blijkt ook uit de nota van wijziging.

Iets anders is dat ik nog even wil terugkomen op een opmerking uit een van de stukken van de regering. Ik kan het helaas niet citeren, want ik weet niet meer precies waar het staat. Maar in een van de stukken van de regering was sprake van het gedurende een aantal jaren goed opletten – er werd gesproken over twee jaar maar eventueel meer – nadat de tarieven vrijgelaten waren. Na een overgangsperiode van drie jaar wil de regering dus nog twee jaar langer goed bekijken hoe de vlag erbij hangt. Het lijkt mij op zichzelf goed dat de effecten bekeken worden ook nadat wij met elkaar besloten hebben dat de tarieven vrij moeten zijn en dit vrijlaten ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Welnu, de regering heeft een monitorcommissie ingesteld en het zou jammer zijn om die club, die dan knowhow heeft opgebouwd, te ontbinden. Ik wil dan ook de suggestie meegeven om die commissie niet onmiddellijk van haar verplichtingen te ontslaan, maar achter de hand te houden en er gebruik van te maken in die twee extra jaren waarin de tarieven al vrij zijn, om toch nog de vinger aan de pols te houden. Die commissie kan dan heel nuttige diensten bewijzen voor meer inzicht in de gang van zaken.

De heer Van den Berg (SGP):

Mijnheer de voorzitter! Ik dank de regering voor de toezending van de vierde nota van wijziging en voor een aantal aanvullende schriftelijke antwoorden die op enkele punten verheldering hebben gebracht.

Vorige week hebben wij in het wetgevingsoverleg de vrij unieke situatie meegemaakt dat de beantwoording, zeker wat betreft enkele inhoudelijk cruciale punten, grotendeels geschiedde door een minister die niet medeondertekenaar was van de wet. Dat komt niet zo vaak voor. Ik vind dat niet erg, maar ik had wel de indruk dat dit de beantwoording enigszins stempelde. De minister van Economische Zaken had het enkele malen, in zijn jargon heel begrijpelijk, over vrijeberoepsbeoefenaren. Dan haalde hij de accountants, de advocaten en de notarissen er allemaal bij en schoor hen zowat over één kam. Dat was toch tekenend voor zijn benadering. Ik hecht eraan om te benadrukken dat deze functionarissen, hoe belangrijk zij allemaal ook zijn, niet op één lijn kunnen worden gesteld. De notaris is als publieke ambtsdrager uitdrukkelijk anders dan de anderen. De inbreng van mijn fractie en de fractie van het GPV, die ik ook nu weer mag vertegenwoordigen, was er juist op gericht om dat te benadrukken en het goede van die situatie te behouden. De wet spreekt ook niet voor niets van het notarisambt. Ik wil dat graag nog eens onderstrepen. Het gaat erom dat de publieke ambtsvervulling gewaarborgd blijft en niet door modieuze ingrepen in de richting van marktwerking in gevaar wordt gebracht. Dat was de zorg van onze fracties. Dat is de zorg die terecht door notarissen en vele andere organisaties en beroepsgroepen hier naar voren is gebracht. Ik heb die zorg echter niet of nauwelijks bij de regering beluisterd. Dat betreuren wij.

Ik beperk mij in deze plenaire afronding tot twee hoofdpunten. Uit het voorgaande blijkt wel dat de vrije tarieven voor ons niet het beoogde en ook niet het gewenste eindstation kunnen zijn tegen de achtergrond van de publieke ambtsvervulling van de notaris. De vierde nota van wijziging kan in zoverre winst opleveren dat wij een zorgvuldig overgangstraject krijgen met goede beoordelingsmomenten. De regering heeft daartoe een op zichzelf goede poging gedaan die ik waardeer: een sterke greep op de tarieven in de overgangssituatie en een nauwgezette monitoring, waaraan de commissie die zal worden ingesteld met een onafhankelijk voorzitter een bijdrage kan leveren. Dat zijn goede elementen waardoor ik mij aangesproken voel. Hoe komt die commissie overigens aan de vereiste notariële deskundigheid? Ik begrijp best dat het niet verstandig zou zijn dat er een rechtstreekse vertegenwoordiger van de notariële beroepsgroep in zit, maar de notariële deskundigheid dient natuurlijk verzekerd te zijn. Hoe komt men daaraan? Wordt er een adviseur aan toegevoegd die de notariële deskundigheid inbrengt?

