Vragen van het lid Van Boxtel aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over de beperking door de vakbonden van het aantal Melkertbanen in de zorgsector.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst vanwege rumoer op de publieke tribune.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Klopt het dat werkgevers en werknemers in het sociaal overleg ziekenhuiswezen een quoteringsregeling voor het aantal Melkertbanen in de zorg hebben afgesproken in de regeling extra arbeidsplaatsen zorgsector terwijl er nog 6000 Melkertbanen in die sector moeten worden ingevuld? Klopt het dat het maximumaantal Melkertbanen in de instellingen op 5% van het totale aantal arbeidsplaatsen is gezet? Acht het kabinet deze afspraak in het belang van de instellingen die een forse uitbreiding van de Melkertbanen in de zorg kunnen gebruiken om meer handen aan het bed te krijgen? Acht het kabinet deze afspraak tevens in het belang van de potentiële werknemers die via een Melkertbaan aan de slag kunnen op de arbeidsmarkt? Wat is volgens het kabinet de achtergrond van deze rigide regeling? Is de achtergrond misschien verdringing van reguliere arbeidsplaatsen en, zo ja, ligt het dan niet veeleer in de rede om die afweging te laten maken door de betrokken ondernemingsraad en werkgever van de desbetreffende instelling in plaats van dit in CAO-afspraken vast te leggen? Is het kabinet bereid om met werkgevers en werknemers in de zorg in overleg te treden om deze gemaakte afspraak terug te draaien?

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Inderdaad is recent in de CAO ziekenhuiswezen een dergelijke beperking vastgelegd en wel op een percentage van 5. Hierbij is wel sprake van ontheffing van reeds bestaande overschrijdingen. Er wordt op dit punt dus niets teruggedraaid. Als je hier praktisch naar kijkt, is het allemaal niet meer zo relevant omdat het aantal aanvragen voor Melkertbanen inmiddels het aantal nog openstaande plaatsen overschrijdt. Praktisch is het dus niet meer aan de orde, maar principieel ben ik het helemaal met de heer Van Boxtel eens dat dit buitengewoon ongewenst is. Ik heb dit ook in een brief aan de partijen laten weten. Daarin heb ik opgemerkt dat het een kwestie moet zijn van de ondernemingsraad.

De heer Van Boxtel vroeg naar de achtergrond van deze regeling. De heer Melkert is net iets beter dan ik in staat om de achtergrond van het gedrag van vakbonden te verklaren.

Minister Melkert:

Voorzitter! In algemene zin houd ik wat afstand van de kwalificatie van mijn collega, maar op dit specifieke punt is er naar mijn mening aanleiding om bij werkgevers en werknemers te signaleren dat het op gespannen voet staat met de regeling die wij hebben afgesproken. Een dergelijke afspraak wordt gemaakt, temeer waar in de regeling ook voorzien is in betrokkenheid van werknemers bij het beoordelen van de vraag – die op zichzelf legitiem is – of het aantal functies dat wordt gecreëerd in het kader van deze regeling niet "concurreert" met functieniveaus of -verdeling binnen de betrokken instellingen of zelfs verdringt. Vanaf het begin is daarvoor ook bij de gemeenten aandacht gevraagd en gegeven in de regeling. In zoverre acht ik het begrijpelijk dat werkgevers- en werknemersorganisaties alert zijn op het voorkomen van verdringingseffecten. Of dit moet leiden tot een afspraak zoals die nu is gemaakt, vloeit daar niet logisch uit voort. Ons probleem is dat in het kader van onderhandelingsvrijheid werkgevers en werknemers zelf hun afspraken kunnen maken. Het staat echter de regering ook vrij om vanuit de regeling werkgevers en werknemers aan te spreken op een maximale benutting van het arbeidspotentieel in de sector. Dit klemt temeer nu wij dezer dagen in het licht van het overleg met werknemers en werkgevers samen met werkgevers proberen te bezien hoe maximaal de personele behoefte in de zorgsector kan worden gerealiseerd. En 6000 banen in het kader van deze regeling zijn wel 6000 arbeidsplaatsen en dat is een equivalent van een bedrag van zo'n 240 mln. en dat is niet iets dat je zomaar naast je neerlegt.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Ik dank de bewindslieden hartelijk voor hun antwoord. Het doet mij deugd dat er min of meer afstand genomen worden van de gemaakte afspraak. Ik heb minister Melkert horen zeggen "op korte termijn". Ik wil hem in de tweede ronde toch vragen om het heel snel te doen. Ik wil ook graag een afschrift ontvangen van de brief die door het kabinet gezonden is aan werkgevers en werknemers. Ook wil ik graag, op de meest korte termijn, uitsluitsel krijgen over het resultaat van dat aandringen bij de werkgevers en de bonden. De minister zei het immers zelf al: 6000 arbeidsplaatsen zijn wel 12.000 handen die de zorg een stuk kunnen verlichten. Het zou merkwaardig zijn als deze quoteringsregeling dit bleef verhinderen.

