Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Opiumwet in verband met de invoering van een verhoogde strafmaat voor beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt (25325), en over:

- de motie-Dittrich over de bevoorrading van coffeeshops (25324,25325 , nr. 6).

(Zie vergadering van 8 april 1998.)

Artikel I, onderdeel A, wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het gewijzigde amendement-Van de Camp c.s. (stuk nr. 8, II).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het GPV, de SGP, de RPF, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de CD en het lid Verkerk voor dit gewijzigde amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit gewijzigde amendement de andere op stuk nr. 8 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Onderdeel B wordt zonder stemming aangenomen.

De onderdelen Ba en C worden zonder stemming aangenomen.

Artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel II en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, D66, het GPV, de SGP, de RPF, de VVD, het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, de CD en het lid Verkerk voor het wetsvoorstel hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Op verzoek van de heer Dittrich stel ik voor, zijn motie (25324, 25325, nr. 6) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven