33 240 XVI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2011

Nr. 1 JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID WELZIJN EN SPORT (XVI)

Aangeboden 16 mei 2012

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein voor 2011 (x € 1 000)

Gerealiseerde ontvangsten naar beleidsterrein voor 2011 (x € 1 000)

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein voor 2011 (x € 1 000)

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein voor 2011 (x € 1 000)

INHOUDSOPGAVE

   

blz.

     

A.

Algemeen

6

1.

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening

6

2.

Leeswijzer

9

     

B.

Beleidsverslag

17

3.

Beleidsprioriteiten

17

4.

Beleidsartikelen

45

 

Beleidsartikel 41 Volksgezondheid

45

 

Beleidsartikel 42 Gezondheidszorg

53

 

Beleidsartikel 43 Langdurige zorg

61

 

Beleidsartikel 44 Maatschappelijke ondersteuning

67

 

Beleidsartikel 45 Jeugd

73

 

Beleidsartikel 46 Sport

78

 

Beleidsartikel 47 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Wereldoorlog II

84

5.

Niet-beleidsartikelen

88

 

Niet-beleidsartikel 98 Algemeen

88

 

Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en Onvoorzien

94

6.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

98

     

C.

Jaarrekening

102

7.

Departementale verantwoordingsstaat

102

8.

Departementale saldibalans

103

9.

Samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten

111

10.

Jaarverantwoording per baten-lastendienst

112

 

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

112

 

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

116

 

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

122

 

Nederlands Vaccin Instituut

128

 

JeugdzorgPlus-instelling Almata

133

 

JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst

138

11.

Overzicht uit publieke middelen gefinancierde topinkomens

143

     

D.

Bijlagen

144

12.

Financieel Beeld Zorg

144

13.

Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

181

14.

Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijk personeel (externe inhuur)

187

15.

Lijst van gebruikte afkortingen

189

16.

Trefwoordenregister

193

A. ALGEMEEN

1. AANBIEDING EN DECHARGEVERLENING

AAN de voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris, het departementale jaarverslag van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) over het jaar 2011 aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport decharge te verlenen over het in het jaar 2011 gevoerde financiële beheer.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden. Het rapport bevat de bevindingen en het oordeel van de Rekenkamer met betrekking tot:

  • a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

  • b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

  • c. de financiële informatie in het jaarverslag;

  • d. de betrokken saldibalans;

  • e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

  • f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen verder de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

  • a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011;

  • b. het voorstel van de slotwet over 2011 dat met het onderhavige jaarverslag samenhangt;

  • c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over 2011 met betrekking tot het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk;

  • d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2011 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2011, alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2011 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).

Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen en voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van:

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring doorgezonden aan de Minister van Financiën.

2. LEESWIJZER

2.1 Indeling jaarverslag

Voor u ligt het departementale jaarverslag 2011 van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Het jaarverslag van VWS bestaat uit vier onderdelen: Algemeen, Beleidsverslag, Jaarrekening en Bijlagen.

Het onderdeel Algemeen omvat het verzoek tot dechargeverlening en deze leeswijzer.

Het Beleidsverslag is opgebouwd uit vier onderdelen:

  • De paragraaf beleidsprioriteiten gaat in op de belangrijkste resultaten van het ministerie van VWS over het afgelopen jaar. Het gaat om de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsprioriteiten van het huidige kabinet en bewindspersonen.

  • De beleidsartikelen bestaan uit een financiële toelichting op opmerkelijke verschillen tussen realisatie en begroting.

  • De niet-beleidsartikelen verantwoorden de financiële toelichting bij ministerie- en zorgbrede uitgaven die niet specifiek zijn toe te rekenen aan een van de doelstellingen van de beleidsartikelen, onvoorziene uitgaven, taakstellingen en loon- en prijsbijstellingen.

  • De bedrijfsvoeringsparagraaf geeft informatie over bedrijfsvoeringsvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar hebben voorgedaan en waarvan informatieverstrekking voor het inzicht en oordeelsvorming door de Tweede Kamer van belang is.

De jaarrekening is opgebouwd uit de departementale verantwoordingsstaat, de saldibalans inclusief toelichting, de samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten, de jaarverantwoordingen van de onder het ministerie van VWS ressorterende baten-lastendiensten en een overzicht van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers.

Tot slot bevat het jaarverslag een aantal bijlagen, te weten de bijlage Financieel Beeld Zorg, zelfstandige bestuursorganen en rechtspersonen met een wettelijke taak, inhuur externen, de lijst met gebruikte afkortingen en het trefwoordenregister.

Afwijking van de rijksbegrotingsvoorschriften

VWS heeft sinds het jaarverslag 2007 meegedaan aan het experiment van het ministerie van Financiën ter verbetering en vereenvoudiging van begroting en jaarverslag. Bij het jaarverslag over 2010 is een einde gekomen aan dit experiment.

Bij de begrotingen 2012 is een start gemaakt met de nieuwe begrotingspresentatie Verantwoord Begroten. Voor de toenmalige experimentdepartementen, waaronder VWS, is 2011 een overgangsjaar waarbij de jaarverslagen in beginsel weer geheel volgens de rijksbegrotingsvoorschriften moeten worden opgesteld.

Het ministerie van Financiën heeft echter toestemming gegeven aan de voormalige experimentendepartementen VWS en Buitenlandse Zaken om bij het jaarverslag 2011 af te wijken van de rijksbegrotingsvoorschriften en deze op te stellen zoals het jaarverslag 2010 (zie brief van december 2011, kenmerk BZ/2011/872M). Dit betekent dat de beleidsartikelen in het jaarverslag 2011 slechts financieel van aard zijn en dat de beleidsinformatie in hoofdlijnen in de paragraaf beleidsprioriteiten terugkomt. Reden voor deze uitzondering is dat de experimentele wijze van jaarverantwoording de afgelopen drie jaar de gangbare praktijk is geweest. Het onverkort volgen van de rijksbegrotingsvoorschriften voor het jaarverslag zou betekenen dat het jaarverslag drie jaar achtereen aanzienlijk van elkaar verschilt.

Vermindering administratieve lastendruk

Het kabinet heeft als doelstelling de administratieve- en nalevingslasten in deze kabinetsperiode (verder) te verminderen. Dit betekent dat aan het eind van deze kabinetsperiode de administratieve lasten met 25 procent verminderd moeten zijn (taakstelling is 5 procent per jaar; cumulatief 25 procent, terwijl er een rijksbrede taakstelling ligt om de nalevingskosten met € 200 miljoen te verminderen.

Net als ieder ander departement heeft VWS daartoe een aanpak opgesteld, die een bijdrage aan die doelstelling zal leveren. Voor VWS betekent dit dat er – naar de stand van ultimo 2011 – een besparing van circa 50 procent op de administratieve lasten plaatsvindt op de gemeten lasten aan het begin van deze kabinetsperiode (berekeningsbasis bedraagt € 436 miljoen).

VWS is zelfs bijna de enige drager van de doelstelling de nalevingslasten te verminderen, doordat in de langdurige zorg serieus werk wordt gemaakt van de verbetering van de uitvoeringspraktijk, zodat dat is beschreven in de aanpak «meer tijd voor de cliënt».

In 2011 is bijvoorbeeld een begin gemaakt met de aanpak van regelarme instellingen, is de indicatiestelling verder vereenvoudigd en is veel input verkregen om knelpunten op te lossen. In 2012 leidt dit tot nadere uitwerking.

2.2 Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf wordt aangegeven wat de belangrijkste verbeteringen in het jaarverslag zijn ten opzichte van vorig jaar:

  • Het programmaministerie voor Jeugd en gezin is bij aanvang van het huidige kabinet opgeheven (zie Besluit van 14 oktober 2010, nummer 10 002848). Met ingang van de begroting 2011 is een herverkaveling van beleidsterreinen doorgevoerd. Voor VWS betekent dit overheveling van enkele budgetten van het voormalige programmaministerie Jeugd en Gezin en de terugkomst van het «oude» artikel 45 Jeugd;

  • In de leeswijzer is een nadere toelichting over het Financieel Beeld Zorg opgenomen (zie pagraaf 2.4);

  • Het Financieel Beeld Zorg heeft een verbeterslag ondergaan. Het Financieel Beeld Zorg, waarin een beeld wordt geschetst van de ontwikkelingen van het Budgettair Kader Zorg, heeft een flinke verandering ondergaan. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de motie Van der Veen (TK 32 710 XVI, nr. 7) zoals aangekondigd in de brief van 6 december 2011 (TK 33 000 XVI, nr. 88). Tevens worden enkele aanbevelingen uit het rapport «Uitgavenbeheersing in de zorg» van de Algemene Rekenkamer (TK 33 060, nr. 2) opgevolgd.

2.3 Nadere toelichting van enkele onderdelen uit het jaarverslag

Beleidsprioriteiten

De paragraaf beleidsprioriteiten 2011 is het eerste verslag van het Kabinet Rutte I. Het huidige kabinet trad kort na de lancering van de begroting 2011 aan. De paragraaf beleidsprioriteiten gaat in op de belangrijkste resultaten van het ministerie van VWS over het afgelopen jaar. Het gaat om de hoofdlijnen van het beleid en de beleidsprioriteiten van het huidige kabinet en bewindspersonen. Daarbij geldt dat vooral wordt teruggekeken naar het jaar 2011. Toekomstige acties kunnen worden betrokken bij de beleidsagenda.

De paragraaf beleidsprioriteiten 2011 is een spiegel van de beleidsagenda 2011 en bevat dan ook de elementen uit de beleidsagenda 2011, maar sluit qua opzet en structuur aan bij de strategische agenda’s van de bewindspersonen (de basis voor de beleidsagenda 2012). Op basis van nieuwe beleidsprioriteiten van het huidige kabinet en bewindspersonen kunnen sommige onderwerpen meer of juist minder sterk worden benoemd.

Beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen

De beleidsartikelen en de niet-beleidsartikelen zijn financieel van aard.

Voor de programma-uitgaven is per operationele doelstelling het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie toegelicht. Dit geldt ook voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten. Het verschil bestaat uit wijzigingen in beleid en uitvoering. Deels zijn deze mutaties al toegelicht in de incidentele suppletoire begroting, de suppletoire begroting Voorjaarsnota en de suppletoire begroting Najaarsnota. Deze toelichtingen liggen vast en worden niet meer gewijzigd. De wijzigingen die zich na de suppletoire begroting najaarsnota hebben voorgegaan, de zogenaamde slotwetmutaties, zijn in het jaarverslag toegelicht. Voor de financiële toelichting op de tabellen budgettaire gevolgen van beleid in de (niet-) beleidsartikelen zijn de volgende criteria gehanteerd:

  • Programma uitgaven (beleidsuitgaven): Alle (onderliggende) mutaties ten opzichte van de vastgestelde begroting die groter zijn dan € 3 miljoen of 3% van het vastgestelde begrotingsbedrag op het niveau van de operationele doelstelling zijn toegelicht. Kleinere mutaties zijn toegelicht indien politiek relevant;

  • De apparaatsuitgaven in de beleidsartikelen zijn in relatie tot de beleidsuitgaven gering van omvang. Alleen verschillen die groter zijn dan 10% van de vastgestelde begroting zijn daarom toegelicht;

  • Conform voorgaande jaarverslagen lichten we de verplichtingenraming niet toe, omdat deze bij VWS vooral een beheersmatig karakter heeft.

Behalve beleidsartikelen bevat deze begroting ook zogenoemde niet-beleidsartikelen. De opbouw van deze niet-beleidsartikelen wijkt af van de hierboven genoemde beleidsartikelen. Artikel 98 bevat de uitgaven die niet specifiek aan een van de beleidsartikelen zijn toe te rekenen. Het gaat daarbij om ministerie- en zorgbrede apparaatsuitgaven, zoals voor het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP), de adviesraden, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de zorg-ZBO’s. Daarnaast worden op artikel 98 de uitgaven aan internationale samenwerking en de uitgaven aan het strategisch onderzoek van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Nederlands Vaccin Instituut (NVI) verantwoord.

Artikel 99 is een technisch-administratief artikel, waarop de middelen voor de loon en prijsbijstelling en de taakstellingen worden geparkeerd voordat ze worden overgeheveld naar de desbetreffende beleidsartikelen. Ook worden op dit artikel de onvoorziene uitgaven geraamd.

Bedrijfsvoeringsparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft betrekking op de bedrijfsvoering van alle onder het ministerie van VWS vallende onderdelen inclusief afzonderlijke administraties. De bedrijfsvoeringsparagraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage. De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit vier verplichte onderdelen: rechtmatigheid, totstandkoming beleidsinformatie, financieel- en materieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering.

In 2007 is bij alle departementen de kwantitatieve grens voor de rapportering in de bedrijfsvoeringsparagraaf van onrechtmatigheden en onzekerheden per artikel verhoogd. De rapporteringstolerantie is afhankelijk van de realisatie van het artikel. Er is sprake van een glijdende schaal die afneemt van 10% naar 3%. Bij onrechtmatigheden is er nog een aanvullende bepaling. Deze vereist dat wanneer de artikeltolerantie hoger is dan de 1% tolerantie die geldt voor de totale verantwoording de laagste van de twee uitkomsten wordt toegepast bij de bepaling of er sprake is van een verplichte vermelding in de bedrijfsvoeringsparagraaf. Daarnaast kunnen ook kwalitatieve overwegingen een rol spelen om onderwerpen in de bedrijfsvoeringsparagraaf op te nemen.

Saldibalans

De saldibalans van het ministerie van VWS per 31 december geeft de financiële posten weer die bij de afsluiting van de begrotingsboekhouding aan het einde van het begrotingsjaar bestaan en meegenomen worden naar volgende begrotingsjaren

2.4 Het Budgettair Kader Zorg (BKZ) en de begroting van VWS

Inleiding

In het departementale jaarverslag 2011 zijn, naast de begrotingsgefinancierde uitgaven van het ministerie van VWS, ook de BKZ-uitgaven opgenomen.

De BKZ-uitgaven worden grotendeels gefinancierd met premiegelden. Zij vallen onder een speciaal uitgavenkader: het Budgettair Kader Zorg. De begrotingsuitgaven worden gefinancierd uit belastinginkomsten. Het onderscheid tussen beide kaders is van belang voor de ministeriële verantwoordelijkheid en het budgetrecht van de Staten-Generaal.

Ministeriële verantwoordelijkheid en budgetrecht van de Staten-Generaal

De minister van VWS beheert zelf de begrotingsgefinancierde middelen. Dat wil zeggen: VWS gaat zelf alle verplichtingen aan en verricht de uitgaven rechtstreeks ten laste van de begroting. Bij de premiegefinancierde zorguitgaven is dat anders; hieraan liggen vooral individuele beslissingen ten grondslag van de partijen die bij de zorg betrokken zijn. Zorgaanbieders leveren zorg aan patiënten/cliënten en declareren de kosten bij zorgverzekeraars en zorgkantoren. VWS is verantwoordelijk voor de randvoorwaarden en de regelgeving. VWS ziet toe op de toegankelijkheid, betaalbaarheid en kwaliteit van de gezondheidszorg, maar verricht de uitgaven niet zelf.

Op de begrotingsgefinancierde uitgaven is het budgetrecht van de Staten-Generaal van toepassing. De Eerste en Tweede Kamer hebben het recht de uitgaven te beoordelen, goed te keuren of te verwerpen. De Tweede Kamer heeft tevens het recht van amendement. Zo bepalen de Staten-Generaal samen met het kabinet welk deel van de belastinginkomsten wordt besteed aan zorggerelateerde uitgaven.

De collectieve zorguitgaven betaald uit de AWBZ en de Zvw worden voor een belangrijk deel uit premies gefinancierd. Zij worden daarom aangeduid als premiegefinancierde zorguitgaven. Deze uitgaven maken op grond van de Comptabiliteitswet geen onderdeel uit van de Rijksbegroting. Zij worden niet opgenomen in de begrotingsstaat van de VWS-begroting. Het budgetrecht is op deze uitgaven niet van toepassing. De uitgaven maken wel deel uit van het beheersingsregime van het Budgettair Kader Zorg. In de begrotingsstukken van VWS is aandacht besteed aan de ontwikkeling van de zorguitgaven en het gevoerde beleid. In het Financieel Beeld Zorg (FBZ) is een overzicht opgenomen van alle uitgaven die onder het Budgettair Kader Zorg vallen.

Overzicht 1 geeft inzicht in de totale VWS-uitgaven onderverdeeld naar financieringsbron.

Overzicht 1: Bruto-uitgaven begroting VWS naar financieringsbron

Overzicht 1: Bruto-uitgaven begroting VWS naar financieringsbron

Het Budgettair Kader Zorg (BKZ)

Het Budgettair Kader Zorg is het kader waarbinnen de zorguitgaven moeten blijven, overeenstemmend met de afspraken in het kabinet. De BKZ-uitgaven bestaan uit de zorguitgaven op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Een deel van de begrotingsuitgaven van VWS wordt ook toegerekend aan het BKZ. Tot deze categorie horen een deel van de uitgaven aan de zorgopleidingen, de uitgaven van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicircacapten (Wtcg) en de uitgaven voor zorg, jeugd en welzijn in Caribisch Nederland. Deze uitgaven worden op de VWS-begroting verantwoord. Verder vallen onder de bruto-BKZ-uitgaven middelen die via andere begrotingshoofdstukken beschikbaar komen. Het gaat hierbij om de middelen die via het Gemeentefonds worden uitgekeerd aan gemeenten voor uitgaven voor huishoudelijke hulp in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ten slotte zijn er bedragen gereserveerd op de aanvullende post van het ministerie van Financiën voor onder meer loon- en prijsbijstelling voor de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven.

Het verplicht eigen risico en de eigen betalingen worden samen gerekend als niet-belastingontvangsten. De bruto-BKZ-uitgaven minus deze niet-belastingontvangsten vormen de netto-BKZ-uitgaven. Het Budgettair Kader Zorg is het kader voor de netto-BKZ-uitgaven.

Begroting VWS

De VWS-begroting bevat uitgaven voor onder meer preventie, jeugdzorg en sport. Ook uitgaven om het zorgstelsel goed te laten functioneren, maar die niet direct zijn te relateren aan de zorgverlening, komen rechtstreeks ten laste van de begroting. Voorbeelden hiervan zijn de exploitatiekosten van de Zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het College voor zorgverzekeringen (CVZ). Deze uitgaven worden gerekend tot de budgetdisciplinesector Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng).

Overzicht 2 toont het onderscheid tussen de premiegefinancierde uitgaven, de begrotingsuitgaven en de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven. De grote bol betreft de uitgaven die onder het Budgettair Kader Zorg vallen. Het grootste deel hiervan premiegefinancierde uitgaven op grond van de AWBZ en de Zvw. De kleine bol betreft de VWS-begroting. Een deel daarvan wordt gerekend tot het kader Rijksbegroting in enge zin of behoort niet tot een van de drie uitgavenkaders (de rijksbijdragen en de zorgtoeslag). De rijksbijdragen zijn budgetneutrale verschuivingen tussen verschillende onderdelen binnen de collectieve sector en hoeven daarom niet beheerst te worden. De zorgtoeslag is onderdeel van de inkomstenindicator van het kabinet. De overlap tussen de twee bollen bestaat uit uitgaven die onderdeel uitmaken van de begroting van VWS, maar worden toegerekend aan het Budgettair Kader Zorg.

Overzicht 2: Onderscheid tussen Budgettair Kader Zorg (BKZ) en VWS-begroting

Overzicht 2: Onderscheid tussen Budgettair Kader Zorg (BKZ) en VWS-begroting

Tabel 1 geeft een overzicht van de bruto-BKZ-uitgaven uitgesplitst naar artikel. In overzicht 3 is deze uitsplitsing visueel gepresenteerd.

Tabel 1 Verdeling van de bruto-BKZ-uitgaven per artikel (bedragen x € 1 000 000)

Begrotings-hoofdstuk

Artikel

Omschrijving

2011

Premie (P) / Begroting (B)

H41

41

Volksgezondheid

105,7

P

H41

42

Gezondheidszorg

36 561,8

P

H41

43

Langdurige zorg

24 876,9

P

H41

44

Maatschappelijke ondersteuning (subsidie MEE)

183,1

P

H41

99

Nominaal en onvoorzien

0,0

P

H16

42.2

Zorgopleidingen

1 073,4

B

H16

42.3

Wtcg

690,3

B

H16

42.4

Zorg Caribisch Nederland

56,7

B

H50

 

Wmo

1 456,0

B

H80/81

 

Loon- en prijsbijstelling

0,0

B

   

Bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

65 003,9

 

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Overzicht 3: Overzicht van de bruto-BKZ-uitgaven per artikel

Overzicht 3: Overzicht van de bruto-BKZ-uitgaven per artikel

Tabel 2 toont de bruto-BKZ-uitgaven en BKZ-ontvangsten, maar dan uitgesplitst naar financieringsbron. Het verplicht eigen risico en de eigen betalingen zijn niet-belastingontvangsten. De bruto-uitgaven minus deze niet-belastingontvangsten vormen de netto-BKZ-uitgaven. Deze netto-BKZ-uitgaven worden getoetst aan het Budgettair Kader Zorg, dat is vastgesteld in de Startnota van het kabinet.

Tabel 2 Samenstelling van de bruto-BKZ-uitgaven en de BKZ-ontvangsten naar financieringsbron (bedragen x € 1 000 000)
 

2011

Bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

65 003,9

Premiegefinancierd

61 727,5

waarvan AWBZ

25 218,4

waarvan Zvw

36 509,1

Begrotingsgefinancierd

3 276,4

waarvan Wmo

1 456,0

waarvan Zorgopleidingen

1 073,4

waarvan Wtcg

690,3

waarvan zorg Caribisch Nederland

56,7

waarvan Overig

0,0

BKZ-ontvangsten stand jaarverslag 2011

3 188,7

waarvan Eigen risico Zvw

1 514,6

waarvan Eigen bijdrage AWBZ

1 623,2

waarvan Terugontvangsten Zorgopleidingen

50,9

Netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

61 815,2

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Verschuivingen tussen budgetdisciplinesectoren

Bij tijden worden uitgaven verschoven tussen de budgetdisciplinesectoren. Dergelijke mutaties worden onder de naam ijklijnmutatie in het Financieel Beeld Zorg opgenomen.

Financiering van de zorguitgaven en de sociale fondsen

De collectieve zorguitgaven worden gefinancierd uit premies (nominale ziektekostenpremie, inkomensafhankelijke bijdrage en AWBZ-premie), belastingmiddelen (rijksbijdragen) vanuit de begroting (rijksbijdrage voor de financiering van de premie voor jongeren onder de 18 jaar, Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) en Rijksbijdrage financiering abortusklinieken, het verplicht eigen risico in de Zvw en eigen betalingen. De premie-inkomsten worden gerekend tot de collectieve lasten en tellen daarom mee in de inkomstenindicator van het kabinet. Dit betekent dat iedere verandering in de hoogte van de premies wordt gecompenseerd door lastenverzwaring of lastenverlichting elders.

De Zvw en de AWBZ zijn volksverzekeringen, waar iedere ingezetene in Nederland verplicht premie voor betaalt en aanspraken aan ontleent. Een deel van de financiering loopt via de sociale fondsen, het Zorgverzekeringsfonds (ZVF) en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Deze fondsen maken geen onderdeel uit van de Rijksbegroting, maar behoren wel tot de sector overheid. Veranderingen in de financiële positie van de fondsen hebben daarom invloed op het EMU-saldo. De fondsen worden gevoed met premies die door het kabinet worden vastgesteld (de inkomensafhankelijke bijdrage en de AWBZ-premie) en de rijksbijdragen. Ook een eventueel exploitatietekort in het ZVF of het AFBZ kan worden gezien als financiering van de zorguitgaven. Het exploitatiesaldo van de fondsen telt mee in het EMU-saldo en de EMU-schuld van het Rijk. Het Rijk moet hiervoor meer (of minder) lenen.

De nominale ziektekostenpremie wordt niet door het kabinet vastgesteld en wordt rechtstreeks door burgers betaald aan zorgverzekeraars. Het ZVF werkt als een verzekeringsfonds voor zorgverzekeraars. Uit het AFBZ worden de aanspraken betaald die burgers en instellingen hebben op grond van de AWBZ.

In het Financieel Beeld Zorg is aandacht voor de financiering van de zorguitgaven en de financiële positie van de fondsen.

B. BELEIDSVERSLAG

3. BELEIDSPRIORITEITEN

1. Inleiding

Het kabinet heeft het afgelopen jaar een voortvarende start gemaakt met de hervormingsagenda voor de zorg. Een agenda die ertoe moet leiden dat de kwaliteit van de Nederlandse zorg op peil blijft, of zelfs daar waar nodig en mogelijk verbetert. Zorg die toegankelijk is en betaalbaar, ook op langere termijn. Dit kabinet werkt aan de toekomstbestendigheid van de zorg in Nederland. In januari 2011 hebben we onze strategische beleidsvisies neergelegd in de brieven «Zorg die werkt» en «Vertrouwen in de zorg» (TK 32 620, nr. 1 en 2). Deze brieven beschrijven de ambities en op hoofdlijnen de maatregelen die nodig zijn om in de komende jaren de zorg dichtbij in de buurt te organiseren, de kwaliteit en financiële houdbaarheid van de (gezondheids)zorg te garanderen en gericht ruimte te bieden aan burger, cliënt, zorgondernemer en medewerker in de zorg.

De collectieve zorguitgaven groeien harder dan de economie. Het is van belang dat de zorg betaalbaar blijft. Het kabinet heeft in 2011 stappen gezet om te komen tot betaalbare zorg die tegelijkertijd van hoge kwaliteit is. In de curatieve zorg is met het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord een stevige set aan afspraken voor de periode 2012–2015 gemaakt met ziekenhuizen en medisch specialisten, die een aanzienlijke bijdrage moet leveren aan het beheersen van zorguitgaven. Met dit akkoord zijn ook afspraken gemaakt over specialisatie als er hoogcomplexe ziekenhuiszorg (met weinig patiënten) aan de orde is en dat eenvoudige zorg (die ook in de eerste lijn kan worden genoten) wordt gedecentraliseerd.

Daarnaast is verder gewerkt aan de invoering van prestatiebekostiging per 1 januari 2012. Voor circa 70 procent van de zorgproducten gelden vanaf deze datum vrije prijzen. In 2011 is besloten de macronacalculatie per 1 januari 2012 af te schaffen, waardoor zorgverzekeraars geprikkeld worden zorg scherper in te kopen en te letten op volume.

Ook in de langdurige zorg is het kabinet middels een afgewogen pakket aan maatregelen begonnen aan een omslag. Het kabinet wil daarmee goede zorg voor de meest kwetsbare groep mensen nu en in de toekomst garanderen en tegelijkertijd de groei in dat domein ombuigen. De zorgbehoefte van de cliënt staat bij deze hervorming centraal: de cliënt ontvangt zorg in een instelling als de zorgbehoefte daar om vraagt en thuis als dat kan. De vertrouwensband tussen zorgverlener, netwerk en cliënt dient als basis.

Dit kabinet heeft in 2011 besloten om een aantal maatregelen te nemen rondom het persoonsgebonden budget (pgb). Het kabinet investeert deze kabinetsperiode € 500 miljoen extra in het pgb. Om de verwachte forse stijging van de pgb-uitgaven in lijn te brengen met de beschikbare AWBZ uitgaven en daarmee de groei van de uitgaven aan het pgb te beheersen, is afgelopen jaar daarnaast besloten het pgb vanaf 2012 alleen nog toe te kennen aan cliënten met een verblijfsindicatie.

In 2011 is voortgang geboekt om de uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars nog deze kabinetsperiode door te kunnen voeren. In september 2011 sloten VWS en zorgaanbieders het convenant Kwaliteitsimpuls langdurige zorg, waarin de afspraken zijn uitgewerkt voor de jaarlijkse besteding van 852 miljoen euro voor extra personeel en opleiding.

Het kabinet heeft vertrouwen in medewerkers en organisaties die actief zijn in de zorg. Vanuit dit uitgangspunt werkt het kabinet aan het terugdringen van administratieve verantwoordingslasten. Verplegend en verzorgend personeel staat het dichtst bij de cliënt. Zij worden gestimuleerd om vanuit hun positie in de instelling of het ziekenhuis en hun professionele inzichten eigen kwaliteitsnormen en richtlijnen te ontwikkelen. Het kabinet vindt dat zij zo veel mogelijk ruimte moeten krijgen om naar inzicht te handelen en heeft in 2011 het Experiment regelarme zorginstellingen geïnitieerd. We hanteren het principe «high trust, high penalty», wanneer dit vertrouwen wordt geschaad.

Het kabinet heeft tegelijkertijd verder gewerkt aan het versterken van de positie van de patiënt en de cliënt. Begin 2011 is een begin gemaakt met de behandeling van de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz). Bovendien is in 2011 het voorstel voor de Beginselenwet AWBZ-zorg ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel regelt dat bewoners van instellingen concrete afspraken kunnen maken met de zorgverlener over de inrichting van het dagelijks leven en deze afspraken ook kunnen afdwingen.

Zorg en sport moeten dicht bij de burger worden georganiseerd. Het afgelopen jaar is langs verschillende lijnen gewerkt om dit onderdeel van de hervormingsagenda te realiseren. Er zijn maatregelen genomen om zorg in de zogenoemde nulde en eerste lijn te versterken. Ook is geld vrijgemaakt om sport en bewegen in de buurt te versterken. Er is een fundament gelegd voor de terugkeer van de basiszorg in de buurt. Zo is een start gemaakt met het decentraliseren van diverse taken naar gemeenten. De functie begeleiding (nu nog onderdeel van de AWBZ), de jeugdzorg en cliëntondersteuning voor mensen met een beperking worden op termijn uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van gemeenten. Een gemeente kan beter de behoeften van haar burgers inschatten en kan deze taken bovendien efficiënter uitvoeren.

In dit beleidsverslag wordt teruggeblikt op 2011. Het verslag biedt geen compleet overzicht van de behaalde doelen in dat jaar, maar geeft een overzicht van de meest relevante ontwikkelingen en in gang gezette en gerealiseerde beleidsmaatregelen op het terrein van volksgezondheid, welzijn en sport. Wel is een volledig overzicht gegeven van de financiële verantwoording. Omdat de begroting 2011 en de daarmee samenhangende beleidsagenda 2011 een beleidsarm karakter hadden, is ervoor gekozen om de opzet van het beleidsverslag vanuit het oogpunt van herkenbaarheid en samenhang zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de hierboven genoemde strategische brieven. In de teksten wordt ook teruggeblikt op de begroting en de beleidsagenda van 2011.

2. Zorg en sport dicht bij de burger

De Tweede Kamer is in oktober 2011 geïnformeerd over de noodzaak om zorg en ondersteuning in de buurt te versterken en dicht bij de burger te organiseren (TK 32 620, nr. 27). Het kabinet beschouwt zorg in de buurt als een topprioriteit. De toename van het aantal chronisch zieken, in combinatie met een krimpende arbeidsmarkt en stijgende kosten, maakt een andere inrichting van zorg en ondersteuning noodzakelijk. Voor deze kabinetsperiode is dan ook een flink aantal beleidsdoelstellingen geformuleerd op dit terrein. In 2011 is een begin gemaakt om deze doelstellingen te verwezenlijken. Afgelopen jaar zijn in dit kader onder andere acties ondernomen voor de versterking van de nulde en eerste lijn, het gezondheidsbeleid en preventie, sport, decentralisatie van begeleiding en jeugdzorg.

Versterking nulde en eerste lijn

In 2011 is begonnen om in kaart te brengen welke juridische, organisatorische en verzekeringstechnische belemmeringen bestaan en welke maatregelen nodig zijn om meer zorg en ondersteuning in de buurt te realiseren. Het idee is dat wanneer eenvoudige zorg (die op dit moment in de duurdere ziekenhuizen plaatsvindt) voortaan dicht bij de patiënt wordt geleverd, de zorg beter en goedkoper kan worden. Dit omdat niet langer medisch specialisten deze zorg leveren, maar de huisarts, de wijkverpleegkundige of de praktijkondersteuner, voor wie andere tarieven gelden. Daartoe moeten bestaande (financiële) schotten tussen stelsels worden aangepast als die adequate zorgverlening (onder andere de inzet van wijkverpleegkundigen) in de weg staan. In de zomer van 2012 zal het kabinet op basis van deze inventarisatie een samenhangend werkplan voor de in te voeren maatregelen presenteren.

Voorzieningen moeten ook op lokaal niveau goed zijn georganiseerd. In 2011 is daartoe een begin gemaakt. Het Erasmus MC is een programma gestart om, in het kader van de vermindering van perinatale sterfte, de verbinding te versterken tussen preventieve activiteiten van de gemeenten en de curatieve zorg. Tevens is er compensatie beschikbaar gesteld voor eerstelijnscentra in grootschalige nieuwbouwwijken vanwege de aanloopproblemen van deze centra. Verder ziet de Inspectie voor de Gezondheidszorg er sinds het voorjaar van 2011 op toe dat de huisartsen bij spoedgevallen binnen dertig seconden bereikbaar zijn. Is dat niet het geval dan volgen er sancties.

Gezondheidsbeleid

In mei 2011 is de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij» uitgekomen (TK 32 793, nr. 1 en 2). Het kabinet houdt de speerpunten overgewicht, diabetes, depressie, roken en schadelijk alcoholgebruik vast, maar legt daarbij het accent op bewegen. Bewegen is goed voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid en is verbonden met de andere speerpunten. Hiermee wordt ook de verbinding gelegd tussen het gezondheidsbeleid en de ambitie Vitaal Nederland als onderdeel van het Olympisch Plan 2028. De kabinetsvisie bestaat uit drie thema’s: vertrouwen in de gezondheidsbescherming, zorg en sport dichtbij in de buurt en gezonde keuzes gemakkelijker toegankelijk maakt. Belangrijke instrumenten hierbij zijn heldere wet- en regelgeving, betrouwbare en toegankelijke kennis en informatie, herkenbare en toegankelijke zorgvoorzieningen in de buurt of digitaal bereikbaar en het aangaan van publiek private samenwerking (PPS) om de gezonde keuzes aantrekkelijk en toegankelijk te maken.

Om invulling te geven aan de nota gezondheidsbeleid is onder andere de Wet publieke gezondheid, aangescherpt om krachtiger te kunnen optreden bij crises. Ook is de samenwerking en afstemming met het bedrijfsleven versterkt. Het Handvest gezonder voedingsaanbod op scholen is in december 2011 getekend. Om het drankgebruik van in het bijzonder jongeren terug te dringen, alcoholgerelateerde verstoring van de openbare orde te voorkomen en de administratieve lasten te verlichten, is gewerkt aan het wijzigingsvoorstel van de Drank- en Horecawet. Jongeren onder de 16 jaar worden door de wetswijziging strafbaar wanneer zij in het bezit van alcohol zijn op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Het voorstel ligt bij de Eerste Kamer. In mei 2011 verscheen in samenwerking met ministerie van Veiligheid & Justitie ook de brief over het Drugsbeleid (24 077, nr. 259) met daarin aandacht voor preventie en vroegsignalering van problematisch middelengebruik. Vanaf 30 augustus 2011 wordt de overtreding van het rookverbod in de horeca zwaarder bestraft en zijn boetes verdubbeld.

Sport

Sporten en bewegen is de basis van een gezonde en actieve leefstijl. Iedere Nederlander moet kunnen sporten en bewegen in de buurt. Het kabinet heeft in zijn beleidsbrief Sport (TK 30 234, nr. 37) drie prioriteiten benoemd: sport en bewegen in de buurt, werken aan een veiliger sportklimaat en uitblinken in sport. Het programma Sport en bewegen in de buurt is in 2011 verder uitgewerkt (TK 30 234, nr. 54). Vooruitlopend daarop zijn afgelopen jaar pilotprojecten gefinancierd voor vraaggericht sport- en beweegaanbod en het stimuleren van particuliere initiatieven in de buurt. Tevens is extra ingezet op de sportparticipatie in het speciaal onderwijs en is een begin gemaakt met sportloketten bij revalidatiecentra, waarbij ook aandacht is voor het herkennen van talenten. Met de 70 miljoen euro die is vrijgemaakt om meer mensen aan het sporten te krijgen, kan ook het aantal buurtsportcoaches worden verdrievoudigd; van 1 000 naar 2 900 vanaf 2012.

NOC*NSF is, in samenwerking met de sportbonden, in 2011 begonnen met de uitvoering van het actieplan Naar een veiliger sportklimaat. Daarmee is invulling gegeven aan het kabinetsbeleid op dit terrein (TK 30 234, nr. 36 en nr. 55). Bij Uitblinken in sport zijn extra middelen ingezet voor de Centra voor Topsport en Onderwijs (CTO’s) gericht op het verbeteren van de aansluiting met het onderwijs en op het verbeteren van de sportmedische begeleiding. Tevens is per 1 juli 2011 het leeftijdsgedifferentieerd stipendium voor topsporters ingevoerd.

Indicator
 

2003

2007

Streefwaarde 2011

1. Percentage van de Nederlandse bevolking dat minimaal twaalf keer per jaar aan sport doet

60%

65%

65%

Bron

Het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek, dat eens in de vier jaar door het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt uitgevoerd. Het eerstvolgende onderzoek heeft betrekking op 2011.

Deze indicator geeft aan hoe sportief de Nederlandse samenleving is.

Indicator
 

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Streefwaarde 2012

1. Percentage van de Nederlandse bevolking (vanaf 18 jaar) dat voldoet aan de beweegnorm.

60%

63%

68%

64%

68%

68%

66%

70%

2. Percentage jeugdigen (4 t/m 17 jaar) dat voldoet aan de beweegnorm.

45%

47%

46%

50%

50%

3. Percentage van de Nederlandse bevolking (vanaf 18 jaar) dat inactief is.

8,2%

5,8%

5,3%

5,2%

6,1%

5,5%

5,0%

5,0%

Bron

De gegevens maken onderdeel uit van het standaardonderzoek Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN), uitgevoerd door onder meer TNO.

Deze indicatoren geven aan hoeveel Nederlanders voldoende bewegen voor hun gezondheid. Dit geeft een indicatie van de behaalde gezondheidswinst door sport.

Als beweegnorm wordt de zogenaamde «combinorm» gehanteerd. Men voldoet aan die norm als men voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en/of de Fitnorm. De NNBG vereist minimaal 30 minuten matig intensief bewegen op minstens 5 dagen per week. Voor de jeugd tot 18 jaar is dit 60 minuten op zeven dagen per week. De Fitnorm vereist minimaal 20 minuten intensief bewegen (sport of fitness) op minstens 3 dagen per week.

Decentralisatie van AWBZ naar Wmo

Dit kabinet zet in op de decentralisatie van verschillende zorgvormen. Hierdoor kunnen gemeenten meer samenhang in de ondersteuning aanbrengen. Daarbij wordt enerzijds gestreefd naar samenhang tussen de verschillende gemeentelijke domeinen (wonen, werken, sporten, welzijn, thuiszorg en ondersteuning) en anderzijds naar samenhang tussen zorg en ondersteuning en inzet van vrijwilligers voor de inwoners die dat nodig hebben. Het kabinet heeft er voor gekozen extramurale begeleiding, die nu nog onderdeel uit maakt van de AWBZ, voor nieuwe cliënten per 1 januari 2013 en vanaf 2014 voor iedereen over te hevelen naar gemeenten en onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) te brengen. Ook de functie kortdurend verblijf en de inloopfunctie worden uit de AWBZ gedecentraliseerd. Om dit goed te regelen moet de Wmo worden aangepast; onder andere door uitbreiding van de compensatieplicht die gemeenten verplicht ondersteuning te bieden aan burgers die beperking ondervinden bij deelname aan de samenleving. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wmo is in december 2011 aangeboden aan de Tweede Kamer. In 2011 zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met gemeenten over de randvoorwaarden waaronder begeleiding en kortdurend verblijf kan worden overgeheveld. In 2011 is een TransitieBureau (met medewerkers van de VNG en het ministerie van VWS) opgericht om gemeenten en aanbieders te ondersteunen bij de verandering en betrokken cliënten tijdig en goed te informeren over de aanpassingen. In 2011 zijn in verband met deze overgang 32 bijeenkomsten gehouden waarbij gemeenten en zorgaanbieders kennis konden maken en met elkaar de mogelijkheden konden verkennen voor het bieden van ondersteuning (TK 30 597, nr. 206).

Kengetal
 

2008

2009

2010

1. Percentage Wmo-cliënten dat aangeeft dat de Wmo ondersteuning bijdraagt aan het zelfstandig wonen en meedoen in de samenleving

91%

2. Percentage Wmo-cliënten dat aangeeft dat de Wmo ondersteuning bijdraagt aan het langer zelfstandig blijven

81%

73%

3. Percentage Wmo-cliënten dat aangeeft dat de Wmo ondersteuning bijdraagt aan meedoen in de samenleving

74%

66%

Bron

1. Rapportage tevredenheidsonderzoeken cliënten Wmo SGBO 2008 juni 2008.

2 en 3. Rapportages tevredenheidsonderzoek cliënten Wmo SGBO/BMC 2009 definitief en «Wmo voorzieningen in beeld», resultaten tevredenheidsonderzoek en benchmark Wmo 2011.

De vraag of de ondersteuning van de Wmo bijdraagt aan het zelfstandig kunnen blijven wonen en/of meedoen aan de maatschappij is met ingang van 2009 gesplitst in twee aparte vragen.

Decentralisatie Jeugdzorg

Het kabinet wil een eenvoudiger stelsel van zorg en ondersteuning voor jeugd, waarin kinderen, ouders en andere opvoeders in elke gemeente gemakkelijker terechtkunnen met vragen over opgroeien en opvoeden. Zo worden zij eerder en sneller op maat geholpen, als het niet op eigen kracht lukt. Een stelsel dat kinderen stimuleert en ondersteunt om mee te doen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. In lijn met het regeer- en gedoogakkoord moet er ook één financieringsysteem komen voor het stelsel van de jeugdzorg.

Om de gefaseerde overheveling van taken naar de gemeente mogelijk te maken, zijn afspraken gemaakt tussen Rijk, VNG en IPO in de Bestuurlijke Afspraken 2011–2015. Daarbij zijn voorwaarden gesteld aan bovenlokale uitvoering van de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstaken, kwaliteitscriteria voor gemeenten en uitvoerende instellingen, toezicht en financiering. Tevens zijn afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg), geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd-ggz), zorg voor jeugd met een licht verstandelijke handicap, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. In 2011 is gestart met het ontwikkelen van kwaliteitseisen voor instellingen die jeugdbescherming en jeugdreclassering gaan aanbieden aan gemeenten in het nieuwe stelsel jeugd. Uiterlijk 2015 moet de decentralisatie van alle onderdelen van de jeugdzorg een feit zijn. De komende jaren worden gebruikt om de decentralisatie voor te bereiden (TK 31 839, nr. 142).

Met de vorming van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) is de basis gelegd voor het laagdrempelig en in de nabije omgeving aanbieden van opvoedingsondersteuning voor ouders met opgroeiende kinderen. Eind 2011 hadden nagenoeg alle gemeenten een CJG. Om nieuwe taken op het terrein van de zorg voor jeugd goed te kunnen uitvoeren, is het van belang dat gemeenten samenwerken. Veel gemeenten zijn in 2011 bij de (door)ontwikkeling van hun CJG begonnen voor te sorteren op de nieuwe taken in het kader van de stelselherziening zorg voor jeugd.

3. Betere en betaalbare zorg

We moeten investeren in betere kwaliteit en slimmer werken om goede zorg te kunnen garanderen voor mensen nu en in de toekomst. De vraag naar zorg neemt de komende jaren alleen maar toe en de zorguitgaven beslaan een steeds groter deel van de collectieve uitgaven. Het afgelopen jaar heeft dit kabinet gewerkt aan een agenda gericht op kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg. De komende jaren wordt dit verder uitgewerkt.

Indicator
 

2007

2008

2009

2010

2011

Raming 2012

1. Beheerste ontwikkeling gemiddelde nominale premie Zvw in €

1 103

1 053

1 064

1 110

1 224

1 253

2. Beheerste ontwikkeling bruto schadelast Zvw (bedragen x € 1 miljard)

26,2

31,5

33,8

35,6

36,6

36,0

3. Beheerste ontwikkeling AWBZ-uitgaven langdurige zorg (x € 1 miljard)

22,4

21,5

22,9

24,0

24,9

26,0

Bron

1. VWS. De daling van de nominale premie van 2007 op 2008 is deels vertekend door de afschaffing van de no-claim en de invoering van het verplicht eigen risico. De nominale premie is gebaseerd op de MEV 2012 van het Centraal Planbureau.

2. VWS en CVZ. De ontwikkeling 2007–2008 is voor een groot deel te verklaren door de overheveling van de geneeskundige ggz uit de AWBZ naar de Zvw.

3. VWS, NZa productieafspraken en (voorlopige)realisatiegegevens, CVZ (voorlopige) financieringslasten.

Betere kwaliteit

Hervorming: Kwaliteit ouderenzorg is een van de hervormingen uit het Regeerakkoord. Het kabinet versterkt met de Beginselenwet AWBZ zorg de positie van de cliënt in de langdurige zorg. In 2011 is het voorstel voor de Beginselenwet AWBZ zorg bij de Tweede Kamer ingediend. In 2011 is een begin gemaakt met de behandeling van de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) door de Tweede Kamer. In 2011 sloten VWS en zorgaanbieders het convenant Kwaliteitsimpuls langdurige zorg, waarin de afspraken zijn uitgewerkt voor de jaarlijkse besteding van 852 miljoen euro voor extra personeel en opleiding.

We streven ernaar om op 1 januari 2013 het Kwaliteitsinstituut voor de Zorg opgericht te hebben. Dit instituut heeft als doel de kwaliteit van zorg te verbeteren door de kwaliteit en doelmatigheid van zorg inzichtelijk te maken voor burgers, professionals, verzekeraars en anderen, zoals de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) (TK 32 620, nr. 14). In 2011 is langs drie sporen gewerkt aan de totstandkoming van het Kwaliteitsinstituut: een uitgebreide consultatie in het veld, het wetgevingstraject en het verstrekken van de opdracht aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) om het Kwaliteitsinstituut op te bouwen. Het wetsvoorstel dat de oprichting van het Kwaliteitsinstituut als een sectie bij het CVZ regelt, ligt voor advies bij de Raad van State.

Het programma «Zichtbare Zorg» valt per 2013 onder het Kwaliteitsinstituut. In 2011 heeft een commissie geadviseerd over kaderstellende documenten die de veldpartijen duidelijkheid moeten verschaffen over de verwachtingen van VWS over transparantie. Nu in alle sectoren het ontwikkelen en verzamelen van indicatoren is begonnen, wordt begonnen met het afbouwen van de financiële impuls van VWS en is een start gemaakt met de overgang van het programma Zichtbare Zorg naar het Kwaliteitsinstituut.

Dit kabinet wil dat het gebruik van e-health toepassingen toeneemt, mede ter substitutie van reguliere zorg. Hiervoor is in juni 2011 het programma Zorg voor Innoveren van start gegaan. In dit programma gaan CVZ, NZa, ZonMw en VWS aan de slag met het inrichten en beheer van één centraal informatiepunt zorginnovatie, en meer specifiek e-health. Ook wordt in dit programma gewerkt aan het realiseren van eenduidige procedures voor de toelating tot reguliere zorg. Tevens komt er een subsidieregeling voor anonieme e-mental health-initiatieven.

In de programmabrief «Langdurige Zorg» is het voornemen uit het regeer- en gedoogakkoord opgenomen om vanaf 2012 structureel 852 miljoen euro extra beschikbaar te stellen voor het leveren van goede zorg. Met dit bedrag krijgen instellingen meer financiële armslag en kunnen er 12 000 extra fte worden aangenomen en opgeleid (TK 30 597, nr. 186). Dit heeft ertoe geleid dat op 5 september 2011 de overheid het convenant «Kwaliteitsimpuls langdurige zorg» heeft gesloten met betrokken organisaties (koepelorganisatie van zorgverzekeraars, zorgondernemers, zorg voor mensen met een beperking, geestelijke gezondheidszorg, thuiszorg, opvang en verpleegkundigen en verzorgenden). In het convenant staan afspraken over onder andere de aanwending van de extra gelden, de rollen van de betrokken partijen en het terugdringen van de administratieve lasten. Verpleegkundig specialisten en physician assistants hebben het afgelopen jaar meer bevoegdheden gekregen om bepaalde taken zelfstandig uit te voeren. Het kabinet wil hiermee bereiken dat de zorg doelmatiger wordt en dat tegelijkertijd wordt bijgedragen aan de oplossing van het personeelstekort.

Kengetal
 

Gemiddeld 2003–2007

2008

2009

2010

2011

1. Werkgelegenheidsontwikkeling zorg en welzijn

2,70%

2,00%

3,80%

3,50%

1,40%

2. Vacaturegraad in zorg en welzijn

16

23

16

14

13

3. Aantal leerlingen in zorg en welzijn opleidingen (mbo en hbo)

240 000

251 000

260 000

268 000

271 000

4. Netto verloop verpleegkundig, verzorgend en agogisch personeel

4,30%

4,00%

4,10%

5. Ziekteverzuim (1e ziektejaar)

5,50%

5,00%

4,90%

4,80%

4,80%

Bron

De gegevens over 2009 t/m 2011 betreffen voorlopig cijfers.

1. CBS, 4e kwartaal van elk jaar. 2011 is ontwikkeling van het aantal banen in plaats van fte.

2. CBS en CFI/DUO, bewerking Panteia/SEOR/Etil

3. CBS en Prismant, bewerking Panteia/SEOR/Etil. Betreft 3e kwartaal van elk jaar. Het gemiddelde is hier niet 2003–2007, maar 2005–2007.

4. Koppeling werknemersenquêtes Prismant met SSB (CBS). Er is nog geen informatie over 2010 en 2011 bekend.

5. Vernet, bewerking Panteia/SEOR/Etil. Betreft ziekteverzuim zorg (niet welzijn).

Bovenstaande tabel laat een relatief gunstige ontwikkeling van de arbeidsmarktsituatie voor de zorg zien. Mede door de financiële crisis is het relatief eenvoudig voor zorginstellingen om personeel te vinden. Dit is terug te zien in de hoge werkgelegenheidsgroei en de daling van de vacaturegraad. Daarnaast is het positief dat meer mbo- en hbo-studenten kiezen voor een opleiding in de zorg en welzijn sector. Het netto verloop laat zien dat zorginstellingen goed in staat zijn om hun personeel te behouden voor de zorg. Het ziekteverzuim is sinds 2003 gedaald van 6,1% naar 4,8% in 2010, waarmee het nog maar 0,5% boven het Nederlands gemiddelde ligt. Rekening houdend met de inherente gezondheidsrisico’s van het werk in de zorg is 4,8% een redelijk laag percentage.

Positie van de cliënt versterken

In 2011 zijn stappen gezet om de transparantie van kwaliteit van zorg te verbeteren. De kwaliteitsinformatie van ziekenhuizen per aandoening op KiesBeter.nl is uitgebreid naar 17 aandoeningen. Het aantal klantervaringen (CQ indices) op basis waarvan behandelingen onderling kunnen worden vergeleken, is aanzienlijk uitgebreid. Ook zijn dit jaar voor het eerst klantervaringen en zorginhoudelijke indicatoren gepubliceerd voor de zorg voor mensen met een beperking. Onderzocht wordt of de taken van KiesBeter op termijn kunnen worden ondergebracht in het Kwaliteitsinstituut.

Indicator (output)
 

2009

2010

2011

Voor 80 aandoeningen kunnen burgers op www.kiesBeter.nl zien welke kwaliteit ziekenhuizen bieden.

6

15

17

Bron

RIVM, www.kiesBeter.nl

De Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG) is zodanig aangepast dat berispingen, boetes en schorsingen in het openbare BIG-register worden opgenomen. Hiermee krijgt de patiënt inzage in het functioneren van beroepsbeoefenaren, is hij beter in staat keuzes te maken en krijgt hij inzicht in het functioneren van instanties die waken over de kwaliteit van de gezondheidszorg (TK 32 261, nr. 23). Tevens is in 2011 een begin gemaakt met een project dat de toegankelijkheid verbetert van de website van het BIG-register. Onderdeel van dit project is de promotie van het gebruik van het BIG-nummer door zorgverleners.

De rechten van de patiënt moeten worden versterkt en individueel afdwingbaar zijn, maar tevens moet erop worden toegezien dat er sprake is van redelijkheid en billijkheid bij de invoering van deze rechten. De Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) beoogt de rechtspositie van cliënten in de zorg te verstevigen. Met de Wcz kan een cliënt (patiënt) bijvoorbeeld makkelijker kiezen voor de zorgaanbieder die het beste past bij zijn of haar zorgvraag. Begin 2011 is een begin gemaakt met de behandeling van de Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) door de Tweede Kamer.

Het kabinet versterkt daarnaast met de Beginselenwet AWBZ-zorg de positie van de cliënt in de langdurige zorg. In december 2011 is het voorstel voor de Beginselenwet AWBZ-zorg bij de Tweede Kamer ingediend. Na aanvaarding kan de wet in 2013 in werking treden. De wet geeft cliënten een afdwingbaar recht op het maken van afspraken in hun zorgplan, bijvoorbeeld over de dagelijkse hygiënische verzorging en over naar buiten gaan. Ook kunnen cliënten met ernstige klachten over persoonlijke verzorging en bejegening zich rechtstreeks wenden tot de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Om mishandeling van ouderen te voorkomen moeten aanbieders van AWBZ-zorg een verklaring omtrent gedrag kunnen overleggen voor nieuwe medewerkers. Tevens zijn zij verplicht gevallen van mishandeling door medewerkers te melden bij de Inspectie.

Zorg die veiliger is

De sector heeft afgesproken dat vermijdbare schade in ziekenhuizen in 2012 moet zijn gehalveerd ten opzichte van 2004. Bij de start van het veiligheidsprogramma Voorkom schade, werk veilig in 2007 hebben de ziekenhuizen afgesproken dat ze de vermijdbare schade en sterfte in de ziekenhuizen met de helft willen terugdringen. Alle ziekenhuizen moeten eind 2012 beschikken over een veiligheidsmanagementsysteem (VMS). De meeste ziekenhuizen dienen hun systeem in 2012 op accrediteerbaar niveau te hebben. De IGZ heeft bij een voortgangsonderzoek in oktober 2011 geconcludeerd dat er al heel wat gebeurt, maar dat het nog allemaal niet snel genoeg gaat. Zonder extra inzet – met name op het gebied van risicomanagement – lijkt voor een groot aantal ziekenhuizen een volwaardig VMS in 2012 niet haalbaar.

Om professionals in de eerstelijnszorg beter te leren omgaan met incidenten, is in november 2011 voor de tweede keer de Nationale meldweek patiëntveiligheid gehouden.

Indicator (output)
 

2004

2006

2008

2009

2010

2011

1. Aantal vermijdbare incidenten in ziekenhuizen

30 000

30 000

(+ 2004)

2. Vermijdbare sterfte in ziekenhuizen (meting bij huidige stand technologie)

1 735

1 735*

3. Percentage ziekenhuizen dat de speerpunten 2009 op het gebied van het Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) heeft geïmplementeerd

in ontwikkeling

in ontwikkeling

4. Het aantal ziekenhuizen dat op de thema’s van het programma «voorkom schade, werk veilig» participeert of aantoonbaar vergelijkbare initiatieven ontplooit

82

93

5. Het aantal ziekenhuizen dat deelneemt aan de HSMR (Hospital Standardised Mortality Rate)

69

68

6. Aantal gevallen van vermijdbare ziekenhuisopname ten gevolge van medicijngebruik

19 000

13 300*

* = Streefwaarde

Bron

1. en 2. De basiswaarden zijn gemeten door het EMGO/Nivel in 2004. Eind 2008 zijn de resultaten van de tweede landelijke dossierstudie over 2008 beschikbaar gekomen. De meting betreft circa de helft van het aantal dossiers dat in de nulmeting van 2004 betrokken was. De resultaten van de derde en laatste meting worden in het voorjaar 2013 gepubliceerd.

3. IGZ. Vier keer (2009, 2010, 2011 en 2012) controleert de IGZ steekproefsgewijs hoever de ziekenhuizen zijn met het implementeren van het VMS aan de hand van de extra speerpunten voor dat jaar uit het VMS. Voor de IGZ is dat een indicator voor certificatie/accreditatie van het VMS eind 2012 van alle ziekenhuizen. De conclusie van het onderzoek over 2010 was dat de scores van de onderzochte ziekenhuizen, bezien vanuit de speerpunten voor 2010, op schema liggen. De conclusie van het onderzoek over 2011 was dat er onvoldoende vooruitgang is ten opzichte van de resultaten van 2010. Begin 2013 zal moeten blijken hoeveel ziekenhuizen certificatie/accreditatie van het VMS hebben behaald.

4. VWS op basis van VMS. Cijfer is inclusief UMC’s.De laatste Quick-scan van VMS (juni 2011) geeft aan dat 97% van de ziekenhuizen verwachten de doelstellingen van het VMS eind 2012 te halen. De eindresultaten van het VMS programma komen in mei 2013.

5. VNZ/NFU. Het gaat hier om gecorrigeerde sterftecijfers. In 2010 hebben alle ziekenhuizen reeds hun ongecorrigeerde sterftecijfers openbaar gemaakt over het jaar 2009. In 2011 zijn voor het eerst door 68 van de 93 ziekenhuizen gestandaardiseerde cijfers openbaar gemaakt over het jaar 2010. Dat is 73%. Deelname aan de HSMR wordt door de IGZ gemeten.

6. Eindrapport Hospital Admissions Related to Medication (Harm), Universiteit Utrecht.

Zorg belonen naar prestatie

Hervorming: De invoering van prestatiebekostiging in de medisch specialistische zorg is één van de hervormingen uit het Regeerakkoord. Met het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord zijn in 2011 afspraken gemaakt over de ziekenhuiszorg, zoals de invoering per 2012 van prestatiebekostiging, uitbreiding tot 70% van de behandelingen waar vrije prijsvorming geldt, en het afbouwen van de achteraf compensaties voor zorgverzekeraars. Het wetsvoorstel dat gereguleerde winstuitkering in de zorg mogelijk maakt, is in 2011 voor advies naar de Raad van State gestuurd.

In 2011 hebben overheid, zorgverzekeraars en zorgaanbieders afspraken gemaakt voor een beheerste uitgavenontwikkeling van 2,5 procent (exclusief loon- en prijsontwikkeling) voor de periode 2012–2015 en vastgelegd in een bestuurlijk hoofdlijnenakkoord. Dit akkoord richt zich verder op selectieve zorginkoop, vermindering van praktijkvariatie, spreiding en specialisatie van ziekenhuisfuncties, het doelmatiger voorschrijven van geneesmiddelen en het verbeteren van de informatievoorziening over de verleende zorg (TK 29 248, nr. 215). Ook zijn in het akkoord afspraken gemaakt over de inzet van het MBI mocht deze beheerste uitgavenontwikkeling zich toch niet voordoen. Het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord is daarmee een stevige afsprakenset die een aanzienlijk bijdrage moet leveren aan het beheersen van de zorguitgaven en de verbetering van de zorg. Het akkoord vraagt de komende jaren om een forse inspanning van alle betrokken partijen.

Onderdeel van het bestuurlijk hoofdlijnenakkoord is de prestatiebekostiging ziekenhuizen, die per 1 januari 2012 zal ingaan. Vanaf 2012 gelden vrije prijzen voor 70 procent van de ziekenhuisbehandelingen. De systematiek van het declareren van zorgprestaties is vereenvoudigd.

Het aantal dbc’s (diagnosebehandelcombinaties) is teruggebracht van circa 30 000 dbc’s naar 4 400 DOT’s. De DOT-zorgproducten (nieuwe naam voor dbc’s) zijn beter medisch herkenbaar, kostenhomogener en specialisme-overstijgend. De DOT-systematiek is per 1 januari 2012 in werking getreden. Voor de realisatie van het eindperspectief van prestatiebekostiging is aanpassing van wetgeving vereist. In 2011 zijn de wijzigingsvoorstellen voor de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de Wet op de Bijzondere Medische Verrichtingen (WMBV) naar de Tweede Kamer gestuurd.

Om de in het voorjaar geconstateerde forse overschrijdingen in de uitgaven voor curatieve geestelijke gezondheidszorg terug te halen, is in de zomer van 2011 besloten tot ingrijpende maatregelen in deze sector. Mede daarom is in het najaar overleg gestart met verschillende veldpartijen (GGZ Nederland, Meer-GGZ, NVvP, ZN en LPGGZ) over de toekomst van de geestelijke gezondheidszorg. Dit overleg is gebaseerd op een gezamenlijke toekomstvisie op goede samenhangende zorg die past binnen het beschikbare budgettaire kader, waarin mensen met een psychische aandoening snel en effectief worden geholpen. Daarbij wordt gestreefd naar afspraken omtrent versterking van de eerstelijnszorg, meer inzet van e-mental health en preventie, hulp aan huis, de invoering van prestatiebekostiging binnen het budgettair kader, vergroting van de risicodragendheid door verzekeraars conform het Regeerakkoord, inkoop verzekeraars, informatieaanlevering,en het transparanter maken van de kwaliteit van zorg. Naar verwachting kan in de loop van 2012 een bestuurlijk akkoord geestelijke gezondheidszorg worden bereikt.

