25 Wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 in verband met de implementatie van Uitvoeringsrichtlijn 2018/1581/EU ( 35693 ).

De voorzitter:

We gaan gelijk door met de staatssecretaris over een ander onderwerp en dat betreft de wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 in verband met de implementatie van een uitvoeringsrichtlijn van de Europese Unie. Daarvoor hebben zich twee sprekers aangemeld van de zijde van de Kamer. Als eerste is het woord aan de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter. Vorige week in het Verantwoordingsdebat hadden we het over het begrip "brede welvaart" en hoe we het hier en nu goed kunnen hebben zonder het later en elders aan te pakken. Eigenlijk ben ik heel blij met de gelegenheid die het onthameren van dit wetsvoorstel biedt om hier ook te kijken naar het begrip "brede welvaart", hier en nu, later en elders en vooral later. Want eigenlijk hebben we het over iets wat we moeten regelen, namelijk het veiligstellen van een voorraadvorming van onze energievoorziening als de aanvoer wegvalt. Het is een wettelijke verplichting vanuit een richtlijn uit Europa. Uiteraard erkennen wij het belang van het aanhouden van strategische voorraden om de energievoorziening op peil te houden. Daar is geen enkele twijfel over. Tegelijkertijd moet er ook vanuit het bredewelvaartsbegrip, waarvan we hebben afgesproken dat we dat zullen meenemen in onze beleidsvoering en plannen, gekeken worden hoe die strategische voorziening er later uit moet zien en of we daar nu al niet vast rekening mee moeten houden. Nu doen we het nog met olie, maar als je het schema van het kabinet aanhoudt, zijn we in 2050 helemaal duurzaam. Dan is het dus maar de vraag of je ook met een infrastructuur die helemaal duurzaam is, een strategische olievoorraad moet hebben om de energievoorziening te regelen. Eigenlijk zou je dus nu al kunnen kijken naar de strategische voorraad en opslagruimte. Er is een motie ingediend, die oordeel Kamer heeft gekregen en overigens nog niet is aangenomen, over het belang van duurzame opslag. Dit debat sluit daar eigenlijk perfect op aan. De essentie van wat we willen bereiken met dit debat is: staatssecretaris, ga vast aan de slag met het realiseren van duurzame opslag.

Daar hebben we een paar amendementen voor die ik snel met u zou willen doornemen en die als het goed is inmiddels zijn rondgedeeld. De wet gaat over de implementatie van een richtlijn. Dus we willen in die zin ook niet zozeer iets aan die wet veranderen, maar we willen wel gebruikmaken van de mogelijkheid die de wet biedt om experimenteerruimte te creëren. Het opslaan van duurzame energie is namelijk wel de achilleshiel van de energietransitie. Er wordt hard gewerkt aan de ontwikkeling, bijvoorbeeld door de TU Delft, maar er zijn ook veel partijen de er belang bij lijken te hebben om die rol van fossiel zo groot mogelijk te laten zijn. De een noemt het dan de angst voor de Dunkelflaute, dus dat het licht uitvalt omdat er geen zon of wind is. Met het eerste amendement willen we dus eigenlijk meer experimenteerruimte die ook lang genoeg is voor serieuze experimenten met het oplossen van duurzame energie. De regering mikt op 2050 voor opslag van duurzame energie omdat we dan eigenlijk van fossiel af moeten zijn, maar van de Partij voor de Dieren zo dat iets sneller mogen. Dus dat is het eerste amendement. Voor 90 dagen moet er nu olie zijn opgeslagen en wij zeggen: gebruik experimenteerruimte om in te zetten op duurzame opslag.

De voorzitter:

Ik zie de heer Bontenbal aanstalten maken. Ik constateer wel dat hij zich niet heeft ingeschreven voor dit debat. Ik weet niet wat daar is misgegaan, maar goed, ik ben vrij coulant. Ik kijk daarbij ook even naar de griffier.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik heb geen spreektijd aangevraagd maar had me wel ingeschreven.

De voorzitter:

Als er geen bezwaar is dan … We hebben tijd, dus ik stel voor dat u uw interruptie plaatst.

