Vragen van het lid Nijpels-Hezemans aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Financiën, over de koopkrachtreparatie.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Eind maart heeft de Sociale verzekeringsbank haar cliënten geïnformeerd over de wijzigingen in inkomen, als gevolg van de koopkrachtreparatie 1998. In reactie hierop zijn de afgelopen week weer vele boze telefoontjes en brieven bij de ombudsman van Senioren 2000 binnengekomen, en ingezonden brieven in dagbladen. Ook andere fracties en het ministerie zullen dergelijke post wel hebben ontvangen. Wat blijkt? AOW'ers met een aanvullend pensioen zijn zwaar teleurgesteld in het kabinet. De met veel tamtam aangekondigde netto koopkrachtreparaties blijken bij lange na niet voldoende om het inkomensverlies te compenseren. Een gehuwde AOW'er met een aanvullend pensioen van bijvoorbeeld ƒ 30.000 gaat er in de maand mei ƒ 34 netto per maand op achteruit ten opzichte van december. Bij de recente hersteloperatie heeft het weer ontbroken aan adequate en volledige voorlichting. Als men zijn berekening niet begrijpt, moet men maar even bellen. Betrokkenen moeten dus weer zelf achter de informatie aan! Dat is voor mijn fractie aanleiding om de volgende vragen te stellen.

Is het de bedoeling van het kabinet geweest dat AOW'ers met een aanvullend pensioen van bijvoorbeeld ƒ 30.000, ondanks de koopkrachtmaatregelen vanaf mei 1998 ten minste ƒ 30 per maand netto minder te besteden hebben dan in december 1997? Of is dit het zoveelste ongewenste effect en, zo ja, waardoor wordt dit dan veroorzaakt en wie is daarvoor verantwoordelijk? Kan het zijn dat de vermindering van de inkomstenbelasting met 1,75% in de eerste schijf niet voldoende was om de koopkracht te repareren? Hoe heeft de voorlichting plaatsgevonden? Zijn de resultaten de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook tegengevallen? Of wist hij dat al toen hij akkoord ging met een bedrag van 850 mln., en had het misschien toch 2 mld. moeten zijn?

De voorzitter:

Voordat ik de minister het woord geef, vraag ik of al degenen die in deze laatste vergaderweek zaken willen afhandelen – wat op voorhand mijn instemming heeft – dat buiten de zaal te doen. Mevrouw Nijpels kon zichzelf zelfs nauwelijks verstaan.

Minister Melkert:

Voorzitter! Vanzelfsprekend is mevrouw Nijpels, en met haar ongetwijfeld vele anderen, alert op het punt van de vertaling van de inkomensmaatregelen, die wij eerder in deze Kamer hebben besproken, in april en de daaropvolgende maanden. Het kabinet heeft een wetsvoorstel ingediend, waarmee onbedoelde negatieve inkomenseffecten, zoals die door een aantal mensen aan het begin van dit jaar zijn ervaren, zo goed mogelijk ongedaan worden gemaakt, op de wijze zoals in het wetsvoorstel is toegelicht. Dit wetsvoorstel is met instemming van de Kamer, waaronder de fractie van mevrouw Nijpels, aanvaard. De gevolgen die mensen ervaren met hun eigen loon- of inkomensstrookje, vloeien dan ook rechtstreeks voort uit wat in dat wetsvoorstel is opgenomen en waar, het zij nogmaals gezegd, Tweede en Eerste Kamer hun instemming aan hebben gegeven.

Nu is het, zoals in januari ook al het geval was, wel van belang om bij het beoordelen van gegevens die uit het ontvangen van strookjes naar voren komen of uit het ontvangen van de voorlichting die is gegeven – daar doelt mevrouw Nijpels volgens mij op – de juiste vergelijking te maken. Mevrouw Nijpels maakte in haar vraag een vergelijking tussen het inkomen van december van het afgelopen jaar en dat van mei. Daar past op zijn minst een tweetal kanttekeningen bij.