In 2011 heeft het kabinet flinke stappen gezet om te komen tot vrije tarieven en nieuwe prestatiebeschrijvingen voor apothekers en apotheekhoudende huisartsen. De tarieven worden per 1 januari 2012 niet meer landelijk vastgesteld door de overheid. Apothekers en zorgverzekeraars maken afspraken over tarieven voor farmaceutische zorg. Het betreft afspraken over de prijs van een geneesmiddel en de (kwaliteit van) dienstverlening. De overheveling van (dure) medisch specialistisch geneesmiddelen naar de ziekenhuisbekostiging is in 2011 voorbereid. Met ingang van 2012 zijn de TNF-alfaremmers als eerste overgeheveld. Met de invoering van prestatiebekostiging in de ziekenhuiszorg is ook invulling gegeven aan nieuwe bekostiging (add on) van dure geneesmiddelen.

In verband met het experiment vrije prijsvorming in de mondzorg heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op 8 september 2011 een prestatiebeschrijvingbeschikking vastgesteld. Daarin zijn de prestaties beschreven die met ingang van 1 januari 2012 in rekening mogen worden gebracht door tandartsen, orthodontisten, mondhygiënisten en tandprothetici. Het experiment betreft het vrijgeven van de prijzen voor mondzorg voor een periode van 3 jaar. Hiermee wordt een advies opgevolgd van de Nza uit 2008. Het experiment beoogt betere kwaliteit en meer transparantie. Gedurende het experiment zullen de ontwikkelingen op de markt gemonitord worden.

De wet Opsporing onverzekerden (Zvw) die op 15 maart 2011 in werking is getreden, werpt inmiddels zijn vruchten af. Na de inwerkingtreding van de wet zijn bijna 160 000 onverzekerden aangeschreven. Op 1 december 2011 was het aantal onverzekerden al met circa 100 000 personen afgenomen. In reactie op de aanschrijving door het CVZ hebben circa 63 000 onverzekerde burgers een ziektekostenverzekering afgesloten, daarnaast bleken ruim 37 000 niet (meer) verzekeringsplichtig. Op dit moment is sprake van een restant van 57 965 onverzekerden, die zich in diverse fasen van het traject van opsporing en aanschrijving bevinden.

Indicator (outcome)
 

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2012

1. Aantal onverzekerden op 1 mei van een jaar

231 000

153 000

152 000

136 000

< 136 000

2. Aantal wanbetalers aan het einde van een jaar bij zorgverzekeraars

240 000

257 000

318 000

0

0

0

3. Aantal wanbetalers aan het einde van het jaar bij het CVZ

29 000

282 000

318 000

< 282 000

Bron

1. CBS.

2. CBS. Deze regel is gesplitst ten opzichte van de begroting 2011. Regel 2 geeft thans het aantal wanbetalers weer die geen premie betaalden aan hun zorgverzekeraar. Sinds de inwerkingtreding van de Wet structurele maatregelen wanbetalers zorgverzekering op 1 september 2009 zijn deze wanbetalers overgeheveld van de zorgverzekeraars naar het bestuursrechtelijk premieregime bij het CVZ. Daarmee is het aantal wanbetalers, met een achterstand van meer dan zes maanden dat geen premie betaalt aan de eigen zorgverzekeraar, tot 0 gereduceerd.

3. CVZ. Betreft het aantal wanbetalers dat in het bestuursrechtelijk premieregime is opgenomen en waarbij het CVZ de premie int. Zoals is aangegeven in de VWS-Verzekerdenmonitor 2010 (TK 29 689, nr. 299) wordt in rapportages over de omvang van het aantal wanbetalers niet langer uitgegaan van cijfers van het CBS, maar van het aantal wanbetalers bij het CVZ. Het realisatiecijfer 2011 is afkomstig uit de CVZ-maandrapportage december 2011.

Sinds de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw) hebben elders in Europa wonende Nederlanders bezwaar gemaakt tegen het verplichte karakter van de ziektenkostendekking uit hoofde van het EU-verdragsrecht. Hierover zijn de afgelopen jaren verschillende rechtszaken gevoerd. In december 2011 heeft de Centrale Raad van Beroep geoordeeld dat de ziektekostendekking verplicht is en dat Nederland hiervoor een bijdrage mag heffen. Tevens concludeerde de Raad dat bij de invoering van de Zvw de overheid de in het buitenland wonende Nederlanders niet heeft benadeeld ten opzichte van andere Nederlanders. Daarmee is een einde gekomen aan een juridische strijd die zes jaar heeft geduurd. Dit betekent een aanzienlijke vermindering van de uitvoeringslast door het CVZ.

Een toekomstbestendige langdurige zorg

Hervorming: De herziening in de AWBZ is een van de hervormingen uit het Regeerakkoord. Het kabinet heeft in 2011 maatregelen getroffen zodat de toegang tot het persoonsgebonden budget (pgb) per 2012 is beperkt en de voorwaarden strenger zijn geworden. Daarbij behoudt iedereen zijn recht op AWBZ zorg, maar alleen cliënten met een verblijfsindicatie kunnen nog kiezen voor een pgb. De functies dagbesteding en begeleiding wil het kabinet overhevelen van de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Het kabinet vindt dat deze functies het best dichtbij de cliënt geregeld kunnen worden. De gemeenten, die de Wmo uitvoeren, staan dichterbij de cliënt en kunnen dus meer maatwerk leveren. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wmo dat daartoe moet dienen, is in 2011 aan de Tweede Kamer gezonden.

Het kabinet treft deze kabinetsperiode tal van maatregelen om de kwaliteit van de langdurige zorg te verbeteren, de zorg beter te laten aansluiten bij de wensen van de cliënt en de medewerkers meer zeggenschap en ruimte te geven. Ook worden de uitgaven beheerst zodat de AWBZ behouden blijft voor hen die deze zorg het meest nodig hebben.

Het afgelopen jaar is duidelijk geworden dat de pgb-uitgaven sterk zijn gegroeid. Volgens de meest recente inzichten zal bij ongewijzigd beleid in 2015 een tekort van 0,7 miljard euro ontstaan op de uitgaven voor het pgb (TK 30 597, nr. 218). Dat is onhoudbaar. Het kabinet heeft (naast een investering van 500 miljoen euro) daarom maatregelen getroffen om het beroep op het pgb terug te dringen. Daarnaast wordt het pgb vanaf 2014 wettelijk verankerd. Vanaf 2012 komen alleen mensen met een indicatie voor verblijf in een zorginstelling in aanmerking voor een pgb. Mensen die anders in een instelling terecht zouden komen krijgen bovendien 5% extra.

De mensen die in 2011 een pgb hebben, behouden deze bijna altijd tot 1 januari 2014. Dit geldt niet voor de mensen die in 2013 voor begeleiding worden geherindiceerd. Vanwege de decentralisatie van deze functie naar de gemeenten, is vanaf dat moment de gemeente verantwoordelijk voor het aanbieden van begeleiding. Door de pgb-maatregelen zullen meer personen een beroep doen op zorg in natura. Omdat de zorg in natura nog niet voor iedereen de gewenste zorg kan bieden, is vanaf 1 januari 2012 de Vergoedingsregeling persoonlijke zorg geïntroduceerd. Cliënten met een complexe zorgvraag (van minimaal tien uur per week) kunnen onder voorwaarden een beroep doen op deze vergoedingsregeling. In 2011 zijn maatregelen voorbereid ter voorkoming van pgb-fraude. Deze zijn op 1 januari 2012 ingevoerd. Het gaat bijvoorbeeld om betere voorlichting en ondersteuning van aspirant-budgethouders, het invoeren van een zorgplan en het alleen toestaan van bancaire betalingen.

In 2009 zijn de Zorgzwaartepakketten (ZZP’s) ingevoerd om de beschikbare middelen voor de kwetsbare AWBZ-cliënten beter te verdelen. Uitgangspunt is dat iedere cliënt de zorg ontvangt die hij of zij nodig heeft. Onderzoek uit 2010 naar de ZZP’s heeft ertoe geleid dat vanaf 1 maart 2011 een ondersteuningsprogramma voor aanbieders is ingesteld. In dit programma, «Werken met ZZP’s», worden aanbieders geholpen met de invoering van zorgzwaartebekostiging door middel van regiobijeenkomsten, workshops, een website met praktijkvoorbeelden en hulp op locatie (TK 30 597, nr. 242). Het ZZP-onderhoud is in 2011 overgedragen aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Om de langdurige zorg meer cliëntgericht te maken, is de koppeling van financiering van zorg aan het resultaat voor de cliënt van groot belang: resultaatsfinanciering. Dit model wordt begin 2012 verder uitgewerkt.

Het streven is om de AWBZ per 1 januari 2013 te laten uitvoeren door zorgverzekeraars voor eigen verzekerden. Hiermee wordt een aantal belangrijke voordelen verwacht, zoals vergroting van de keuzevrijheid voor verzekerden en cliënten, een grotere klantgerichtheid, verbetering van kwaliteit en meer kostenefficiency. Het conceptwetsvoorstel waarmee de beoogde uitvoering van de AWBZ voor eigen verzekerden wordt ingevoerd, is in september 2011 aan de Raad van State ter advisering aangeboden. De verwachting is dat het wetsvoorstel na ontvangst van het advies begin 2012 aan de Kamer ter behandeling kan worden aangeboden.

Een toekomstbestendige jeugdzorg

In de beleidsbrief «Geen kind buiten spel» van 8 november 2011 zijn de hoofdlijnen van het nieuwe jeugdstelsel geschetst (TK 31 839, nr. 142). De ambitie van het kabinet is dat alle kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en meedoen. De hoofddoelen van de stelselwijziging zijn eerdere ondersteuning aansluitend op de eigen kracht van jeugd en gezin, problemen minder snel medicaliseren, betere samenwerking rond gezinnen, zorg op maat en meer ruimte voor professionals. Hiermee wordt invulling gegeven aan de afspraak in het Regeerakkoord om alle ondersteuning en zorg voor de jeugd over te hevelen naar gemeenten, zowel bestuurlijk als financieel. Gemeenten zijn op deze wijze in staat om samenhangend beleid te ontwikkelen en maatwerk te bieden, afgestemd op de lokale situatie en de behoeften van de individuele kinderen, jongeren en hun ouders. De kabinetsvoorstellen zijn in het Wetgevingsoverleg Jeugd van 19 december 2011 besproken met de Tweede Kamer. Het wetsvoorstel wordt voorjaar 2012 voor consultatie aan het veld voorgelegd en eind 2012 ingediend bij het parlement. Invoering van het nieuwe stelsel is voorzien per 1 januari 2015. Over het transitietraject zijn bestuurlijke afspraken gemaakt met VNG en IPO.

De vraagstukken, waar het kabinet bij de uitwerking van het nieuwe jeugdstelsel voor staat, zien we terug in de hervorming van jeugdzorg, de decentralisatie van de begeleiding, het passend onderwijs, en werk en inkomen (Wet werken naar vermogen). In de verschillende sectoren is de vraag aan de orde hoe de participatie naar vermogen voorop komt te staan, de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van mensen opnieuw wordt ingevuld en hoe professionals meer ruimte krijgen. Deze beleidsterreinen staan niet los van elkaar. Het betreft immers deels dezelfde mensen. Een goede intersectorale afstemming is nodig. Het kabinet beziet daarom de uitwerking van de verschillende decentralisaties naar gemeenten in samenhang. Hierdoor wordt het voor instellingen en professionals die werkzaam zijn in zorg, onderwijs en participatie, beter mogelijk hun inspanningen op elkaar af te stemmen. De minister van SZW heeft daartoe in 2011 de coördinatie gekregen.

Zorg voor oorlogsgetroffenen en herinnering

Kern van het kabinetsbeleid op het terrein van oorlogsgetroffenen is het garanderen van de kwaliteit en continuïteit van de uitvoering van ondersteuning aan oorlogsgetroffenen, ondanks de gestaag kleiner wordende doelgroep. Dit doel is in 2011 een stuk dichterbij gebracht. Met ingang van 1 januari 2011 is het cliëntbeheer van de Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) naar de Sociale Verzekeringsbank overgebracht. Dankzij een zorgvuldige voorbereiding hebben de cliënten geen hinder ondervonden van de overgang. Tevens is per 1 januari 2011 een aantal taken op het terrein van educatie en voorlichting overgedragen aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Indicatoren (output)
 

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde

≥ 2012

1. Percentage apparaatskosten PUR (SVB) in verhouding tot de

uitgaven voor pensioenen en uitkeringen

4,8%

4,6%

4,6%

5,9%

4,5%

2. Percentage eerste aanvragen die door de PUR binnen de (verlengde) wettelijke termijn zijn afgehandeld

85%

84%

82%

90%

84%

3. Percentage vervolgaanvragen die door de PUR binnen de (verlengde) wettelijke termijn zijn afgehandeld

86%

83%

78%

94%

84%

Bron

1. Jaarverslagen PUR 2009 en 2010.

2. Jaarverslagen PUR 2009 en 2010.

3. Jaarverslagen PUR 2009 en 2010. De basiswaarden en de streefwaarden voor de afhandeling van eerste aanvragen en vervolgaanvragen betreffen een gewogen gemiddelde van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 (Wuv), de Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945 (Wubo) en de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp). Deze indicatoren worden jaarlijks gepubliceerd in het jaarverslag van de PUR. De percentages over 2011 kunnen nog veranderen als aanvragen in voorraad nog binnen de wettelijke termijnen worden afgehandeld.

Kengetal
 

2008

2009

2010

2011

Wuv

       

Gemiddeld aantal betaalbare uitkeringen (inclusief uitkeringen art. 21b)

16 624

15 881

14 682

14 266

Uitgaven Wuv totaal (bedragen x € 1 miljoen)

182,0

179,0

177,2

172,0

         

Wubo

       

Gemiddeld aantal betaalbare uitkeringen (inclusief toeslag art. 19)

13 338

13 407

13 214

12 936

Uitgaven Wubo totaal (bedragen x € 1 miljoen)

69,2

70,9

72,3

70,1

         

Wbp

       

Gemiddeld aantal betaalbare pensioenen

4 044

3 744

3 415

3 241

Uitgaven Wbp totaal (bedragen x € 1 miljoen)

85,5

78,5

72,1

64,3

         

AOR

       

Gemiddeld aantal uitkeringen

1 831

2 025

2 187

2 333

Uitgaven AOR totaal (bedragen x € 1 miljoen)

6,4

6,6

6,9

7,9

Bron

PUR, Stichting Administratie Indonesische Pensioenen, januari 2012. De cijfers over 2011 betreffen voorlopige cijfers.

Wuv = Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

Wubo = Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945

Wbp = Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

AOR= Algemene Ongevallenregeling

Het gemiddeld aantal uitkeringen bij Wuv, Wubo en Wbp daalt geleidelijk. Bij de AOR-regeling is nog sprake van een stijging, direct of indirect als gevolg van het projecten «Gerichte benadering» en «Brede benadering».

4. Ruimte voor mensen in de zorg

Zorgverleners, zorgbestuurders en goede particuliere initiatieven hebben meer ruimte nodig. Zij ervaren belemmeringen om te innoveren en te investeren in betere zorg. De hoge administratieve lasten zijn een van de belemmeringen die zij ervaren. Ook ontbreekt het aan voldoende dynamiek in de zorg. Door meer mogelijkheden te bieden voor het aantrekken van privaat kapitaal bij investeringen, kunnen we de zorg vitaler maken. Het afgelopen jaar is deze agenda, die mensen in de zorg meer ruimte moet bieden, langs verschillende wegen uitgewerkt.

A. Meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor zorgaanbieders

Winstuitkering in de zorg

Het is belangrijk dat zorgaanbieders meer ruimte en meer verantwoordelijkheid krijgen. Hiervoor is het noodzakelijk dat zij meer mogelijkheden krijgen om kapitaal aan te trekken. De mogelijkheid om winst uit te keren draagt hieraan bij. Om die reden is in januari 2011 aangekondigd dat aanbieders van medisch specialistische zorg onder voorwaarden winst mogen uitkeren (TK 32 620, nr. 1). In de zomer van 2011 is aan de Raad van State advies aangevraagd over het wetsvoorstel dat gereguleerde winstuitkering in de zorg mogelijk maakt. De Raad van State heeft in oktober advies uitgebracht, waarna het wetsvoorstel met inachtneming van dat advies op 8 februari 2012 naar de Tweede Kamer is verstuurd (TK 33 168, nr. 1).

Zorgspecifieke fusietoets

Niet alle fusies in de zorg zijn in het belang van de patiënt. Om ongewenste fusies te voorkomen heeft het kabinet aangekondigd een zorgspecifieke fusietoets in het leven te roepen. Deze toets beoogt risico’s voor de kwaliteit en de bereikbaarheid van de zorg tijdig te signaleren en maakt het mogelijk zo nodig op grond van kwaliteit of bereikbaarheid van zorg fusies tegen te houden dan wel aan voorwaarden te verbinden. De fusietoets, die de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) – in overleg met de IGZ – zal uitvoeren, vindt plaats voorafgaand aan een eventuele fusietoets door de NMa uit hoofde van de Mededingingswet (TK 32 620, nr. 15). Het wetsvoorstel over de zorgspecifieke fusietoets is eind 2011 voor advies voorgelegd aan de Raad van State. De bevoegdheid om zorginstellingen te splitsen wordt een aanvulling op het bestaande regels in het kwaliteitstoezicht in de zorg. Het opleggen van een dergelijke maatregel is een zeer zware interventie die uitdrukkelijk bedoeld is als uiterste middel.

Verbod op verticale integratie van zorgverzekeraars en zorgaanbieders

In het Regeerakkoord staat dat een fusieverbod tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders geregeld zal worden. Over de Europeesrechtelijke houdbaarheid van een dergelijk «verbod van verticale integratie» is in 2011 de Europese Commissie geraadpleegd. Deze stelde eind november 2011 dat het verbod een belemmering van de Europese vrijverkeersregels zal inhouden, maar dat deze belemmering in het licht van recente jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en de grote vrijheid die lidstaten op het terrein van de volksgezondheid hebben om hun zorgstelsel in te richten, zou kunnen vallen onder de situaties waarin zo'n belemmering gerechtvaardigd kan zijn. Aangezien het kabinet van mening is dat van een dergelijke rechtvaardigingsgrond inderdaad sprake is, wordt sinds december 2011 gewerkt aan een wetsvoorstel waarin verticale integratie van zorgverzekeraars en zorgaanbieders wordt verboden. Verwacht wordt dat het wetvoorstel in het tweede kwartaal van 2012 aan de Tweede Kamer zal kunnen worden aangeboden. Toezicht op het verbod van verticale integratie zal gehouden worden door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). De NZa krijgt twee mogelijkheden om zorgverzekeraars desgevraagd tijdelijk van dit verbod te ontheffen: indien de zorgverzekeraar anders niet aan zijn zorgplicht kan voldoen en indien dit wenselijk is met het oog op innovatie van de geleverde zorg.

B. Vereenvoudigen en verminderen verantwoordingslasten

Regelarme instellingen

Het kabinet streeft ernaar de verantwoordingslasten voor zorginstellingen te verminderen. In het Regeerakkoord is aangekondigd dat de mensen die werken in verpleging en verzorging hun vak terug moeten krijgen zonder overbodige administratieve belasting. In juli 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het stappenplan om overbodige administratieve lasten weg te nemen (TK 31 765, nr. 50). Zorgaanbieders in de langdurige zorg is gevraagd te melden welke regels het meest hinderen. Het ministerie van VWS en Zorg ZBO’s gaan hier op basis van een werkprogramma mee aan de slag. Verder is zorginstellingen gevraagd voorstellen in te dienen voor het experiment regelarme instellingen. In 2012 wordt begonnen met 28 experimenten voor regelarme instellingen.

Indicatiestelling AWBZ

Het beleid met betrekking tot indicatiestelling in de AWBZ is gebaseerd op vertrouwen in de zorgaanbieder. Het proces van het afgeven van indicaties door het CIZ is vergemakkelijkt. Het aantal standaardindicaties is uitgebreid en herindicaties worden afgegeven via «taakmandaat». Hierdoor kunnen zorgaanbieders voor bepaalde cliëntgroepen en onder bepaalde voorwaarden zelf herindiceren. Met ingang van 1 januari 2011 is de regelgeving zo aangepast dat een cliënt met een langdurige en stabiele zorgvraag een indicatiebesluit kan krijgen met een maximale geldigheidstermijn van vijftien jaar. Een verdere vermindering van administratieve handelingen wordt bereikt door de introductie per 1 oktober 2011 van de indicatiemelding door zorgaanbieders voor tachtigplussers die in aanmerking komen voor langdurig verblijf (zorg in natura). Op basis van deze indicatiemeldingen neemt het CIZ de indicatiebesluiten en registreert die.

5. Eigen verantwoordelijkheid en eigen kracht

De overheid moet problemen van burgers niet overnemen, maar hen zo veel mogelijk in staat stellen hun problemen aan te pakken. De samenleving wordt gemaakt door al haar leden samen. Het zelforganiserend vermogen uit de samenleving kan beter worden benut. Dit vereist een omslag in werken en denken en een andere houding en oplettendheid van zowel overheid, maatschappelijk middenveld en individuele burgers. In het afgelopen jaar zijn stappen gezet om burgers beter in positie te brengen waar het de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van gezondheid en zorg betreft. De rol van de overheid is vooral stimuleren en de juiste randvoorwaarden creëren. Tegelijkertijd heeft de overheid wel een nadrukkelijke taak bij het aanpakken van misstanden.

Zelf beslissen over leefstijl

Als het om leefstijl gaat, is het van belang dat de overheid niet de illusie geeft de verantwoordelijkheid van mensen te kunnen overnemen. Mensen maken zelf keuzes. Die keuzes moeten bij voorkeur worden gemaakt in een omgeving waarin de gezonde keuze makkelijk is. Aan die omgeving dragen diverse maatschappelijke sectoren bij (TK 32 793, nr. 2). Publiek private samenwerking (PPS) is hiervoor een kansrijke methode. Daarnaast is de beschikbaarheid van betrouwbare en toegankelijke informatie die aansluit bij de belevingswereld van mensen essentieel. Algemene massamediale campagnes passen hier niet in, informatie op maat wel. Zo wordt het gebruik van nieuwe (sociale) media steeds belangrijker.

Het kabinet streeft ernaar dat interventies zo veel mogelijk gebundeld worden aangeboden (op thema), zodat bijvoorbeeld scholen niet worden overspoeld met versnipperde informatie. Dat gebeurde afgelopen jaar onder meer via de Gezonde schoolaanpak en het vignet Gezonde School, dat in samenwerking door het RIVM Centrum Gezond Leven en het Convenant Gezond Gewicht werd uitgevoerd in opdracht van het ministerie van VWS. Het doel is om in het Nederlandse onderwijs op attractieve wijze meer aandacht te krijgen voor en het gebruik van deze leefstijlactiviteiten gericht op bewegen en voeding.

Indicator (outcome)
 

2001

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2012

1. Het percentage niet-rokers ≥ 15 jaar

 

72%

73%

72%

73%

75%

≥ 73%

2. Overgewicht bij volwassenen

 

45,5%

46,9%

47,2%

47%

≤ 47%

3. Overgewicht bij kinderen leeftijd 2–8 jaar

 

14,5%

≤ 14,5%

4. Overgewicht bij kinderen leeftijd 9–17 jaar

 

10,3%

≤ 10,3%

5. Obesitas bij volwassenen

 

11,2%

11,1%

11,8%

11,0%

≤ 11%

6. Obesitas bij kinderen leeftijd 2–8 jaar

 

3,9%

≤ 3,9%

7. Obesitas bij kinderen leeftijd 9–17 jaar

 

2,4%

≤ 2,4%

8. Het percentage mensen in algemene bevolking (12 jaar en ouder) dat niet zwaar drinkt

 

89,3%

90,0%

89,6%

90,4%

≥ 91,1%

9. Het percentage 12–15 jarigen dat nog nooit alcoholhoudende drank heeft gedronken

 

25,6%

35%

≥ 38%

10. Aantal problematische drugsverslaafden per 1 000 inwoners

3,1

1,6

≤ 1,6

11. Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen door privéongevallen en sportblessures

700 000

650 000

650 000

640 000

630 000

Bron

1. Trendpublicatie percentage rokers, Stivoro. Percentage rokers in de Nederlandse bevolking 1985–2011

2. CBS Statline: Leefstijl, preventief onderzoek; persoonskenmerken lengte en gewicht

3 en 4. VTV 2010, http://www.vtv2010.nl/object_binary/o9228_RIVM02-Gezondheid-en-determanten-VTV-2010.pdf , pagina 58.

5. CBS Statline: Leefstijl, preventief onderzoek; persoonskenmerken lengte en gewicht

6 en 7. VTV 2010, http://www.vtv2010.nl/object_binary/o9228_RIVM02-Gezondheid-en-determanten-VTV-2010.pdf , pagina 58.

8. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), via www.Statline.nl van Centraal Bureau voor de Statistiek

9. Health Behaviour in School-aged Children, Trimbos Instituut, zie www.trimbos.nl

10. Jaarbericht Nationale Drug Monitor 2009, Trimbos instituut, 2010, zie www.trimbos.nl

11. Letselinformatiesysteem 2001–2009 (Consument en Veiligheid) en CBS, zie www.veiligheid.nl en www.cbs.nl.

Zoals uit dit initiatief blijkt, richt dit kabinet zich met preventie met voorrang op jongeren. Grensoverschrijdend gedrag als gevolg van overmatig alcoholgebruik is zorgwekkend. Betere handhaving en het kunnen optreden tegen drinkende jongeren onder de 16 moeten dit terugdringen.

Het voorkómen van seksueel grensoverschrijdend gedrag is te prefereren. Dit kabinet vindt het stimuleren van weerbaarheid en het bevorderen van gezond seksueel gedrag onder jongeren van groot belang. In het Nationaal soa/hiv plan 2012–2016 «Bestendigen en versterken», dat in 2011 aan de Tweede Kamer is verzonden (TK 29 220, nr. 17), wordt hier aan ook aandacht besteed. Het kabinet vindt het van belang dat jongeren worden bereikt via hun directe omgeving en op een manier die aansluit bij hun belevingswereld (zoals via sociale media).

Indicator (output)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2012

Aantal opgespoorde seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s)

               

a. Gonorroe

1 623

1 757

1 827

1 964

2 422

2 815

≥ 2 815

b. Chlamydia

5 988

7 085

7 801

9 403

9 771

11 526

≥ 11 526

Bron

Een opgespoorde seksueel overdraagbare aandoening (soa) is het startpunt voor behandeling. Het aantal soa’s zal voorlopig toenemen. De reden hiervoor is dat er meer testen worden uitgevoerd en daardoor dus meer gevallen gevonden worden. Er is (nog) geen exacte opgave te geven van onderrapportage van het aantal geslachtsziekten. De indicator wordt jaarlijks geactualiseerd. Gonorroe en Chlamydia zijn de meest voorkomende soa’s. Deze cijfers betreffen de diagnosen afkomstig van de soa-centra, dus exclusief huisartsen cijfers.

Eigen kracht benutten

Een samenleving waarin mensen oog hebben voor elkaar en zich om elkaar bekommeren maakt het mogelijk dat mensen (ook met hun beperkingen) zo lang mogelijk in hun eigen omgeving kunnen blijven wonen. Ook mensen met beperkingen die daartoe in staat zijn, willen regie kunnen voeren over hun eigen situatie en verantwoordelijkheid nemen voor het organiseren van de daarvoor benodigde ondersteuning. Deze (informele-) ondersteuning wordt voor een groot deel gegeven door mantelzorgers en vrijwilligers. 2011 was het Europees Jaar van het vrijwilligerswerk. Doel van het jaar was om onder meer de vele vrijwilligers die Nederland rijk is, in de schijnwerpers te zetten. Dit is onder meer gebeurd door een digitale complimentencampagne, het uitreiken van awards, de week van het applaus en een Europese week met allerlei inhoudelijke bijeenkomsten voor vrijwilligersorganisaties en gemeenten. In het afgelopen jaar zijn verder activiteiten ondernomen om de ondersteuning van de mantelzorgers te versterken: het opstellen en verspreiden van een handreiking mantelzorg voor huisartsen; het project Goed voor elkaar van Movisie; het project Werk en mantelzorg bij het Rijk; en het project Kwaliteit door Mezzo.

Indicatoren (outcome)
 

2002

2008

2010

2011

Streefwaarde

≥ 2012

1. Aantal mantelzorgers (x 1 miljoen)

2,6

≥ 2,6

2. Percentage vrijwillige inzet van het aantal mensen van 18 jaar en ouder.

42%

42%

44,7%

≥42%

≥42%

Bron

1. Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) «Mantelzorg uit de doeken», 2010.

2. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS): rapport Vrijwillige inzet 2010 , september 2011.

Het CBS meet iedere twee jaar de deelname aan vrijwilligerswerk in het kader van het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS). De CBS-meting 2011 is aan de tabel toegevoegd.

Om de situatie van zwerfjongeren te verbeteren is in het Plan van aanpak maatschappelijke opvang tweede fase – dat in april 2011 tussen Rijk en vier grote steden (G4) is afgesloten – expliciet aandacht besteed aan het voorkomen of het op eigen benen laten staan van zwerfjongeren. Vanaf eind 2011 organiseert het ministerie van VWS een «Tour Zwerfjongeren». In de «Tour Zwerfjongeren» worden de 43 centrumgemeenten stuk voor stuk benaderd en ondersteund om te kijken hoe zij hulp aan en begeleiding van zwerfjongeren kunnen verbeteren.

Patiënten en gehandicaptenorganisaties

Het kabinet heeft grote waardering voor de vele vrijwilligers die zich iedere dag met hart en ziel inzetten voor het werk van de patiënten- en gehandicaptenorganisaties (pg-organisaties). Mensen krijgen van pg-organisaties informatie over hoe zij hun leven zo goed mogelijk kunnen inrichten en hoe zij het best voor zichzelf of hun naasten kunnen zorgen. Bovendien hebben deze organisaties kennis waarmee zorg en ondersteuning kunnen worden verbeterd. Pg-organisaties zijn daarmee voor de zorg van blijvende maatschappelijke waarde.

Tegelijkertijd kunnen deze organisaties nog meer winst behalen. In de Visiebrief «Bundel je kracht, samen sterk» (TK 29 214, nr. 59) zijn door dit kabinet de contouren geschetst voor het verstrekken van subsidies aan patiënten- en gehandicaptenorganisaties op grond van de Kaderregeling VWS-subsidies. In het kader van de bezuinigingsbijdrage die ook de zorg moet leveren, is gekeken hoe we met minder geld toch meer hulp voor patiënten kunnen realiseren. Ook in de nieuwe setting wil het kabinet via een gerichte bijdrage pg-organisaties ondersteunen om mensen te helpen regie te voeren over hun eigen situatie en hun eigen verantwoordelijkheid te nemen voor de daarvoor benodigde ondersteuning. Bundeling van kracht is in dit kader essentieel om patiëntenverenigingen effectiever en efficiënter te laten opereren en hun invloed sterker aan te wenden.