Cruciale vraag voor onze fracties is of de monitoring en de tussentijdse beoordeling ertoe kunnen leiden dat bij gebleken risico's de weg naar volledig vrije tarifering niet wordt doorgezet. Ik krijg graag een helder antwoord van de regering. Misschien schat ik de risico's voor de onafhankelijkheid en onpartijdigheid te groot in, maar alleen de toekomst zal dat kunnen leren. Ik wil in ieder geval de nodige waarborgen dat er bij gebleken risico's kan worden ingegrepen. Ziet ook de regering op basis van de aanpak die nu in de vierde nota van wijziging is gekozen, dat er een weg terug mogelijk kan zijn? Mijn bezwaar blijft overigens overeind dat de nadelen zich ook wel eens pas na drie jaar, op langere termijn kunnen aftekenen. Dan is dat traject, althans volgens de huidige wet, al onherroepelijk ingezet.

Naar aanleiding van de nota van wijziging vraag ik of artikel 50, lid 2, dat nu is toegevoegd wel echt nodig is. Wat nu in het tweede lid is gesteld kan volgens mij ook worden verwezenlijkt onder het huidige eerste lid van artikel 50. Wat is de meerwaarde van het toegevoegde lid 2 van artikel 50?

Over het tweede punt kan ik kort zijn. Ik wil nog even terugkomen op de inrichting van het Bureau financieel toezicht. Uit de uitgebreide beantwoording die wij toegevoegd kregen bij de vierde nota van wijziging, bleek dat er toch nog heel wat uit te leggen was. Ik ben er op zichzelf erkentelijk voor dat dit nu is gebeurd. Ik blijf bij mijn stelling dat het Bureau financieel toezicht niet zomaar een ZBO is. Het is een toezichtsorgaan dat naar mijn oordeel zo onafhankelijk mogelijk moet worden vormgegeven. Ik zie een parallel – ik vraag uitdrukkelijk de mening van de regering daarover – met instanties zoals de Verzekeringskamer en de Stichting toezicht effectenverkeer. Die parallel is in de voorgaande stukken ook uitdrukkelijk getrokken, bijvoorbeeld in stuk nr. 7, pagina 21, van dit dossier. Bij de vormgeving van de instanties die ik noem, bijvoorbeeld de Verzekeringskamer, is juist gehecht aan de nodige onafhankelijkheid, ook ten opzichte van de ministers. Dat vind ik bij dit type ZBO's juist. Daar tref je dan ook geen figuren aan zoals die in artikel 104, tweede lid, tweede volzin, te vinden zijn, met een zeer ruime bevoegdheid tot het geven van algemeen verbindende voorschriften of beleidsregels, die inhoudelijk het toezicht van het Bureau financieel toezicht kunnen beïnvloeden. Ik blijf daar moeite mee houden, zodat ik de regering vraag in de beantwoording nadrukkelijk op die parallel met bijvoorbeeld de Verzekeringskamer in te gaan. Afhankelijk van het antwoord overweeg ik toch nog alsnog een amendement in te dienen om dit punt uit de wet te halen.

Voorzitter! Onze fracties zijn nog niet overtuigd van de gewenste richting van dit beleid. Aan een ernstig bezwaar onzerzijds zou tegemoet worden gekomen door een overgangsregeling, die nu ook voorligt in de nota van wijziging, waarbij de Kamer uitdrukkelijk zodanige mogelijkheden heeft, dat bij gebleken ongewenste ontwikkelingen de beleidsrichting zou kunnen worden teruggedraaid. Wil de regering daarover haar oordeel geven?

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie is blij met de afronding van dit debat. Wie had dat nog gedacht? Wij hebben af en toe ons hart vastgehouden! Maar gelukkig, het is gelukt! Er komen meer notarissen, er komt meer concurrentie, en dat in samenhang met de toegankelijkheid van de familiepraktijk. Daar zijn wij blij mee.

Wat de VVD-fractie een doorn in het oog was, was het feit dat de overgangsregeling zoals die was toegezegd, niet bij de Kamer was. Om dit alsnog te bereiken zijn amendementen ingediend. Ik heb het wetgevingsoverleg als zeer constructief ervaren, en ben blij met wat in de nota van wijziging is vermeld. Mevrouw Swildens heeft aangekondigd dat de amendementen op de stukken nrs. 24, 25 en 27 kunnen worden ingetrokken, want de Kamer blijft erbij betrokken. Als de wereld vergaat, kunnen wij ingrijpen, iets wat de regering in feite ook aangeeft. Ik vind dit een ontzettend belangrijk punt.

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij mevrouw Swildens, dat als nodig blijkt dat de monitoring over een langere periode moet worden uitgestrekt, dit altijd in het debat naar voren kan worden gebracht, om te kijken of dat zinvol is.

Ik ben tevreden met de schriftelijke antwoorden op de vele door ons gestelde vragen. Met name doel ik op de antwoorden op de vragen over het Bureau financieel toezicht. Er is één punt dat mij desondanks nog niet geheel helder is, namelijk waarom de kosten van dat toezicht niet kunnen worden doorberekend aan de notarissen. Welk voordeel behalen de notarissen daar nu bij? De heer Van den Berg heeft over de Verzekeringskamer, de Stichting toezicht effectenverkeer en De Nederlandsche Bank al gezegd dat de kosten daar wel kunnen worden doorberekend, en hier niet. Nu doet het boze verhaal de ronde dat de deurwaarders niet willen betalen voor hun toezicht, waarmee dit punt min of meer afgeregeld zou zijn. Wat is daarvan waar? Willen de deurwaarders er inderdaad niet voor betalen, ondanks het feit dat de staatssecretaris en derhalve ook de minister hebben gezegd dat de deurwaarders niet in het Bureau financieel toezicht worden opgenomen? Hoewel zij zeggen dat het een idee is, lijken de zaken op grond van dit verhaal toch verder te gaan dan dat.

Voorzitter! De VVD-fractie blijft van mening dat associatiemogelijkheden van notarissen met vrijeberoepsbeoefenaren mogelijk moeten blijven. Ik hoop dat dit punt uiteindelijk naar voren zal komen.

Ten slotte feliciteer ik mevrouw De Koning met haar afscheidsspeech.

De heer De Jong (CDA):

Voorzitter! Ook mijn fractie is oprecht verheugd dat wij dit nog mogen meemaken voordat de verkiezingen worden gehouden. Wij hopen ook dat dit wetsvoorstel ongeschonden de Eerste Kamer mag passeren. Dan is toch weer een groot werk verricht!

Onze fractie is voorstander van het Latijnse notariaat, dat een combinatie is van onafhankelijkheid en ondernemerschap. Wij zijn van mening dat de balans in dit wetsvoorstel tussen toegang tot de markt, die op een iets grotere kier is gezet, en het wat vrijer maken van de tarieven op een onderdeel van de notarispraktijk, een goede is. Het zou in ieder geval niet meer de richting op moeten gaan van een nog grotere beperking van de concurrentie in deze sector. Dat werd alleen al duidelijk door de mate waarin achter de tariefmuren notarissen er de laatste jaren in slagen exorbitante inkomens te verwerven.

Wij zijn ook erg blij dat er een tamelijk schoon wetsvoorstel ligt en dat een groot aantal amendementen zijn ingetrokken en een nota van wijziging is ingediend die de overgangstermijn regelt. Wij hebben er het volste vertrouwen in dat wij na drie jaar hier nog eens een debat kunnen hebben waarbij wij met tevredenheid kunnen constateren hoe wijs wij vandaag hebben gehandeld. Als het amendement van mevrouw De Koning op stuk nr. 28 de zegen kan wegdragen van de bewindslieden, zullen wij het steunen. Mijn eigen amendement had ik al ingetrokken. Ik wil alleen nog een motie indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat een onafhankelijk notariaat van wezenlijk belang is voor de rechtszekerheid;

van oordeel, dat bij de beoordeling of interdisciplinaire samenwerking wenselijk is, naamvoering en de mogelijkheid van winstdeling belangrijke facetten zijn;

verzoekt de regering in overleg te treden met de notarissen en andere relevante beroepsgroepen en daarna de Kamer terzake voorstellen te doen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden G. de Jong, Swildens-Rozendaal, B.M. de Vries, De Koning, Van den Berg en Rouvoet.