In de eerste plaats is in veel gevallen december niet het verstandigste vergelijkingsmoment om te beoordelen hoe je inkomen er in 1998 uitziet ten opzichte van 1997. Veel mensen – dat verschilt overigens weer van geval tot geval – hebben in december een bijzonder inkomen, doordat er wat extra bijkomt in verband met de laatste maand van het jaar. Ik kan aan de hand van het voorbeeld dat in abstracto wordt gegeven, niet ingaan op wat dat betekent voor de vraag die mevrouw Nijpels stelde. Ik wijs er wel op dat wij ook in het eerdere debat dat wij met elkaar hebben gevoerd, hebben gezegd dat je door de bank genomen niet december moet nemen als aanknopingspunt voor vergelijkingen.

In de tweede plaats heeft mevrouw Nijpels het over mei, terwijl de hoofdzaak van wat er in de sfeer van de inkomensreparatie plaatsvindt, althans als het gaat om mensen met een aanvullend pensioen, nu juist in april zijn beslag krijgt. Zij moet mij dan ook niet kwalijk nemen dat ik voorlopig niet over het vermogen beschik om door dit voorbeeld heen te kijken en mijzelf de vraag te stellen of hier iets representatiefs aan de orde zou zijn.

Overigens wil ik in antwoord op vraag 5 van mevrouw Nijpels gezegd hebben dat, als je akkoord gaat met een bedrag van 850 mln. – niet alleen deze minister is daarmee akkoord gegaan, maar het hele kabinet en ook de Kamer – die 850 mln. wel ergens bij mensen terecht zal komen. Ik zal dan ook eerst goed kijken hoe in de voorlichtingsbrieven die door de uitvoeringsorganisaties aan mensen, waaronder ouderen met een aanvullend pensioen, zijn gezonden, de totaaltelling van wat er aan extra inkomen in april en vanaf mei voor de rest van het jaar bijkomt, optelt naar 850 mln. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat zal optellen tot 850 mln. voor de burgers. Het is 850 mln. gerichte lastenverlichting, in het bijzonder voor mensen met aanvullende pensioenen.

Ten slotte de vraag over de voorlichting. Na aanvaarding van het wetsvoorstel door de beide Kamers zijn er zeer intensief – dat was in de weken daarvoor al voorbereid – voorlichtingsactiviteiten op gang gekomen. De uitvoeringsorganisaties hebben rechtstreeks vele mensen geïnformeerd die ook in aanmerking komen voor wat extra inkomen in april en vanaf mei. Tegelijkertijd zal er in de loop van deze week door middel van advertenties in een aantal bladen, ook in huis-aan-huisbladen, aandacht worden gegeven aan de wijze waarop die extra inkomens beschikbaar worden gesteld en aan de mogelijkheid voor mensen om een telefoonnummer in het kader van Postbus 51 te bellen en daar alle informatie te krijgen die zij nodig hebben. Ik zeg nu tegen iedereen die vragen heeft op dit punt, dat zij wat mij betreft van harte uitgenodigd zijn om de informatie langs die weg nader te verkrijgen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat de minister van Sociale Zaken tevens namens de minister van Financiën heeft gesproken. Dat blijkt het geval te zijn.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik vind het jammer dat de minister van Financiën, evenals de vorige keer, niet op deze materie ingaat. Ik wijs erop dat een vermindering van de inkomstenbelasting aan de orde is, zij het dat die niet voldoende soelaas biedt.

Voorzitter! Wij zijn alert op dit punt, want dit houdt de betrokkenen bezig. De minister heeft gezegd dat de maand december niet met nu vergeleken kan worden. De vorige keer dat wij hierover spraken, heeft hij dit argument ook naar voren gebracht. Desondanks heeft de regering het nodig gevonden maatregelen te nemen. Mijn fractie is inderdaad akkoord gegaan met het desbetreffende wetsvoorstel, maar het zal de minister niet ontgaan zijn dat wij ons terzake zeer kritisch hebben opgesteld. Wij hebben een motie ingediend waarin werd gevraagd om aanvullende maatregelen, als mocht blijken dat de werking van het wetsvoorstel onvoldoende is. Deze motie is echter verworpen.

Voorzitter! Het kabinet heeft lang moeten vergaderen om tot het compromis van 850 mln. te komen. Ik heb nog steeds geen antwoord gekregen op mijn vraag of dit bedrag wel voldoende is.

Betrokkenen moeten weer een telefoonnummer bellen als zij informatie willen, dus zullen zij wel weer te horen krijgen dat er nog vele wachtenden voor hen zijn. Het gaat erom dat zij van de desbetreffende uitkeringsinstantie informatie krijgen die is toegesneden op hun situatie.