Geweld en mishandeling worden niet geaccepteerd

Geweld is erg, maar geweld jegens iemand die jong, oud, onmachtig of kwetsbaar is en daardoor afhankelijk, is nog erger. Het kabinet zet zich in voor een duurzaam stelsel van hulp aan en opvang van slachtoffers en plegers van geweld in afhankelijkheidsrelaties. Onder geweld in afhankelijkheidsrelaties verstaan we alle geweld dat voorkomt in huiselijke kring, in professionele setting en in de vrijwilligerssector (TK 31 015, nr. 69). Het kabinet heeft in een brief aan de Tweede Kamer het beleid ten aanzien van de aanpak van geweld in afhankelijkheidsrelaties verder uiteengezet (TK 28 345, nr. 117). In de aanpak zijn drie pijlers maatgevend voor de maatregelen die we nemen: het versterken van de positie van (potentiële) slachtoffers (voorkomen, signaleren, stoppen en opvang, schade beperken); het gericht opsporen en aanpakken van de daders; en het doorbreken van de overdracht van geweld tussen generaties.

Het kabinet heeft daarnaast aangekondigd maatregelen te nemen tegen ouderenmishandeling. In het Actieplan «Ouderen in veilige handen» zijn tien concrete acties uitgewerkt om ouderenmishandeling te bestrijden (TK 29 389, nr. 30). Het actieplan voorziet onder meer in de komst van mentoren die ouderen kunnen ondersteunen in geval van mishandeling. Ook komt er een campagne die ouderen over de drempel moet helpen om misstanden te melden En er komt een meldplicht voor mishandeling gepleegd door professionals.

In 2011 is tevens het Actieplan aanpak kindermishandeling «Kinderen veilig 2012–2016» naar de Tweede Kamer gestuurd (TK 31 015, nr. 69). Het actieplan is gericht op het voorkomen, signaleren, stoppen en beperken van de schadelijke gevolgen van kindermishandeling. In het verlengde hiervan is het concept wetsvoorstel Verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling bij de Tweede Kamer ingediend (TK 33 062, nrs. 1–4). Met behulp van de meldcode weten professionals beter hoe te handelen bij signalen van dit geweld.

Financieel beeld op hoofdlijnen

In 2011 bedroeg de totale overschrijding van het Budgettair Kader Zorg (BKZ) ten opzichte van de ontwerpbegroting bijna € 2 miljard. Het grootste deel van deze overschrijding van € 1,6 miljard vloeit voort uit de actualisering van de zorguitgaven. Tegenvallers deden zich voor onder meer bij de huisartsen (€ 122 miljoen), paramedische zorg (€ 74 miljoen), ziekenhuizen (€ 294 miljoen), medisch specialisten (€ 143 miljoen), ZBC’s (€ 238 miljoen), geneeskundige ggz (€ 369 miljoen), zorg in natura door AWBZ-instellingen (€ 644 miljoen). Anderzijds waren er lagere uitgaven bij de genees- en hulpmiddelen (€ 352 miljoen).

De zorguitgaven mogen deze kabinetsperiode stijgen met vijftien miljard euro1. Het kabinet treft maatregelen om ervoor te zorgen dat aan het einde van deze kabinetsperiode niet méér dan dit bedrag wordt uitgegeven. In 2011 zijn daarom flinke stappen gezet om de zorguitgaven te beheersen. Er is een Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord gesloten met de ziekenhuissector waarmee de overheid, zorgaanbieders en verzekeraars gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben genomen ten aanzien van een beheerste kostenontwikkeling van de ziekenhuiszorg. Partijen hebben ook de gezamenlijke intentie om de uitgavengroei structureel te beheersen door het uitwerken van een inhoudelijke agenda die uitgaat van selectieve inkoop van zorg op basis van prijs, kwaliteit, gepast gebruik en terugdringen van ongewenste praktijkvariatie. Daarnaast wordt ingezet op spreiding en concentratie van ziekenhuisfuncties waar dit wenselijk is en ontwikkeling van veiligheidsmanagementsystemen.

Ook in de langdurige zorg is gewerkt aan een majeure veranderagenda met een afgewogen pakket aan maatregelen. Voorbereidingen zijn getroffen om te komen tot de implementatie van pgb-maatregelen, het scheiden van wonen en zorg in de AWBZ en de overheveling van taken in het kader van begeleiding en jeugdzorg naar de gemeenten omdat ze daar beter en goedkoper kunnen worden uitgevoerd.

Het kabinet heeft in 2011 ook maatregelen getroffen om eerdere structurele tegenvallers op te vangen. Uitgangspunt daarbij is dat overschrijdingen zoveel mogelijk worden teruggehaald in de sectoren waar zij zich voordoen. In 2011 zijn de medisch specialisten en ziekenhuizen gekort. Bij de farmaceutische hulp zijn ook maatregelen getroffen. Dit heeft geleid tot de vervanging naar middelen met lagere prijzen en prijsverlagingen onder invloed van het preferentiebeleid van zorgverzekeraars. Tevens is de mondzorg voor 18–21-jarigen uit het basispakket gehaald. Binnen de langdurige zorg is de contracteerruimte verlaagd. Tevens is in 2011 een aantal maatregelen genomen ten aanzien van de persoonsgebonden budgetten. De tarieven zijn verlaagd en de toegang en controle van het gebruik van pgb’s is aangescherpt.

Tabel 1. Ontwikkeling van de geraamde kosten en besparingen van maatregelen die zijn aangekondigd in de begroting 2011 (bedragen x € 1 000 000)
 

Ontwerpbegroting 2011

Actualisatie 2011

Gezondheidszorg

   

Eerstelijnszorg

– 111,0

– 87,0

1. Verloskunde

24,0

24,0

2. Verhoging eigen bijdrage fysiotherapie

– 30,0

– 30,0

3. Pakketmaatregel tandheelkunde 18–21 jaar

– 100,0

– 76,0

4. Pakketmaatregel extracties door tandheelkundige specialisten

– 5,0

– 5,0

     

Ziekenhuizen, medisch specialisten en overig curatief

– 1 000,0

– 644,0

5. Maatregel medisch specialisten (doorwerking 2010)

– 137,0

– 137,0

6. Intertemporele compensatie korting medisch specialisten (schuif 2010)

– 33,0

– 33,0

7. Aanvullende tariefsmaatregel medisch specialisten 2011

– 136,0

– 94,0

8. Korting ziekenhuizen

– 549,0

– 235,0

9. Functionele bekostiging eerstelijnsdiagnostiek

– 60,0

– 60,0

10. Zorgstandaarden

– 40,0

– 40,0

11. Stepped care

– 30,0

– 30,0

12. Veiligheidsprogramma's

– 15,0

– 15,0

     

Ziekenvervoer

– 13,0

– 13,0

13. Efficiencymaatregel ambulances

– 13,0

– 13,0

     

Genees- en hulpmiddelen

– 266,5

– 196,0

14. Farmaceutische hulp

– 105,0

– 105,0

15. Uitbreiding inkoopbeleid zorgverzekeraars ten aanzien van geneesmiddelen

– 30,0

– 30,0

16. Onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuissector brengen van bepaalde dure geneesmiddelen

– 50,0

0,0

17. Pakketmaatregel anticonceptie > 21 jaar

– 32,0

– 32,0

18. Pakketmaatregel beperkte vergoeding antidepressiva

– 20,0

– 20,0

19. Beweegkuur opnemen in pakket

– 9,0

– 9,0

20. Pakketmaatregel mobiliteitshulpen

– 20,5

0,0

     

Geestelijke gezondheidszorg

– 110,0

0,0

21. Invoering eigen bijdrage tweedelijns ggz

– 110,0

0,0

Totaal

– 1 500,5

– 940,0

Langdurige zorg

   

Zorg in natura

– 262,0

– 202,0

22. Beëindigen bonus-malusregeling

– 60,0

– 60,0

23. Contracteerruimte verlagen

– 142,0

– 142,0

24. Verhogen van de minimale eigen bijdrage

– 60,0

0,0

     

Persoonsgebonden budgetten

– 210,0

– 210,0

25. Persoonsgebonden budgetten

– 210,0

– 210,0

     

Overige langdurige zorg

– 98,4

– 98,4

26. Inzet reserve AWBZ-knelpunten

– 98,4

– 98,4

Totaal

– 570,4

– 510,4

Bron: VWS, Nza-gegevensover productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ-gegevens over voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Overige indicatoren en kengetallen

Het voorgaande beleidsverslag biedt geen compleet overzicht van de behaalde doelen in 2011, maar geeft een overzicht van de meest relevante ontwikkelingen en in gang gezette en gerealiseerde beleidsmaatregelen op het terrein van volksgezondheid, welzijn en sport. In onderstaande tabel worden een aantal overige indicatoren en kengetallen uit de begroting 2011 inclusief de gerealiseerde waarde weergegeven.

Indicatoren
 

2000

2003

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde ≥ 2012

1. Absolute levensverwachting in jaren:

                   

– mannen

75,5

76,2

77,2

 

78,0

78,3

78,5

78,8

≥ 78,8

– vrouwen

80,6

80,9

81,6

 

82,3

82,3

82,6

82,7

≥ 82,7

2. waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:

                   

– mannen

61,5

62,4

62,5

 

64,7

63,7

65,3

63,9

≥ 65,3

– vrouwen

60,9

61,6

61,8

 

63,4

63,5

63,8

63,0

≥ 63,8

3. Percentage gemeenten met een 2e nota gezondheidsbeleid

       

14%

45,8% (juli)

71,2% (juli)

90,5% (dec)

4. Congruentie GGD’en /GHOR met veiligheidsregio’s

       

68% (mei)

 

76% (jan)

80% (jan)

88% (jan)

100%

5. Percentage deelname aan Rijksvaccinatieprogramma

   

95,8%

94,3%

94,0%

94,5%

95,2%

95,0%

95,4%

≥ 95%

6. Percentage deelname aan griepvaccinatieprogramma (seizoensgriep)

   

76,9%

74,5%

73,5%

71,5%

70,4%

68,9%

≥ 72%

7. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek borstkanker

   

81,7%

81,9%

82,4%

82,0%

81,5%

80,7%

≥ 83%

8. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

   

65,5%

66,0%

66,0%

64,6%

63,8%

≥ 65%

9. Percentage deelname aan hielprik

     

99,9%

99,9%

99,8%

99,8%

≥ 99%

10. Aantal donoren (exclusief levende donoren)

   

217

200

257

201

215

216

221

 

11. Percentage ambulances dat binnen 15 minuten ter plaatse is bij spoed/ levensbedreigende situaties

   

91%

91%

92%

92%

92%

≥ 92%1

≥ 95%

12. Percentage bevolking dat binnen 30 minuten een SEH afdeling met de auto kan bereiken

   

98%

99,4%

99,7%

99,4%

99,3%

≥99,41

≥ 95%1

 

13. Percentage poliklinieken waar je binnen drie weken een afspraak hebt

   

78,2%

82,0%

80,3%

74,3%

72%

≥ 72%1

≥ 74,3%

14. Percentage burgers dat binnen 4 weken een afspraak heeft voor aanmelding bij een tweedelijns ggz-aanbieder

   

77%

74%

71%

72%

72%

≥ 72%1

≥ 72%1

80%

15. Aantal verwijzingen van huisartsen naar de tweedelijn (per 1 000 patiënten)

     

171

174

188

200

198

2001

174

16. Aantal multidisciplinaire samenwerkingsverbanden in de eerstelijn

       

1 674

1 782

1 775

≥ 1 7821

1 800

17. Percentage ziekenhuizen dat de CQ-index meet

             

in ontwikkeling

in ontwikkeling

 

18. Percentage huisartsen dat de CQ-index meet

             

voorbereiding

voorbereiding

 

19. Percentage ggz-instellingen dat de CQ-index meet

                   

– Ambulant

             

verplicht

verplicht

verplicht > 90%

– Klinisch/langdurig

             

in ontwikkeling

facultatief

facultatief

20. Score ggz-instellingen op de indicator «bejegening patiënten»

                   

– Ambulant

             

verplicht

verplicht

stabilisatie gemiddelde

– Klinisch/langdurig

             

in ontwikkeling

facultatieve uitvraag

facultatief

21. Ontwikkeling ketenzorgindicatoren voor diabetes mellitus

             

verplicht

verplicht

data beschikbaar op zorgniveau

22. Ontwikkeling ketenzorgindicatoren voor cardiovasculair risicomanagement

             

in ontwikkeling

facultatieve uitvraag

data beschikbaar op zorgniveau

23. Ontwikkeling ketenzorgindicatoren voor COPD

             

invoering

data beschikbaar op zorgniveau

data beschikbaar op zorgniveau

24. Klanttevredenheid over Valys

       

7,1

8,0

8,5

8,6

8,7

> 8,7

25. Percentage 65+ dat extramuraal woont

       

92,9%

93,0%

93,3%

93,7

93,9

> 93,2%

26. Percentage van de Nederlandse bevolking dat lid is van een sportvereniging

 

35%

   

34%

     

38%1

 

27. Percentage van de Nederlandse bevolking dat als vrijwilliger in de sport actief is

8%

11%

   

10%

     

13%1

 

28. Percentage van de bevolking dat (veel) belang aan 4 mei hecht

         

85%

86%

80%

86%

86%

29. Percentage van de bevolking dat (veel) belang aan 5 mei hecht

         

79%

77%

80%

78%

80%

Bron

1. CBS-Statline. De levensverwachting van in Nederland geboren meisjes in 2010 bedroeg 82,7 jaar. Dat is 4 jaar hoger dan die van jongens (78,8 jaar). Sinds 1980 is het verschil in levensverwachting tussen de seksen kleiner geworden. Mannen boekten vanaf 1980 een winst van 6,1 jaar, vrouwen zijn gemiddeld 3,2 jaar ouder geworden. De verklaring is de sterke daling van de sterfte: ondanks de vergrijzing is in de periode 2002–2007 het aantal sterfgevallen ieder jaar gedaald.

2. CBS StatLine – Gezonde levensverwachting vanaf 1981. Voor het berekenen van levensverwachting in als goed ervaren gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:

1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?

2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van onderzochte persoon?

Mensen die deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond genoemd.

3. RIVM: Nationale Atlas Volksgezondheid

4. RIVM, Nationale Atlas Volksgezondheid. Het betreft hier de congruentie van de buitengrenzen van de GGD’en met de veiligheidsregio’s. Dit betekent dat de buitengrenzen van GGD’en gelijk zijn aan de buitengrens van één veiligheidregio.

5. Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. Verslagjaar 2011 – RIVM rapport 210021014.

Voor het verslagjaar 2011 is dit percentage 95,4%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2008 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2–jarige leeftijd

6. www.nivel.nl. De cijfers vanaf 2008 zijn niet vergelijkbaar met voorgaande jaren, onder andere doordat de leeftijdsgrens van 65 naar 60 is verlaagd in het najaar 2008.

7. Landelijk EvaluatieTeam bevolkingsonderzoek Borstkanker (LETB) Erasmus MC Rottterdam. http://www.lrcb.nl/userdata/site_124/documents/Kennisnet/Radiologen/LETBtusrap0809_28nov2011.pdf

8. Erasmus MC. Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker (LEBA). Rapportage 2009. Het cijfer over 2009 wordt in 2011 verwacht.

9. TNO, evaluatie van de neonatale hielprikscreening bij kinderen geboren in 2009.

10. Nederlandse Transplantatie Stichting , jaarlijkse meting. Betreft het aantal postmortale orgaandonoren uit Nederland van wie minstens een orgaan is getransplanteerd in binnen- of buitenland.

