Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande donderdag aan het eind van de vergadering te stemmen over:

a. de moties Regionale luchtvaartinfrastructuur en de Beleidsvisie kleine luchtvaartinfrastructuur, te weten:

  • - de motie-A. de Jong over het binden van aanwijzingsbesluiten aan een tijdshorizon (24786, nr. 26);

  • - de motie-A. de Jong over reductie van het aantal kleine luchthavens (24786, nr. 27);

  • - de motie-Verbugt over een betere regionale afstemming binnen Europa (24786, nr. 28);

  • - de motie-Van 't Riet over circuitvliegen (24786, nr. 29);

  • - de motie-Van 't Riet over het actief ontmoedigen van het binnenlands vervoer per vliegtuig (24786, nr. 30);

  • - de motie-Van 't Riet over het verbieden van reclamevliegen (24786, nr. 31);

  • - de motie-Van 't Riet over landingsgeldtarieven (24786, nr. 32);

  • - de motie-Rosenmöller over de vliegbasis Laarbruch (24786, nr. 33);

  • - de motie-Rosenmöller over recreatieve luchtvaart (24786, nr. 34);

  • - de motie-Stellingwerf over reclamesleepvliegen (24786, nr. 35);

  • - de motie-Stellingwerf over bronbeleid (24786, nr. 37);

  • - de motie-Stellingwerf over het onderbrengen van handhaving en controle bij de milieu-inspectie (24786, nr. 38);

b. de moties derde Nationaal milieubeleidsplan, te weten:

  • - de motie-Crone c.s. over het systeem van verhandelbare emissierechten (25887, nr. 3);

  • - de motie-Crone c.s. over verdeling van verantwoordelijkheden over de ministeries (25887, nr. 4);

  • - de motie-Feenstra c.s. over een geoptimaliseerd pakket voor lightrailinvesteringen (25887, nr. 5);

  • - de motie-Feenstra c.s. over de duurzame ondernemersaftrek (25887, nr. 6);

  • - de motie-Augusteijn-Esser c.s. over de inzet van zonne-PV (25887, nr. 7);

  • - de Voorzittermotie-Augusteijn-Esser over stijgende grondprijzen (25887, nr. 8);

  • - de motie-Lansink c.s. over de uitvoeringsnota klimaatbeleid (25887, nr. 9);

  • - de motie-M.B. Vos over een energieheffing voor grootverbruikers en de tuinbouw (25887, nr. 10);

  • - de motie-M.B. Vos over het doorrekenen van een samenhangend pakket van maatregelen (25887, nr. 11);

  • - de motie-M.B. Vos over verlenging van de terugverdientijden (25887, nr. 12).

Ik stel voor, donderdag na de middagpauze te stemmen over de moties PKB nationaal ruimtelijk beleid, te weten:

  • - de motie-Duivesteijn/Gabor over stimulering van het individuele opdrachtgeverschap (25180, nr. 5);

  • - de motie-Duivesteijn/Gabor over een mogelijk woningoverschot (25180, nr. 6);

  • - de motie-Duivesteijn/Gabor over het snel uitbrengen van de vijfde nota (25180, nr. 7);

  • - de motie-Duivesteijn over de ontwikkeling van Valkerhout (25180, nr. 8);

  • - de motie-Verbugt over een bufferzonebeleid (25180, nr. 9);

  • - de motie-Verbugt over de bufferzone Den Haag-Leiden-Zoetermeer (25180, nr. 10);

  • - de motie-Verbugt over het Nationaal landschap Groene Hart (25180, nr. 11);

  • - de motie-Verbugt over doortrekking van de A4 en aansluiting op de A29 (25180, nr. 12);