Voorzitter! Ik heb nog een aanvullende vraag aan de coalitiefracties. Zijn zij tevreden met dit resultaat? Vinden zij dat het kabinet de belofte van Prinsjesdag is nagekomen? Kunnen zij onderschrijven dat de PEMBA-operatie tot dusver inkomensneutraal is verlopen?

Voorzitter! Tot slot herhaal ik mijn opmerking van 13 januari jl., hoewel de minister er toen over viel. De kiezer zal een en ander op 6 mei wel afrekenen met het kabinet.

Minister Melkert:

Voorzitter! Met die laatste opmerking wordt onderstreept waar het mevrouw Nijpels om te doen is. Als zij serieus op de materie zou zijn ingegaan, zou zij weten dat heel veel mensen via de uitvoeringsorganisaties en in het bijzonder via de Sociale verzekeringsbank gerichte informatie hebben gekregen, zoals ik de Kamer ook heb toegezegd. Betrokkenen is duidelijk gemaakt waar zij in april op kunnen rekenen ten opzichte van januari en vervolgens in mei en volgende maanden ten opzichte van april. Dit is overigens ook allemaal uit de doeken gedaan in het debat dat hierover is gevoerd. Sindsdien is er niets veranderd. Alles verloopt volgens afspraak.

Ten overvloede heb ik er destijds aan toegevoegd dat voor mensen die bij kleinere pensioenfondsen zijn aangesloten en voor iedereen die er meer van wil weten, een telefoonnummer is opengesteld. Mevrouw Nijpels verdraait mijn woorden als zij de indruk wekt dat ik gezegd zou hebben dat iedere betrokkene dat telefoonnummer moet bellen. Mensen krijgen in eerste instantie rechtstreeks informatie van hun uitvoeringsorganisatie. Daarover is uitputtend met de organisaties gesproken.

Voorzitter! In het vorige debat heb ik er al op gewezen dat december geen goede maand is om een vergelijking mee te maken. Wij moeten een doorsnee maand van het jaar 1997 vergelijken met een doorsnee maand in 1998. In de maanden januari tot en met maart is gebleken dat sommigen onbedoeld niet het netto-inkomen kregen waar het kabinet van is uitgegaan. Het kabinet heeft gezegd dat de welvaart voor alle Nederlanders merkbaar moet worden. Daarom zijn er maatregelen genomen voor mensen met een aanvullend pensioen. Deze maatregelen hebben vooral in de maand april effect. Vervolgens zullen de maatregelen vanaf mei voor een grotere groep mensen aanleiding geven tot een inkomensvooruitgang, zoals eerder door mij is toegelicht. De Kamer, met inbegrip van de fractie van mevrouw Nijpels, is daarmee akkoord gegaan.

De heer Van Zijl (PvdA):

Mevrouw Nijpels vroeg of de PvdA-fractie tevreden is met het pakket, zoals dat zich nu uitkristalliseert. Mijn antwoord daarop moet zijn dat wij dat niet kunnen beoordelen. Wij waren tevreden met het pakket, zoals wij dat met elkaar hebben besproken. Dat is ook door de fractie van mevrouw Nijpels geaccordeerd. Mij bereiken geen signalen dat er overwegend sprake zou zijn van onvoldoende tegemoetkoming. Mocht dit het geval zijn, dan zullen wij daar voor en na 6 mei op terugkomen.

Op het punt van de voorlichting krijgen wij hier en daar het idee dat de SVB niet zozeer verkeerd informeert maar meer op een wijze dat niet iedereen het onmiddellijk begrijpt. Ik vraag de minister om er goed op toe te zien dat alle instanties die voorlichten, dat zo doen dat mensen het kunnen volgen. Ik heb voorbeelden van briefjes die ik zelf ook niet geheel begrijp.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Mevrouw Nijpels vroeg of de VVD-fractie tevreden is. Die vraag is wat mij betreft overbodig. Wij hebben hier een debat gevoerd over maatregelen met betrekking tot de koopkrachtontwikkeling. Wij hebben tegen het wetsvoorstel zoals het er lag, "ja" gezegd. Wij hebben daarbij aangegeven dat wij ervan uitgingen dat daarmee de problemen waren opgelost. De vraag is dus overbodig.

