Aan de orde is de behandeling van:

de Voorjaarsnota 1998 (25975);

de Voorlopige rekening 1997 (25906).

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! De Voorjaarsnota is vroeg dit jaar: tegelijk met de sneeuwbuien behandelen wij haar hier. Normaal was dat altijd zo tegen de zomer. En dan nu ook nog een heel snelle plenaire behandeling, gelet op de weinige tijd die ons nog rest.

Voorzitter! Het beeld van de Voorjaarsnota is bepaald niet zonnig. Ik denk dat het een hele klus was voor het kabinet om dat weer binnen de perken te krijgen: een tekort op de rijksbegroting, een vrij fors tekort bij de zorg en een overschot op de sociale zekerheid, door de goede economische ontwikkelingen. Het beeld van de rijksbegroting verraste mij enigszins, want de laatste jaren was die zaak goed onder controle. Maar opeens ontstond ook daar een tekort. Bij de zorg is het beeld al wat vertrouwd, namelijk dat door het te krappe budget van 1,3% groei, met hier en daar wat bijstellingen, het niet mogelijk blijkt – alle partijen hebben dat intussen erkend – het uitgavenpatroon daarbinnen te houden. Een belangrijke verklaring voor het tekort bij de Voorjaarsnota is de lagere inflatie. Dan heb ik het met name over het probleem van de deflatorsystematiek, zoals dat in het jargon heet, op grond van een dalende inflatie dit jaar, een neerwaartse bijstelling met 1,9 mld. en een bijstelling van het uitgavenplafond op grond van een lagere inflatie vorig jaar van 1,1 mld. Dat zijn heel forse bedragen! Het roept in ieder geval de discussie op of wij door moeten gaan met de huidige deflatorsystematiek, een punt dat wordt aangekaart in de Voorjaarsnota. Kortheidshalve geef ik als het standpunt van mijn fractie, dat D66 vindt dat voor de komende periode het nieuwe kabinet het advies van de stuurgroep Begrotingsruimte zou moeten volgen, en niet meer de inflatieaanpassingen op basis van nacalculatie uit het reeds afgesloten jaar zou moeten verwerken. Maar uiteraard hoor ik graag de opvattingen van de minister op dat punt. Wat kan en wil hij vanuit zijn verantwoordelijkheid doen, met het oog op de formatie en het volgende kabinet?

De heer Terpstra (CDA):

Als ik de planbureauberekeningen van de verkiezingsprogramma's goed heb gelezen, schaft u dat systeem in de volgende periode af. Waarom wilt u dat systeem dan verbeteren, als u het toch afschaft?

De heer Ybema (D66):

Ik kom daar nog op terug.

Voorzitter! Ik kom toe aan de maatregelen die het kabinet heeft genomen om toch binnen de uitgavenkaders te blijven. De maatregelen worden vooral gezocht in de sfeer van de prijsbijstellingen, wat natuurlijk de maatregelen zijn die op korte termijn nog enig soelaas bieden. Ik heb daar alle begrip voor. Daarmee kan de rijksbegroting immers sluitend worden gemaakt, gecombineerd met een aantal beleidsmaatregelen. Bij de zorg ligt het een stuk lastiger. Er vindt weliswaar per 1 juli een aanpassing plaats van het geneesmiddelenvergoedingssysteem, maar het budget van de geneesmiddelen is daarmee nog niet onder controle. Het kan niet met de huidige beleidsinstrumenten, omdat een groot deel van dat budget zich vooral ontwikkeld in de particuliere sector. Er zal echt een aanvullend instrumentarium moeten worden ontwikkeld. Ik heb met vreugde geconstateerd dat al de nodige activiteiten in gang zijn gezet en dat wordt aangekondigd dat een ambtelijke werkgroep op korte termijn voorstellen zal doen om het geneesmiddelenbudget ten principale beheersbaar te maken. Wanneer komt dat? Ik neem aan dat dat allemaal in de tijd is gezet, zodat het beschikbaar is voor de volgende kabinetsformatie. Dan zullen op deze belangrijke punten nadere afspraken moeten worden gemaakt.

De prijsbijstelling in de zorg is altijd een probleem, omdat in de ogen van mijn fractie en van de hele Kamer, de prijsbijstelling op basis van het budgetkader zorg structureel te laag is. Er ligt nog steeds een motie-Van Boxtel/Vliegenthart, die door de Kamer breed is aangenomen. Het zal zeker de inzet van mijn fractie zijn om bij afspraken over het volgende regeerakkoord tot bijstelling te komen als het gaat om de prijscompensatie in de sfeer van de zorg.

In de afgelopen jaren hebben wij te maken gekregen met twee definities van tekort: het beleidsrelevante tekort en het EMU-tekort. Geleidelijk aan is het EMU-tekort, zeker politiek, steeds meer op de voorgrond gekomen en is het beleidsrelevante tekort wat meer naar de achtergrond geraakt. Het beleidsrelevante tekort bedraagt in 1998 2,4%. In 1997 was dat 1,8%. Dat is dus een behoorlijke stijging. Het is allemaal wel verklaarbaar, maar hoe ziet de minister de functie van dat beleidsrelevante tekort in relatie tot het EMU-tekort? Ik heb het vroeger altijd zo gezien dat het beleidsrelevante tekort, heel scherp gedefinieerd, eigenlijk het tekortinstrument is dat nodig is voor een effectief beleid op dit punt. Ik krijg nu in toenemende mate de indruk dat dat niet meer zo functioneert en dat er steeds meer vanuit het beleid gestuurd wordt op het EMU-tekort. Als dat zo is, moeten wij de discussie over de functie van het beleidsrelevante tekort openen.

Ik kom nu aan het antwoord op de interruptie van de heer Terpstra over de uitgavenkadersystematiek. Mijn fractie vindt dat de uitgavenkadersystematiek die in deze kabinetsperiode is gehanteerd, een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de discipline en aan de rust in het begrotingsproces. Daar zijn wij op zich heel tevreden mee. Het is natuurlijk in essentie een betrekkelijk rigide instrument, maar mijn conclusie is dat dat instrument heel goed past bij de problematiek voor de periode 1994-1998. Die problematiek was fors en daar paste een heel stevig instrument uitstekend bij. Voor de komende periode ligt dat volgens mijn fractie toch een slag anders. Niet dat D66 onmiddellijk op de toer wil van forse uitgavengroei. Ik zou zeggen: kijk naar de doorrekening van ons programma. Wij willen 5,25 aan intensiveringen, maar wij buigen 7,45 om. In die zin zitten wij een beetje in het kamp van de VVD, in tegenstelling tot GroenLinks, PvdA en CDA die veel meer uitgavengericht zijn. Wat mij voor ogen staat als wij het hebben over de uitgavenkadersystematiek, is dat wij de essentie nadrukkelijk overeind houden, maar dat wij de rigiditeit proberen kwijt te raken.

Een van de elementen die mij zijn opgevallen de afgelopen jaren, is dat wij op grond van de uitgavenkadersystematiek vrij pijnlijke beslissingen hebben moeten nemen om binnen de afspraken te blijven. Vervolgens ontstonden er meevallers, die voor een deel werden aangewend in de uitgavensfeer en dan was de discussie opeens een stuk makkelijker. Daarmee ontstond enige onbalans tussen de uitgaven die toen opeens wel beschikbaar waren, maar die in een eerdere fase niet beschikbaar waren vanwege die uitgavenkadersystematiek.

Voorzitter! Er is een budgettaire ruimte van ruim 20 mld. tussen het behoedzame en het gunstige scenario. Naarmate het behoedzame scenario wordt overstegen, moet er een zwaar accent worden gelegd op verdere tekortreductie en op lastenverlichting. Dat zijn de twee speerpunten. Wij willen de aandacht echter niet uitsluitend daartoe beperken. Wij moeten niet doorschieten. Er zal ook ruimte moeten zijn voor aanvullende investeringen. Ik denk daarbij aan economie, milieu en kennis. Ik zou graag willen dat in het kader van het nieuwe regeerakkoord een formule wordt overeengekomen waarin de essentie van de uitgavensystematiek overeind wordt gehouden. Als het economisch goed gaat, moet niet de deur voor een forse uitgavengroei worden opengezet. Voor genoemde formule is een helder advies nodig. De stuurgroep Begrotingsruimte heeft daar al iets over gezegd. Het lijkt mij buitengewoon essentieel dat de CEC advies hierover uitbrengt.

Voorzitter! Dit kabinet is aan het eind van zijn rit. Wij voeren het laatste financiële debat met deze minister. Het kabinet moet technische voorbereidingen treffen voor de begroting 1999. Waar bestaan die voorbereidingen uit?

De heer Hoogervorst (VVD):

De heer Ybema heeft terecht opgemerkt dat de verkiezingsprogramma's van de VVD en D66 op financieel terrein vrij dicht bij elkaar liggen. Wij moeten ook geen onnodige tegenstellingen creëren. Ik wil hem echter toch het volgende voorleggen. Het is reëel om te veronderstellen dat in de eerste twee jaar van de komende regeerperiode een economische groei van 3% wordt gerealiseerd. D66 wil in dat geval extra investeringen doen. Het is ook niet zo onwaarschijnlijk om te veronderstellen dat er in de laatste twee jaar een economische groei is van 1,5% per jaar. Moet er dan extra worden omgebogen?

De heer Ybema (D66):

Ik zou dat willen vermijden, want daarmee komt de hectiek in het begrotingsproces terug. Naast lastenverlichting en tekortreductie willen wij meer investeringen, omdat die een beter te beheersen uitgavencategorie vormen dan lopende uitgaven. Ik sluit een zekere verruiming in de sfeer van de lopende uitgaven niet uit, omdat er anders sprake is van een te rigide opstelling. Het gaat om het karakter van de uitgaven. Als blijkt dat er meer geld nodig is voor de kennisinfrastructuur dan wij ons in eerste instantie op grond van het behoedzame karakter kunnen permitteren, zijn er bestedingscategorieën te bedenken die zich daar beter voor lenen dan andere. Ik doel dan op uitgaven waarbij wij minder het risico lopen dat die teruggedraaid moeten worden als het tegenzit.

De heer Hoogervorst (VVD):

Dat klinkt op zichzelf redelijk. U wilt kennelijk niet bezuinigen als het wat minder gaat. Dit betekent echter dat er forse risico's worden genomen op het punt van het tekort.

De heer Ybema (D66):

Dat denk ik niet. Vasthouden aan de rigide systematiek van het uitgavenkader betekent dat alle ruimte die er is boven het behoedzame scenario, in tekortreductie en lastenverlichting wordt gestoken. In het meest gunstige geval wordt daar dus meer dan 20 mld. extra aan besteed. Dat is politiek niet te verdedigen. Dus zoek ik naar mogelijkheden om een derde speerpunt eraan toe te voegen. Ik denk aan hoge prioriteiten van in eerste instantie de coalitie zonder dat de deur voor een forse uitgavengroei wordt geopend.

De heer Hoogervorst (VVD):

U heeft zich zojuist, evenals wij, gecommitteerd aan een tekort van 1% in het jaar 2002. Als u nu de eerste twee jaar de kraan toch open gaat zetten, terwijl u als het wat minder gaat, niet de nadelen neemt van mindere groei omdat u die uitgaven dan op dat hoge peil houdt, heeft u grote kans dat u niet op 1% maar op 2% of zelfs 3% eindigt. Dat lijkt mij niet in de haak.

De heer Ybema (D66):

Dat geloof ik niet. Dat risico is echt wel onder controle te houden. Je moet alleen heel nadrukkelijk de categorieën uitgaven met elkaar afspreken en dus ook afperken. Daar ligt volgens mij de kern van de oplossing.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Het bezwaar van de heer Ybema tegen de lijn-Zalm is dat uitgaven die eigenlijk niet mochten, plotseling toch mochten. Dat is toch arbitrair, of niet?

De heer Ybema (D66):

Ik heb aan de hand van een voorbeeld proberen aan te geven wat er de afgelopen jaren is gebeurd op grond van de afgesproken systematiek. Je spreekt op begrotingsbasis af wat er kan binnen de afgesproken uitgavenkaders. Dan ontstaat er ineens heel veel extra ruimte door meevallers. Wij hebben dat een aantal keren meegemaakt, wat op zich heel plezierig is. Die ruimte wordt voor een deel ook aangewend in de uitgavensfeer en dan is die opeens van een heel andere aard. Daar zit een zekere spanning tussen. Opeens kan heel veel en worden prioriteiten veel makkelijker toegestaan. Maar in een eerdere fase, als het echt over de begroting gaat, kan er heel veel niet en moet alles in dat keurslijf worden geperst.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mag ik u vragen welke "investering" u in de afgelopen jaren graag had willen intensiveren toen er sprake was van meevallers, terwijl dat niet gelukt is?

De heer Ybema (D66):

Ik heb niet direct categorieën beschikbaar. Ik vind dat er afgelopen jaren heel veel is geïnvesteerd in de sfeer van economie en ook milieu, zeker gelet op de mogelijkheden die zich daarvoor hebben aangediend. Ik heb alleen voor de komende vier jaar het perspectief dat wij binnen de discipline waarschijnlijk te maken zullen krijgen met veel ruimere middelen. Je moet dan goed met elkaar afspreken waar je de accenten legt.

De heer Rabbae (GroenLinks):

U zult begrijpen dat mijn fractie daar voor is. Mijn vraag is alleen of je op een gegeven moment geen discussie zult krijgen over de definitie van investeringen. Wat wordt verstaan onder investering?

De heer Ybema (D66):

Ik ken die discussie. Ik weet ook dat daar al veel vaker naar gekeken is en dat er adviezen op het departement liggen die al zijn gemaakt toen de discussie over de kapitaaldienst speelde. Je hebt daar ook te maken met de definitie van investeringen. Ik heb uit eerdere discussies over de kapitaaldienst begrepen dat het definiëren van wat investeringen zijn en wat niet, redelijk af te dekken valt. Uiteindelijk moet de politiek daar ook altijd naar handelen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De laatste Voorjaarsnota van minister Zalm is toch enigszins een worsteling gebleken, al zou hij natuurlijk graag met veel enthousiasme en elan ook deze operatie succesvol hebben afgerond. Dat is hem met enig duwen en trekken een beetje gelukt, maar deze minister heeft in zijn laatste jaar hier en daar een steekje laten vallen. Dat had hij waarschijnlijk niet verwacht.

Voorzitter! Als wij aansluiting zoeken bij de discussie van zojuist met collega Ybema en de ijklijn van minister Zalm, moet ik met hem constateren dat dit aan de ene kant enige rust heeft gegeven aan het begrotingsfront. Aan de andere kant is het hier en daar echter als een keurslijf ervaren, zeker door minister Borst, als ik mij niet vergis. Wij hebben geconstateerd dat met name de zorg een knelpunt is geweest en blijft in dit verband, zeker als wij constateren dat de onderhandelingen tussen de werkgevers en het kabinet voor de tweede keer zijn misgelopen. Weliswaar wordt nog doorgepraat, maar een uitzicht op een oplossing deze week is verre van mogelijk, gelet op de berichten die tot ons zijn gekomen.

De heer Ybema (D66):

Deze laatste opmerking verbaast mij een beetje. Toen ik vanmorgen naar de Kamer reed, hoorde ik de werkgevers uit de zorgsector zeggen dat er een heel goed gesprek, een constructieve en open dialoog was geweest met het kabinet. Men is uit elkaar gegaan om bepaalde dingen uit te zoeken. Eind deze week zou men weer bij elkaar komen. Ik begrijp niet dat de heer Rabbae kan concluderen dat het is mislukt.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Het gesprek is kennelijk constructief. Zij hebben best gezellig een kopje koffie met elkaar gedronken, maar er is geen akkoord. En daar ging het oorspronkelijk om. Dat is een feit. Niet voor niets wil men nog doorpraten.

Voorzitter! Gelukkig is de zorg voor alle politieke partijen een prioriteit geworden. Ik vind het alleen jammer dat juist de partij van mevrouw Borst, D66, volgens haar programma op dit punt aanzienlijk minder investeert in de komende vier jaar dan de andere partijen. Het doet mij in ieder geval deugd dat alle politieke partijen de zorg als een belangrijk onderwerp voor de komende jaren beschouwen.

De heer Ybema (D66):

Ik heb altijd een buitengewoon zwak voor collega Rabbae, maar ik begrijp hem nu weer niet. Kijk je naar de doorrekening van de programma's, dan blijkt dat D66 het meest in de zorg investeert. Ik begrijp niet wat de heer Rabbae nu zegt.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat is absoluut niet juist. Vergelijk ik de uitgaven van de vijf partijen aan de zorg in de komende vier jaar, dan blijkt dat GroenLinks het hoogste scoort. Merkwaardig is dat de VVD op dit punt nog voor D66 komt, gevolgd door de PvdA. Naar ik meen, komt D66 als derde of vierde.

De heer Ybema (D66):

Dan moet de heer Rabbae die doorrekening toch eens echt goed nakijken. Ik kijk nu naar hetgeen er per saldo in wordt gestoken. Wij bezuinigen niks op de zorg. Alle efficiencybesparingen in de zorg laten wij zitten. Vrijwel alle andere partijen bezuinigen wel op de zorg. De heer Rabbae moet wel naar het saldo kijken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Ik hanteer gewoon de cijfers van het CPB zoals die zijn voorgeschoteld aan de lezers, dus ook aan ons. Ik ga ervan uit dat alles is verdisconteerd. Ik moet helaas constateren dat de investeringen van D66 wat dat betreft lager zijn dan die van de andere coalitiepartijen en zeker van GroenLinks.