Zij krijgt nr. 29 (23706).

Staatssecretaris Schmitz:

Mijnheer de voorzitter! Er zijn momenten geweest in dit wetgevingstraject dat ik minder opgewekt was over de voortgang van zaken. De heer Rouvoet gebruikte het woord "voortvarendheid". Ik hoop dat, als de Kamer de wet wil aanvaarden, wat, zoals het er nu naar uitziet, ook zal gebeuren, het verdere traject richting Eerste Kamer met diezelfde voortvarendheid kan worden afgerond. Dat zou een goede zaak zijn.

Er zijn niet zo heel veel concrete punten meer na het uitvoerige overleg dat wij verleden week hebben gevoerd. De regering heeft dat overleg ook als heel constructief ervaren. Aan het adres van mevrouw De Koning wil ik nog een enkel woord zeggen. Zij sprak over artikel 47. Het is een wat bescheiden bijdrage in het computertijdperk, ik erken dat, maar wij spreken tegenwoordig over "het zegel".

Het amendement op stuk nr. 28, waardoor het amendement op stuk nr. 26 is ingetrokken, heeft de zegen van de regering. Daar kunnen wij ons geheel in vinden.

Mevrouw De Koning, er komen nog verkiezingen en wie weet wat er allemaal gebeurt. Ik wens u een goede toekomst, hoe die er ook uit moge zien.

De heer Rouvoet heeft zijn steun betuigd. Dat was ook duidelijk in de inbreng van verleden week. Ik denk dat het een goede zaak is, zo'n duidelijke stellingname. Hij heeft zijn amendement op stuk nr. 19 ingetrokken. Wij stellen dat bijzonder op prijs, omdat wij daarmee het evenwicht er goed in houden. De vraag hoe dat ondernemingsplan verder zal uitwerken, zullen wij zeker in de evaluatie meenemen. Ik denk dat dat een goed moment is om daarover nader van gedachten te wisselen.

Aan het adres van mevrouw Swildens wil ik opmerken dat wij inderdaad in de vierde nota van wijziging de inhoud van het debat van verleden week en de amendementen die er toen lagen, hebben meegenomen. Ik denk dat dat een goede zaak is. Wij zullen na aanvaarding van deze wet, met die overgangsregeling, nader met een brief bij de Kamer komen. Daarover zullen wij ook overleg hebben met de notariële beroepsorganisatie. Ik hoop dat wij daar dan een nader debat over kunnen voeren. Ik hoop oprecht dat de beroepsorganisatie ook in de debatten die hier nu plaatsvinden, een nieuw moment vindt om weer met volle inzet mee te denken over het verdere traject.

Mevrouw Swildens heeft nog gezegd: let ook verder op en misschien moet de monitorcommissie naar die evaluatie over drie jaar wel verdergaan. De Kamer en de regering zullen over drie jaar spreken over de evaluatie die dan op tafel ligt en over de consequenties die daaruit kunnen worden getrokken. Op dat moment kan ook bezien worden of het verstandig is dat de monitorcommissie een of twee jaar de vinger aan de pols houdt. Het lijkt mij prematuur om dit nu al vast te stellen, maar het is zeker mogelijk.

Voorzitter! Ik zeg tegen de heer Van den Berg dat uitgangspunt blijft dat de notaris een publieke ambtsdrager is. Om die reden wordt het vervolgtraject zeer zorgvuldig ingezet en zal er straks geëvalueerd worden. De kwaliteit van de dienstverlening van de notaris, niet alleen als ondernemer, maar zeker ook qua ambtsopvatting, blijft vooropstaan. Deze kwaliteit staat of valt niet bij vrijere tarieven.

De heer Van den Berg heeft naar de noodzaak van artikel 50, lid 2, gevraagd. Voorzitter! Dit artikel laat geen enkele onduidelijkheid bestaan over de beantwoording van de vraag of een AMvB direct na de overgangsperiode tot stand kan komen. Als dat noodzakelijk is, is dat mogelijk.