De heer Bontenbal (CDA):

Dank, voorzitter, voor uw mildheid in dezen. Dit wetsvoorstel gaat over aardolieproducten, dus over brandstoffen. Gaat uw voorstel nou over alle vormen van duurzame energie, of gaat het over brandstoffen? Het lijkt mij dat het daarover zou moeten gaan. Met andere amendementen gaat u biobrandstoffen uitsluiten. U zegt dus: er moeten brandstoffen zijn, maar er moet ruimte zijn voor duurzame brandstoffen. Dan komt u met een amendement waarmee u biobrandstoffen wilt uitsluiten. Ik snap dus eigenlijk het hele setje amendementen van u niet. Daarnaast zou ik u willen vragen waarom biobrandstoffen opeens niet goed meer zijn. Neste in Rotterdam maakt biobrandstoffen uit afval, uit visresten en allerlei andere afvalstromen. Waarom zou dat nu dan opeens fout zijn? Ik begrijp de hele set amendementen van u eigenlijk niet goed.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik zou nu flauw kunnen zijn en kunnen zeggen dat ik geen vraag heb gehoord en dat ik het graag een keer uitleg als de heer Bontenbal het niet begrijpt, maar dat zou inderdaad te flauw zijn. Ik weet ook niet of visresten nou een goede bron zijn. Als je kijkt naar hoeveel vis we nog kunnen vangen, weet ik niet of dat dan voldoende energie biedt voor die 90 dagen.

Laat ik bij het begin beginnen. We zijn het erover eens dat energielevering, -voorziening en -beschikbaarheid cruciaal zijn. Dat was zo in 2012, toen die wet werd aangenomen ter uitvoering van de richtlijn, en dat zal in 2030 en in 2050 ook zo zijn. Er moet dus een manier zijn waarop we de energielevering veilig kunnen stellen op het moment dat de bron wegvalt, zal ik maar zeggen. We weten ook dat we in 2050 geen fossiele brandstoffen meer verbranden; dat hebben we afgesproken. Het kan niet meer op de schaal zoals we dat deden. Ik weet dat er verschillende ideeën over zijn — bijvoorbeeld dat je het nog wel kan doen en dat je dan de CO2 die daarbij vrijkomt, opslaat — maar de mate waarin wij aardolieproducten gebruiken, neemt af, ook voor de strategische reserve die nodig is. Dat betekent dat we daar een alternatief voor moeten hebben. We zijn nu een hernieuwbare energievoorziening aan het opbouwen. Sommigen zeggen dat het te langzaam gaat, anderen dat het te snel gaat, maar hoe het ook zij: er zal een duurzame-energietransitie plaatsvinden, naar energiebronnen die ons op een duurzame manier van energie voorzien. Daar hoort bij dat we ook de opslagcomponent van onze energievoorziening duurzaam maken. Daar begint het mee. Dat is stap één.

Stap twee is de vraag welke bronnen en opslagmedia je daar dan voor gebruikt. Zetten we het IJsselmeer nog een meter omhoog? Hebben we batterijen? Wat zijn dat dan voor bronnen? Een van de bronnen waar wij naar kijken, is biobrandstof. Daarvan zeggen wij: dat is een heilloze weg. Dat zeggen wij, in navolging van de wetenschap, en dat zeggen steeds meer mensen met ons. Sommigen zien het als transitiebrandstof, maar wij niet. Dat is ook de reden dat we bij de voorzieningen die we aan het bouwen zijn niet alleen af willen van olie, maar ook van biobrandstoffen. Daarom is het des te belangrijker dat we een infrastructuur voor opslag opbouwen die gebaseerd is op duurzame opwekking. Dat is eigenlijk de volgorde van de amendementen.

Daarnaast zit er nog een ander amendement in, want we zijn natuurlijk niet van de ene op de andere dag van die olieopslagtanks af. Voor de duur dat we ze misschien nog nodig hebben, blijkt dat daar nog best grote slagen in te maken zijn, bijvoorbeeld in het isoleren van die dingen. Want dat bespaart heel veel CO2-uitstoot. Dat is dus een beetje de opbouw. Ik vat het nog even samen voor de heer Bontenbal, voorzitter; ik hoop dat er dan wat begrip is. Experimenteer met andere opslagvormen, haal biobrandstoffen eruit en ga die tanks isoleren.