De heer Hoogervorst (VVD):

De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat de heer Ybema gelijk heeft.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Oké. Dan zijn de cijfers kennelijk niet helemaal goed. Ik blijf er echter bij dat D66 lager uitkomt dan GroenLinks.

Voorzitter! Wat doen wij eigenlijk met dit debat? Er is een conflict. Het is een kwestie van geld. De zorgsector zegt dat het bod van het kabinet absoluut onvoldoende is om samen met de bonden een CAO te realiseren. Het kabinet blijft echter van mening dat daarin toch enige rek moet zitten. Dan blijft men gewoon praten met elkaar.

Mijn fractie is van mening dat op dit punt een oplossing gevonden moet worden. Daarom vraag ik de minister van Financiën of hij bereid is uit het resultaat van de Voorjaarsnota een bedrag van 300 mln. te reserveren voor de onderhandelingen met de zorgsector. Als de gesprekken heel constructief zijn, moet dit ook leiden tot een constructieve oplossing. Wij zijn van mening dat een dag staking in de zorg veel meer kost dan de 300 mln. die het kabinet waarschijnlijk aan deze sector wil onthouden. Ik verneem hierop graag een reactie van de minister. Is die niet bevredigend, dan dien ik in tweede termijn op dit punt een motie in.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Mag ik hierover een vraag stellen? Ik begrijp het nu niet helemaal.

Op zichzelf is het sympathiek om meer geld voor de zorg te reserveren. Stel nu dat collega Rabbae een noodzaak ziet om die motie in te dienen. Het antwoord van de minister in eerste termijn zou dan onbevredigend moeten zijn. Ik neem aan dat over die motie dan donderdag wordt gestemd. Ik hoorde de heer Rosenmöller, de fractievoorzitter van GroenLinks, vanmiddag bij de regeling van werkzaamheden vragen of zo spoedig mogelijk een rapport kan worden overgelegd over de samenspraak tussen de regering en de zorgsector. Dat zou hier nog voor donderdag moeten zijn, opdat het nog voor het verkiezingsreces in de Kamer kan worden behandeld. Hoe spoort dat nou met elkaar? Dat begrijp ik niet helemaal.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dat spoort keurig met elkaar. Afhankelijk van het antwoord van de minister zal ik een motie indienen. Afhankelijk van de voortgang van het debat zal ik bepalen wat ik met die motie ga doen. Het rapport en het debat daarover zal ik in mijn overwegingen betrekken.

De heer Van der Vlies (SGP):

De ruimte om in een goed onderhandelingsproces te zijn, wordt daardoor toch een beetje ingeperkt? Een stok achter de deur kan ik mij nog voorstellen, maar om het op dit moment zo concreet te doen, vind ik politiek een beetje onevenwichtig.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Daar heb ik oog voor. Daarom moet men afwachten wat ik met de motie doe, afhankelijk van het antwoord van de minister van Financiën.

De heer Terpstra (CDA):

Mijnheer de voorzitter! Hoogstwaarschijnlijk is dit het laatste debat met deze minister van Financiën over de begroting voor 1998, maar je weet nooit wat er deze week nog op de agenda wordt geplaatst.

Weliswaar gaat het over de begroting voor 1998, maar bij de meeste voorjaarsnota's werden ook voorbeschouwingen gegeven over het volgend jaar. Nu heb ik in de krant gelezen dat het IMF heeft gewaarschuwd dat er in Nederland een oververhitting van de economie zou dreigen. Ik vraag aan de minister of het IMF dat heeft gezegd. Werpt dit een ander licht op het beleid voor 1998? Hebben wij te veel de lasten verlaagd en te weinig gedaan aan de reductie van de staatsschuld? Met andere woorden, spoort het IMF-advies met de tegenbegroting van het CDA van vorig jaar, waarin wij een hogere storting in het AOW-fonds hebben bepleit? Werpt het IMF ook nog een ander licht op het programma van lastenverlichting van de diverse politieke partijen en de schuldreductie? Het CDA doet iets minder aan generieke lastenverlichting dan de andere partijen, maar wij scoren het beste van alle partijen wat betreft de EMU- schuldnormen. Graag hoor ik een reactie van de minister op deze vraagstukken.

Het systeem van ijklijnen, die wij in onze partij altijd de Zalm/Zijlstra-normen noemen, heeft goed gewerkt en rust gebracht in het begrotingsbeleid. De komende vier jaar wil het CDA vasthouden aan deze systematiek. Dat blijkt ook uit de doorberekening van de verkiezingsprogramma's door het Centraal planbureau. De minister heeft in een op zichzelf buitengewoon waardevol interview met Het Financieele Dagblad, het CDA wat dit betreft op één hoop gegooid met PvdA en D66. Ik vraag de minister om zich op dit punt te herstellen, want volgens mij staat in de doorberekening van het Centraal planbureau dat er geen verschil zit tussen VVD en CDA wat betreft de besteding van de ruimte van extra economische groei, terwijl PvdA en D66 eigenlijk de uitgaven gaan verhogen zodra het economisch beter gaat.

De heer Hoogervorst (VVD):

Dit is een belangrijke verduidelijking, want ik verkeerde in de veronderstelling dat u de uitgaven uit de groei zou willen financieren. Is het CDA net als de VVD van mening dat extra uitgaven alleen maar uit uitgavenmeevallers en niet uit belastingopbrengsten kunnen worden gefinancierd?

De heer Terpstra (CDA):

Ja, dat staat in ons programma en dat is ook opgenomen in het vergelijkend overzicht van het Centraal planbureau.

Het CDA heeft waardering voor het neerwaarts bijstellen van de ijklijnen in verband met de lagere prijsontwikkeling, waardoor de ruimte van de overheid met 3 mld. is gedaald. In de pers zijn berichten verschenen over deze prijsstijging en de verschillen die er zouden zijn tussen het planbureau en het IMF. Graag hoor ik of er een discussie is geweest over welke prijsstijging er voor 1998 zou moeten worden genomen.

Wij prijzen de minister dat hij het systeem van de naberekening over 1997 niet tussentijds wil veranderen. Wij vragen hem wel of hij voor de komende periode adviseert om op te houden met een nacalculatie van een meevallende prijsontwikkeling over het afgelopen jaar. Het Rijk blijft net binnen de bijgestelde ijklijnen door de loon- en prijsbijstelling op de departementen te verlagen. Dat lijkt mij een logische zaak voor de prijsbijstelling, maar ik vraag de minister of dit ook lukt voor de loonbijstelling. Mijn vraag is of je daar gemakkelijk op kunt besparen, als er CAO's zijn afgesloten, zoals bij Defensie of bij Onderwijs. Of vindt de regering dat je dan maar de omvang van het personeel moet beperken?

Bij de sociale zekerheid is de onderschrijding 1 mld. Opvallend is hoe verschillend de diverse wetten reageren op de economische ontwikkeling. In de arbeidsongeschiktheidswetten, de Werkloosheidswet en de bijstandswet zijn de meevallers zeer verschillend. Heeft de minister daarvoor een verklaring?

Een belangrijke tegenvaller is het vangnet voor de Ziektewet. Is dat alleen een gevolg van zwangerschap bij vrouwen, of zijn er andere redenen waarom die Ziektewet veel meer gaat kosten dan men had gedacht? Het ministerie van Volksgezondheid kent per saldo een overschrijding van 1,7 mld. Je kunt dan redeneren dat dit niet zoveel is in vergelijking met de 60 mld. die in de sector omgaat. Aan de andere kant is er een discussie ontstaan tussen de politieke partijen over de vraag welke partij het meeste doet voor de zorg in de komende vier jaar. Het gaat daarbij om bedragen in 2002 van 2 mld. extra. Die tegenvaller van 1,7 mld. is dus relatief gezien zeer groot, vergeleken met de intensiveringen die politieke partijen nastreven.

De heer Ybema heeft zo-even verklaard dat het probleem van de zorgsector een direct gevolg is van de afspraken die D66 zelf heeft gemaakt. Is de minister het daarmee eens? Is het probleem een gevolg van een onjuiste afspraak over de zorgsector in het regeerakkoord of is het beheer door de minister van Volksgezondheid niet goed geweest? Wat is volgens de minister de verklaring voor het feit dat alleen deze sector constant overschrijdingen heeft?

Een belangrijk probleem wordt veroorzaakt door de geneesmiddelensector. Ik heb de indruk dat de regering voor een belangrijk deel die 1,7 mld. doorschuift naar de volgende regeringsploeg. Ik wil graag enkele zinnen citeren uit de brief van mevrouw Borst over de zorg. "Ondanks de getroffen maatregelen om de stijging van de uitgaven aan geneesmiddelen in de hand te houden, blijken de uitgaven in 1997 sterk te zijn gestegen." Ten aanzien van het probleem in de toekomst op het gebied van het geneesmiddelendossier schrijft de minister: "Voor de langere termijn is een fundamentele herbezinning op de organisatie en sturing in de geneesmiddelensector noodzakelijk. Er zal een samenhangend stelsel worden ontwikkeld dat moet leiden tot budgettering en kostenbeheersing."

Ik heb zelf de indruk dat als de Italiaanse regering dergelijke passages opnam in haar begroting voor de komende jaren, de minister daarmee nooit akkoord zou gaan. Waarom gaat hij wel akkoord met dergelijke passages in een Nederlandse brief? Ik hoop althans dat deze brief niet in het Italiaans wordt vertaald, want dat zou zijn onderhandelingspositie naar mijn mening geweldig verzwakken. Is dit niet een lijk in de kast voor een volgende minister van Financiën?

De informatie van de sectoren sociale zekerheid en zorg is beter geworden, vergeleken met vorig jaar. Daarvoor dank ik deze minister. Wel is nog niet alles vergelijkbaar. Ik ga ervan uit dat die vergelijkbaarheid steeds beter wordt. Als dat niet het geval is, verwacht ik een vernieuwde motie-Hoogervorst om de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onder curatele van de minister van Financiën te plaatsen.

Ik kom toe aan de EMU-normen. In het regeerakkoord is afgesproken wat er met de collectievelastendruk en het financieringstekort zou moeten gebeuren. Op beide onderdelen scoort het kabinet beter dan in het regeerakkoord is afgesproken. Dat komt voor een belangrijk deel door een betere economische groei en door goed beleid. Wel is het zo dat het Nederlandse tekort in 1998 stijgt ten opzichte van 1997. Welke norm men ook hanteert, het EMU-tekort of het beleidsrelevante financieringstekort, het tekort op de begroting voor 1998 is hoger dan in 1997. Ook in het kader van de rapportage over de euro is hiervan melding gemaakt. Heeft de minister een verklaring voor het feit dat in het laatste jaar, juist het belangrijkste jaar voor de normen voor het euro-examen, in Nederland de ontwikkeling de verkeerde kant opgaat? Is dit geen verzwakking van het Nederlandse standpunt over de stabiliteitsnormen die wij opgelegd zouden willen zien aan alle lidstaten van de Europese Gemeenschap?

Het wordt nog erger indien je de kosten uit het verkiezingsprogramma van de minister-president erbij optelt. Wij kunnen Italië naar mijn idee niet hard aanpakken, indien wij zelf met het financieringstekort de verkeerde kant opgaan; indien de grootste regeringspartij meent dat de komende jaren het financieringstekort eigenlijk geen prioriteit heeft en indien wij akkoord gaan met een oplossing van de geneesmiddelenproblematiek van mevrouw Borst. Zij zegt immers dat zij een werkgroep heeft geformeerd die zal bekijken of een fundamentele herbezinning mogelijk is. Als de heer Hoogervorst deze passages in de Italiaanse regeringsstukken zou lezen, zou hij ogenblikkelijk de minister van Financiën en mevrouw Borst naar de Kamer roepen.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! De heer Terpstra weet dat het geneesmiddelendossier heel lastig is en zich voor een groot deel afspeelt in de particuliere sector. Wat is de oplossing van het CDA voor de opwaartse druk op het geneesmiddelenbudget?

De heer Terpstra (CDA):

Het was de heer Ybema misschien nog niet opgevallen, maar wij zitten al vanaf 1994 in de oppositie. Daar was u zelf indertijd nogal blij mee.

De heer Ybema (D66):

Ik zou zeggen: dan heeft u tijd te over gehad om goede oplossingen voor problemen te bedenken.

De heer Terpstra (CDA):

Wij hebben geen afspraken gemaakt in het kader van het regeerakkoord en wij hebben altijd een nette dekking voor onze tegenbegroting aangegeven. Wij hebben althans ons best gedaan om dat te doen. Wij zijn naar mijn idee niet gehouden om de regeerakkoordafspraken te realiseren. Als blijkt dat alles de pan uit rijst, vind ik het nogal makkelijk om te zeggen: ik zou graag willen dat het CDA dat even oplost. De heer Ybema staat zelf aan het roer en zijn eigen minister is de baas bij Volksgezondheid. Ik vind het dus een beetje te gemakkelijk om te zeggen: wat had u gedacht?

De heer Ybema (D66):

Ik heb op zichzelf instemming betuigd met de lijn die het kabinet heeft gekozen om zo snel mogelijk een aantal zaken te laten uitzoeken en oplossingen ten principale aan te bieden. Dat is waarschijnlijk moeilijker dan wij ons nu in dit debat voorstellen. Er zullen op heel korte termijn zeer fundamentele voorstellen moeten komen. De heer Terpstra verwerpt dat en vindt dat eigenlijk niets. Kortom, het zou anders moeten. Dat proef ik althans uit zijn woorden. Ik ben benieuwd naar de wijze waarop hij dat dan zou willen doen.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ik wil graag een suggestie doen. De heer Terpstra maakt het zichzelf veel te moeilijk. Ik kan mij nog herinneren dat hij in zijn laatste tegenbegroting per saldo zwaar op de zorg bezuinigde. Hij heeft dus helemaal geen probleem.

De heer Terpstra (CDA):

In onze laatste tegenbegroting hebben wij een deel van de opbrengst van efficiencymaatregelen in de zorg gebruikt voor het repareren van de maatregelen ten aanzien van de weduwen in het kader van de Algemene nabestaandenwet. Dat was een beloning voor de heer Melkert, die jaar in jaar uit zijn overschotten moet gebruiken om mevrouw Borst uit de nood te helpen. Wij hebben dus een keer het omgekeerde voorgesteld. Ik kan mij herinneren dat D66 toen bijna ontploft is.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Voorzitter! Ik wil de heer Terpstra een aantal vragen stellen. Is hij bekend met de zin uit het persbericht van het ministerie van Financiën, dat met 1,6% BBP het tekort ruim onder de EMU-norm van 3% BBP blijft? Is hij voorts bekend met het feit dat in het verkiezingsprogramma van de partij van de minister-president staat dat de Partij van de Arbeid bij een zeer behoedzame groei van 2% – veel lager dan nu het geval is – wil uitkomen op een tekort van 1,4% BBP? Dat is kleiner dan 1,6% BBP en daarmee zit de Partij van de Arbeid derhalve nog ruimer onder de EMU-norm van 3% BBP. Is hij tevens bekend met de passage in de doorrekening van het CPB, dat de Partij van de Arbeid ervoor kiest om bij een sterkere groei dan 2% af te stevenen op een begrotingsevenwicht na de 1% gepasseerd te hebben?

De heer Terpstra zegt dat de partij van de minister-president streeft naar een hoger tekortpercentage. Dat doet dus in ieder geval geen recht aan de standpunten van de minister-president.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter! De heer Van der Ploeg heeft mij drie vragen gesteld. Het is mij bekend dat 1,6% onder de 3% ligt. Daar kan ik helemaal mee instemmen. Een financieringstekort van 1,6% is lager dan een financieringstekort dan 3%. Ook dat is bij het CDA een algemeen aanvaarde stelling.

Volgens het Stabiliteitspact dat deze minister van Financiën heeft afgesloten in Noordwijkerhout, zouden lidstaten moeten streven naar nul of een overschot op de begroting. Ik constateer dat Nederland in 1997 een tekort had van 1,4% en dat dit tekort nu stijgt naar 1,6%. De minister zegt zelf dat het Stabiliteitspact in Noordwijkerhout een van zijn grootste successen is geweest. Dat zijn wij met hem eens. Maar als alle lidstaten zich er sterk voor maken om richting nul te gaan, vind ik dat Nederland met een stijging van 1,4% naar 1,6% een verkeerd signaal afgeeft. Het verzwakt de positie van de minister van Financiën in zijn onderhandelingspositie met andere lidstaten die nog om en bij de 3% zitten.

Ik kom aan de tweede vraag. Het is inderdaad zo dat de PvdA bij een lage economische groei van 2% – dus bij het behoedzame scenario – blijft zitten op een financieringstekort van 1,4%. Dat wijkt dus in negatieve zin af van de drie andere partijen: de VVD, D66 en het CDA. Wij zitten daar op 1%. Dat is inderdaad een verschil in die zin dat u bij een lagere economische groei geen prioriteit geeft aan het Stabiliteitspact en dat het CDA dat wel doet.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Het is ongetwijfeld waar dat u bij lagere groei meer prioriteit geeft aan tekortreductie. Daartegenover staat dat de Partij van de Arbeid bijvoorbeeld op het punt van de extra intensivering op het gebied van de zorg verdergaat dan het CDA. Dat zijn politieke keuzes. Het gaat mij nu om de feitelijkheid. Het is erg bescheiden wat wij bij behoedzame groei doen aan tekortreductie, maar u kunt niet zeggen dat de partij van de minister-president zelfs pleit voor een hoger tekort, omdat ons tekort hoger uitpakt dan het uwe.