Er is gesproken over de kwestie van het Bureau financieel toezicht als ZBO. Ik vermeld met nadruk dat de politiek verantwoordelijke, de minister van Justitie, terughoudend zal omgaan met de bevoegdheden terzake. Een ZBO kan niet zelf de beleidsregels vaststellen, maar het moge duidelijk zijn dat de politiek uiterst prudent en slechts na overleg van deze bevoegdheid gebruik zal maken.

Er wordt nog over nagedacht om ook de deurwaarders bij het Bureau financieel toezicht te betrekken. Dat zij niet willen betalen, is kennelijk een gerucht. Ik heb dat niet gehoord. De minister van Economische Zaken suggereerde mij zojuist in dat geval de deurwaarder er maar op af te sturen!

Voorzitter! Ik ben principieel voorstander van het losmaken van de financiering van het toezicht op de beroepsgroep van de belangen ervan. Via subsidiëring kan het toezicht een wat onafhankelijker rol krijgen. Een en ander is ook in overeenstemming met de wens van de KNB.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Ik wijs op de parallellie met bijvoorbeeld de Verzekeringskamer. De kosten daarvan worden wel doorberekend aan de betrokken instanties. De argumentatie van de staatssecretaris is mij niet helemaal helder.

Staatssecretaris Schmitz:

De minister van Economische Zaken zal hier nader op ingaan. Hij weet veel meer van verzekeringen dan ik.

De heer De Jong heeft zijn amendement op stuk nr. 21 ingetrokken. Zijn zeer breed gesteunde motie beoordeel ik positief. Zij geeft ons ruimte om alle aspecten erbij te betrekken en vervolgens aan de Kamer voor te leggen.

Ik ben blij met de steun van de heer De Jong voor het wetsvoorstel. In het derde jaar zal er een evaluatie plaatsvinden. Daarbij wordt uiteraard ook het notariaat betrokken. De Kamer zal te zijner tijd een afweging kunnen maken.

Voorzitter! Ik dank de Kamer zeer voor het in hoge mate positieve overleg. Ik ben zeer verheugd over de wijze waarop dit wetsvoorstel is behandeld.

Minister Wijers:

Voorzitter! In willekeurige volgorde nog een aantal thema's. De heer Van den Berg vroeg zich af wat de achtergrond is van lid 2 van artikel 50, toegevoegd in de vierde nota van wijziging. In dat artikel wordt het zogenaamde noodverband geregeld, dat direct kan ingaan na de overgangsregeling. Op zichzelf heeft de heer Van den Berg gelijk dat dat materieel waarschijnlijk ook zonder die wijziging mogelijk zou zijn. Omdat hierover bij de Kamer in het wetgevingsoverleg van vorige week echter onduidelijkheid bleek te bestaan, leek het mij nuttig om dit te expliciteren.

Mevrouw Swildens-Rozendaal (PvdA):

Voorzitter! Niet zozeer om de heer Van den Berg te hulp te schieten, maar het lijkt mij goed dat wij het met elkaar eens zijn over de strekking van de toevoeging. Omdat artikel 50 een algemene maatregel van bestuur met een voorhangprocedure kent, waarbij in feite tarieven worden vastgesteld door de overheid of een regeling wordt opgesteld, kan er een gat vallen tussen het moment waarop de overgangsregeling afloopt en de algemene maatregel van bestuur na het advies van de Raad van State van kracht kan zijn. Het woordje "toegepast" zou je moeten verstaan als "direct van kracht zijn". Als wij hier met elkaar zeggen dat dat zo is, maakt dat deel uit van de wetsgeschiedenis en kan het in het vervolg zo worden geïnterpreteerd. Je zou dan de AMvB voordat de overgangsregeling afloopt, met de Kamer kunnen bespreken, zodat dat naadloos in elkaar kan doorschuiven. Als we het daar allemaal met elkaar over eens zijn, hoeft er volgens mij ook niets gewijzigd te worden.

Minister Wijers:

Juist. Geen discussie. Volstrekt met u eens.