De heer Bontenbal (CDA):

Ik zal mijn vraag puntiger stellen. Denkt u dat we het zonder brandstoffen kunnen stellen? U gooit elektriciteit, gas en brandstof op één hoop. U koppelt nu bijvoorbeeld het verhogen van het IJsselmeer aan brandstoffen. Ik lees dit wetsvoorstel zo. Je hebt altijd brandstoffen nodig, ook in de scenario's die ik ken van IPCC en IEA. In de scenario's voor Nederland zullen ook altijd brandstoffen zitten, liefst zo min mogelijk, maar denkt u dat het zonder brandstoffen kan? Als dat niet zo is, moet er dus een duurzaam alternatief zijn. Welk duurzaam alternatief is dat dan, volgens u, als het geen duurzame biobrandstoffen mogen zijn?

De heer Van Raan (PvdD):

Ik denk dat je het zo moet bekijken dat we nu een fossiele infrastructuur hebben, ook om te voorzien in noodgevallen: 90 dagen. We gaan naar een duurzaam energiesysteem. Daar hoort ook een duurzame opslagmanier bij op het moment dat dat wegvalt. Dat is eigenlijk de essentie van onze voorstellen. Daarvoor gebruiken we een wetswijziging in de Wet voorraadvorming aardolieproducten, omdat die ruimte biedt om met experimenteervormen aan de slag te gaan.

Wat kunnen die vormen dan zijn? Dat kan groene waterstof zijn, dat kan energie vanwege hoogteverschillen zijn, dat kan zijn dat je de geothermie laat ontwikkelen. Kortom, er zijn allerlei vormen van energie-infrastructuur mogelijk die niet gebaseerd zijn op brandstoffen, maar op andere zaken. Die moet je dus ook gaan ontwikkelen voor die noodvoorzieningen. Dat is eigenlijk de essentie.

De voorzitter:

Goed. U mag uw betoog vervolgen.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank u wel, voorzitter. Dat was dus het eerste amendement, over de experimenteerruimte. Het sluit eigenlijk vrij nauw aan bij de motie om te kijken naar duurzame opslag.

Het tweede amendement gaat erover dat je een soort pad zou moeten hebben, een ingroeipad, voor de duurzame opslag. Dat zouden we ervan willen laten afhangen dat het aandeel fossiele brandstoffen afneemt evenredig met de toename van het aandeel duurzame energie. Je hebt dus eigenlijk twee systemen. Terwijl het ene moet afnemen, moet het andere natuurlijk groeien. Daar zit wat ons betreft een verband tussen.

Dan hebben we nog een derde amendement; we hadden het er net al even over. Dat is het fijne van de heer Bontenbal: hij heeft al een hoop vragen gesteld die ik mooi kon beantwoorden. Het derde amendement gaat erover dat het wel echt duurzame energie moet zijn. We zijn nu op een soort heilloos pad met biobrandstoffen en biomassa. Laten we dat niet doen met dat duurzame opslagsysteem. Daar willen wij voor waken. Het aandeel duurzame energie moet bestaan uit echt duurzame energie.

Tot slot het laatste amendement. Als we die tanks nog nodig hebben, en die hebben we nog een tijdje nodig, laten we ze dan ook vooral isoleren.

Voorzitter. Ik heb nog wat tijd over. Ik hoop dat we het volgende duidelijk hebben kunnen maken. Ja, die voorziening is van cruciaal belang. Ja, 90 dagen is een goede termijn, een mooie termijn om veilig te stellen dat we een energieopwekking hebben. We moeten ons natuurlijk ook voorstellen dat we heel snel af gaan van fossiel en dat we eigenlijk ook — dan ben ik weer rond en kom ik weer bij dat brede welvaartsbegrip — de strategische reserves moeten verduurzamen. De beste manier om die fossiele reserves te verduurzamen is door ze mooi in de grond te laten en ze niet op te pompen.

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De tweede en laatste spreker van de zijde van de Kamer is de heer Erkens. Nadat het katheder is schoongemaakt, zal hij het woord voeren namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie. Gaat uw gang.

De heer Erkens (VVD):

Dank u, voorzitter. De coronacrisis heeft ons laten zien dat we in onzekere tijden leven. Het is niet gek dat we voorraden aanhouden van verschillende strategische producten. Aardolie is een van die strategische producten. Dat doen we in Europees verband. Deze wetswijziging beoogt de implementatie in de Nederlandse wetgeving van een aantal technische wijzigingen en verwijzingen. Eigenlijk brengt zij geen nieuwe lasten met zich mee en geen nieuwe regeldruk. Gegeven die wijzigingen en het feit dat de implementatie al fors achterloopt, steunt de VVD dit voorstel. Laten we ook gewoon eerlijk zijn en de realiteit onder ogen zien. We werken toe naar een wereld zonder aardolie, maar daar zijn we nog lang niet, dus dit blijft wat ons betreft gewoon nodig.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw bondige inbreng. Ik zie dat de staatssecretaris … O, er is een interruptie van de heer Van Raan. Ja, dat kan. Gaat uw gang.