  • - de gewijzigde motie-Versnel-Schmitz over nieuwe bedrijfsontwikkeling nabij de steden in corridors langs de achterlandverbindingen (25180, nr. 53);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over de geleidelijke overgang van stedelijk naar landelijk gebied in de stadsranden (25180, nr. 14);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over het waarborgen van de ruimtelijke kwaliteit van Midden-Delfland bij doortrekking van de A4 (25180, nr. 15);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over grensoverschrijdende ruimtelijk-economische ontwikkelingen in de landsdelen noord, oost en west (25180, nr. 16);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over groenontwikkeling (25180, nr. 17);

  • - de gewijzigde motie-Versnel-Schmitz/Stellingwerf over locaties voor zendmasten (25180, nr. 54);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over functieondersteunende bebouwing (25180, nr. 19);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over nieuwe landgoederen (25180, nr. 20);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over samenhangende voorstellen ter oplossing van de ruimteproblematiek in de vier Randstadprovincies (25180, nr. 21);

  • - de gewijzigde motie-Versnel-Schmitz over het tijdig realiseren van het Nationaal landschap Groene Hart (25180, nr. 55);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over de recreatieve bereikbaarheid van de bufferzones en het Groene Hart (25180, nr. 23);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over een tekort aan bouwmogelijkheden in de Leidse regio (25180, nr. 24);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over bescherming van het open karakter van de Hoeksche Waard (25180, nr. 25);

  • - de motie-Poppe over glastuinbouwlocaties (25180, nr. 26);

  • - de motie-Poppe over een regionaal HOV-netwerk in Zuid-Limburg (25180, nr. 27);

  • - de motie-Poppe over herontwikkeling van bestaande bedrijfsterreinen in de regio Rijnmond (25180, nr. 28);

  • - de motie-Gabor over de Oostvlietpolder en de Cronesteinpolder (25180, nr. 30);

  • - de motie-Gabor over de bufferzone Midden-Delfland (25180, nr. 31);

  • - de motie-Gabor over een gedifferentieerde benadering van het Groene Hart (25180, nr. 32);

  • - de motie-Gabor over het schrappen van de verstedelijkingsopgave 2005-2010 (25180, nr. 33);

  • - de motie-Gabor over het in uitzonderingsgevallen toestaan van substantiële bebouwing in bufferzones (25180, nr. 34);

  • - de motie-Van den Berg over behoud van het open karakter van de Hoeksche Waard (25180, nr. 35);

  • - de gewijzigde motie-Van den Berg over de Bollenstreek (25180, nr. 58);

  • - de motie-Versnel-Schmitz over de gevolgen van het van kracht worden van het Verdrag van Malta (25180, nr. 37);

  • - de motie-Poppe over criteria voor bedrijfsvestigingen (25180, nr. 38);

  • - de motie-Poppe over de mogelijkheid om in te grijpen in maatschappelijk ongewenste grond- en vastgoedtransacties (25180, nr. 39);

  • - de motie-Poppe over een gelijkmatige ruimtelijk-economische ontwikkeling (25180, nr. 40);

  • - de motie-Poppe over planologische inbedding van zendinstallaties (25180, nr. 41);

  • - de motie-Verbugt over de spoorzone van Breda (25180, nr. 42);

  • - de motie-Verbugt over versoepeling van de Vinex-convenanten (25180, nr. 43);

  • - de motie-Verbugt over het afzien van afspraken voor de verstedelijkingsopgave (25180, nr. 44);

  • - de motie-M.B. Vos over een afwegingskader voor de ruimtelijke ontwikkeling van ons land in de 21ste eeuw (25180, nr. 45);

  • - de gewijzigde motie-M.B. Vos over het accommoderen van distributiebedrijfsterreinen (25180, nr. 57);

  • - de motie-M.B. Vos over een eenmalige heffing voor het in gebruik nemen van onbebouwde grond (25180, nr. 47);

  • - de motie-M.B. Vos over het onthouden van BLS-subsidie aan stads- en dorpsuitbreiding (25180, nr. 48);