Ik dacht dat de staatssecretaris in antwoord op de vraag van de heer Van den Berg zich ook al had afgevraagd wat de strekking van de overgangsperiode is. Mocht het onverhoopt "uit de hand lopen", niet in de zin van risico's, maar mocht je zien dat risico's zich materialiseren in een betekenende mate, dan dient deze hele overgang ervoor dat je wel degelijk kunt ingrijpen. Dat is op de expliciete vraag van de heer Van den Berg het expliciete antwoord. We zouden het anders over een puur administratieve procedure hebben. Het is zoals mevrouw De Vries zei: "De Kamer heeft de vinger aan de pols en het kabinet heeft daar nu, in overleg met de Kamer, een procedure voor afgesproken die daar ook alle mogelijkheden voor biedt."

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Mag ik dat zo verstaan dat dat zou kunnen betekenen, tenzij we natuurlijk tussentijds de wet wijzigen, dat u structureel van artikel 50 gebruik zou moeten kunnen maken? Dat zou dus niet alleen in die overgangsperiode zijn na die drie jaar, waarover lid 2 gaat, maar u zou die bevoegdheid dan structureel breder gaan gebruiken dan u nu misschien voor ogen staat. Dat is formeel mogelijk. Ik zeg niet dat dat moet gaan gebeuren, maar het is mogelijk.

Minister Wijers:

Ja, zij het dat die beslissing dan wel in het derde jaar genomen moet worden, want als je die niet neemt, houdt de overgangsperiode automatisch op. In die zin is het structureel. Het structurele kan er ook in liggen dat je in het derde jaar beslist om het niet structureel te maken.

Voorzitter! Er is een opmerking gemaakt over de relatie met de Verzekeringskamer. Op zichzelf heeft de heer Van den Berg gelijk als je een analogie zou maken met de Verzekeringskamer, zij het dat deze op iets meer afstand staat dan deze instantie. Wij moeten daarbij tegelijkertijd erkennen dat de minister van Financiën ook bezig is die relatie te heroverwegen en zijn bevoegdheden daar wat dat betreft iets te verstevigen. Maar het gaat er natuurlijk om dat de toezichthouder terzake kundig is. We zullen daar met het Bureau financieel toezicht voor zorgen op de manier waarop de staatssecretaris daar net over sprak.

Wat de kosten betreft is er een MDW-rapport "Maat houden" geweest. Daarin heeft het kabinet het principe uitgesproken dat toezicht, als het een overheidstaak is – wat het in dit geval is – uit de algemene middelen gefinancierd moet worden. In die zin kun je zeggen dat de huidige situatie met de Verzekeringskamer achterstallig onderhoud is.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Voorzitter! Zijn de staatssecretaris en de minister het met mij eens dat het toezicht op het notariaat van ontzettend groot belang is bij de uitvoering van deze wet? Dat is mijn eerste vraag.

Minister Wijers:

Het antwoord is "ja".

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Kan het BFT getroffen worden door bezuinigingen, omdat het onder de algemene middelen valt en de kosten niet doorberekend kunnen worden, waardoor minder toezicht uitgeoefend kan worden? Mocht dat het geval zijn, dan zal dit bij de evaluatie alsnog aan de orde moeten komen. Het toezicht is ook voor de overgangsperiode van groot belang. Het zou zuur zijn als bijvoorbeeld vanwege bezuinigingen het toezicht onvoldoende zou functioneren.

Minister Wijers:

Gegeven het belang van het onderwerp zowel voor de Kamer als voor de samenleving, zou het van de dan zittende bewindslieden buitengewoon onzorgvuldig zijn als zij op dat punt zuinig zouden zijn. De Kamer kan het kabinet daar altijd op aanspreken.

Mevrouw B.M. de Vries (VVD):

Dat is zonder meer het geval, maar dit zal voor het BFT, dat enige moeite heeft met het geheel, een belangrijk signaal zijn.

Minister Wijers:

De heer De Jong heeft een motie ingediend over interdisciplinaire samenwerking. Wij zijn daar zeer verheugd over. Deze motie is de vrucht van het gevoerde debat. Het betreft een langlopende discussie. Met deze motie in de hand kunnen wij de verschillende beroepsgroepen aanspreken op hun verantwoordelijkheid ook ten aanzien van de al dan niet bestaande "Chinese walls" en de wijze waarop aan een en ander handen en voeten wordt gegeven. Wij juichen aanvaarding van de motie toe.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande donderdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 22.20 uur tot 22.25 uur geschorst.

Naar boven