De heer Van Raan (PvdD):

Wat fijn dat u zegt dat het kan, voorzitter. Dat is toch weer winst vandaag! De heer Erkens sluit af met: we zullen voorlopig nog aardolie nodig hebben. Dat is wellicht zo. Hoe kijkt de heer Erkens dan aan tegen het volgende? In 2050 is de afbouw van de fossiele industrie gebeurd. Dat is dan klaar. Hoe ziet het er dan uit volgens de heer Erkens? Hebben we fossiele energie dan nog tot in lengte van dagen nodig om die noodvoorziening in stand te houden?

De heer Erkens (VVD):

Volgens mij hebben we die voorlopig nog steeds nodig. Deze wetswijziging gaat ook niet over 2050, dus wat mij betreft steunen wij die gewoon. We kunnen nog wel vaker met elkaar de discussie gaan voeren over de vraag hoe het er in 2050 uitziet. Ik heb voor u nu niet het antwoord op de vraag hoe ik dat precies zie. Maar op dat punt komen we elkaar vast en zeker nog wel tegen.

De heer Van Raan (PvdD):

Dat vind ik een eerlijk antwoord en dat waardeer ik ook. Ik denk wel dat wij gezamenlijk kunnen constateren dat we moeten kijken in de richting van een duurzaam type opslag. Ik hoop dat de heer Erkens dat met mij eens is en dat hij het ook met mij eens is dat binnen de manier waarop we het energiesysteem gaan inrichten aardolie misschien helemaal niet past in de infrastructuur, omdat die infrastructuur helemaal veranderd is. Dus ik ben het ermee eens dat wij aan duurzame opslag moeten doen. Ik denk dat de heer Erkens het daarmee eens is, gezien de motie die hij net bij het vorige debat indiende. Twee is dat wij uiteindelijk naar een andere manier van duurzame opslag gaan.

De heer Erkens (VVD):

Ik hoorde niet per se een vraag, maar zal hier toch een kort antwoord op geven. Ik denk dat wij het er met elkaar over eens zijn dat wij in de toekomst gaan kijken naar duurzame opslag. Vandaar ook de motie die ik bij het vorige debat heb ingediend. Alleen vind ik deze wetswijziging niet het middel om dat te gaan realiseren.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij gaan verder met de behandeling van de wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 in verband met de implementatie van een uitvoeringsrichtlijn. Het woord is aan de staatssecretaris. Gaat uw gang.

Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel, voorzitter. Nou, de eerste keer dat ik amendementen moet appreciëren. Dank voor deze kans, zeg ik tegen de heer Van Raan. Kijken hoe dat gaat. Met de moties lukt het al een beetje, we gaan kijken hoe het met de amendementen gaat.

Vandaag spreken we over de wijziging van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012. Een klein uitvoeringswetsvoorstel van één artikel, waarin we Europese regelgeving een-op-een gaan implementeren. Simpel gezegd gaat het over het verplicht aanhouden van voorraden van aardolieproducten als een crisismaatregel, maar dat zei de heer Van Raan ook al. Nu lijkt de oliecrisis van de jaren zeventig wel heel erg ver weg. Ik was toen nog niet eens geboren, en zo heel jong ben ik nu ook niet meer. Wel, redelijk jong, voordat u het zegt, maar niet zo heel jong meer. Maar ook in onze tijd zou het stoppen van de aanvoer van olie hele grote consequenties hebben voor ons land. Zo zouden grote tekorten een grote bedreiging zijn voor bijvoorbeeld de logistiek in ons land. Ik denk niet alleen aan de voorraden van de supermarkten, maar ook aan politie en brandweer. Olie levert bijvoorbeeld ook bouwstenen voor medicijnen waar elke dag duizenden mensen op vertrouwen, zoals antibiotica, pijnstillers en kankergeneesmiddelen. Ik kan nog wel even doorgaan over hoe olie vandaag nog een hele belangrijke rol speelt in onzer aller levens, maar volgens mij is iedereen hier daarvan ook goed op de hoogte.