  • - de motie-Duivesteijn over vastleggen uitgangspunt 30% sociale woningbouw in de uitvoeringsafspraken (25180, nr. 52);

  • - de motie-M.B. Vos over adequaat openbaar vervoer voor de grote Vinex-locaties (25180, nr. 56);

  • - de motie-Gabor/Van den Berg over groei van de woningvoorraad en de werkgelegenheid die samenhangt met de eigen behoefte (25180, nr. 59).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het Presidium stelt voor om de fractie van het lid Verkerk met ingang van 1 april jl. aan te duiden met de naam Verkerk. Ook stelt het Presidium voor om aan deze fractie-Verkerk en aan de fractie van het AOV in het geval van spreektijdbeperking spreektijden toe te kennen overeenkomende met die van de helft van de kleinste fractie.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Hoof.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Collega Bakker van D66 heeft vorige week mede namens de VVD-fractie een reactie van het kabinet gevraagd op het wetsvoorstel bedrijfsorganisatie en met name de amendementen die door de Kamer dienaangaande zijn aangenomen. Het ging daarbij om de amendementen rond de preventieve toetsing van verordeningen en de Schilthuisconstructie. Aanvaarding van een van die twee amendementen is door het kabinet ten stelligste ontraden. Het tweede amendement heeft naar het oordeel van de VVD-fractie in ieder geval eenzelfde gewicht.

Wij hebben toen gevraagd om een oordeel van het kabinet over de huidige situatie met betrekking tot de weging van het wetsvoorstel. Wij hebben een brief gekregen waarin het kabinet inhoudelijk niet ingaat op het effect van het aannemen van deze amendementen. Dat betekent dat er voor de VVD-fractie aanleiding is om u te verzoeken om het debat rond het wetsvoorstel bedrijfsorganisatie te heropenen, omdat ik graag wil weten hoe het kabinet deze amendementen weegt en wat het gevolg is voor de beoordeling van dit wetsvoorstel.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! De brief die het kabinet ons heeft gestuurd, is inderdaad in letterlijke zin dermate nietszeggend, dat ik mij graag bij de heer Van Hoof aansluit.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! In tegenstelling tot de twee voorgaande sprekers heeft de fractie van de PvdA de brief van de minister als volgt begrepen. Aangezien de minister hier aanwezig is, kunnen wij hem misschien die vraag voorleggen, want die is in mijn ogen simpel met ja of nee te beantwoorden. Ik lees in de brief van de minister, die inderdaad procedureel van aard is, dat het kabinet "bij nader inzien" en ondanks het feit dat de aanvaarding van sommige amendementen ten stelligste ontraden is, geen problemen heeft met het wetsvoorstel, zoals dat hier nu na de amendering ligt. De minister zou hier op dit moment met ja of neen op kunnen antwoorden. Vervolgens zouden wij gewoon kunnen stemmen.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Over de amendementen is gestemd. Als de minister daar aanleiding in zou hebben gevonden om het resultaat, zoals het er lag, niet tegemoet te willen zien, dan had hij het wetsvoorstel voor de eindstemming terug moeten nemen. Dat heeft hij niet gedaan. Hij heeft geschreven ervan uit te gaan dat er vanmiddag gestemd wordt. Kennelijk is het resultaat niet zodanig dat hij het onaanvaardbaar acht en kunnen wij dus gewoon de eindstemming hebben. Zo hebben wij tot nu toe ook het staatsrecht gelezen en gehanteerd.

De heer De Jong (CDA):

Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de woorden van de heer Van der Vlies.

De voorzitter:

Mijnheer Van Hoof, als er heropening wordt gevraagd, is het moeilijk om dat te weigeren. Misschien kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid inderdaad gevraagd worden om nu nog een kleine toelichting te geven op zijn brief, zodat wij vandaag kunnen stemmen. Anders moeten wij donderdag gaan heropenen. Ik zou dus graag een eenvoudige verklaring van de minister horen. Ik wil nu geen debat hebben.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Ik begrijp die constatering wel en ik begrijp ook wel uw probleem met betrekking tot de agenda. U hebt mij overigens niet horen zeggen dat dit morgen of donderdag zou moeten gebeuren. Daar heb ik geen uitspraken over gedaan. Dat neemt niet weg dat, als het kabinet had gevonden dat er met de amendementen wel degelijk over gestemd had kunnen worden, het kabinet dit volgens mij wel opgeschreven zou hebben. Dat heeft het kabinet echter niet gedaan. In de brief staat de wat cryptische zin dat men ervan uitgaat dat er gestemd wordt. Dat had ik evenwel ook kunnen bedenken met het oog op de stemmingslijst. Dat is dus heel raar. Bovendien gaat het, zoals gezegd, om amendementen die ten stelligste zijn ontraden en die het wetsvoorstel inzake de PBO zodanig wijzigen dat iets uit 1992 wordt gecorrigeerd. Het is dus heel raar om dit voorbij te laten gaan. Dit lijkt mij ten minste een debat met het kabinet waard om te horen waarom het zich op dit moment zo opstelt. Een korte verklaring van de minister is mij dus te weinig.

De voorzitter:

Als u insisteert op heropening, zullen wij heropenen. Het moment daarvoor moet echter goed gekozen worden.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! Ik heb u gevraagd of de minister van Sociale Zaken niet met ja of neen kan antwoorden op mijn vraag.

Minister Melkert:

Voorzitter! Het kabinet hecht eraan dat er gestemd wordt over dit wetsvoorstel, omdat de modernisering van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie daarmee in ieder geval voortgang kan vinden. Wij hebben natuurlijk kennisgenomen van de bevinding van de Kamer over een aantal amendementen.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Ik begrijp heel goed dat het kabinet eraan hecht dat er gestemd wordt, want de reorganisatie moet voortgang vinden. Dat neemt echter niet weg dat wij hier een debat hebben gehad over die reorganisatie en dat er amendementen zijn aangenomen die, zoals collega Bakker dat vorige week noemde, het hart uit het wetsvoorstel hebben gehaald. Daarom bestaat er in ieder geval bij mijn fractie behoefte aan om nog eens met het kabinet van gedachten te wisselen over het hart dat uit het wetsvoorstel wordt gehaald. Nu stemmen gaat, wat ons betreft, dus echt te snel.

De voorzitter:

De spelregels van dit huis wijzen uit dat wij als een van de fracties dat wil, toch een heropening moeten houden. Wij zullen hier dan dus ook later in de week over stemmen.

De heer Van Middelkoop (GPV):

Mijnheer de voorzitter! Wat ik had willen zeggen, is zo-even al gezegd door collega Van der Vlies en collega De Jong. Ik heb dus rustig afgewacht. Ik ben echter absoluut niet overtuigd door de argumentatie van de heer Van Hoof. Ik vraag nu dus stemming over zijn voorstel.

De voorzitter:

Dan gaan wij nu stemmen over het voorstel van de heer Van Hoof om deze week een heropening te houden, hetgeen ook betekent uitstel van de stemming tot aanstaande donderdag.

In stemming komt het voorstel van het lid Van Hoof.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de SP, D66 en de VVD voor dit voorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen. Wij zullen dus vandaag stemmen.

Het woord is aan mevrouw Van der Burg.

Mevrouw Van der Burg (PvdA):

Voorzitter! Ik vraag om uitstel van stemming over de moties rechtsbijstand, omdat de brief van de staatssecretaris nog niet ontvangen is.