Vervolgens de vraag naar de situatie van vandaag en hoe de ontwikkelingen nu zijn. Ik denk dat het goed is om de ontwikkelingen te volgen. Mevrouw Nijpels is daar met haar fractie niet uniek in. Wij doen dat allemaal, de VVD niet in de laatste plaats. Ik vraag het kabinet om, waar er langzamerhand vanuit de SVB informatie naar mensen toegaat die hier en daar een vraag oplevert, zelf ook actief te volgen of de uitkomsten zijn zoals iedereen dat had gedacht.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter! D66 heeft tot op heden geen aanleiding om te twijfelen aan de effectiviteit van de reparatiemaatregelen. Ook wij houden dat heel nauwkeurig in de gaten, want wij vinden niet dat er iets mis mag gaan. Wij noemen de 850 mln. nadrukkelijk geen lastenverlichting, maar reparatie. Wat de voorlichting betreft sluit ik mij aan bij alles wat daar al over is gezegd.

Minister Melkert:

Voorzitter! Eerst, als het mag, een antwoord naar aanleiding van de laatste opmerking van mevrouw Giskes. Een bedrag van 850 mln. voor lastenverlichting is natuurlijk wel lastenverlichting. Het bedrag komt bovenop de 2,7 mld. die daar eerder voor was uitgetrokken. Dat is in geldtermen gesproken. Hoe mensen dat zelf ervaren, is iets anders. Wij hebben daar in februari uitgebreid over gesproken. Wij hebben toen uiteindelijk gezegd dat wij, omdat het niet zoals bedoeld precies is terechtgekomen bij de mensen die wij op het oog hadden bij de maatregelen die wij hebben getroffen aan het eind van vorig jaar, er nog een schepje bovenop zouden doen. Voor het goede begrip: dat is dan wel een schepje er "bovenop".

Voorzitter! De opmerkingen van de heren Van Zijl en Van Hoof komen bij mij aan het juiste adres. Wij zijn vanzelfsprekend ook zelf alert, in de eerste plaats op wat er wordt gesignaleerd vanuit de uitvoeringspraktijk. Ik vraag de Kamer begrip dat dit loopt via de pensioenfondsen en de Sociale verzekeringsbank en, waar het ook om andere groepen mensen gaat, via uitkeringsinstanties. Het zal enige tijd nemen om dat allemaal goed in beeld te krijgen. Wij blijven natuurlijk aanspreekbaar op elk signaal dat erop kan duiden dat er een verschil bestaat tussen wat ons aller verwachting – van mij en u – was en is bij de bespreking van de voorstellen hier, en wat mensen uiteindelijk ervaren. Want om dat laatste gaat het ons!

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! Wij hebben als CDA in het debat ingestemd met de compensatie van 850 mln., ook al weten wij dat daarmee niet iedereen en niet iedere groep voor 100% wordt gecompenseerd. De mededelingen van de heer Van Zijl dat hij alsnog terug zal komen als er problemen zijn, zijn voor mij nieuw. Ik had begrepen in het debat over de 850 mln. dat dat het laatste bod van de regeringspartijen was.

Ik wil de minister verder vragen of hij de voorlichtingsfolders in de gaten wil houden en ons op de hoogte stellen van wat er precies allemaal in staat. Wij kunnen die folders dan ook gebruiken in de verkiezingscampagne. Een andere vraag is of wij ervan uit mogen gaan dat, gelet op de problematiek, het 06-telefoonnummer dat men mag bellen, gratis is.

Minister Melkert:

Voorzitter! Het is inderdaad goed dat we op de kleintjes letten. Ik kan bevestigen dat het Postbus 51-nummer een gratis nummer is. Wij stellen de brochures inderdaad beschikbaar in de richting van de fracties – ik dacht dat wij dat ook al gedaan hadden – omdat, naar wij kunnen aannemen, ook bij fracties veel vragen terecht kunnen komen. Het is dan van belang dat hetzelfde voorlichtingsmateriaal wordt gebruikt. Mocht dat onverhoopt nog niet gebeurd zijn, dan kan de heer Terpstra deze uitspraak van mij als een toezegging beschouwen dat dit materiaal naar de CDA-fractie, maar niet alleen naar deze fractie, zal toegaan.

Naar boven