Gelukkig neemt die afhankelijkheid en het risico op een oliecrisis gaandeweg wel steeds meer af, zeg ik ook tegen de heer Van Raan. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de energietransitie waar we middenin zitten. We gaan de komende decennia afscheid nemen van fossiele brandstoffen zoals aardolie, maar tot die tijd moeten we accepteren dat we daar nog niet zijn en dat we wel aan onze verplichtingen moeten voldoen. Dat doen we met het voorstel dat vandaag voorligt. We zetten Europese regelgeving om in nationale wetgeving.

De heer Van Raan heeft vier amendementen ingediend. Het eerste amendement, dat op stuk nr. 7, wil de heer Van Raan experimenteren met voorraadvorming duurzame energie. Dat amendement ga ik ontraden. Technisch gezien gaat het wetsvoorstel over aardolie en biedt dus geen ruimte voor duurzame energie. Volgens mij was dat net ook aan de orde in het debat tussen CDA en Partij voor de Dieren. In deze context kan het dus niet. En daarbij: als je kijkt naar de historie van de wet, naar waarom dit voorligt en naar hoe het nu feitelijk is geregeld, zijn wij voor olie redelijk afhankelijk van regio's en landen die instabiel zijn en waar je ook niet heel veel diversiteit hebt waar je uit kunt kiezen. Dat is met de transitie waarin we zitten en waar we naartoe gaan, met alternatieve bronnen, gelukkig wel anders. Ik zeg dus tegen de heer Van Raan: ik snap de oproep wel, maar hij past niet binnen de wet en de vraag is ook of dat nodig zal zijn met duurzame energie.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank voor de appreciatie. Dat lukt nog niet zo goed met amendementen, merken we.

Yeşilgöz-Zegerius:

Nee? Ik vond het best oké gaan.

De heer Van Raan (PvdD):

Ja, oké. Afgezien van het resultaat, natuurlijk. Nee, maar mijn vraag is een serieuze. Amendementen komen natuurlijk tot stand in samenwerking met haar eigen departement en het Bureau Wetgeving, geef ik de staatssecretaris mee. Ik hoor haar zeggen: het kan eigenlijk niet in de wet, maar ik zou dat willen wegnemen. Dat is echt wel mogelijk, tenzij ik hier helemaal naast zit, maar daar is echt overleg over geweest en er is geen signaal gekomen van "dit kun je niet in de wet zetten".

Yeşilgöz-Zegerius:

Dan denk ik dat we hier een misverstand of een verschil van inzicht en/of mening hebben, want er ligt een verdragsverplichting voor die niet anders ingevuld kan worden. Ik zeg niet dat een experiment over de reserveopslag van duurzame energie niet zou kunnen, maar dat zou dan bovenop deze wet komen. Dat is dan een andere manier om het realiseren dan het hier in de wet op te nemen. Bovendien denk ik dat het misschien ook inhoudelijk hierbij niet nodig zal zijn.

De heer Van Raan (PvdD):

Ik erken en respecteer volledig dat de staatssecretaris en ik het niet eens zijn dat je hier zo'n experiment zou moeten doen. Maar dan zou ik toch graag nog een antwoord krijgen, misschien in tweede termijn. Want als het rechtstechnisch niet kan, trek ik mijn amendement gewoon in. Dan moeten we het niet doen. Als dat voor de tweede termijn nog even kan worden uitgezocht, dan zou dat fijn zijn.

Yeşilgöz-Zegerius:

Laten we afspreken dat ik daar nog een keer vanuit de techniek naar kijk. Dan kan ik daarna in de tweede termijn wellicht nog iets langer ingaan op de inhoudelijke input waarom het me sowieso niet een verstandig idee lijkt. Ik ben dus bang dat het "ontraden" sowieso overeind zal blijven staan, maar ik kom nog even terug op de techniek.

Dan heb ik het amendement op stuk nr. 8, ook van de heer Van Raan; alle amendementen zijn van hem, natuurlijk. Dat gaat erover dat de voorraad duurzame energie — zeg ik dat goed? — omhoog moet en olie omlaag moet. Dat is min of meer de samenvatting, hè? Ja. Ik zou tegen de heer Van Raan willen zeggen: de voorraad daalt mee met het verbruik. Op het moment dat wij steeds minder aardolie gebruiken, hoeven we die ook steeds minder op voorraad te hebben. Wellicht gebruiken we die op een gegeven moment niet meer en dan is het ook niet meer nodig. Die beweging zit in die zin al in de wet, en ook hoe wij het hebben ingericht en hoe wij het in ons land doen. Om die reden zou ik dit amendement ook willen ontraden. Maar het lijkt me een heel positief "ontraden", want eigenlijk gebeurt het al zo.