De voorzitter:

Dat lijkt mij een heel relevant verzoek. Ik stel derhalve voor, aan dit verzoek te voldoen en punt 8 van de stemmingslijst uit te stellen tot donderdag, nadat het overigens al enkele malen is uitgesteld.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rosenmöller.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Eind vorige week heb ik bij de regeling van werkzaamheden via u het verzoek gedaan, het kabinet te vragen een brief naar de Kamer te sturen over de ontwikkelingen die in de zorgsector te verwachten zijn, naar aanleiding van het overleg dat het kabinet vanmorgen heeft gehad met de werkgevers in de zorgsector. Vers van de pers heb ik daarover nu van het kabinet een korte brief gehad, waarvoor dank. Die brief houdt in dat het overleg is geschorst, en dat nader overleg zal plaatsvinden. Ik herhaal daarom mijn verzoek, in dier voege dat ik het kabinet verzoek om, als dat past binnen het overleg dat het heeft met de werkgevers in de zorg, donderdag uiterlijk tussen de middag het resultaat van dat overleg aan de Kamer mee te delen, zodat wij daarover eventueel nog met het kabinet kunnen spreken.

De heer Marijnissen (SP):

Voorzitter! De minister mag dan net gezegd hebben dat het wel meevalt met de onmin tussen kabinet en sector, maar het lijkt mij dat iedereen die ernaar kijkt, iets anders oordeelt. Ik ben het volledig met de heer Rosenmöller eens dat wij er alles op moeten zetten om hierover nog voor het reces met het kabinet te spreken, temeer daar de minister twee weken geleden bij het mondelinge vragenuurtje, toen ik de zaak hier aankaartte, zei dat het probleem wel zou worden opgelost, iets wat zij een week later in een algemeen overleg herhaalde. Tot op heden is het echter niet opgelost. Net als de heer Rosenmöller vraag ik om een uitvoerige brief van het kabinet over de verschillende posities, zowel van de kant van de werkgevers in de zorg, als van het kabinet, zodat wij daarover hier nog eventueel corrigerend kunnen spreken.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet. Later in de week kunnen wij dan bepalen of er nog een debat op moet volgen.

Aldus wordt besloten.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Naar aanleiding van wat vorige week gewisseld is, betekent dit dat deze materie waarschijnlijk niet bij de Voorjaarsnota aan de orde zal komen, een wens van sommige fracties. Daarover ligt echter geen inhoudelijke brief, zodat dat mij niet of nauwelijks mogelijk lijkt. Het zal dus later moeten gebeuren.

De voorzitter:

Daar ga ik niet over! Degenen die bij de Voorjaarsnota het woord willen voeren, hebben de vrijheid daarbij aan de orde te stellen wat zij willen.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Het zou een rare conclusie zijn als bij de Voorjaarsnota niet over de zorg zou kunnen worden gesproken. Ik begrijp dat dit alleen gaat over de stand van zaken rond de CAO-onderhandelingen.

De voorzitter:

Dat ondersteunt datgene wat ik zei.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Dat was dus niet de bedoeling. Als er een afspraak is tussen kabinet en werkgevers in de zorgsector, of als het overleg definitief is vastgelopen, moeten wij een moment zoeken om in deze Kamer met het kabinet over deze materie te spreken. Dat zal dus in de loop van donderdag zijn.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Marijnissen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Op 1 april jl. heeft deze Kamer een algemeen overleg gehad met de staatssecretaris en de minister over de laatste evaluatie met betrekking tot de thuiszorg. In dat AO zijn twee aspecten aan de orde geweest, waarover mijn fractie graag een oordeel van de Kamer wil vragen, en dus een motie wil indienen. Derhalve vraag ik u of het verslag van dat algemeen overleg nog deze week op de agenda van de plenaire vergaderingen kan worden geplaatst.

De voorzitter:

Ik stel voor, het desbetreffende punt toe te voegen aan de agenda voor donderdag.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Aanstaande donderdag staan twee algemene overleggen geagendeerd, het ene gaat over de rapportage over het vreemdelingenbeleid van het afgelopen halfjaar en het andere over de notitie wapenexport. Ik sluit niet uit dat mijn fractie er behoefte aan zal hebben om aan beide overleggen een plenair vervolg te geven. Ik hoop dat u daar rekening mee kunt houden.