Minister Melkert:

Voorzitter! Een afschrift van de brief kan natuurlijk naar de Kamer worden gezonden en wel onmiddellijk.

Voor het overige onderstreep ik nogmaals het punt van de onderhandelingsvrijheid. Ik heb de heer Van Boxtel daar niet over horen spreken. Dat moet wel altijd gezegd worden als het gaat om afspraken in het kader van een CAO. Ik herhaal echter dat er evenzoveel vrijheid voor het kabinet bestaat om dringend onder de aandacht te brengen welke mogelijkheden er zijn. Zeker nu wij op de wijze zoals thans gebeurt, met werkgevers en werknemers in gesprek zijn – immers ook met werknemersorganisaties wordt gesproken over flankerend arbeidsmarktbeleid in de zorgsector – is er een reden temeer om dit punt met nadruk onder de aandacht te brengen. Zodra dit tot een, al dan niet verhoopt, resultaat leidt, zullen wij de Kamer daarvan op de hoogte stellen.

De heer Marijnissen (SP):

Mijnheer de voorzitter! Er is waarschijnlijk niemand meer in Nederland die niet weet dat dit kabinet en ook de Paarse coalitiepartijen op dit moment in onmin leven met de zorgsector. De vragen van de heer Van Boxtel wekken bij mij sterk de indruk alsof er nog wat zout in de wonde gewreven moet worden. Wat is ertegen wanneer partijen in de zorg zeggen dat die 5% in de CAO zorg het maximum is omdat zij de bedrijfstak willen beschermen? Zij willen gekwalificeerde mensen. De heer Van Boxtel spreekt over handen aan het bed, maar ik denk dat je mag spreken over de eis van het gekwalificeerd zijn. Ik zou op deze vraag graag een reactie krijgen van zowel de minister van Volksgezondheid als van de heer Van Boxtel.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! In de eerste plaats wil ik zeggen dat er van onmin tussen het kabinet en de zorgsector geen sprake is. Hedenmorgen heeft een kabinetsdelegatie met een delegatie van de werkgevers in de zorgsector een zeer constructief gesprek gehad, dat later in deze week zal worden voortgezet en, hopelijk, afgerond.

Ik kom dan bij de vraag van de heer Marijnissen over de handen aan het bed en bij zijn opmerking dat het misschien niet onredelijk is om daarvoor te quoteren, omdat men daar gediplomeerde mensen voor moet hebben. Op zichzelf is dat een goede redenering, maar mensen die met een Melkertbaan in instellingen aan het werk zijn, doen geen werk dat is overgenomen van gediplomeerde verplegenden of verzorgenden. Het betreft ondersteunende functies waardoor gediplomeerde verplegenden en verzorgenden de ruimte krijgen om meer aandacht aan de patiënt te besteden en om hun professionele werk wat meer grondig te doen. Ik denk dat heel wat instellingen meer dan 5% mensen op een Melkertbaan zouden kunnen accommoderen zonder dat er van verdringing sprake is. Ik ben het uiteraard met collega Melkert eens dat het in de eerste plaats een zaak is van partijen zelf, maar dat het kabinet wel eens de gedachten die ik nu ontvouw onder de aandacht van partijen mag brengen.

De heer Van Boxtel (D66):

Voorzitter! Laat ik in de richting van de heer Melkert zeggen dat ik heel goed het punt van de onderhandelingsvrijheid begrijp, maar dat daar soms ook de keerzijde van het poldermodel is aan te treffen.

Ik wil ook nog iets zeggen in de richting van de heer Marijnissen. Het gaat niet om zout in de wonde, maar om aanvullende functies die van belang zijn voor de mensen die weer op de arbeidsmarkt actief willen worden. Het gaat erom dat die functies zo worden ingevuld dat gekwalificeerde verplegenden en verzorgenden verlichting wordt geboden van werkzaamheden die zij nu niet zouden moeten doen, opdat zij die tijd weer kunnen geven aan de mensen die zorg nodig hebben. Daar zijn die ondersteunende banen voor. Daar hebben wij nu eenmaal voor gekozen. Dan zal het ook waargemaakt worden. Als dat niet gebeurt, bijten wij onszelf gewoon in de staart.

Naar boven