Het gaat al beter, hè? Ja.

Dan hebben we het amendement op stuk nr. 9. Daarin zegt de heer Van Raan: biobrandstoffen moet niet meetellen met de olievoorraad. Daarover zou ik willen zeggen dat biobrandstoffen op dit moment niet worden opgeslagen. Dat is dus ook niet de feitelijke situatie. COVA is de aangewezen instantie die dat moet doen. Daar zit ook de expertise. Mijn advies richting de Kamer en ook richting de heer Van Raan zou zijn: laten we dan niet vanuit hier precies invullen hoe ze die voorraden zouden moeten opslaan. Fossiele diesel en benzine hebben een houdbaarheid van minimaal acht jaar. Als biobrandstof bijgemengd wordt, dan wordt de houdbaarheid veel korter. Dat is niet wenselijk. Op dit moment gebeurt het niet. De vraag is of het wenselijk zou zijn, maar laten wij dat niet hier invullen. Dat zou mijn advies zijn en om die reden is het amendement ontraden.

Dan heb ik hier het laatste. Dat is het amendement op stuk nr. 10, als ik het goed heb.

De voorzitter:

Ja, klopt.

Yeşilgöz-Zegerius:

Dat gaat over geïsoleerde opslagtanks. Als ik de inzet van de heer Van Raan goed begrijp, is het eigenlijk iets bovenop de regels en de wetgeving die we al hebben. Het zou dus een toevoeging zijn. Deze wet regelt enkel de crisisvoorraad van olie, zoals dat volgt vanuit de Europese en internationale verplichtingen. Die voldoet aan de normen die we hebben voor elke opslagtank. Dat is al redelijk uitgebreid, kan ik zeggen. Ik heb me erin verdiept, dankzij de heer Van Raan, omdat hij het graag wilde bespreken. Ik zou zeggen: dit is echt een extra toevoeging. Laten we dat sowieso niet in deze wet doen, maar ik denk ook niet dat het nodig is. Ook dit amendement is dus ontraden.

De voorzitter:

Daar heeft de heer Van Raan nog een vraag over. Gaat uw gang.

De heer Van Raan (PvdD):

Dank voor de appreciatie. Ja, het komt erbovenop, maar ook hiervoor geldt — daar kun je het mee eens of mee oneens zijn — dat het wel kan. We kunnen dat regelen. Als je nou ziet hoeveel moeite wij doen — ik kijk even naar de heer Kops — om huizen van het gas af te halen en hoe lastig dat is, en hoe groot de hoeveelheid CO2-uitstoot is die we besparen met het goed isoleren van die opslagtanks … Ik geloof dat we in één keer het equivalent van hele woonwijken van het gas af halen. Het is dus echt de moeite waard om daarnaar te kijken. En waarom zouden we dat niet doen? Zoals de staatssecretaris weet, is er namelijk ook een verplichting om, op het moment dat je investeert en je een duurzame investering kunt doen die zich terugverdient, die investering ook te doen. Dat zijn eigenlijk twee vliegen die je in één keer loslaat, want vliegen moet je niet doodslaan, zoals u weet.

Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, ik dacht al: het gezegde is toch net iets anders, maar oké. Sorry, voorzitter.

De voorzitter:

Nee, gaat uw gang.

Yeşilgöz-Zegerius:

Ik praat er gewoon doorheen, hè, voordat u iets zegt.

De voorzitter:

Nee, nee. U bent ad rem en dat mag. U mag uw antwoord geven.

Yeşilgöz-Zegerius:

Dank u wel. De crisisvoorraad voldoet al aan dezelfde normen als de gereguleerde opslagtanks. Het zou in mijn woorden een beetje gek zijn om aan de crisisvoorraad andere eisen te gaan stellen. Dat is de reden waarom ik vanuit de inhoud zeg dat het mij niet opportuun lijkt. Als de heer Van Raan zegt "ja, dat zal wel, maar ik wil toch over extra isolatie spreken en ik heb daar wel ideeën over", dan zou ik zeggen: dan moeten de wettelijke normen voor opslagtanks aangepast worden. Dat ligt overigens bij een andere bewindspersoon, bij een ander ministerie, namelijk IenW. Dat kan, maar dat past niet in deze wet. Dat zou dan elders kunnen. Dat zou mijn idee nu hierbij zijn. Om die reden is het amendement ontraden. Ik denk niet dat je voor de crisisopslag andere normen moet stellen. Als je dat al wil, dan moet je de wet op een andere plek aanpassen. Dat is niet in deze wet en in dat geval ook niet bij deze bewindspersoon.