De voorzitter:

Daar zal ik rekening mee houden.

Het woord is aan mevrouw Giskes.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! Bij de behandeling van het belastingplan 1998 heb ik gevraagd naar de mogelijkheid van een tegemoetkoming buiten of binnen de fiscaliteit voor ouderen die de zorg op zich nemen voor een gehandicapte leeftijdsgenoot. Staatssecretaris Vermeend heeft toen al schriftelijk en later bij de mondelinge behandeling gezegd dat daar zeker positieve gedachten bij het kabinet over bestaan, maar dat er overleg met zijn collega's nodig was alvorens hij met een antwoord bij ons kon komen. Hij heeft toegezegd dat in het voorjaar te zullen doen. Het voorjaar is al begonnen, maar is nog niet afgelopen. Dat weet ik, maar de Kamer ligt voorlopig stil en daarom wil ik nu vragen of het kabinet wil afkomen met een reactie op dit punt, bij voorkeur voor het eind van deze maand.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! In oktober 1994 interpelleerde ik de minister van VROM over het mengen van gevaarlijke afvalstoffen met scheepsbrandstof voor zeeschepen, waardoor de scheepsmotoren gebruikt worden als illegale afvalverbrander. De minister sprak toen van een ernstige kwestie en zou de norm aanscherpen. Een motie van mij in die richting was overbodig. De minister heeft onderzoek laten doen. Daaruit is het rapport Olievlek voortgekomen, dat op 10 juli 1997 aan de Kamer is aangeboden. Daarin worden in grote lijnen de eerste vermoedens van het illegale mengen bevestigd. Vervolgens heeft de minister op 22 september 1997 laten weten een reactie op het rapport Olievlek spoedig aan de Kamer te zullen doen toekomen. Hierna viel een grote stilte. Ten slotte heeft de vaste commissie voor VROM op mijn verzoek op 28 januari van dit jaar nogmaals verzocht het onderwerp voor de verkiezingen te agenderen. Ik moet vaststellen dat de tijd voor de minister om is. Ik vraag daarom de minister van VROM nog voor de verkiezingen in een brief aan de Kamer aan te geven wanneer wij eindelijk de aanscherping van de normen voor bunkerolie kunnen verwachten, zodat het wegmengen van grote hoeveelheden gevaarlijke afvalstoffen met wettelijke normen bestreden kan worden.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Reitsma.

De heer Reitsma (CDA):

Voorzitter! Er is een brief binnenkomen van de staatssecretaris van Financiën met een aantal antwoorden op vragen over agrarische domeinen. Mijn fractie verzoekt u om het verslag van het algemeen overleg over die agrarische domeinen deze week op de plenaire agenda te plaatsen.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het op de agenda van aanstaande donderdag te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Van Nieuwenhoven.

Mevrouw Van Nieuwenhoven (PvdA):

Voorzitter! De vaste commissies voor Buitenlandse Zaken en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen hebben op 19 maart vergaderd met de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. In dat algemeen overleg is ons een nadere brief toegezegd. Aangezien die brief er nog niet is, wil ik u mede namens de fracties van het CDA, de VVD en D66 verzoeken om het verslag van dit algemeen overleg op de agenda van deze week te zetten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen en het op de agenda van aanstaande donderdag te plaatsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Van Gijzel.

De heer Van Gijzel (PvdA):

Voorzitter! In regionale kranten is bericht over een onderhandse gunning van het openbaar vervoer – stads- en streekvervoer, NS – in Friesland en Groningen in de vorm van Noord-Net. Daarbij zou sprake zijn van de overheveling van onrendabele treinlijnen naar de provincie. Een en ander loopt vooruit op de nota Derde eeuw spoor waar de Kamer nog steeds op wacht, en de eventuele discussie daarover. Komende donderdag hebben wij een algemeen overleg met de minister. Kan de minister de Kamer voor morgenavond een brief over deze kwestie sturen?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Versnel-Schmitz.