Nu is het 1,6%. Wij willen bij behoedzame groei naar 1,4%. Zodra de groei veel meer is dan 2% – en het IMF verwacht een veel grotere groei – willen wij ook toe naar een begrotingsevenwicht.

Het gaat mij erom dat u uw woorden voorzichtig kiest en niet de standpunten van een andere partij verkeerd weergeeft.

De heer Terpstra (CDA):

Ik ben het met u eens dat het altijd riskant is als een woordvoerder van een politieke partij zich uit over het programma van een andere politieke partij. Daarom probeer ik dat zo objectief mogelijk te doen. Bij een behoedzaam scenario, bij een groei van 2% zitten twee regeringspartijen in 2002 op een financieringstekort van 1% en zit één regeringspartij, de grootste, op een financieringstekort van 1,4%. Dat is even groot als ons tekort in 1997 was. Als ik dan de normen neem van het eurodossier, waarbij de lidstaten zich hebben verbonden om richting 0% te gaan, stel ik vast dat de VVD, D66 en het CDA alle drie richting 0% gaan: van 1,4% naar 1%, overigens met een hobbel in 1998. Bij uw partij blijft het financieringstekort tussen 1997 en 2002 op hetzelfde peil. Dat vind ik geen juiste interpretatie van het Stabiliteitspact, maar daarover kunnen we uiteraard van mening verschillen.

Tot slot, voorzitter. Ik vind zelf dat wij de minister van Financiën altijd redelijk eerlijk hebben beoordeeld op zijn daden. Wat de Voorjaarsnota betreft, stel ik vast dat de minister consequent heeft vastgehouden aan het ijklijnensysteem en dat hij prijsbijstellingen in de zin van verlaging van de ijklijnen heeft toegepast. Ik stel voorts vast dat het Rijk en de sociale zekerheid ruwweg de normen hebben gehaald, maar dat dit in het geheel niet geldt voor de volksgezondheid. Naar mijn idee zijn de overschrijdingen van de posten ten aanzien van de volksgezondheid (1,7 mld.) niet goed gedekt door het kabinet. Het kabinet schuift ze voor zich uit. Wij vinden het jammer dat ondanks een forse economische groei het EMU-tekort stijgt in het laatste jaar van het kabinet. Dat verzwakt naar mijn mening onze onderhandelingspositie in het eurodossier.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mijnheer de voorzitter! Het moet niet moeilijk zijn geweest om in dit kabinet minister van Financiën te zijn. Het heeft de wind mee en heeft verschillende meevallers gehad. In grote lijnen heeft de SGP-fractie het beleid van deze minister ook positief bejegend en dus gesteund, bijvoorbeeld wat de begrotingsdiscipline betreft. Iedere keer opnieuw konden blinkende cijfers worden gepresenteerd. Maar door die mooie cijfers moeten we ons niet te veel laten bekoren. Althans, de SGP-fractie zou daarvoor willen oppassen. Niet alleen omdat het materiële niet het belangrijkste is in een mensenleven, maar ook omdat wij achter die goede economische prestaties, die wij niet ontkennen, iets zien dat ons zorgen blijft baren. Ik bedoel dan het volgende. Het kabinet is er bepaald niet altijd in geslaagd de resultaten van de economische vooruitgang neer te laten slaan waar zij het meest nodig zijn. Er is wel meer geld voor veiligheid op straat, maar niet voldoende. Ook is er meer geld voor afdoende zorg, maar dat is bij lange na niet toereikend. En van compensatie voor de varkenshouderij is in het geheel geen sprake! Het betreft essentiële beleidsterreinen waar structureel hogere budgetten dringend noodzakelijk waren, maar niet beschikbaar konden komen. Dat is iets waar de SGP-fractie de afgelopen jaren voortdurend op gehamerd heeft.

Voorzitter! Ik wil vooral stilstaan bij de zorgsector. De netto-uitgaven liggen ruim onder de verwachte uitgaven in de Miljoenennota. Hieraan liggen enkele factoren ten grondslag die de regering in de nota heeft aangegeven. Daarbij is het opvallend dat de uitgaven voor de zorgsector een overschrijding van het oorspronkelijke budget laten zien. De 1,3% uit het regeerakkoord blijkt een bikkelhard gegeven te zijn, waarvan het kabinet hoe dan ook niet wil afwijken. Intussen hebben wij de afgelopen vier jaar niets anders gedaan dan het ene lapmiddel na het andere toepassen om de problemen die er in de zorgsector zijn het hoofd te bieden. Zo is er regelmatig van gedachten gewisseld over de noodzaak om het probleem van het ontbreken van mogelijkheden van dagbesteding voor mensen met een ernstige verstandelijke handicap aan te pakken. In een Kamerbreed aanvaarde motie van mijn hand is gevraagd om een plan van aanpak met een meerjarenperspectief in deze kabinetsperiode. Uit de brief van 7 april jl. – die kwam dus op de valreep – blijkt dat de regering de motie gewoon nog niet heeft kunnen uitvoeren. Het risico bestaat zelfs dat 1998 en 1999 verloren jaren worden. Dit vind ik niet acceptabel. Daarom doe ik nu het dringende verzoek aan de regering om de motie alsnog uit te voeren, in die zin dat in elk geval de financiën worden gereserveerd voor de bepleite meerjarige aanpak. Graag krijg ik een concrete toezegging op dit punt. Vorige week was in het AO met staatssecretaris Terpstra de intentie helder, maar de verankering in een meerjarenbegrotingsperspectief ontbreekt. Vandaar dat ik in dat AO al heb gezegd dat ik het in dit debat nog eens zou aanpakken. In tweede termijn zal ik hierover eventueel een motie indienen, maar ik hoop dat het niet nodig is.

Voorzitter! Ik heb nog twee korte opmerkingen. Er is al gesproken over het beeld van de EMU-cijfers. Daaruit blijkt dat zowel het tekort als de schuld zich positief ontwikkelen. Met betrekking tot de schuld bleek een lichte bijstelling noodzakelijk vanwege een verlaagde raming van het BBP. Dat laatste blijft ook voor de toekomst uiteraard uiterst relevant. De drastische daling van het EMU-tekort gedurende deze kabinetsperiode is naar het oordeel van mijn fractie vooral ingegeven door de voorspoedige ontwikkeling van het BBP. Is de basis om al te enthousiast te doen over de resultaten in het kader van de toetreding tot de derde fase van de EMU wat dat betreft niet erg fragiel? De relatieve daling zegt mijn fractie op zichzelf niet voldoende als niet tegelijk een absolute daling kan worden gerealiseerd. Het is dan ook absoluut noodzakelijk om het behoedzame financiële beleid in de toekomst onverkort voort te zetten.

Mijn laatste opmerking betreft de uitgaven ten gevolge van de invoering van de PEMBA. Die zijn de laatste tijd meer dan eens tegen het licht gehouden. Het ene onvoorziene effect na het andere bleek zich aan te dienen. In de Voorjaarsnota is een structurele voorziening van 570 mln. getroffen voor begrotingsgefinancierde overheidswerkgevers, voorzover zij zijn aangesloten bij het ABP; groot geld, dat noodzakelijk is. Bij het debat over de koopkrachtreparatie voor dit jaar heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor een compensatie die vele malen minder hoog zal uitvallen, namelijk voor die van de gemoedsbezwaarden. De regering heeft hierover een notitie aangekondigd. Met ingang van deze maand zul]en de in dat debat onderscheiden doelgroepen worden gecompenseerd. Zal voor wat betreft de gemoedsbezwaarden ook niet deze maand duidelijkheid moeten komen? Graag krijg ik een uitdrukkelijk toezegging van de regering op dit punt.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Dit is inderdaad de laatste Voorjaarsnota van dit kabinet, maar wellicht niet de laatste Voorjaarsnota van deze minister.

Het beeld van de afgelopen vier jaar is vrij positief geweest. Natuurlijk hebben wij de groei erg mee gehad. Er is sprake van een spectaculaire daling van de collectieve-uitgavenquote, terwijl wij toch op het gebied van de sociale cohesie, op het gebied van de uitgaven, een fatsoenlijk beeld overeind hebben kunnen houden. Wij zien dat het tekort fors gedaald is. De heer Terpstra zei terecht dat er een sprong omhoog is van 1,4% naar 1,6%. Kan de minister in een à twee regels aangeven wat ik moet antwoorden als men mij hierover in een zaal een vraag stelt, en wel zo dat de buurvrouw op de hoek het ook begrijpt?

Natuurlijk zijn er veel perikelen geweest dit jaar. Ik zeg het een beetje onbeleefd en het mag ook geen rol spelen, maar er is in een verkiezingsjaar altijd wat meer druk op een minister van Financiën. Ik wil eerst een algemene opmerking maken. Daarna wil ik wat gedetailleerde vragen stellen.

De algemene opmerking betreft het uitgavenkader, waarover de heer Ybema al heeft gesproken. Ik heb er bij vorige financiële beschouwingen al verschillende keren over gesproken, overigens niet tot grote vreugde van de minister van Financiën. Dat weten wij van elkaar, zo kennen wij elkaar ook. Het is nu niet de tijd om een debat tussen verschillende politieke partijen te voeren dat slaat op een volgende periode. Ik wil graag een eerste indruk horen van de minister van Financiën over het meeademend uitgavenkader, waarover ook de SER begint na te denken. Wij zijn van mening dat naarmate de groei toeneemt, een toenemend aandeel van de extra groeimeevallers beschikbaar moet worden gesteld voor tekortreductie. Die plicht voelen wij misschien nog zwaarder dan andere partijen. Desalniettemin zien wij dat in de laatste vier jaar extra geld beschikbaar is gemaakt voor extra uitgaven in de zorg, voor huursubsidie, voor het onderwijs en noem maar op. Dat is tijdens de rit gebleken. Ik vind het wel zo helder om in zo'n meeademend uitgavenkader in beperkte mate duidelijkheid te geven, als er extra geld is, als er extra problemen zijn en als de noodzaak er is, aan welke zaken je de hoogste prioriteit geeft. Wij zeggen dat met name over onderwijs en zorg. Dat is alles wat ik hierover wil zeggen, want wij hebben deze discussie al eerder gevoerd. Ik hoor graag in het kort de mening van de minister over de SER-gedachte.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ik wil de heer Van der Ploeg dezelfde vraag stellen als de heer Ybema. Na 3% groei in de eerste twee jaar wil de PvdA extra uitgeven. De laatste twee jaar hebben wij, helemaal niet zo denkbeeldig, twee keer 1,5% groei. Wil de PvdA dan extra bezuinigen of neemt zij een tekort van 2%, 2,5% of 3% op de koop toe?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Voorzitter! Ik ga deze discussie nu niet aan met de heer Hoogervorst. Hij kan mij die vraag stellen. Die zal ik buiten de zaal graag beantwoorden. Ik wil een reactie van de minister van Financiën hebben op de gedachte van een meeademend uitgavenkader zoals in de SER is voorgelegd. Nu is dat overigens wat anders dan het meeademend uitgavenkader waarvoor de heer Ybema heeft gepleit of wat in de doorrekening van mijn politieke partij staat. Dat is nu niet aan de orde. Aan de orde is een tweejaarsgrens: je blokkeert het voor twee jaar en na twee jaar ga je eens kijken. Ik wil nu geen verkiezingsdebat voeren, want daarvoor is het nu niet het moment. Dit is een van de laatste kansen om aan de minister van Financiën in plaats van de VVD-politicus te vragen wat hij vindt van het meeademend uitgavenkader: zet alles opzij voor twee jaar, zoals ik begrijp van de SER; daarna vindt er misschien een heroverweging plaats. Dat is een tussenpositie tussen het beeld dat de heer Ybema net heeft geschetst en de precieze interpretatie van de uitgavensystematiek waar de heer Zalm voor staat.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ik begrijp dat de heer Van der Ploeg geen verkiezingsdebat met mij wil voeren, maar ik wil hem toch nog eens interrumperen. Hij spreekt over het opmaken van de balans na twee jaar. Dat doet mij heel sterk denken aan de tussenbalans. Het doet mij heel sterk denken aan het kabinet-Lubbers III, dat begon met hoge uitgaven bij hoge economische groei. Ook het volgende kabinet begint op de top van een hoogconjunctuur. Men heeft toen meteen de afspraak gemaakt: na twee jaar kijken wij nog eens hoe de zaak ervoor staat. Een herhaling van dat drama zou ik niet willen meemaken.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Voorzitter! Dat ben ik met de heer Hoogervorst eens. Overigens wijs ik hem erop dat de toenmalige minister van Financiën, de heer Kok, wel de verantwoordelijkheid heeft genomen voor een operatie van 17 mld. Laat dus niet gezegd worden dat de systematiek beter had moeten zijn.

De heer Hoogervorst (VVD):

Dat was precies mijn eerste vraag: wil de PvdA halverwege de rit extra bezuinigen, waartoe minister van Financiën Kok destijds gedwongen was? Wij willen toch geen van allen dat drama herhalen en middenin een kabinetsperiode met omvangrijke bezuinigingen komen?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Voorzitter! De heer Hoogervorst wil mij vragen stellen over een onderwerp dat vandaag helemaal niet aan de orde is, maar ik zal het toch zeggen. Wij hebben ons net als de meeste politieke partijen gecommitteerd – het geldt voor GroenLinks, voor de drie coalitiepartijen en voor het CDA – om doorrekeningen te laten maken en een behoedzaam scenario van 2%. Daarvoor hebben wij een passende begroting gegeven met een bescheiden tekortreductie bij een meevallende groei. Vroeger heb ik dat wel een dynamisch uitgavenkader genoemd; D66 hangt nu zoiets aan. Dat wil echter niet zeggen dat dit dynamisch uitgavenkader niet net zo strikt toegepast moet worden als een staand uitgavenkader. Ik wijs nogmaals op de doorrekening van ons programma, ook al gaat het debat van vandaag daar niet over. Daarin valt te zien dat van de extra ruimte voor groei een zeer minimaal gedeelte naar een aanpassing van het uitgavenkader gaat. Het gros gaat naar tekortreductie.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Ik heb dat bekeken. Tweederde van de extra economische groei gaat volgens het PvdA-programma naar uitgavenverhoging en lastenverlaging en slechts eenderde gaat naar het tekort. Bij 3% groei bereikt de PvdA pas een tekort 1%. Voor het bereiken van begrotingsevenwicht, zoals de heer Van der Ploeg ons dat voorspiegelt, heb je Chinese groeicijfers nodig.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik zal u het volgende zeggen, mijnheer Hoogervorst. Als u bekijkt wat de PvdA de laatste acht jaar voor verantwoordelijkheid genomen heeft, ziet u dat toen het echt nodig was en toen Kok minister van Financiën was onder een andere begrotingsdiscipline, men niet weggelopen is van de tussenbalans. Ik ben het direct met u eens dat dit geen plezierige ervaring was, maar men heeft die verantwoordelijkheid wel genomen. Verder wijs ik op de tandem Kok/Zalm. Een minister van Financiën kan alleen goed opereren met de steun van de minister-president. Dat geldt voor een minister van Financiën nog meer dan voor welke andere minister in een kabinet dan ook. Die tandem moet heel hecht zijn. Onder de tandem Kok/Zalm is het tekort in deze periode enorm teruggebracht. Ik wil niet direct pleiten voor dezelfde tandem in de volgende periode, maar ik wil wel zeggen dat u een beetje vertrouwen moet hebben in de samenwerking tussen de liberalen en de sociaal-democraten.

De heer Hoogervorst (VVD):

Dat heb ik zeker. Daarom zou ik het ook zo verschrikkelijk betreuren, als wij voor een scenario gaan kiezen waarmee wij een heel groot risico lopen dat Wim Kok precies hetzelfde moet gaan doen wat hij tijdens een vorige kabinetsperiode heeft moeten doen en ook gedaan heeft, namelijk een zeer omvangrijk bezuinigingspakket introduceren in het midden van een kabinetsperiode. Daardoor krijg je heel veel onrust en moet je politiek ook een zware veer laten. En dat hebt u toen gedaan. Daarom snap ik niet dat u deze fout dreigt te gaan herhalen.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Als u iets niet snapt, wil dat nog niet zeggen dat het niet juist is. Verder heeft de heer Kok in recente interviews op bijvoorbeeld televisie en radio verschillende keren gezegd dat het ook zijn ambitie is om naar begrotingsevenwicht te streven; niet over tien of twintig jaar, maar vrij snel. Als de groei een beetje meezit – dat kan zelfs als de groei iets lager is dan nu, maar nog wel meer dan 2% is – dan is dat alleszins een vooruitzicht. Ik sluit zelfs niet uit dat wij nog meer moeten gaan investeren in de economische groei, zoals wij dat onder Paars gezamenlijk al gedaan hebben. Die groei komt namelijk niet als manna uit de hemel vallen. Daar heb je in moeten investeren, zo zeg ik in de richting van het CDA. Als je geen lastenverlichting inzet om mensen aan de slag te krijgen – 600.000 banen erbij – krijg je natuurlijk ook geen extra belastingcenten binnen. En dan kunnen wij sowieso niet praten over de verdeling van groeimeevallers. Er is dus in geïnvesteerd. Als je dat doet, is het uitzicht op begrotingsevenwicht en wellicht zelfs een overschot uitermate goed. Laten wij daar dus samen aan werken.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Wij moeten wel zuiver blijven en een eerlijke voorstelling van zaken geven. Uit de doorrekening van het PvdA-programma door het Centraal planbureau blijkt dat pas in het gunstige scenario met 3,25% groei per jaar gedurende vier jaar een tekort van 1% wordt bereikt. Het is echter zeer onwaarschijnlijk dat die groei nog een keer wordt gehaald. Verder geeft de PvdA ook nog de voorkeur aan intensiveringen en lastenverlichting. Het is dus totaal uit de lucht gegrepen dat de PvdA het bereiken van begrotingsevenwicht in de komende kabinetsperiode in het vooruitzicht kan stellen. Nogmaals, dan heb je Chinese groeicijfers nodig.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik zou tekenen voor Chinese groeicijfers in Nederland. Ik weet niet of u die kent, maar die zijn veel hoger van 3%.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ja, die zijn ongeveer 10% per jaar.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Het is dus niet slecht als wij daarnaar toe gaan. U bedoelt natuurlijk te zeggen dat wij die groeicijfers niet zullen krijgen. Ik ben echter wat optimistischer. Ik wist niet dat de VVD een partij van krimp was. Wij zijn een partij van grote groei. Nu serieus: ik denk niet dat dit het moment is om deze discussie uitgebreid te voeren. Voordat je het weet, heb je dan namelijk een heftige discussie over de campagne. Ik denk niet dat wij het parlement daarvoor moeten gebruiken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik begrijp niet waarom collega Van der Ploeg opeens geen politieke discussie wil voeren, maar er is kennelijk iets gebeurd sinds de hypotheekrenteaftrek. Gelukkig kan de heer Van der Ploeg hier nog om lachen.

Ik ben natuurlijk nieuwsgierig naar de handelwijze van de PvdA op dat moment. Ik vind de opstelling van de heer Van der Ploeg ook zeer te waarderen, maar hierdoor wordt wel een precedent geschapen. Daarom begrijp ik de vraag van collega Hoogervorst. De PvdA zou immers in 1994 slechts 8 mld. bezuinigen, maar onder druk van de VVD koos die partij voor een bezuinigingsbedrag van 18 mld., wat later zelfs nog is verhoogd naar 22 mld. Welke garantie hebben wij dat de heer Van der Ploeg straks de PvdA overeind houdt, als het doemscenario van de heer Hoogervorst zich voordoet?

De heer Van der Ploeg (PvdA):

U dicht mij te veel macht toe. Alsof ik de PvdA overeind zou kunnen houden! Ik weet niet eens wat het betekent! Het spijt mij, voorzitter, maar ik moet nu toch een campagneverhaal houden, dat niets met de Voorjaarsnota heeft te maken. Wij vechten voor een sterke economie, en voor sociale uitkomsten. "Sterker sociaal" zeggen wij altijd. Nogmaals, ik zie het verband met de Voorjaarsnota echt niet in.

Voorzitter! Er zijn 18 DCS-1800-frequentiekavels geveild, wat bij elkaar zo'n 1,8 mld. heeft opgeleverd. Dit bedrag is vooral ingezet voor urgente infrastructuurprojecten: wegen, Vinex-ontsluitingen, bruggen, noord-zuidlijnen en millenniumgelden. Hoe zit dat met ICT en onderwijs? Verder las ik deze week in een artikel in ESB van Erik van Damme, Nederlands bekendste veilingexpert, dat de opbrengst hoger had kunnen zijn, terwijl volgens hem ook de allocatie beter had kunnen zijn, als informatie tijdens de veiling niet was achtergehouden. Zonder in details van veilingtechniek te treden, is het vooral een veiling geweest waarbij bepaalde informatie is achtergehouden. Daardoor is volgens de experts de opbrengst lager geweest. Erik van Damme noemt het daardoor geen geslaagde veiling. Ik was al in een vroeg stadium voorstander van veilingen, van "licenses to print money", waarvan de opbrengst naar de schatkist moet vloeien. Wat is de reactie van de minister op dat artikel van Van Damme? Als dat mondeling kan, is dat mooi, maar ook met een schriftelijk antwoord neem ik genoegen, als dit leidt tot een gedetailleerder en beter antwoord. Met name bezien vanuit het oogpunt van Financiën hebben wij er belang bij dat de grootst mogelijke opbrengst wordt gegenereerd.

Wij moeten de minister van Financiën prijzen voor het oplossen van een groot aantal knelpunten in deze Voorjaarsnota. Het budget van de hogescholen wordt, om maar eens een punt te noemen, een klein beetje verruimd. Men zegt dat dat op langere termijn om een aantal redenen niet voldoende zou kunnen zijn, als je tenminste het bedrag per afgestudeerde HBO'er in stand wilt houden. Verder is er het probleem dat steeds meer mensen op hogescholen in plaats van op universiteiten gaan studeren. Dat is dus een soort switch. Is daarmee in deze budgettaire aanpassing voldoende rekening gehouden? Dan zou je immers kunnen zeggen: wat minder bij de universiteiten, en wat meer bij hogescholen. Of moet daar nog wat worden aangepast in de toekomst, om dit gladjes te laten verlopen?

Voorzitter! De zorg is het meest substantiële deel van de Voorjaarsnota. De nacalculatie leidt tot een verlaging van het uitgavenkader, wat problemen genereert, omdat bij een neerwaartse aanpassing de gerealiseerde inflatie over het reeds afgesloten jaar zich uiteraard niet vanzelf vertaalt in lagere nominale uitgaven in het lopende begrotingsjaar. Overigens kan zelfs een bijstelling van de inflatieverwachting voor het lopende jaar problemen genereren. Zo zijn de normen voor de materiële bekostiging basisonderwijs voor 1998 met instemming van Financiën al in oktober 1997 definitief vastgesteld. Nu verwijst de Voorjaarsnota in verband met dergelijke knelpunten naar een advies van de studiegroep Begrotingsruimte, om op grond van dat soort problemen de nacalculatie te beperken. Hier wordt voor dit jaar van afgezien met het argument, dat tijdens de wedstrijd de spelregels niet mogen worden gewijzigd. Even los van de vraag waarom dat niet zou kunnen als alle spelers van mening zouden zijn dat dit mede op grond van het genoemde advies te verdedigen is, roept dat toch de vraag op of de minister van Financiën, aangezien in het verleden de nacalculatie een omgekeerd effect doet zien – ik meen dat dat in 1996 was – de uitgavenkaders heeft verhoogd. Vervolgens is als gevolg van de bijgestelde nacalculatie 1997 inmiddels gebleken dat de zogenaamde deflatie-effect op het uitgavenkader niet minus 3 mld., maar minus 2,6 mld. bedraagt. Het beeld is dus 0,4 mld. gunstiger dan bekend was bij de besluitvorming door het kabinet. Ongeveer de helft daarvan heeft betrekking op de sector Rijk.

Nu ziet de minister af van de bijstelling vanwege de door hem geprefereerde rust op het front. Ik ben natuurlijk blij dat als je gaat kijken naar de prijsbijstelling voor ziekenhuizen, thuiszorg en verpleeghuizen, dat wel doorgaat, want dat is fantastisch. Het gaat niet door als het gaat om genees- en hulpmiddelen. Dat vind ik een goede keuze. Dan denk je toch wel: waarom bij sommige sectoren wel en bij onderwijs niet en bij Rijk alleen als het de minister van Financiën uitkomt? Misschien zou ik dat ook wel doen als ik de minister van Financiën was, maar het beeld waar ik mee blijf zitten – ik geef toe dat het een enigszins technische discussie is – is dat er met verschillende maten gemeten wordt. Is dat zo? Kan de minister dat verdedigen? Het lijkt mij in ieder geval dat de partijen die bij de formatie rond de tafel zitten, dringend naar het advies van de studiegroep Begrotingsruimte moeten kijken.

Ligt het in deze omstandigheden niet voor de hand om te concluderen dat bij de Voorjaarsnota te strak met de uitgavenkaders is omgegaan en dat er dus ruimte is om alsnog de prijsbijstelling voor materiële uitgaven volledig uit te keren? Ik pleit daar niet voor, maar hoe reageert de minister op mensen die dat zeggen? In de Voorjaarsnota komen zijn argumenten wat te karig over. Misschien kan hij dat hier in de zaal goedmaken. Dan komt er in ieder geval een goed advies over de studiegroep begrotingsruimte.

Als ik dan verder kijk naar de zorg – ik begrijp dat de voorjaarsbrief zorg ook op de agenda staat – zijn wij blij dat er geld voor gehandicapten bij is gekomen. Het gaat dan met name om de categorie ernstig gedragsgestoorden en de dagbesteding van verstandelijk gehandicapten. Dat is driewerf hoera. Ik heb het gehad over de ziekenhuizen, thuiszorg en verpleeghuizen, die ontzien worden in de prijsbijstelling. Dat is ook goed. Wij zijn ook blij dat de minister van Financiën ruimte heeft gevonden om de eigen bijdrage in de psychiatrie achterwege te laten. Dat zijn drie goede punten. Wij zijn ook blij dat al die moties van de politieke beschouwingen uit zijn gevoerd.

Als ik dan kijk naar het staatje van mee- en tegenvallers, heb ik toch een beetje het gevoel dat, hoewel ik Zalm prijs voor zijn inzet om toch de ernstigste knelpunten op te lossen, na vier jaar lang de discussie hier met elkaar gevoerd te hebben om te kijken naar verspilling in de zorg en efficiency die verbeterd kan worden, daar te laat en te karig werk van is gemaakt. Ik wijs op een paar punten. De gezamenlijke inkoop van verzorgingshuizen houdt een besparing in van 25 mln. Dat had volgens mij, gezien het plan dat ik ooit met collega Oudkerk heb ingediend, wel wat meer kunnen wezen. Mensen uit de sector noemen het zelfs peanuts. Hoewel er wat ingeboekt wordt, loopt de kwestie van de geneesmiddelen aardig op. Tegelijkertijd zeggen wij dan: er was toch een motie-Oudkerk/Van Vliet, die in plaats van 100 mln. 150 mln. in 1998 zou willen binnenhalen op kortingen en bonussen van apothekers. Minister Borst heeft toen toegezegd om die motie uit te voeren. Ik dacht bij mijzelf: als alle collega's uit mijn fractie proberen zelf geld bijeen te sprokkelen, gaat het goed. Minister Borst is echter teruggekomen op die toezegging en ik vraag mij af waarom.

De raming voor de besparing op hulpmiddelen bedroeg in de periode 1997-1998 200 mln. per jaar. Dat bedrag is niet gehaald. In 1997 was deze besparing 67 mln. Het bedrag voor 1998 is mij nog niet bekend, maar dat is in ieder geval lager dan 200 mln. Waarom geen hardere acties op dit terrein? Had er niet wat eerder en vooral daadkrachtiger geprobeerd kunnen worden om de lucht uit deze sector te halen?

Er zijn ook meevallers. Ik wil de afrekening inzake de extra banen in de zorgsector echter niet als zodanig bestempelen. Dat is zonde, want dat hadden extra banen kunnen zijn waardoor de werkdruk verminderd had kunnen worden. Minder werkdruk zou de huidige CAO-onderhandelingen wellicht gunstig kunnen beïnvloeden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! De heer Van der Ploeg sprak over lucht in de sector zorg. Hij noemde het bedrag aan efficiencykorting eigenlijk peanuts vergeleken bij de ruimte die zijn fractie nog aanwezig acht in deze sector. Hoe groot is het bedrag dat volgens de PvdA nog gevonden kan worden door efficiencybevordering? Daar moet de heer Van der Ploeg toch enig idee van hebben, anders kan hij niet over peanuts spreken.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Als je je verplicht voelt – noblesse oblige – om de kwaliteit van de zorg te verbeteren, heb je ook de morele plicht om de verspillingen aan te pakken. Onze ervaring is dat je naar de mate je daarin slaagt, meer steun krijgt van de minister van Financiën om de hardste knelpunten op te lossen, want hij vindt het wel aardig als je niet alleen om meer geld komt vragen. Wij schatten dat er door gezamenlijke inkoop op meerdere terreinen dan alleen bij verzorgingstehuizen, een besparing van 400 mln. mogelijk is. Voor alleen de verzorgingstehuizen was een bedrag van 100 mln. reëel geweest. Er zijn veel meer van dit soort punten. Ik wijs erop dat de PvdA vanaf 1994 gehamerd heeft op actie ten aanzien van de geneesmiddelenprijzen. Een en ander heeft geleid tot wettelijke maatregelen. Uit oogpunt van marktwerking was dit niet fraai, maar nu komt er wel meer geld binnen bij Financiën. Zo kan ik nog wel even doorgaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

U heeft gelijk ten aanzien van de geneesmiddelenprijzen. U zult het echter met mij eens zijn dat de efficiencywinst in de sector heel moeilijk is aan te geven.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Dat klopt, maar er kan wel een schatting gemaakt worden. Dit gebeurt altijd bij een begroting. Er is veel te bereiken met gezamenlijke inkoop, met benchmarking en met de methode van best practice. In het bedrijfsleven is dit allemaal gewoon. Wij kunnen hiervan ook gebruik maken voor de gezondheidszorgsector.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Wij praten nu al ruim een uur over de deflatorproblematiek en ik kan begrijpen dat er nog maar drie mensen op de publieke tribune zitten. Toch gaat het om belangrijke zaken. In de Voorjaarsnota wordt een gemengd beeld gepresenteerd. Per saldo is er een overschrijding van ongeveer 800 mln. Deels is deze overschrijding het gevolg van reële problemen, zoals bij de zorg, de asielzoekers en de huursubsidie. Deels is de deflatorproblematiek ter grootte van 1,1 mld. de oorzaak. Zonder deze problematiek was er geen sprake geweest van een overschrijding per saldo. Wij vinden het te prijzen dat de minister tijdens de rit de regels van het spel niet verandert, omdat het zeer goede regels zijn. Hij had zich echter best kunnen verschuilen achter het advies van de studiegroep Begrotingsruimte. Hij impliceert dat de nacalculatie van de inflatie in de komende kabinetsperiode wel moet veranderen. Wij zijn daar ook voor. De studiegroep heeft een aantal opties gegeven. Wij zijn benieuwd van de minister te vernemen voor welke optie hij kiest.

Voorzitter! Ik vraag tevens aan de minister hoe groot hij de kans acht op weer een aanzienlijke onderuitputting dit jaar. Hij heeft dat elk jaar weten te bereiken. Hoe groot acht hij de kans dat deze alsnog komt en wij in totaal netjes binnen het uitgavenkader blijven?

Het totaalbeeld van de overheidsfinanciën blijft goed. Het EMU-tekort daalt naar 1,6%, zelfs 0,1% lager dan we hadden aangenomen. Ten opzichte van 1994 is er een daling van 2,5% BBP, zo'n 20 mld., en daarnaast ook nog eens 18 mld. lastenverlichting. Wie had dat van tevoren kunnen dromen? Dat is in aanzienlijke mate te danken aan de systematiek van het uitgavenkader waar we nu over gediscussieerd hebben. Ik ben blij dat het CDA precies op de lijn van het huidige kabinet en dus ook de VVD blijkt te zitten. Ik vind het jammer dat de coalitiepartners er toch afstand van willen nemen, want ik denk dat dat vragen om problemen is in de komende periode, die volgens mij ook een stuk moeilijker gaat worden dan de huidige kabinetsperiode.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Ik wil op dit punt graag helderheid van de VVD hebben. Laten we even de andere positie nemen. We starten op grond van het behoedzaamheidsscenario, maar het wordt het gunstiger scenario. Dat betekent in de opvattingen van de VVD dat de 23 mld. die extra beschikbaar is, naar tekortreductie en lastenverlichting gaat.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Om te beginnen verwacht ik niet dat wij nog eens vier keer vier jaar lang 3,25%...

De heer Ybema (D66):

Het is theoretisch.

De heer Hoogervorst (VVD):

Goed, het is theoretisch. Wat doen wij dan? Wij kunnen dan omvangrijke uitgavenmeevallers, die er wel degelijk zullen zijn bij de rente en het aantal uitkeringsgerechtigden, gebruiken voor extra intensivering. De rest stoppen we inderdaad in de tekortreductie tot de nul is bereikt en verder ook nog in lastenverlichting.

De heer Terpstra (CDA):

U hebt de EMU-normen vergeleken met 1994 en een geweldige daling vastgesteld. Ik ben dat met u eens. Nu stijgt het tekort van 1997 op 1998. Is dat volgens u een probleem? U maakt zich nogal sterk dat de minister van Financiën harde eisen moet stellen dat iedereen naar nul moet, maar uw eigen kabinet gaat van 1,4 omhoog.

De heer Hoogervorst (VVD):

Voorzitter! Naar mijn beste weten is de reden waarom dat tekort, ondanks het feit dat het meevalt, nu iets oploopt, dat de realisatie in 1997 weer veel beter is geweest dan in de Miljoenennota was aangenomen. In de Miljoenennota zat wel degelijk een dalend beeld. Omdat het echter in 1997 zo verschrikkelijk is meegevallen, is er nu inderdaad een kleine stijging. Het zou mij niet verbazen dat we, als straks de realisatie 1998 komt, nog eens een stukje lager zullen zitten en er wel degelijk sprake is van een dalende tendens. Ik vind het te billijken dat de regering niet bij elke meevaller ook nog eens het tijdpad voor het tekort gaat aanscherpen. Dat zit ook niet in onze systematiek.

Voorzitter! Wat blijken de punten van zorg te zijn? In de eerste plaats is er sprake van enorme belastingmeevallers. Dat is op zichzelf heel prettig, maar deze zitten vooral bij de vennootschapsbelasting. Deze is dit jaar alleen al maar liefst met 7 mld. meegevallen. Dat is een meevaller van 30% op de basis. Deze meevaller is echter zeer conjunctuurgevoelig. Het gevaar lijkt mij dan ook reëel dat het volgende kabinet weer met tegenvallers te maken krijgt, reden temeer om van een behoedzaam scenario uit te gaan. Ik hoor graag van de minister hoe hij hier tegenaan kijkt. Het tweede punt van zorg is de zorg. Ik heb op aanraden van de heer Terpstra alle teksten nog eens in het Italiaans laten vertalen. Het blijft dan een zorgelijke zaak. Ik vond de vragen van de heer Terpstra zeer to the point. Ik sluit mij daar gemakshalve bij aan. Ook ik verwacht een uitvoerig antwoord van de regering op dit punt.

Voorzitter! Bij de asielzoekersproblematiek is er de hele regeerperiode sprake van forse overschrijdingen. Graag verneem ik van de minister hoe over de hele regeerperiode gemeten de totale tegenvaller is bij de asielzoekersproblematiek. Dat is opmerkelijk, omdat er al een paar jaar sprake is van een meevallend volume. Bij deze Voorjaarsnota is er weer sprake van een overschrijding van 450 mln. bij een aanname van een instroom van 32.500. Wij vragen ons af hoe realistisch die is. Vorig jaar was er een instroom van 37.000 asielzoekers. Ik heb mij laten vertellen dat als de instroom van de eerste maanden van dit jaar vergeleken wordt met het eerste kwartaal van vorig jaar, er sprake is van een stijging van zo'n 40%. Het lijkt mij dan ook rijkelijk optimistisch om op een aantal van 32.000 te rekenen; ondanks een aantal maatregelen, zoals versobering van de opvang en een andere aanpak van de documentlozen.

De VVD-fractie is van mening dat, gezien de buitenproportionele toestroom van asielzoekers naar ons land, een herziening van de Vreemdelingenwet onontkoombaar lijkt. In het verleden hebben wij al voorstellen op dat punt gedaan, zoals het terugbrengen van het aantal statussen, het niet meer van toepassing laten zijn van de Algemene wet bestuursrecht en het niet meer in opvang nemen van uitgeprocedeerden. Wij denken dat daar in een volgende kabinetsformatie echt aandacht aan besteed moet worden.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Kunt u summier aangeven wat u bedoelt met een herziening van de Vreemdelingenwet?

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik heb dat zojuist aangegeven. Ik heb drie concrete maatregelen genoemd die rechtstreeks uit een fractienotitie van oktober vorig jaar zijn gehaald. Dat zijn heel belangrijke voorstellen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De raming van het aantal asielzoekers valt kennelijk tegen, zeker voor de VVD. Dat kan betekenen dat de feiten anders zijn dan de cijfers aangeven, maar het kan ook betekenen dat het kabinet de cijfers bewust laag houdt, in de hoop dat een en ander zo uitkomt. Is het niet beter een realistische raming te maken in plaats van aan te koersen op wijziging van de Vreemdelingenwet?

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik geloof niet dat het kabinet bewust cijfers manipuleert. De instroom in de afgelopen jaren was juist veel lager dan het kabinet voorzichtigheidshalve had aangenomen. Ik vraag mij af of de inschatting voor dit jaar van zo'n 32.000 realistisch is, gezien het feit dat er vorig jaar 37.000 asielzoekers ons land zijn binnengekomen en de tendens van de eerste drie maanden niet onverdeeld gunstig is.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Mijn vermoeden is niet dat het kabinet manipuleert in die zin dat het onechte en bedrieglijke informatie geeft, maar dat het een signaal probeert af te geven in de hoop dat er geen aanzuiging gesorteerd wordt. Dat is mijn vrees. Ik vraag dan ook om de cijfers realistisch in te schatten in plaats van het afgeven van een signaal dat geen effect heeft.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik probeer het signaal af te geven dat wij te maken hebben met een groot probleem. De instroom in Nederland is gemiddeld driemaal zo hoog als in de rest van Europa. Dat deel wordt dus onevenredig op ons afgewenteld. Er zijn grote sociale en financiële kosten aan verbonden. In de afgelopen zes jaar was dat een bedrag van zo'n 20 mld. Wij spreken over een zeer belangrijke zaak. Ik geef het signaal af dat er dringend integraal naar de Vreemdelingenwet gekeken moet worden. Het gaat op dit moment niet goed en dat kan iedereen zien.

De heer Terpstra (CDA):

Vindt u dat het beleid van het huidige kabinet op dit terrein niet deugt?

De heer Hoogervorst (VVD):

Het huidige kabinet is begonnen met een aantal pittige aanscherpingen van de wet. Twee jaar lang zijn de aantallen fors gedaald. Ondanks die maatregelen neemt de instroom toch weer toe. Dat tekent de urgentie van aanscherping van het beleid. Mevrouw Schmitz zegt dat er bij de opvang sprake is van een penibele situatie. Het is volstrekt duidelijk dat er iets moet gebeuren. Het beleid van het kabinet leek te worden beloond met dalende aantallen, maar er is nu een nieuwe situatie die vraagt om nieuw beleid.

Voorzitter! Ten slotte wil ik het kabinet nog complimenteren voor de kwaliteit van de voorjaarsbrieven zorg en sociale zekerheid. Wij hebben er lang om gevraagd en wij hebben nu eindelijk wat meer informatie over de tussenstand bij de premiegefinancierde sectoren. Ik vraag de minister om onze complimenten over te brengen aan zijn collega's. Het feit dat die brieven wel op de agenda staan, maar dat zij hier niet aanwezig zijn, betekent dat zij toch onder curatele zijn gezet van de minister van Financiën. En dat is een goede zaak.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Zalm:

Voorzitter! Ik dank alle afgevaardigden voor hun inbreng en voor de over het algemeen waarderende woorden over het financiële beleid.

Ik heb voor mijzelf eens nagegaan of wij al eerder zo'n moeilijke Voorjaarsnota hebben gehad. Zowel de heer Ybema als de heer Rabbae zei dat aan de laatste Voorjaarsnota nog een paar haakjes en oogjes zaten. Aan mijn eerste Voorjaarsnota zaten ook een paar haakjes en oogjes. Dat heb ik laten nazoeken. Dat was de Voorjaarsnota 1995. Toen was de rijksbegroting net aansluitend dankzij het inboeken van een onderuitputting, taakstellend, van 800 mln., een overschrijding bij de zorg van 400 mln. en een kleine onderschrijding bij de sociale zekerheid van 0,1 mld. Uiteindelijk is dat jaar veel beter afgelopen dan in die Voorjaarsnota stond. Laten wij daar maar enige hoop uit putten voor de afloop van dit jaar. Wij hebben dus al eerder in een krap bemeten situatie gezeten. Ook toen zat een aantal maatregelen in de Voorjaarsnota om de boel weer op orde te brengen.

Dit keer is het wel zeer in het bijzonder de lage inflatie die problemen heeft veroorzaakt. Aan de ene kant moet je er als minister van Financiën blij mee zijn dat de inflatie laag is. Aan de andere kant heb je er niet zo gek veel aan als dat achteraf wordt geconstateerd over een afgelopen jaar en die inflatie toch nog 1,1 mld. aan problemen met zich brengt. Dat is het probleem van de nacalculatie. Hierover zijn door diverse afgevaardigden vragen gesteld. Wat vindt de minister daarvan? Hoe zou het in de toekomst moeten? Wat moet gedaan worden met het advies van de studiegroep Begrotingsruimte om geen nacalculatie meer te houden over afgesloten jaren? Als ik het studiegroepadvies goed begrijp, wil men in ieder geval na de Voorjaarsnota geen nacalculatie meer houden, maar tot en met de Voorjaarsnota nog wel.

Dit jaar is enigszins bijzonder omdat juist ten behoeve van het beroemde examenjaar 1997 het CBS zijn activiteiten heeft vervroegd en daarmee de prijsinzichten eerder op tafel heeft gelegd. Deze zouden normaal pas bij de Miljoenennota zijn verschenen en dan, volgens de studiegroepmethodiek, buiten beschouwing zijn gelaten. Maar goed, al met al is zo'n uitgavenkader natuurlijk gevoelig voor algemene prijsontwikkelingen. Als er andere inschattingen komen, heb je een ander probleem. Het meest recente inzicht over 1997 schijnt weer een tikje anders te zijn; de heer Van der Ploeg refereerde daaraan. Het beeld zou weer 400 mln. gunstiger uitvallen.

De heer Terpstra heeft gevraagd naar het verschil tussen de raming van de prijsstijging van het IMF en die van het CPB. Het CPB raamt een prijsstijging BBP voor 1998 van 2,0%. Het IMF raamde aanvankelijk 2,3%. Dat scheelt toch gelijk 900 mln. op je uitgavenkader. Langs die weg zou het probleem als sneeuw voor de zon zijn verdwenen. Wij hebben echter te maken met het CPB, dat qua ramingen voor Nederland ook beter dan het IMF is. Toen wij het IMF gebeld hebben met de vraag waarom de prijsstijging hoger werd geraamd, werd de raming onmiddellijk verlaagd naar 2,1%. Dat is natuurlijk lastig. Wij moeten echter met een macrokader werken. Kaders horen te knellen. Als je flexibele kaders hebt, héb je geen kaders. Een duidelijke begrenzing van het speelveld is wenselijk. Dat kan betekenen dat je in enig jaar tot de conclusie komt dat je het niet helemaal redt. Dat heb ik liever dan elastieken kaders, waardoor de hele functie ervan vervalt. Dat staat overigens los van de discussie over de groei van de economie en de meevallers van het regeerakkoord. Daar kom ik straks graag nog op terug.

De heer Ybema (D66):

De minister geeft niet aan wat hij vindt van de aanbeveling van de studiegroep Begrotingsruimte over de deflatiesystematiek, over het weglaten van de nacalculatie over het jaar t min 1. De minister heeft de taak het dossier over te dragen aan zijn opvolger, wie dat ook moge zijn. Daar hoort een advies bij.

Minister Zalm:

Als u het bent, zult u het krijgen.

De studiegroep geeft meestal zinnige adviezen. Het is een kwestie van het kiezen van een kapmoment, voor of na de Voorjaarsnota. Dit jaar is wat bijzonder, omdat het CBS zo buitengewoon actief is geweest, teneinde de goede cijfers aan te leveren ten behoeve van het EMU-examen. Op andere momenten zou het anders zijn gegaan. Ik ben er nog niet uit of wij al na de Miljoenennota niet meer moeten nacalculeren over het lopende jaar. Vroeger was er een begrotingsruimtecalculatie. Met de toenmalige trendmatige begrotingsruimte – ik zat toen bij de directie begrotingszaken en mocht meehelpen uitrekenen wat de begrotingsruimte was – werd het lopende jaar afgesloten bij de Miljoenennota, in september van het jaar. Het is echter ook wel prettig dat realisaties een rol spelen. Dat mis je als je snel afkapt. Dan blijf je een beetje in de "prognosewinkel" van het CPB hangen en maak je jezelf heel gevoelig voor prognoses, zonder dat realisaties een rol spelen. Ik ben er nog niet uit.

De heer Ybema heeft met anderen begrip getoond voor de prijsbijstelling. Ook is er begrip voor het niet onverkort op dezelfde manier in de zorg opereren. Vanuit de Kamer worden met grote frequentie, ook nog na de algemene politieke beschouwingen, wensen naar voren gebracht over het volume en de budgetten van de zorg. Wij hebben op een beperkte wijze geopereerd.

Het EMU-tekort is meer op de voorgrond gekomen. De studiegroep Begrotingsruimte beveelt aan om erop over te stappen. Zou het EMU-tekort het vorderingensaldo voor het Rijk moeten zijn? Het heeft natuurlijk zijn charme om de fondsen mee te nemen. Dat is ook operationeel te doen als de informatievoorziening verbetert. Het beleidsrelevante tekort had het wél en het EMU-tekort heeft het niet dat gecorrigeerd wordt voor incidentele zaken.

Hoe kan het EMU-tekort oplopen? De heer Terpstra noemde het een schande. Als je naar nul gaat, moet je omlaag en niet omhoog. Zowel voor 1997 als voor 1998 zijn de tekorten lager dan in september gedacht. Het tekort voor 1997 is echter aanzienlijk verder naar beneden getrokken in de realisatie dan het tekort voor 1998. Dat heeft te maken met het feit dat wij in 1997 een aantal incidentele zaken hadden. Wij hebben onderuitputting geconstateerd waar wij nu niet mee rekenen. Wij hebben ook eenmalige meevallers in de belastingopbrengsten gehad. Verder vinden in 1998 premienabetalingen ten laste van de schatkist plaats die in 1997 al geboekt zijn in het saldo van de sociale fondsen. Immers, de belastingen worden op kasbasis in het EMU-tekort meegenomen, terwijl de premies op transactiebasis worden geadministreerd. Dezelfde transactie zit dus bij de belastingen in 1998 en bij de premies in 1997. Dat is al goed voor 2 mld. De onderuitputting en de tijdelijke belastingmeevallers geven natuurlijk nog een extra accent. In 1998 hebben wij dat niet in die mate. Wij hebben iets van een eenmalige belastingmeevaller en wij hebben natuurlijk ook een eenmalig voordeel uit hoofde van de verkoop van de vergunningen, voorzover dit geld niet wordt aangewend om eenmalige millenniumproblemen op te lossen. Daartegenover hebben wij 1,2 mld. afkoop van beleggers in de woningbouw. Voor het begrotingsbeeld is dit niet relevant, maar het telt wel mee voor het EMU-tekort.

Als wij door deze correcties heen kijken, zitten wij nog steeds op een duidelijke daling van het tekort van 1997 op 1998. Tot nu toe zijn wij in 1998 met de realisatie, ook voor het tekort, beter uitgekomen dan geprognosticeerd. De voorspellende waarde daarvan is echter beperkt. Dat probleem zien wij overigens bij elke Voorjaarsnota terugkomen. Dezelfde beweging – een sterke neerwaartse bijstelling voor het afgelopen jaar en mindere bijstellingen voor het lopende jaar – zien wij bij iedere Voorjaarsnota. Je kunt nu eenmaal pas achteraf bepaalde meevallers constateren. Zeker als je behoedzaam raamt, trek je die niet altijd volledig door.

Voorzitter: Giskes

Minister Zalm:

Voorzitter! Bij een volgende kabinetsperiode is het voor de hand liggend om het EMU-tekort als centraal presentatiepunt te nemen. Wij moeten wel bekijken of wij daarnaast niet een EMU-tekort geschoond voor incidentele factoren moeten presenteren. Dat was een van de winstpunten van het beleidsrelevante tekort. Allerlei kasschuiven bleven buiten beschouwing, terwijl dat bij het gewone EMU-tekort niet het geval is. Ook die verkoop van de telecom telt voor het beleidsrelevante tekort niet mee, maar loopt wel door in het EMU-tekort, om eens een voorbeeld de andere kant op te noemen.

Ik kom op de ijklijnsystematiek. Wat goed is geweest voor de afgelopen periode, is niet meer nodig voor de toekomst, want het is zo succesvol geweest. Dat lijkt mij de samenvatting van het betoog van de heer Ybema. Vanwege succes afgelopen. Rigiditeiten moeten weg. Hij wees erop dat wij wel eens ombuigen om vervolgens meevallers te incasseren en aan te wenden. Dat wordt alleen maar sterker als je ook nog een stukje van de ontvangsten laat meespelen. Het uitgavenkader is een vastigheid, waarbinnen natuurlijk meevallers kunnen optreden, bijvoorbeeld omdat de rente lager is of omdat je minder afdrachten aan de EU hebt te doen. Dergelijke meevallers zijn benut om andere noden weg te nemen, hetgeen past in de systematiek van het uitgavenkader. In de eerste plaats zijn er tegenvallers tegen weggestreept, maar daarnaast zijn tussentijds intensiveringen doorgevoerd. Binnen het systeem van een vast uitgavenkader is het mogelijk om meevallers uit hoofde van economische ontwikkeling, bijvoorbeeld een lager aantal uitkeringen, te gebruiken om een niet voorziene koppeling toch te financieren. Voorzover de heer Ybema klaagt, wordt zijn bezwaar versterkt als er meer variabelen een rol gaan spelen. Ook bij belastingen kun je mee- en tegenvallers krijgen die gedeeltelijk de uitgavenruimte beïnvloeden. De afgelopen tijd zijn wij geheel onafhankelijk geweest van ramingen van belastingopbrengsten. In het begin van de kabinetsperiode viel dat wel eens tegen. Wij hadden wel een plafond voor het tekort, maar daar zijn wij nooit echt overheen geschoten. Wij hebben ook eens minder gunstige belastingopbrengsten moeten ramen.

De heer Van der Ploeg heeft gevraagd wat ik vind van de suggestie van de SER om het voor twee jaar vast te zetten en dan een heroverweging te hebben. Ik vind dat een uitstekende suggestie. Als die twee jaar vier jaar mag worden, ben ik echt gelukkig. Wij doen het in feite nu ook. De verkiezingsprogramma's zijn makkelijker te maken, omdat wij een veel mooier tekort achterlaten dan eerder geraamd. Het geld is nooit weg. De vrees is wel eens dat het geld weg is als het tekort lager uitkomt. Integendeel, het geld is gebruikt om minder schuld te maken en daarmee minder rentelasten te hebben. ZalmEen structurele meevaller wordt voor een volgend kabinet achtergelaten. Dat kabinet kan dat gebruiken voor zijn tekortambities. Meevallers worden dus in feite opgespaard voor een volgend kabinet. Het zelfvertrouwen bij de heer Van der Ploeg moet groot genoeg zijn om ervan uit te gaan dat het altijd wel weer in goede PvdA-handen terechtkomt. Mijn zelfvertrouwen is in elk geval voldoende. Wij zullen er zelf nog plezier van hebben. Maar goed, wij hebben als kabinet hierover geen standpunt bepaald. Er wordt gezegd dat de minister-president iets zou hebben gezegd. Dat is niet juist. Het is door de lijsttrekker van de PvdA gezegd. In het kabinet is hierover niet gediscussieerd. Ik ga wellicht een tikje buiten mijn boekje, maar ik zit hier ook als een functionele financiënman. Ik probeer de zegeningen van het nieuwe uitgavenkader een klein beetje uit te venten. Ik ben in ieder geval blij dat iedereen over het verleden zeer tevreden is. Een bekende zegswijze is: "never change a winning team" of "never change a winning formula". Ik ben er nogal aan gehecht en zou het niet graag opgeven.

De heer Ybema heeft het geprobeerd wat in te perken door alleen uit te gaan van de investeringen. Ik heb inmiddels zoveel ruimte in het investeringsbegrip gevonden, dat ik daar niet voor ben. Er wordt bijvoorbeeld gesproken van investeren in de sociale infrastructuur. Daar kun je alles onder vatten, tot en met het armoedebeleid aan toe. Als het echt een economische codering is, als het echt gaat om uitgaven die door het CBS als investeringen worden gekwalificeerd, kan ik mij er iets bij voorstellen. Er vallen natuurlijk ook dingen buiten. Bepaalde dingen in de sfeer van het technologiebeleid vallen bijvoorbeeld niet onder het investeringsbegrip. Andere elementen die wel vaak met investeren worden geassocieerd, zoals het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs, vallen evenmin onder het boekhoudkundige investeringsbegrip. Als je kiest voor een kwalitatief investeringsbegrip, zal voor je het weet de hele rijksbegroting met uitzondering van de rentelast een investering zijn geworden.

De heer Ybema (D66):

Ik zie dat probleem. Om die reden heb ik gesuggereerd om aan te sluiten bij de definitie die is ontwikkeld in het kader van de discussie over de kapitaaldienst. Er is indertijd een redelijk sluitende definitie opgesteld. Misschien is dat een basis waarop wij het eens zouden kunnen worden.

Minister Zalm:

Wij hebben daarover een nota uitgebracht waarin wordt aangegeven waarom wij daarvan hebben afgezien. Er zijn nogal wat zaken die toevallig niet onder de kapitaaluitgaven vallen, terwijl ze er wel erg op lijken. Daarmee zou een soort privilegiëring ontstaan van dingen die toevallig wel onder de definitie vallen. Er zitten dus nogal wat haken en ogen aan. Je kunt wel iets operationeels definiëren, maar of dat dan ook nog de zaak dient waarvoor je het bedoelt, is sterk de vraag. Als je puur de CBS-indeling kiest, vraag ik mij bijvoorbeeld af of een nog mooier kantoor voor ambtenaren een productieve investering kan worden genoemd. Het geven van een impuls aan de Nederlandse vliegtuigindustrie is dan weer geen investering.

Ik kom op de technische begrotingsvoorbereiding. Wat gaat het kabinet nog doen? De voorbereiding bestaat eruit om een begroting bij ongewijzigd beleid neer te leggen, zodat zij lopende de kabinetsformatie geamendeerd kan worden. Zo is het ook de vorige keer gebeurd. Nieuwe problemen, nieuwe mee- en tegenvallers die wij zien aankomen, brengen wij zo goed mogelijk in kaart. Theoretisch is het mogelijk dat dit kabinet op Prinsjesdag demissionair de begroting moet indienen. Je weet maar nooit hoe gek het loopt. Zo nodig zullen dus echte beleidsbeslissingen moeten worden genomen. Ervan uitgaande dat de formatie niet langer zal duren dan de vorige, dan zal het volgende kabinet zorgen voor de afronding van de begroting. De besluiten die tijdens de formatie worden genomen, zullen dan tot amendementen op de technische begroting leiden.

De heer Rabbae heeft gevraagd of de minister van Financiën bereid is om toe te zeggen dat uit het resultaat van de Voorjaarsnota 300 mln. wordt gereserveerd voor de CAO voor de zorg. Die bereidheid is er niet, omdat het resultaat geen overschot biedt van waaruit ruimte gereserveerd kan worden. Is het kabinet bereid om de overschrijding met 300 mln. te vergroten? Nee. Het lijkt mij verstandig om het kabinet met de zorgwerkgevers aan de slag te laten. Wij vinden het altijd prettig om een steun in de rug te hebben in moeilijke onderhandelingen, maar het alvast boven de markt hangen van honderden miljoenen beschouw ik niet als een steun in de rug voor de onderhandelingen van 's Rijks kant. Ik kan dus voor de heer Rabbae geen geruststellende woorden spreken.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Een bedrag van 300 mln. is nog geen 0,05% van het tekort. Het zijn dus peanuts.

Minister Zalm:

Tien keer 300 mln. is 3 mld. Het is altijd een probleem. In de ministerraad komt er ook wel eens een postje van 3 mln. langs. Dan wordt ook gezegd: ach, die 3 mln., wat maakt dat nou uit? Als je elke week tien posten van 3 mln. hebt, begint het echt in de papieren te lopen. Wij hebben met de werkgevers een formule afgesproken voor de bepaling van de loonruimte. Dat is allemaal keurig afgeleid uit CPB-cijfers. Vanmorgen hebben wij daar een gesprek over gehad. Wij gaan nog een aantal dingen met elkaar na om te kijken hoe het mogelijk is dat wij het idee hebben dat er voldoende loonruimte is, terwijl de werkgevers zeggen dat zij procenten tekortkomen. Wij gaan nog een aantal kwesties nader bezien, zoals de arbeidsproductiviteitskorting, het incidenteel, het flankerend arbeidsmarktbeleid, enz. Als de technische exercities daartoe aanleiding geven, gaan wij er deze week nog over spreken. Om bij de behandeling van de Voorjaarsnota alvast 300 mln. aan de werkgevers aan te bieden, lijkt mij geen goede procedure.

De heer Rabbae (GroenLinks):

De minister vindt 300 mln. te veel.

Minister Zalm:

Ik zou hetzelfde bezwaar tegen 100 mln. of 500 mln. hebben.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Zelfs tegen ƒ 25!

Minister Zalm:

Ja.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Het lijkt erop alsof de minister tegenover het proces op nul zit en op nul blijft zitten. Hij moet natuurlijk zijn eigen onderhandelingspositie bewaren, maar het lijkt mij sterk dat de minister zegt: nul is nul, punt uit. Anders moet hij niet gaan onderhandelen.

Minister Zalm:

Nee, 3,0% is 3,0%. Ik ben blij met de reactie van de heer Rabbae als hij zegt dat hij begrijpt dat het kabinet moet onderhandelen. Je hoeft natuurlijk niet altijd over miljoenen te onderhandelen. Het kan ook over andere dingen gaan.

De heer Terpstra heeft gevraagd naar de dreigende oververhitting. Ik dacht niet dat het IMF het zo precies benoemde. Het is nu wel de tijd om met het tekort wat sneller op orde te komen. Van oververhitting is mijns inziens geen sprake. De inflatieontwikkeling buigt ook volgens CPB-prognoses af. De benuttingsgraden zijn redelijk hoog, maar hebben nog niet hun eerdere hoogtepunt bereikt. Wij zitten nog niet in een situatie waarin van oververhitting kan worden gesproken. De economie draait wel buitengewoon goed. Er is een sterke groei van de werkgelegenheid en ook een daling van de werkloosheid. Het is allemaal nog niet van een zodanig tempo dat wij à la China een grote afkoeling moeten starten om de inflatie in de hand te houden.

Op het punt van de lasten versus het financieringstekort scoort het CDA inderdaad fantastisch in de zin dat er geen lastenverlichting in het programma zit. Als je praat over oververhitting, gaat het natuurlijk gewoon om de ontwikkeling van het tekort. Het CDA bevindt zich wat dit betreft in het goede gezelschap van D66 en VVD. In termen van een bestedingsimpuls kun je niet zeggen dat het CDA-programma restrictiever is dan de andere programma's. Ik meen mij zelfs te herinneren dat de VVD met het tekort nog eentiende onder het CDA-tekort zat. Inmiddels is dat voor de helft weg dankzij Defensie. Het is nu echt ex aequo in termen van het financieringstekort in 2002.

De heer Terpstra (CDA):

In 2002 zitten wij inderdaad met z'n drieën op 1%. Het CPB heeft er bij de doorberekening van de verkiezingsprogramma's echter op gewezen dat bepaalde partijen tussentijds met een hoger tekort zitten. De PvdA en de VVD hebben veel hogere inverdieneffecten dan het CDA. Ziet de minister daar geen gevaren in?

Minister Zalm:

Ik weet niet of de partijen allemaal precies hebben aangegeven hoe zij hun tempo van lastenverlichting willen hebben. Gelet op de inhoud van de programma's lijkt het mij voor de hand te liggen dat wij de lastenverlichting concentreren op de doorvoering van het nieuwe belastingstelsel. Dat zal op zijn vroegst in 2001 het geval zijn. De verdere technische aannames laat ik voor rekening van het CPB. Het is een subtiliteit. De tekortdoelstellingen van het CDA, de VVD en D66 zijn vrijwel identiek. De PvdA springt er wat uit. GroenLinks springt er nog iets verder uit, want deze partij gaat met het tekort echt omhoog.

De heer Terpstra (CDA):

Die inverdieneffecten zijn niet helemaal te verwaarlozen.

Minister Zalm:

Bij een goed economisch beleid krijg je dat.

De heer Terpstra (CDA):

Je moet dan in een bepaald jaar lastenverlichting geven zonder dat je het goed dekt. In de tussentijd moeten de andere partijen volgens mij dus minder solide zijn.

Minister Zalm:

Dat lijkt mij niet. Je begint het eerste jaar met een kwart van je lastenverlichting ex ante. Als het tweede jaar ruimte oplevert, kun je die aanwenden. Als je gunstige effecten hebt via een hogere economische groei en via een lagere werkloosheid, komt een partij niet dús met hogere tekorten te zitten dan een partij die een programma heeft die én de economische groei niet bevordert én de werkgelegenheid nauwelijks beïnvloedt. Het is een kwestie van fasering. Ik wil op deze slak geen zout leggen. Als de heer Terpstra dat ook doet, zijn wij het snel met elkaar eens.

Ik wil mijn uitspraken over het CDA-programma in Het Financieele Dagblad graag corrigeren. Wat nu in de CPB-doorrekening staat, is helder. Het CDA zegt het volgende. Als er meevallers in de uitgaven zitten, moet het binnen de uitgaven, en als er meevallers in de belastingen zitten, is dat primair voor het tekort en anders voor lastenverlichting. Er zal geen vermenging van inkomsten met uitgaven komen. Ik meende dat in het conceptverkiezingsprogramma anders gelezen te hebben. Als het mij goed bijstaat, was daar de formule dat dé meevallers voor eenderde naar de uitgaven, eenderde naar het tekort en eenderde naar de lasten zouden gaan. Ik was bang dat het CDA afstand nam van het Zijlstra/Zalm-kader. De nadere formulering in het CPB-stuk geeft gelukkig aan dat het CDA op dit punt vasthoudt aan de methodiek van het uitgavenkader. Dat verheugt mij mede namens de heer Zijlstra.

De heer Terpstra heeft gevraagd naar de loonbijstelling. De onderhandelaars namens het Rijk zijn met een behoedzaam mandaat aan de slag gegaan en hebben succesvol geopereerd. Er was nog enige onbenutte ruimte. Er hoeven door de afroming van de loonbijstelling geen CAO's te worden opengebroken. Evenmin hoeft het personeelsvolume te worden beperkt.

Wat is het effect op de diverse uitkeringsregelingen van de economische ontwikkeling? Het was de heer Terpstra opgevallen dat de vangnetregeling duurder uitvalt, terwijl de meeste andere regelingen goedkoper blijken te zijn. Blijkbaar leidt een gunstige economische ontwikkeling tot meer zwangerschappen. De oorzaak van de uitgavenoverschrijding in de vangnetregeling zit voor het overgrote deel in het ouderschaps- en zwangerschapsverlof. Ik weet niet of er sprake is van enige causaliteit. Ik kan mij wel voorstellen dat hier het automatisme niet opgaat dat de uitkeringsaantallen lager worden als het economisch goed gaat. De boel is dus blijkbaar autonoom misgeraamd omdat er onvoldoende rekening is gehouden met zwangerschaps- en ouderschapsverlof.

De heer Terpstra (CDA):

Ik heb een korte vraag over de andere wetten die gerelateerd zijn aan de arbeidsmarkt. Ik noem de arbeidsongeschiktheidswetten voor werknemers en zelfstandigen, de bijstand en de WW. Ook daarbij blijken er zeer verschillende effecten op te treden. Ik zou graag eens van de regering horen wat de verklaring is voor het feit dat de verschillende wetten anders reageren op een krappere arbeidsmarkt. Dat hoeft overigens niet nu te gebeuren. De bijstand en de WW laten bijvoorbeeld belangrijke verschillen zien.

Minister Zalm:

Bij de bijstand en de WW is de raming die aanvankelijk wordt gepleegd ervan afhankelijk of het de kortdurige of langdurige werklozen zijn die ervan profiteren. De ene keer valt die verdeling anders uit dan de andere keer. Het belangrijkste is dat het totaalbeeld voor de bijstands- en WW-uitkeringen zich gunstig heeft ontwikkeld. Voor de premiestelling is het echter van belang om steeds goed te proberen om de "split" te maken. Dat gaat echter niet altijd op een ideale manier.

Voorzitter! De heer Terpstra relativeert de 2 mld. aan intensiveringen in de zorgsector door te verwijzen naar de 1,7 mld. aan ongeplande overschrijdingen. Die opmerking is correct. Het is vervolgens de vraag of er onjuiste afspraken zijn gemaakt. Is er sprake van verkeerd beheer? Waarom kent deze sector steeds overschrijdingen? Bij het regeerakkoord waren de onderhandelaars zich ervan bewust dat de 1,3% aan de krappe kant was. In het regeerakkoord is daarom de formule opgenomen dat wij ons uiterste best zullen doen om ons daartoe te beperken, maar dat niemand tot het onmogelijke is gehouden. Als er, nadat alles was geprobeerd, toch meer geld bij zou moeten, zouden wij dat ook doen. Ik moet er eerlijkheidshalve bij zeggen dat het bij deze formule ging om extra gepland geld. Bij de overschrijding bij met name de geneesmiddelen is er echter sprake van ongepland geld. Dat is een storende factor.

Terwijl wij denken politieke prioriteiten te stellen door vast te stellen waaraan extra geld wordt uitgegeven, worden wij vervolgens met realisaties geconfronteerd die een heel ander gezicht tonen. De discussie in de Kamer was overwegend niet dat er te weinig geld voor medicijnen in de budgetten voor de zorg zat. Die discussie sloeg juist op andere onderdelen. Daarom is het van groot belang dat er, los van de aanpassingen die wij tussentijds kunnen plegen bij het geneesmiddelenvergoedingssysteem, gekeken wordt naar een fundamentele herbezinning. De genoemde aanpassingen lossen het probleem van de interne dynamiek bij de uitgaven voor geneesmiddelen en hulpmiddelen niet op. De heer Terpstra maakte op dit punt een vergelijking met Italië. Ik denk niet dat wij met het bestaande systeem van distributie en prijszetting van geneesmiddelen de uitgaven naar beneden kunnen trekken. Wij kunnen dat wel elke keer proberen, maar de groeidynamiek komt elke keer onmiddellijk terug. Er is becijferd dat als wij niets zouden hebben gedaan in de afgelopen vier jaar, wij 10% groei per jaar zouden hebben gezien. Dankzij allerlei maatregelen, die steeds het niveau naar beneden proberen te trekken, is deze groei echter beperkt tot een procent of 6. Dat is ook zo verwoord in de brief van de minister van Volksgezondheid. Dat betekent dat er elk jaar ingrepen gepleegd moeten worden om de autonome groei van 10% enigszins te reduceren. Dat moet gebeuren, al is het maar om te voorkomen dat Nederland zich vergiftigt. Als men dit soort percentages van geneesmiddelenverbruik per hoofd van de bevolking doortrekt, moet dit eindigen in een grootschalige vergiftiging over tweehonderd jaar. Dit is een niet houdbare, explosieve ontwikkeling.

De heer Ybema (D66):

In vergelijking met Frankrijk kunnen wij nog een heel eind vooruit.

Minister Zalm:

Ik neem in velerlei opzichten Frankrijk niet graag als voorbeeld, ook niet wat de geneesmiddelen betreft. Hoe het ook zij, de heer Terpstra had natuurlijk het liefst gezien dat wij vandaag al een compleet plan op tafel hadden liggen hoe wij het probleem kunnen oplossen. Er wordt al tientallen jaren met dit onderwerp geworsteld. Ik denk dat het al redelijk ambitieus is dat wij proberen om, in goede samenwerking tussen het ministerie van VWS, Financiën en Economische Zaken, ten behoeve van de kabinetsformatie iets op tafel te leggen dat principieel de beheersbaarheid van de geneesmiddelenontwikkeling beter kan maken.

Ik zal de dank die een aantal afgevaardigden hebben uitgesproken over de rapportages over zorg en sociale zekerheid overbrengen. Ik weet niet of de interpretatie juist is dat ik hier de nota in mijn eentje doe. Het is immers de Kamer die het uitnodigingenbeleid voert. Om twee uur zat ik hier voor nop. Dat wist ik. Ik was echter door de Kamer uitgenodigd om het koopkrachtdebat bij te wonen. Het feit dat mijn twee collega's er niet zijn, zegt dus iets over hoe de Kamer het wil en niet zozeer over hoe het kabinet het wil.

De heer Hoogervorst (VVD):

De Kamer wil dat de minister deze twee collega's onder curatele heeft.

Minister Zalm:

Dan moet de Kamer mij steeds alleen uitnodigen.

De heer Ybema (D66):

Ik heb een vraag aan de minister over het geneesmiddelendossier. Hij heeft het samen met zijn collega van Volksgezondheid over een fundamentele herbezinning. Die is echt nodig. Daar steunt mijn fractie de regering graag in. Een van de problemen daarbij is dat een deel van het geneesmiddelenbudget zich afspeelt in de particuliere sector. Die sector staat echter niet onder curatele van de regering. Er zal dus een aanvullend instrumentarium moeten worden ontwikkeld om dit beheersbaar te maken. Men kan wel willen, maar als het niet kan, houdt het op.

Minister Zalm:

Zeker! Dit is een probleem. Het is echter niet zo dat het zich helemaal in de particuliere sector afspeelt. De methodiek van de uitgaven in de gezondheidszorg is dat geprobeerd wordt om het totaal van de zorguitgaven te beheersen. Anders zou het wel erg gemakkelijk worden. Dan bevries je een jaar de ziekenfondsgrens om vervolgens erop te wijzen hoe goed je het niet gedaan hebt met de collectieve uitgaven. Ook dat soort kunstjes zijn er. Die kan men overigens op de eigen merites bepleiten, maar niet om te laten zien hoe goed de gezondheidszorguitgaven worden beheerst. Dat is de reden om het totaal van de uitgaven in beeld te nemen en om een vast percentage daarvan tot de collectieve sector te rekenen. Het is denkbaar om op dit punt meer gedifferentieerd tewerk te gaan. Als dat niet gebeurt, is het nodig om de geneesmiddelenverstrekking ook in de particuliere sfeer te beheersen. Dat ben ik eens met de heer Ybema.

Voorzitter! Het punt van de ontwikkeling van het financieringstekort van 1997 op 1998 heb ik voldoende besproken. De heer Van der Vlies heeft een interessante bijdrage geleverd. Aan de ene kant zei hij dat het niet zo moeilijk is om minister van Financiën te zijn met de wind mee. Aan de andere kant gaf hij een illustratie hoe lastig het is. Hij had een hele reeks wensen en noemde zaken waaraan nog onvoldoende werd gedaan, enzovoorts. Ik heb nog geen ervaring als minister van Financiën tegen de wind in. Ik hoop dat het nooit zal gebeuren. Normaal gesproken gaat het wel een keer gebeuren. Het bestaan van een minister van Financiën met de wind mee heeft echter ook zo zijn complicaties. De maatschappelijke verwachtingen stapelen zich steeds hoger op. Iedereen denkt dat alles weer mogelijk is. Steeds meer wensen die vroeger als irreëel werden beschouwd, worden weer als reëel beschouwd. Er zijn voorbeelden uit het verleden. Het kabinet-Lubbers had ook de wind mee. Men heeft toen 10 mld. meer uitgegeven dan afgesproken in het regeerakkoord. Het kan dus ook anders "met de wind mee". Ik ben er overigens enigszins trots op dat wij de uitgaven redelijk binnen de kaders hebben gehouden. Ik ben ook trots op de Voorjaarsnota. Wellicht dat wij zelfs nog een iets mooiere afloop kunnen hebben.

Het "met de wind mee" regeren heeft dus zijn eigen problemen, juist vanwege de steeds verder stijgende aspiraties. De heer Van der Vlies heeft daar zelf een illustratie van gegeven. Ook al hebben wij extra dingen gedaan ten opzichte van het regeerakkoord voor zorg en veiligheid en ook al hebben wij behoorlijke bedragen in de opkoop en vernietiging van varkens gestoken, toch is de heer Van der Vlies van mening dat wij nog veel te weinig extra hebben gedaan.

Ik kan de heer Van der Vlies overigens op het punt van de dagbesteding ernstig gehandicapten geruststellen. Weliswaar wordt zijn motie ten onrechte niet genoemd in de brief van 2 april van de minister van Volksgezondheid en wordt alleen de motie-Vliegenthart genoemd. In het beeld is echter wel degelijk een verruiming van de mogelijkheid tot dagbesteding van zeer ernstig gehandicapten met 5 mln. structureel opgenomen. Dat is te vinden op bladzijde 6 van de brief van 2 april van de minister van VWS, aan het slot, onder het paragraafje diversen. Dat geldt ook voor het naar voren halen van reeds geplande extra uitgaven voor de wachtlijsten voor instellingen voor de groep sterk gedragsgestoorde licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen ad 6 mln. De 5 mln. is structureel. Daarmee wil ik niet zeggen dat dit dossier gesloten is. Er is wel structureel een intensivering beschikbaar gemaakt.

De heer Van der Vlies (SGP):

De mededelingen van de minister zijn correct. Dat hoef ik overigens niet te beoordelen. Dat stempeltje heeft hij niet nodig. Ik ken de mededelingen echter. Die zijn ook gewisseld in het algemeen overleg van vorige week. Het gaat er dus niet om wat er gebeurt, maar vooral om wat er moet gebeuren en wat er nog niet gebeurt. Daarover gaat de discussie. Ik kom daar straks in tweede termijn op terug.

Minister Zalm:

Ik wil toch zo brutaal zijn om daarop te reageren. Wij hebben nu de lopende begroting gecorrigeerd. Wij voeren niet de grote beleidsdebatten voor de begroting 1999. Dit kabinet heeft niet de pretentie beleidsinhoudelijk voor de begroting 1999 allerlei politieke keuzen te maken. Voor de zorg zal dat vooral door het nieuwe kabinet moeten gebeuren op basis van de onderhandelingen bij de kabinetsformatie. Het is dus niet zo dat het kabinet hiermee de uitspraak heeft gedaan dat wij de kwestie van de dagbesteding voor eens en voor altijd hebben opgelost. Wij hebben wel aannemelijk gemaakt dat wij in 1998 – daar zijn wij duidelijk verantwoordelijk voor – iets extra's doen en het is ook duidelijk dat het niet eenmalig is maar structureel. Zo moet de brief worden verstaan.

Ik ben de heer Van der Vlies erkentelijk voor zijn steun voor het behoedzame financiële beleid. Wat betreft de PEMBA en de gemoedsbezwaarden komt er een dezer dagen een brief van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Kamer, als die al niet verzonden is. De gemoedsbezwaarden ken ik als minister van Financiën alleen maar bij de autoverzekering. Die vallen onder mij. Op dit punt heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dus een brief vrijwel gereed of zelfs al verstuurd.

Ik kom bij de heer Van der Ploeg. Over de begrotingskadersystematiek heb ik al meer gezegd dan ik mocht zeggen. Hij zal mij de ietwat particulier gekleurde opvatting die ik als minister van Financiën te berde breng wel vergeven.

Over de veilingen van de telefoonfrequenties heeft de heer Van der Ploeg twee opmerkingen gemaakt. Hij constateert terecht dat ICT-onderwijs niet in de daarmee gefinancierde uitgaven zit. Dat klopt. De redenering van het kabinet is daarbij als volgt. Wij hebben 1,8 mld. uit de veilingen beschikbaar. 0,5 mld. gebruiken wij voor eenmalige problemen bij de millenniumproblematiek. Daar is ook in de Kamer de aandacht voor gevraagd. Ook is deze mogelijkheid door de Kamer genoemd. Wij hebben nog 1,3 mld. over in 1998. Daarnaast is er nog 500 mln. aan aardgasbaten. Die hadden wij eerder gereserveerd voor 1998. Het zou natuurlijk zonde zijn als er geld in 1998 over is en niet op enigerlei wijze tot iets leidt. Toen hebben wij gekeken naar projecten waarmee in 1998 geen aanvang gemaakt kon worden als wij niet tot een positief besluit konden komen. Zo is de projectselectie tot stand gekomen. Bij ICT-onderwijs was het geld voor 1998 al beschikbaar. Het zat in de begroting. De ICT-discussie kan dus verder gevoerd worden bij de begrotingsvoorbereiding 1999 annex de kabinetsformatie. Bij de geselecteerde projecten zou een groot tijdverlies optreden als wij nu niet positief zouden beslissen. Bij het opstarten van die projecten zouden wij dan een halfjaar verder weg zijn. Dat is de achtergrond geweest van de selectie.

Het artikel van de heer Van Damme heb ik nog niet gelezen. Toen wij met de veiling begonnen, waren er al berichten dat de veiling zou mislukken of slechts enkele tientallen miljoenen zou opleveren. De 1,8 mld. is dus in ieder geval meer dan "anybody" ooit gedacht had. De veiling kende overigens zo'n 200 ronden. Niettemin moeten wij kijken of het nog beter kan. Ik wil geen dubbeltje laten liggen op dit vlak! Ik heb inmiddels bij de bespreking van de oude KPN-affaire, de beursgang van KPN met BTW-kwesties en allerlei andere ingewikkeldheden, toegezegd dat op het punt van de veiling van telefoonfrequenties een uitgebreide evaluatie aan de Kamer zal worden toegezonden. Ik mocht daarbij het beleid van mijn voorganger verdedigen. Bij die evaluatie kunnen wij ook de commentaren meenemen die er uit wetenschappelijke kring naar voren zijn gekomen. Misschien dat wij een volgende veiling nog beter kunnen organiseren dan deze veiling.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Het gaat mij met name om de suggestie van een Amerikaanse veiling. Daarbij biedt men agressiever. Men blijft door bieden op grond van meer informatie over alle biedingen, ook als men het hoogste bod geeft. Men kan ook terugtreden. Wellicht dat al deze factoren tot een meer agressieve bieding leidt en tot een plezierige ontvangst. Als dit meegenomen kan worden, ben ik zeer dankbaar.

Minister Zalm:

Op schoolfeestjes kenden wij de Amerikaanse verkoop. Dan kreeg degene die het laatste bedrag erbij bood het voor het laatste bedrag. Dat zal niet de bedoeling zijn. Wij zullen er zeker naar kijken. Er is ook vrij uitvoerig studie gemaakt van de veilingmethodieken. Het is niet zo dat wij op een vrij primitieve manier aan het veilen zijn geslagen. Er zijn mensen in de arm genomen, "financial advisors", die met die bijltje hebben gehakt. Het is in ieder geval een heel wat betere manier om een vergunning te gunnen dan de "beauty contest". Daar zijn wij het over eens.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Toen de adviezen werden gevraagd, bijvoorbeeld aan de Universiteit van Amsterdam, was er sprake van maar een kavel. Uiteindelijk werden er achttien kavels geveild. Dan is de systematiek van veilen een andere dan bij één kavel. Het is misschien op dat vlak dat er wat efficiencywinst te behalen valt.

Minister Zalm:

Ik ben graag bereid om alle commentaren die er zijn mee te nemen, ook die uit wetenschappelijke kring, om te kijken of wij er wat van kunnen leren. Wat mij betreft wordt het veilinginstrument veel vaker toegepast. Daarover zal ook de heer Van der Ploeg verheugd zijn. Dat alles zal niet gebeuren voor de verkiezingen en de verkiezingen worden niet geveild!

Voorzitter! Het budget voor hogescholen komt als zodanig niet terug in de Voorjaarsnota, maar is wel iets dat speelt bij de begrotingsvoorbereiding 1999. Ik begrijp dat de heer Van der Ploeg heel goede contacten heeft in de budgettaire sfeer van het onderwijs. In de Voorjaarsnota is er geen post over aan te treffen. Hij kaart het wel aan. Er is inderdaad sprake van meer HBO-studenten en overigens ook van minder WO-studenten. Budgettair moet dat op enigerlei wijze een vertaling krijgen voor 1999 en latere jaren.

Ik kom bij de kwestie van de prijsstijging BBP en de gedachte of het niet mogelijk is om 200 mln. of 400 mln. extra prijsbijstelling bij het Rijk te doen. Wij hebben nu in de boeken een overschrijding staan van 800 mln. voor het totaal van de collectieve uitgaven. Als het wordt gereduceerd tot 400 mln. is dat voor mij eerder een inspiratie om de laatste 400 mln. weg te werken dan om 400 mln. te verjubelen en de uitgavenoverschrijding terug te brengen tot de 800 mln. die wij nooit prettig hebben gevonden. Ik vind dus dat wij de boeken moeten sluiten. Er ligt een redelijk evenwichtige Voorjaarsnota. Wat mij betreft doen wij het hier mee. Men krijgt natuurlijk altijd nieuwe informatie. Soms is die gunstig, soms is die minder gunstig. Op een geëigend moment moet de besluitvorming stop worden gezet. Wat mij betreft was dat geëigende moment er toen de Voorjaarsnota is verzonden.

Voorzitter! De punten die de heer Van der Ploeg aanroert over de zorg, spreken mij op zichzelf aan. Het operationeel maken ervan is natuurlijk een andere kwestie. Hoe dwingt men verzorgingshuizen, verpleeghuizen en ziekenhuizen tot het efficiënter inkopen? Uiteindelijk vertaal je dat in een verlaging van de budgetten die zij toegekend krijgen. Daar zou de prijsbijstelling een goed instrument voor zijn. Het gaat dan om het minder uitdelen van de prijsbijstelling. Daar waren echter juist veel bezwaren tegen. Misschien moeten wij overgaan tot een collectief verplichte inkoop van alle verzorgings- en verpleeghuizen. Ik begeef mij dan echt op het terrein van mijn collega. Ik zou dat nog niet durven zeggen. Wij moeten er echter naar kijken in het kader van hulpmiddelenkwestie. Ook op dat vlak speelt het nog wel eens dat er duurder ingekocht lijkt te worden dan noodzakelijk is.

Voorzitter! Ik ben het met de heer Van der Ploeg eens als het gaat om de meevaller bij de Melkertbanen in de zorg. Ik hoop niet dat wij het omschreven hebben als een meevaller bij de Melkertbanen. Er wordt minder geld uitgegeven dan wij eigenlijk wilden. Dat heeft er overigens toe geleid dat de kwantiteit van de Melkertbanen is herverdeeld ten laste van de zorg en ten gunste van de gemeenten. Het is inderdaad wat wrang om te constateren dat er veel geluiden zijn over te weinig handen aan het bed en te weinig mensen en dat vervolgens de werkgevers in de zorg niet eens in staat zijn om de hun toekomende aantallen "Melketeers" nuttige werkzaamheden te laten verrichten. Niemand kan mij wijsmaken dat er in de zorg geen nuttige arbeid kan worden verricht door mensen met een betrekkelijk eenvoudige opleiding. Er wordt geroepen dat de werkdruk te hoog is. Er zijn een heleboel dingen die Melkertbaanachtige mensen heel goed uit handen kunnen nemen van HBO's en MBO's die daarvoor professioneel zijn opgeleid. Ik denk niet dat iedereen in de zorg altijd activiteiten verricht waarvoor speciaal HBO of MBO vereist is.

Ik kom bij het punt van de extra bonussen en kortingen van de apothekers. Ik begrijp dat het juridisch risicovol was om deze door te zetten. Er was een afspraak met de branche gemaakt over een besparing van 100 mln. in 1998 en 150 mln. structureel. Wij zouden dus een afspraak openbreken en in de problemen komen als wij de bedoelde route alsnog zouden bewandelen.

Ik heb overigens begrepen dat over de inkoop van hulpmiddelen op dit moment een debat plaatsvindt met minister Borst. De reactie van de minister zal dus ongetwijfeld door de fractiegenoten van de woordvoerders worden gerapporteerd.

Voorzitter! Ik kom bij de heer Hoogervorst, die wat betreft het uitgavenkader en de systematiek bepleit om het huidige systeem te handhaven. Daarbij zal ik natuurlijk niet erg tegenspartelen. Over de deflatorkwestie hebben wij het al gehad. Ik hoop duidelijk te hebben gemaakt dat de ontwikkeling van het EMU-tekort van 1997 op 1998 nogal vertekend is door incidentele factoren. Ik ben het met de heer Hoogervorst eens dat de VPB-meevaller erg mooi is. Een toename van de vennootschapsbelasting zal door niemand als bezwaarlijk worden gezien, maar leidt wel tot een grote bijdrage aan de schatkist. Het is van zo'n 3% BBP naar 4% BBP opgelopen. Het is een conjunctuurgevoelige belasting. Als de economische ontwikkeling tegenvalt, zal die weer teruglopen.

De heer Hoogervorst heeft gesproken over de asielzoekers. Hij noemde een instroomgetal over 1997 van 37.000. Het juiste cijfer is echter 34.500. De raming die wij hebben voor dit jaar is 32.500. De heer Hoogervorst vergelijkt de eerste maanden van dit jaar met de eerste maanden van vorig jaar. In de eerste maanden van het vorige jaar dachten wij geen probleem te hebben. Toen hadden wij een raming staan voor het jaar van totaal 27.000. Het eerste halfjaar gaf geen enkele aanleiding om die raming opwaarts bij te stellen. Pas in de tweede helft van het jaar kwam de acceleratie. Dat is niet louter een seizoeneffect. Het is iets dat volkomen onverwacht is gebeurd. Men kwam in grote aantallen opeens binnen. Wij hebben nu de voorlopige realisaties over januari, februari en maart. In januari waren het er dik 3000. In februari 2500 en in maart 3300. Dat spoort op zichzelf met het jaartotaal van 32.5000, zo door de oogharen heenkijkend, vooral als de werking gezien wordt van het geïntensiveerde beleid. Het mobiel vreemdelingentoezicht wordt per 1 januari geleidelijk uitgebreid. Dat geldt ook voor de bewaking van de Schengenbuitengrenzen. Zo zijn er nog een paar zaken die pas in de loop van het jaar naar voren komen. In de brief van mevrouw Schmitz is een vrij aardige opsomming gegeven van wat eind vorig jaar aan besluiten is genomen en wat zijn volle werking nog zal moeten krijgen.

Niettemin is het ramen van aantallen instromende asielzoekers altijd problematisch. Het is een goede zaak dat er meer ten principale naar de Vreemdelingenwet zal worden gekeken, al is het maar om de procedures te verkorten. Ik denk niet dat dit binnen het kabinet op grote bezwaren zal stuiten, zij het dat het wijzigen van zo'n wet de nodige voeten in aarde heeft. Het is iets anders dan het even snel uitbreiden van het mobiel vreemdelingentoezicht. De procedures duren echter in ieders optiek te lang. Ik denk dat ook voor de asielzoeker de procedure buitengewoon lang kan duren. Vanuit de staatsfinanciën gezien zeg ik erbij dat het onnodig lang houden van mensen in de centrale opvang duurder is dan de opvang bij uitplaatsing en ook duurder is dan wanneer er sprake is van uitzetting.

De heer Hoogervorst (VVD):

Het zou mij op zichzelf verheugen als binnen het kabinet de gedachte zou leven dat een integrale herziening van de Vreemdelingenwet nodig is. Mij bevreemdt het echter dat in de net ontvangen halfjaarlijkse rapportage asielbeleid, waarin een overzicht van beleid en voornemens wordt gegeven, met geen enkel woord over de noodzaak van de integrale herziening van de Vreemdelingenwet wordt gerept. Er wordt echter een noodsituatie geschetst.

Minister Zalm:

Ik denk dat deze rapportage enige hinder ondervindt van haar naam. Het gaat om een halfjaarlijkse voortgangsrapportage. Het gaat vooral om de korte termijn en wat men daarbinnen kan doen. De herziening van de Vreemdelingenwet is meer een structurele kwestie die ook op de middellange termijn speelt. Die past niet in een halfjaarlijkse voortgangsrapportage. Het is uiteraard niet mijn portefeuille. Ik moet dus enige voorzichtigheid aan de dag leggen. Ik denk dat het feit dat er niet gesproken wordt over mogelijke aanpassingen van de Vreemdelingenwet, met name de kant van de stroomlijning, er niet op duidt dat het kabinet daar überhaupt niet naar wil kijken.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ter voorkoming van een tweede termijn van mijn kant heb ik een vraag over de getallen. Er is wel degelijk sprake van seizoenspatronen bij de instroom van asielzoekers. Ik weet niet hoe sterk die zijn. Die bestaan wel. Dat is algemeen erkend. Ik zie dat in het eerste kwartaal van 1997 volgens de cijfers van het IND een instroom was van, pak hem beet, 5500. In het eerste kwartaal van 1998 was er een instroom van ruim 8000. Dan lijkt het mij toch moeilijk voor te stellen dat het jaartotaal ten opzichte van 1997 zal dalen.

Minister Zalm:

De heer Hoogervorst verklaart de ontwikkeling van het vorige jaar helemaal uit de seizoenspatronen. Het eerste kwartaal laat een getal zien van 8000 en 4 x 8 is 32. Dat zit je dus redelijk dicht bij 32.500.

De heer Hoogervorst (VVD):

Dat doe ik niet. Ik zou dan uitkomen op een toename van 47%. Dan zouden wij afstevenen op een getal van 45.000 dit jaar. Ik zeg niet dat het zoveel zal worden. Het lijkt mij echter onwaarschijnlijk dat wij een daling zullen zien.

Minister Zalm:

Ik ben het met de heer Hoogervorst eens dat er een seizoenspatroon zit in de instroomcijfers voor asielzoekers, want rond kerst en oud en nieuw gaat men zogezegd niet aan de wandel. Op grond van het seizoenspatroon zou je enige stijging kunnen verwachten, zodat je hoger uitkomt dan vier keer acht is 32.000. Je mag echter ook aannemen dat de geleidelijke uitbreidingen in het mobiel vreemdelingentoezicht en de betere bewaking van de buitengrens de trend neerwaarts zullen beïnvloeden.

Die 32.500 leek ons per saldo een redelijke en verdedigbare raming, met alle onzekerheden van dien. Als iemand zegt dat het ook wel eens 35.000 kan worden, kan ik hem geen ongelijk geven. Daarvoor is het te moeilijk om dit soort instroom van asielzoekers te ramen. Er zijn veel te veel factoren van invloed om daarover met grote stelligheid te spreken, maar dit leek ons een niet onredelijke raming.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Is er in het kabinet reeds gesproken over de noodzaak van herziening van de Vreemdelingenwet?

Minister Zalm:

Dat is niet zo verschrikkelijk interessant, als het kabinet daarover niets naar buiten heeft gebracht. Er is nog geen concreet besluit over genomen, maar wij spreken over buitengewoon veel dingen, op allerlei terreinen. Er is nu sprake van administratieve en juridische procedures die worden opgestapeld. Ik dacht in mijn onschuld dat het wat vlotter kunnen maken van deze procedures in het belang van iedereen was, maar misschien is dat een beetje naïef. Als het stapelen van allerlei administratieve en juridische procedures als een soort optimum wordt gezien, trek ik mij gauw terug.

De heer Ybema (D66):

Voorzitter! Mag ik voorstellen dat wij de beleidsinhoudelijke discussie aan de collega-woordvoerders overlaten? Ik denk dat zij bij hen in betere handen is.

Minister Zalm:

Het lijkt mij goed als de minister respectievelijk de staatssecretaris van Justitie dit voor hun rekening nemen.

De heer Hoogervorst (VVD):

De minister praat toch ook uitgebreid over zorg, dus het lijkt mij dat dit kan.

De heer Ybema (D66):

Ik vind dat het iets te ver buiten de portee van de financiële woordvoerders gaat, als wij hier praten over al of niet herziening van de Vreemdelingenwet.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Elke discussie moet aangegaan kunnen worden, zeker als zij financiële consequenties heeft, maar er wordt hier gesproken over structurele herziening van de Vreemdelingenwet. Staatssecretaris Schmitz heeft hiervoor verantwoordelijkheid gedragen. VVD, Partij van de Arbeid en D66 zijn samen tot een beleid gekomen, dat streng maar rechtvaardig is: geen economische vluchtelingen, wel politieke vluchtelingen, mits dat aangetoond wordt. Mijn vraag aan de heer Hoogervorst is waarom hij niet in de Kamer komt met concrete aanbevelingen voor een strenger asielbeleid, naar ik aanneem. Er is donderdag overleg over, dat de heer Middel voor ons voert. De discussie kan daar gevoerd worden.

De heer Hoogervorst (VVD):

Ik ben nu in de Kamer en ik heb een paar concrete dingen gezegd die de VVD al eerder naar voren heeft gebracht. Mijn collega Rijpstra zal deze donderdag ongetwijfeld met kracht naar voren brengen.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

In het verleden is bij de heer Rijpstra altijd gebleken dat de voorstellen staand beleid waren of dat zijn opvattingen wel buiten, maar niet in de Kamer werden vertolkt. Het gaat mij erom dat wij die discussie hier niet moeten voeren, want u zult hier niet met concrete beleidsvoorstellen komen tot wijziging van de Vreemdelingenwet. Dat gebeurt wellicht donderdag door de heer Rijpstra. Wij kijken daar met zeer veel belangstelling naar uit, met name mijn collega Middel. Wij willen allemaal wel komen tot een betere Vreemdelingenwet.

De heer Hoogervorst (VVD):

Als wij hier over bonussen voor apothekers kunnen praten, begrijp ik niet dat ik hier niet kan praten over een kwestie die ons in de afgelopen zes jaar zo'n 20 mld. heeft gekost.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ik nodig u dan ook uit om met voorstellen te komen. U maakt zich blijkbaar zorgen, want u spreekt over een crisissituatie. Ik heb de heer Zalm niet in die termen horen spreken, maar u wel. Ik verwacht dat de heer Rijpstra donderdag komt met concrete aanbevelingen voor aanpassing van de Vreemdelingenwet. De woordvoerders zullen daar dan over spreken.

De heer Hoogervorst (VVD):

De heer Rijpstra zal dat doen. Wij spreken niet over een noodsituatie, dat doet de staatssecretaris zelf. In haar asielrapportage spreekt zij over een noodsituatie en over een penibele situatie. Zij schetst daarvan een verschrikkelijk beeld.

De voorzitter:

Is de minister aan het eind van zijn antwoord?

Minister Zalm:

Ja, het gaat een beetje als een nachtkaarsje uit.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dank de minister voor zijn reactie. Ik begrijp zijn verdediging van de ijklijn. Hij heeft te maken met wind. Hij ziet de ijklijn als een instrument om de wind, hetzij mee, hetzij tegen, uit te schakelen. In de praktijk zal dat niet lukken. Heeft hij niet de ervaring dat de ijklijn voor het uitgavenkader wel werkt bij redelijke afwijkingen ten opzichte van de lijn, maar dat zodra hij te maken heeft met heftiger schommelingen het kader in de storm terechtkomt?

In mijn eerste termijn heb ik een motie over de zorg aangekondigd. Ik noem in de motie geen bedrag om onderhandelingsruimte over te laten aan het kabinet. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening, dat in het belang van patiënten en werknemers in de zorgsector, conflicten in de zorgsector voorkomen dienen te worden;

overwegende, dat het extra geld dat de werkgevers in de zorgsector voor een nieuwe CAO vragen, geen onoverkomelijk budgettair belang betreft;

verzoekt de regering voor 1998 extra financiële middelen ter beschikking van de zorgsector te stellen, zodat er snel een CAO tussen werkgevers en werknemers kan worden afgesloten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Rabbae. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 2 (25975).

De heer Terpstra (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Namens de fractie van het CDA dank ik de minister voor de antwoorden op alle gestelde vragen. Ik ben blij dat een misverstand bij de minister over het CDA-programma volledig is weggenomen. Dat is weer een pluspunt. De CDA-fractie is voorstander van handhaving van het ijklijnensysteem. Er valt naar onze mening te praten over het afschaffen van de naberekeningssystematiek, maar dan uiteraard wel in een nieuwe periode.

Over de definitie van de normen merk ik op dat het mij een goede zaak lijkt met dezelfde normen te werken. Daarbij lijken mij de EMU-normen een belangrijke rol te gaan spelen.

Ten aanzien van onze vragen over het stijgen van de EMU-normen van 1997 op 1998 heeft de minister een beeld geschetst van incidentele maatregelen, onder meer verschuivingen tussen sociale zekerheid en het Rijk. Wij betreuren het beeld dat is ontstaan van het stijgende financieringstekort in 1998 ten opzichte van 1997. De minister verwacht een beter beeld in 1998. Wij hopen dat uiteraard met hem. Wij zullen dat gelovig afwachten, al hebben wij zo onze twijfel over de effecten van de zorgsector.

De heer Hoogervorst bracht het punt van de vennootschapsbelasting naar voren. Dat blijkt altijd een zeer gevoelige bron van inkomsten voor de overheid te zijn. Alhoewel wij verschillend denken over de Melkertbanen en ervaring hebben met het jeugdwerkgarantieplan, deel ik de zorg van de minister over het gedrag van de werkgevers in de zorgsector. Men bepleit steeds meer handen aan het bed, maar zowel het jeugdwerkgarantieplan van het kabinet-Lubbers II als de Melkertbanen van dit kabinet zijn steeds door de zorgsector afgewezen, terwijl men daar het meest spreekt over problemen van meer handen aan het bed. Ik ben met de minister van mening dat laaggeschoolden heel goed zouden kunnen functioneren in de zorgsector.

Ik deel het standpunt van de regering inzake de onderhandelingspositie van het kabinet ten opzichte van de werkgevers. Ik ga misschien nog verder door te zeggen dat het veel beter zou zijn indien de werkgevers in de zorgsector eerst een CAO zouden afsluiten onder voorwaarde van een gesprek met het kabinet over de financiering daarvan. De financiering van de volksgezondheid als zodanig blijft een zorgelijke zaak. Dat geldt helemaal voor de geneesmiddelenkwestie. Ik heb van de minister begrepen dat dit kabinet nog oplossingen gaat bedenken voor de 1,7 mld. en dat die oplossingen bij de formatie zouden kunnen worden meegenomen. Dat betekent dat hij het probleem als zodanig niet oplost en het voor zich uitschuift. Die 1,7 mld. is toch een belangrijk bedrag indien men dat relateert aan de extra uitgaven die alle grote politieke partijen willen doen in de komende vier jaar. Dit is nog exclusief de kosten van de CAO zorg zelf.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter! Ik wil de minister graag dankzeggen voor zijn beantwoording. Het leek even op een standje in mijn richting, zo in de trant van: het moet toch makkelijk zijn geweest om minister van Financiën te zijn; je zult toch in een kabinet zitten dat het in financieel opzicht zo goed had, en dan gaat hij toch een klaagzang aanheffen dat er voor bepaalde dingen te weinig geld beschikbaar is. Maar ja, wij moeten elkaar toch een beetje blijven stimuleren, nietwaar! Als het nu een nieuw geluid zou zijn! Maar nee, deze minister weet heel goed dat enkele van de thema's die door mij als voorbeeld zijn gesteld, thema's waren en zijn die door ons met een zekere regelmaat aan de orde zijn gesteld.

Ik wil nog even iets zeggen over de motie die ik aan de Kamer voorleg. Die motie gaat over dagbesteding voor mensen met een ernstige verstandelijke handicap. Het is een urgente kwestie waarover consensus bestaat tussen beleidsmakers en het veld en tussen de regering en de Kamer. Ik heb indertijd een motie ingediend die ook aangenomen is. Er zou nog in deze kabinetsperiode een plan van aanpak komen. Daar is het niet van gekomen en daar zijn redenen voor opgegeven. Het zij zo! Er is wel wat gebeurd – ik heb dat ook toegegeven in de richting van de minister – maar het is niet voldoende. De Kamer hecht eraan dat die optie, dat doel waaraan wij ons gecommitteerd hebben, voldoende verankering vindt, ook in financiële termen, in de komende beleidsstukken in casu het Jaaroverzicht zorg 1999 als het document waar het dan in past. Natuurlijk, of deze regering bereidt het voor, of de nieuwe regering neemt het voor haar kiezen. Dat kan mij niet schelen, als het maar geregeld wordt! Zoals uit de ondertekening van de motie blijkt, is dat de wens van de Kamer. De motie luidt als volgt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de aanvaarde motie met betrekking tot een plan van aanpak inzake dagbesteding voor mensen met een ernstige verstandelijke handicap nog niet is uitgevoerd;

van mening, dat een snelle aanpak mogelijk is omdat er voldoende concrete voorstellen vanuit de sector voorhanden zijn;

verzoekt de regering uiterlijk in het Jaaroverzicht zorg 1999 het gevraagde plan van aanpak, inclusief een meerjarig financieel perspectief, aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Vlies, Sterk, Fermina, Dankers, Rabbae, Marijnissen, Rouvoet en Van Middelkoop.

Zij krijgt nr. 3 (25975).

Minister Zalm:

Voorzitter! Er is mij in tweede termijn niet zoveel gevraagd, maar het lijkt mij wel gepast nog even te reageren op de ingediende moties.

Het kabinet heeft geen behoefte aan een motie waarin extra geld wordt gevraagd om aan de werkgevers in de zorgsector te geven. Dat zou de bestaande besprekingen alleen maar verstoren. Ik moet de motie van de heer Rabbae dus afraden.

Wat de motie van de heer Van der Vlies betreft het volgende. Het klinkt mij aannemelijk in de oren, dat het goed zou zijn om het plan van aanpak waarom al eerder is gevraagd, op te nemen in het JOZ 1999. Maar dit is natuurlijk een beleidsinhoudelijk onderwerp van mijn collega van Volksgezondheid. Wij hebben in ieder geval die 5 mln. structureel geregeld. Het ligt voor de hand dat wij in het JOZ in ieder geval een meerjarig financieel perspectief bieden en zo mogelijk een plan van aanpak. Als ondeskundige sta ik sympathiek tegenover deze motie. Ik hoop dat de minister van VWS er ook zo tegenover staat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande donderdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 19.18 uur tot 19.35 uur geschorst.

Naar boven