De voorzitter:

Dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van het kabinet. De vraag is even of er behoefte is aan een tweede termijn. Die is er. Dan geef ik de heer Van Raan daartoe de gelegenheid. Hij heeft ook nog een motie, kijk. Het woord is aan de heer Van Raan namens de Partij voor de Dieren.

De heer Van Raan (PvdD):

Voorzitter, dank. Dank voor de antwoorden en toch de gedachte-uitwisseling over hoe je zo'n strategische voorraad moet zien. Wat ik toch een beetje proef, is dat de versnelling die we moeten inzetten om duurzaam te worden nog niet echt lijkt te gelden voor de strategische voorzieningen die we nodig hebben als we in een duurzaam tijdperk zitten. Over Bonaire hebben we ook hele discussies gehad. Dat staat ook voor de keuze: gaan we een fossiele toekomst maken of gaan we een duurzame toekomst maken? Als het aan de Partij voor de Dieren had gelegen en ook overigens aan D66, was dat duurzaam geworden. Dat lijkt nu ook weer fossiel te zijn. Ik denk dus dat we hier een kans missen. De staatssecretaris heeft natuurlijk wel gelijk als zij zegt dat olie nog een verschrikkelijk belangrijke rol speelt, maar ik hoor haar ook zeggen dat we daar afscheid van moeten nemen de komende decennia en dus ook van die opslag daarvan.

Voorzitter. Ik heb één motie ter aanmoediging. Die zal ik voorlezen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat strategische olievoorraden voor crisissituaties in verband met de energietransitie steeds minder effectief worden omdat de wereld steeds minder goed is ingericht op het distribueren en verbranden van fossiele brandstoffen en juist steeds meer wordt ingericht op duurzame energie;

constaterende dat mogelijkheden voor het opslaan van duurzame energie kunnen bijdragen aan een strategische reserve die zijn effectiviteit in toekomstige crises wel behoudt;

constaterende dat het stimuleren van de ontwikkelingen en realisatie van opslagtechnologie en -capaciteit ook dagelijks effect kan sorteren, doordat de mogelijkheden voor het opslaan van duurzame energie bijdragen aan het stabiliseren van een systeem voor duurzame energie waarin zon en wind er niet altijd zijn;

verzoekt de regering de ontwikkeling van opslagtechnologie voor het opslaan van energie waarbij bruto geen CO2 vrijkomt extra te (doen) subsidiëren en ervoor te zorgen dat het opslaan van duurzame energie rendabeler wordt en goedkoper dan het opslaan van fossiele brandstoffen, en de Kamer hierover binnen een jaar te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Raan.

Zij krijgt nr. 11 (35693).

De heer Van Raan (PvdD):

In wezen is het dus een enorme stimuleringsmotie. Het is goed voor de werkgelegenheid, goed voor de technologie en goed voor de innovatie. We hebben hier gewoon een kans en die bied ik de staatssecretaris graag om hierover positief te adviseren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk nog even naar de heer Erkens, om te zien of hij behoefte heeft aan een tweede termijn. Dat is niet het geval. Dan zijn we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. De staatssecretaris kan direct antwoorden. Daartoe geef ik haar onmiddellijk het woord.

Yeşilgöz-Zegerius:

Dank, voorzitter. Ik zou nog even terugkomen op verschil van inzicht bij het eerste amendement, dat op stuk nr. 7. Ik zei dat dat niet past bij deze wet. Misschien hebben we een meningsverschil of een verschil van inzicht. Technisch gezien kan je natuurlijk bij elke wet elk amendement indienen. Dat zou kunnen. Dus als de heer Van Raan zegt "dat doe ik hierbij", dan kan dat. Maar het is een nieuw onderwerp bij het wetsartikel dat er niet bij past, dat experiment voor duurzame energie. Ik blijf er dus bij dat het niet in deze wet past en dat het inhoudelijk ook niet opportuun is. Dus zowel technisch als inhoudelijk ontraad ik het.