Mevrouw Versnel-Schmitz (D66):

Voorzitter! Als voorzitter van de vaste commissie voor VROM vraag ik u het volgende. Bij de behandeling van de actualisering van de Vinex zijn er amenderende moties ingediend, die vervolgens als amendementen zijn beschouwd. Ik heb u zojuist ook in die zin over moties horen spreken. Het ziet ernaar uit dat een aantal van deze amenderende moties in elkaar geschoven wordt, waardoor nieuwe amenderende moties zullen ontstaan. De vraag is of deze plenair ingediend en dus voorgelezen moeten worden of dat wij ze gewoon kunnen neerleggen.

De voorzitter:

Het zijn amenderende moties en moties dienen voorgelezen te worden. Wij kunnen echter om tijd te winnen een uitzondering maken op deze regel. Ik constateer, dat niemand daar bezwaar tegen heeft.

Het woord is aan mevrouw Liemburg.

Mevrouw Liemburg (PvdA):

Voorzitter! Mede namens de fracties van CDA, VVD en D66 deel ik mee dat wij hebben geconstateerd dat de regering de druk van de Kamer heeft gevoeld op het punt van de wachtgelden in het HBO. Met de brief van vanmorgen is het kabinet voorlopig voldoende tegemoetgekomen aan de wens van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Wat ons betreft kan dit punt dan ook van de agenda voor vanavond worden afgevoerd.

De voorzitter:

Ik stel voor, het verslag van het algemeen overleg over de wachtgeldproblematiek onderwijs van de agenda voor hedenavond af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Rabbae.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Vorige week heeft collega Rehwinkel van de PvdA gevraagd om een brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen over de reactie op het rapport van de commissie-Hermans. De fractie van het CDA en mijn fractie hebben te kennen gegeven dat zij op grond daarvan graag een debat met de minister willen voeren. U heeft toegezegd dat daarvoor ruimte gecreëerd kan worden. De brief is inmiddels binnen. Daarom verzoek ik u deze brief op de agenda van de Kamer te plaatsen, als het kan nog deze week.

De voorzitter:

Wij zullen ons best doen, maar als het deze week niet lukt, wordt het de volgende parlementaire periode.

Het woord is aan de heer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter! Afgelopen zaterdag stond in het Algemeen Dagblad een artikel over de zaak-Lancee. De kern daarvan was dat het arrestatieteam op een andere manier is ingezet dan aan de Kamer is gemeld. Eind mei zullen wij een algemeen overleg met de minister van Justitie over deze zaak hebben. Mijn fractie wil graag voorafgaand aan dit overleg een brief van de minister van Justitie waarin zij haar visie op dit krantenbericht geeft.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenografisch verslag van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan heb ik zelf nog een punt voor de regeling. Ik heb geprobeerd te calculeren hoe de verhouding is tussen het aantal agendapunten – dat door deze regeling weer met zo'n zes, zeven of acht is toegenomen – en de beschikbare tijd, ervan uitgaande dat u het liefst vrijdagmorgen voor zonsopgang het etablissement hebt verlaten. Ik hoor "veel eerder", maar dat wordt niet voor de microfoon gezegd, dus dat geldt niet. Ik vrees het ergste, namelijk dat wij, als wij de agenda in deze vorm laten bestaan, heel diep de vrijdagnacht in zullen duiken. Ik heb gesondeerd of dit probleem oplosbaar is. Het is niet oplosbaar door te zeggen: een of twee VAO'tjes dan maar niet; het is alleen oplosbaar als wij het grote onderwerp bijzondere opsporingsbevoegdheden deze week niet behandelen. Dit onderwerp vergt twee dagdelen. Als dat niet op de agenda geplaatst hoeft te worden, denk ik dat wij donderdag onze vergadering op een redelijke tijd kunnen beëindigen. Mijn voorstel is om dit punt van de agenda af te halen. Dat is nogal ingrijpend, er is veel voorbereiding geweest, maar niettemin! Ik wil bij u polsen hoe u daar tegenover staat.

De heer Van Zijl (PvdA):

Voorzitter! Het is natuurlijk niet fraai als je bij het scheiden van de markt zo'n groot onderwerp van de agenda moet halen. Het is echter ook niet fraai om een belangrijk onderwerp, waar lang aan is gewerkt, wellicht in de kleine uurtjes en vlugger dan misschien verantwoord is, hier af te raffelen. Ik denk dat het goed is dat wij u volgen. Laten we hopen dat we dit onderwerp, als het niet controversieel is, zo snel mogelijk na de verkiezingen kunnen behandelen.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Ook namens de fractie van GroenLinks wil ik uw voorstel steunen, met de aantekening dat het onderwerp snel na het reces behandeld moet worden, want het verdient echt alle aandacht en ruimte.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! De fractie van D66 vindt dit een onderwerp dat afgehandeld had moeten zijn voor het eind van deze periode. Het belang van het onderwerp maakt het echter tegelijkertijd nodig dat er heel zorgvuldig wetgegeven wordt. Dat moet dan helaas maar de doorslag geven. Dat betekent dat behandeling toch na de verkiezingen zal zijn. Mijn fractie dringt er dan wel op aan dat het onderwerp – vooropgesteld dat het dan niet ineens controversieel zal blijken te zijn, maar dat kunnen we hier niet beslissen – behandeld zal worden zodra de Kamer haar werkzaamheden weer hervat.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! U heeft ongetwijfeld een goede inschatting gemaakt over het tijdsverloop van deze week. Toch ben ik iets optimistischer. Een aantal VAO's zal veel korter duren dan wellicht nu de verwachting is. Ik heb begrepen dat ook de spreektijden bij het wetsvoorstel Bijzondere opsporingsbevoegdheden, waar wij het nu over hebben, wellicht in de praktijk wat korter zullen zijn. Dat brengt mij ertoe toch af te wijken van uw voorstel en namens de VVD-fractie te zeggen dat wij er veel waarde aan hechten om dit belangrijke wetsvoorstel nog in deze periode, dus deze week, af te handelen.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie hecht zeer aan een zorgvuldige afwerking van dit wetsvoorstel. We hadden ook liever gezien dat het deze week aan de orde was gekomen. Zorgvuldigheid gaat echter boven haastwerk. Het is een wetsvoorstel dat ontzettend veel consequenties heeft. Dat is voor ons de reden dat wij, zij het met tegenzin, uw voorstel zullen volgen.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Ik sluit mij bij dat laatste aan. Ik vind het ook een belangrijk wetsvoorstel, maar ik zou niet graag zien dat juist dit belangrijke wetsvoorstel donderdag, onder druk van de agenda, op het laatste moment op een onzorgvuldige wijze moet worden afgerond. Ik steun dus het voorstel.

Mevrouw Aiking-van Wageningen (groep-Nijpels):

Voorzitter! Onze fractie is ook voor uitstel tot vlak na de verkiezingen.

De voorzitter:

Ik zie dat een meerderheid van de Kamer mijn voorstel steunt. Het lijkt mij dat wij daartoe dan kunnen besluiten, met de aantekening dat wij de nieuwe Kamer aanbevelen het onderwerp zeer snel op de agenda te plaatsen. Maar daar gaan wij niet over. Daar gaat de nieuwe Kamer over.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Veel collega's hebben mij benaderd voor het aanhouden, intrekken en aanpassen van moties of voor het afleggen van stemverklaringen. De stemmingen verlopen vandaag daarom wat gecompliceerd. Wij zullen proberen deze in een goed tempo tot een goed einde te brengen.

Naar boven