Ik heb de motie nog niet gekregen, maar die ging over extra financiële stimulering van opslag als ik het goed heb gehoord. Ik hoorde niet de dekking. De systematiek die wij natuurlijk hebben in ons SDE, is dat je het goed afweegt en dat je kijkt welke energiebron en welke maatregel het meest kostenefficiënt is en welke de meeste CO2-reductie behaalt. De motie komt er al aan, maar ik zie aan de heer Van Raan dat ik haar niet heel erg verkeerd heb begrepen, dat hij hoort dat ik haar ontraad en dat hij het daar misschien niet helemaal mee eens is.

Dank u wel.

De heer Van Raan (PvdD):

Het argument is dat in de motie geen dekking staat. In de tijd dat ik hier nu ben — dat is al langer dan vier jaar — is dat een volstrekt onvoorspelbaar instrument gebleken dat vak-K hanteert. Soms wordt een motie volledig overgenomen terwijl er geen dekking bij staat. Soms wordt zij overgenomen terwijl er wel een dekking bij staat, wordt zij ontraden terwijl er een dekking bij staat of wordt zij ontraden omdat er geen dekking is. Ik denk dat de staatssecretaris ook snapt dat dat niet echt een goed argument is, maar daarom, misschien wel juist daarom, hebben wij ook gezegd — dat is erin te lezen, maar dat heeft de staatssecretaris nog niet kunnen doen — "te stimuleren of te doen stimuleren". De manier waarop is dus helemaal niet gezegd. Het kan ook zijn dat er andere maatregelen mogelijk zijn. Maar het feit dat er geen dekking is, is geen goed argument. De motie biedt genoeg middelen voor de staatssecretaris om innovatie te stimuleren, waar we het net over hadden.

Yeşilgöz-Zegerius:

De heer Van Raan wijst op mogelijke inconsistenties van mijn collega's of voorgangers. Ik zou hem willen vragen: gun mij het creëren van mijn eigen inconsistenties. Dit was toch mijn eerste motie. Die heb ik voor me liggen. Die vraagt inderdaad om subsidie. Daar kan ik een paar dingen over zeggen. We hebben over een paar maanden de begrotingsbehandeling. Óf er is een nieuw kabinet en er staat hier iemand anders óf ik sta hier, maar we kunnen het er dan sowieso over hebben. Er is op dit moment echt geen extra budget voor subsidie. Alle subsidies die we in dit kader hebben — daar is de Kamer uiteraard goed bij betrokken — zijn echt gericht op de CO2-reductie en de kostenefficiëntie, zodat we het maximale eruit kunnen halen en zo zorgvuldig mogelijk omgaan met belastinggeld. Voor de opslag hebben we natuurlijk wel subsidie via de energie-innovatie. Het is dus niet zo dat we er helemaal niks mee doen. Als de heer Van Raan zegt dat hij daar graag iets meer mee wil doen, dan zien we elkaar bij de begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Van Raan.

De heer Van Raan (PvdD):

Afrondend proef ik tussen de regels door een advies om aan te houden. Ik denk dat ik dat wel kan honoreren.

De voorzitter:

Dat is goed.

De heer Van Raan (PvdD):

Maar ik wil even checken of dat ook echt zo is, voorzitter. Want misschien bedoelt de staatssecretaris heel iets anders.

De voorzitter:

Als u het gehoord heeft, dan is het al zo! Maar ik laat het aan de staatssecretaris.

Yeşilgöz-Zegerius:

Kijk, mijn persoonlijke advies zou "intrekken" zijn, maar met aanhouden kan ik ook leven. Dan hebben we het er gewoon over drie maanden met elkaar over. Ik werd er ook nog even op gewezen dat er op 9 februari — toen was ik nog niet in deze functie — ook een brief specifiek over dit onderwerp is geweest. Laten we die er dus allebei nog een keer bij pakken. Dan treffen we elkaar bij de begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Dank.

Op verzoek van de heer Van Raan stel ik voor zijn motie (35693, nr. 11) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van deze wetsbehandeling. Dank aan de staatssecretaris. Dank aan de leden.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan volgende week dinsdag stemmen over de vier amendementen die zijn ingediend en over het wetsvoorstel. We gaan tot 19.15 uur schorsen voor de dinerpauze.

De vergadering wordt van 17.45 uur tot 19.16 uur geschorst.

Voorzitter: Tielen

Naar boven