11. RIVM, Zorgbalans .

12. RIVM, Zorgbalans .

13. RIVM, Zorgbalans . Dit betreft de verwachte wachttijd zoals opgegeven door ziekenhuizen.

14. GGZ Nederland, wachttijden in de ggz-instellingen laatste meting is over 2009).

15. NIVEL, Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH) (jaarlijkse meting). De streefwaarde is gebaseerd op een stabiel blijvend aantal verwijzingen naar de tweedelijn, ondanks de toenemende druk op de eerstelijnszorg.

16. NIVEL, Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg (LINH), (jaarlijkse meting

17. VWS

18. VWS

19. VWS

20. VWS

21. VWS via Zichtbare Zorg en Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

22. VWS via Zichtbare Zorg en Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

23. VWS via Zichtbare Zorg en Coördinatieplatform Zorgstandaarden.

24. Jaarlijks tevredenheidonderzoek Valys.

25. CBS (cijfers demografie) en NZa (cijfers over aantal intramurale plaatsen). De cijfers over 2010 en 2011 zijn voorlopige cijfers.

26. Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek, dat eens in de vier jaar door het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt uitgevoerd. Het eerstvolgende onderzoek heeft betrekking op 2011. Deze indicator geeft aan hoeveel Nederlanders lid zijn van een sportvereniging. Dat is een indicatie van meedoen in de maatschappij.

27. Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek, dat eens in de vier jaar door het Sociaal en Cultureel Planbureau wordt uitgevoerd. Het eerstvolgende onderzoek heeft betrekking op 2011. Deze indicator geeft aan hoeveel Nederlanders als vrijwilliger actief zijn binnen de sport. Dat is een indicatie van meedoen in de maatschappij.

28. Nationaal Comité 4 en 5 mei. Deze indicator wordt jaarlijks gemeten.

29. Nationaal Comité 4 en 5 mei. Deze indicator wordt jaarlijks gemeten.

X Noot
1

= streefwaarde

Indicator (outcome)
 

Waarde

Peildatum

Streefwaarde lange termijn

1. Positie van Nederland in de medaillespiegel van de Olympische Zomerspelen

12e plaats

Augustus 2008

Positie bij de eerste tien (2012)

2. Positie van Nederland in de medaillespiegel van de Olympische Winterspelen

10e plaats

Februari 2010

Positie bij de eerste tien (2014)

Bron

De bronnen zijn de World Sports Nations Index van NOC*NSF en de Medaillespiegels van de meest recente Olympische Spelen. In de World Sports Nations Index zijn de uitslagen verwerkt van alle medaille-evenementen van de laatst gehouden Wereldkampioenschappen.

Deze prestatie-indicatoren geven aan in hoeverre Nederland erin slaagt om zich te scharen bij de top tien van

topsportlanden.

Kengetallen
 

2007

2008

2009

2010

2011

1. Aantal pashouders met standaard pkb Valys

168 876

209 592

257 744

300 210

346 062

2. Aantal pashouders met hoog pkb Valys

6 588

7 444

8 128

8 478

9 142

3. Totaal aantal pashouders Valys

175 464

217 036

265 872

308 688

355 204

4. Percentage van het aantal Valys-pashouders dat daadwerkelijk reist met bovenregionaal vervoer gehandicapten

63,5%

59,5%

54,7%

51,9%

48,8%

Bron

Managementinformatie Valys conform de maandelijkse facturen van de vervoerder. Het aantal pashouders neemt maandelijks toe.

pkb = persoonlijk kilometer budget

Kengetallen

Participatie-indexcijfer

2007

2008

2009

2010

Totale groep 

105

104

104

104

         

Geslacht

       

Man

103

100

101

98

Vrouw (ref.)

105

106

106

106

         

Leeftijd

       

15–39

120

114

117

115

40–64 (ref.)

109

108

105

105

65 jaar en ouder

94

94

99

98

         

Opleidingsniveau

       

Laag

95

94

97

98

Midden (ref.)

110

109

110

104

Hoog

125

121

118

121

         

Ernst van de beperking

       

Licht (ref.)

114

112

114

111

Matig

101

99

100

100

Ernstig

78

80

79

83

Bron

Nivel, Participatiemonitor. Basisjaar 2006=100. De participatie van mensen met een beperking wordt sinds 2006 gemeten. De participatie van ouderen sinds 2009.

Voor mensen met een beperking onderzoekt het Nivel de participatie voor de domeinen sociale contacten, wonen, werk, vrijetijdsbesteding, vervoer en opleiding. Door het Nivel wordt jaarlijks aan een steekproef van personen uit hun patiëntenpanel «mensen met een beperking of chronische ziekte» een vragenlijst voorgelegd over hun activiteiten op genoemde domeinen. Uit deze resultaten wordt vervolgens een indexcijfer over de feitelijke totale participatie op deze domeinen bepaald.

Deze participatie wordt weergegeven met het participatie-indexcijfer voor zelfstandig wonende mensen met een lichamelijke beperking van 15 jaar en ouder. Over het algemeen is de participatie van mensen met een lichamelijke beperking vanaf 2006 niet toe- of afgenomen. Ook de participatie van mensen met een lichte of matige verstandelijke beperking is over het algemeen vanaf 2006 gelijk gebleven.

Kengetal
 

1-7-2007 t/m

30-6-2008

1-7-2008 t/m

30-6-2009

1-7-2009 t/m

30-6-2010

1-7-2010 t/m 30-6-2011

1. Zorgplaatsen via high-care hospices

1 753

1 190

1 249

1 353

2. Zorgplaatsen via bijna-thuishuizen

1 969

2 474

2 595

2 529

3. Thuisplaatsen

4 375

4 553

4 553

4 553

Totaal aantal zorgplaatsen

8 097

8 217

8 397

8 435

Bron

VWS. De middelen uit de subsidieregeling palliatieve terminale zorg zijn bedoeld als tegemoetkoming in de kosten die organisaties maken voor de coördinatie van vrijwilligers die ingezet worden in palliatief terminale situaties. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om het aantal zorginzetten groter te maken. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van het aantal zorginzetten in de periode voorafgaand aan de aanvraag. In dit kader kan het aantal zorgplaatsen als kengetal dienen in de monitoring van de regeling, maar zijn daar niet primair voor bedoeld en dienen niet om het succes van de regeling aan af te meten.

Kengetal
 

2008

2009

2010

2011

1. Aantal personen dat instroomt in het eerste jaar van de huisartsenopleiding

538

582

588

618

2. Aantal personen dat instroomt in het eerste jaar van de opleiding tot medisch specialist

950

1 059

1 057

1 209

Bron

1. SBOH. De cijfers tot en met 2010 hebben betrekking op de gerealiseerde instroom conform jaarverslagen SBOH. Het cijfer 2011 betreft de toegestane instroomcapaciteit.

2. Toewijzingskader VWS. De cijfers hebben betrekking op de maximaal door VWS gefinancierde instroom in één van de opleidingen vallend onder de subsidieregeling zorgopleidingen eerste tranche (zijnde de erkende medisch specialismen, inclusief de erkende bèta beroepen en tandzorg specialismen, maar exclusief psychiatrie).

4. BELEIDSARTIKELEN

BELEIDSARTIKEL 41 VOLKSGEZONDHEID

41.1 Algemene doelstelling

Een goede volksgezondheid, waarbij mensen gezond leven en zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid.

41.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

573 841

708 614

1 065 745

705 853

471 231

679 233

– 208 002

               

Uitgaven

557 412

604 057

802 100

800 501

633 387

686 827

– 53 440

               

Programma-uitgaven

548 613

595 366

792 968

791 204

624 501

677 747

– 53 246

1. Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl

34 893

47 645

46 188

40 722

38 724

41 786

– 3 062

waarvan bijdragen aan specifieke uitkeringen

6 485

10 883

16 788

16 805

17 125

17 082

43

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten

125

282

4 910

3 140

0

1 553

– 1 553

2. Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten

79 312

80 324

80 341

80 418

69 969

73 521

– 3 552

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten

75 288

76 597

77 346

78 089

67 674

69 570

– 1 896

3. De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectieziekten en chronische ziekten

270 944

290 412

488 648

445 668

297 013

343 407

– 46 394

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten:

237 679

258 243

438 713

393 738

254 543

307 176

– 52 633

RIVM: Opdrachtverlening centra

51 304

70 416

76 559

77 331

107 702

51 853

55 849

RIVM: Uitvoeringskosten subsidieregeling Publieke gezondheid

131 774

130 797

201 770

146 980

131 638

191 212

– 59 574

RIVM: Uitvoering subsidieregeling

VWS subsidies

9 608

10 885

8 925

9 575

9 429

9 390

39

Nederlands Vaccin Instituut (NVI)

44 993

46 145

151 459

159 446

5 774

54 721

– 48 947

Overige baten-lastendiensten

0

0

0

406

0

0

0

waarvan specifieke uitkeringen

21 099

17 521

20 899

21 767

26 167

17 464

8 703

waarvan bijdragen aan zbo's

0

0

0

0

0

100

– 100

4. Er is een doelmatig systeem van openbare gezondheidszorgvoorzieningen

150 359

162 526

162 355

208 969

202 007

202 353

– 346

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten

15 888

22 977

18 740

19 798

18 384

14 515

3 869

waarvan bijdragen aan zbo's

123 101

114 671

106 924

153 204

149 444

149 185

259

5. Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij het wetenschappelijk onderzoek

13 105

14 459

15 436

15 427

16 788

16 680

108

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten

0

0

1 758

1 951

2 266

1 950

316

waarvan bijdragen aan zbo's

11 018

11 433

12 165

12 104

13 500

12 104

1 396

               

Apparaatsuitgaven

8 799

8 691

9 132

9 297

8 886

9 080

– 194

               

Ontvangsten

9 461

14 200

12 933

17 234

10 277

10 837

– 560

De uitgaven van de jaren 2008 t/m 2010 zijn gecorrigeerd voor de budgetten die in het kader van de herverkaveling van het voormalig programmaministerie Jeugd en Gezin zijn toegevoegd aan artikel 41 Volksgezondheid.

41.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in vijf operationele doelstellingen:

  • 1. Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl;

  • 2. Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten;

  • 3. De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectieziekten en chronische ziekten;

  • 4. Er is een doelmatig systeem van openbare gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid;

  • 5. Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij het wetenschappelijk onderzoek.

1. Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

41 761

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft het bevorderen van een gezonde leefstijl bij kinderen en jongeren.

25

Stand incidentele suppletoire begroting

41 786

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking naar artikel 41 OD 3 en 4. Betreft additionele opdrachten aan het RIVM op het terrein van de Voedselconsumptiepeiling, bloedstatusbepaling en GHB neurotoxiciteit. Daarnaast gaat het om het campagnebudget kinderwensconsult, middelen voor amendement Kooiman (TK 32 500 XVI, nr. 16) over het in stand houden van het informatieaanbod en de innovatiekracht van het Erfocentrum, alsmede een aanvulling op het ZonMw-programma «Gezonde Slagkracht».

– 855

2. Overboeking naar artikel 42 OD 2. Betreft Voorlichtingscampagne Zwangerschap en geboorte. In navolging van de adviezen van de Stuurgroep Zwangerschap en geboorte (TK 32 279, nr. 6) wordt fors ingezet op de verbetering van de perinatale zorg in Nederland. Eén van de maatregelen die daartoe moeten leiden is het verbeteren van de voorlichting over gezond zwanger worden aan met name groepen in achterstandssituaties.

– 965

3. Overige mutaties.

– 180

Stand suppletoire begroting VJN

39 786

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overige mutaties.

– 782

Stand suppletoire begroting NJN

39 004

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 280

Stand realisatie 2011

38 724

2. Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

73 521

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

73 521

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking naar artikel 41 OD 3 en 4. Betreft additionele opdrachten aan het RIVM op het terrein van het Nationale Kenniscentrum Alternatieven voor Dierproeven, het Kennis- en informatiepunt Risico’s van Nanotechnologie (KIR-nano) en onderzoek naar contaminanten en additieven.

– 725

2. Overige mutaties.

107

Stand suppletoire begroting VJN

72 903

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Bijdrage aan de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). In verband met de reorganisatie van de NVWA wordt er een voorziening getroffen. Deze wordt in de komende jaren aangewend voor de kosten van herplaatsingskandidaten, het uitbetalen van WW aan tijdelijk aangestelde ambtenaren, alsmede voor de kosten van sociaal flankerend beleid. VWS draagt in 2011 eenmalig € 10 miljoen bij aan de oplossing van de problematiek door middel van een overboeking naar het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I). De resterende problematiek wordt door het Ministerie van EL&I gefinancierd.

10 000

2. Overboeking naar het Ministerie van EL&I (zie 1).

– 10 000

3. Overige mutaties.

– 2 273

Stand suppletoire begroting NJN

70 630

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 661

Stand realisatie 2011

69 969

3. De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectieziekten en chronische ziekten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

343 407

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

343 407

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Het gaat hier om overheveling van middelen uit het BKZ voor enerzijds de reguliere HPV-campagne en anderzijds de bekostiging van onderzoek door het RIVM voor Hepatitis B. De HPV-campagne wordt via de begroting gefinancierd terwijl de middelen gereserveerd zijn op het BKZ. Om die reden is het noodzakelijk om een ijklijnmutatie in werking te stellen. Uiterlijk per 1-1-2012 wordt het vaccin tegen Hepatitis B toegevoegd aan het Rijksvaccinatieprogramma.

7 000

2. Als gevolg van een vertraging in het project Respiratoir Syncytieel Virus (RSV)-vaccin zijn de verrichte uitgaven over 2010 lager uitgevallen. De middelen zijn verschoven naar 2011.

1 344

3. Overboeking van artikel 41 OD 1 en 2. Betreft onder andere het campagnebudget kinderwensconsult en middelen voor amendement Kooiman (TK 32 500 XVI, nr. 16) over het in stand houden van het informatieaanbod en de innovatiekracht van het Erfocentrum.

236

4. Overboeking naar artikel 98 (apparaat) in verband met dekking knelpunten Nederlands Vaccin Instituut (NVI) en Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Onder andere vanwege de transitie bij beide agentschappen treden er frictiekosten op. De betaling van deze kosten wordt door de eigenaar gedaan. Vandaar dat er een overboeking naar artikel 98 plaatsvindt.

– 8 250

5. Overige mutaties.

– 550

Stand suppletoire begroting VJN

343 187

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking naar artikel 45 OD 1 ter dekking van de loonbijstelling 2011 van de Brede Doeluitkering Centra voor Jeugd en Gezin.

– 3 003

2. De onderuitputting op deze doelstelling is grotendeels toe te schrijven aan vrijval van middelen op verschillende onderwerpen. Op de eerste plaats is onlangs gebleken dat het niet nodig is om nog dit jaar vaccins aan te schaffen voor de HPV-campagne (€ 6 miljoen). Er zijn nog voldoende vaccins beschikbaar. Daarnaast is gebleken dat de voorraad antivirale middelen langer houdbaar is dan verwacht en dus is vervanging niet noodzakelijk (€ 9,3 miljoen). Ook voor het Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) project zijn de uitgaven lager uitgevallen (€ 2 miljoen). Het restant is toe te schrijven aan diverse kleine mutaties.

– 29 279

3. Overboeking naar artikel 98 (apparaat) in verband met dekking knelpunten Nederlands Vaccin Instituut (NVI). Ter voorbereiding op de privatisering treden er frictiekosten op. De betaling van deze kosten wordt door de eigenaar gedaan. Vandaar dat er een overboeking naar artikel 98 plaatsvindt.

– 9 300

4. Overige mutaties.

462

Stand suppletoire begroting NJN

302 067

Slotwetmutaties:

 

1. De onderuitputting wordt grotendeels veroorzaakt door de onderuitputting bij budgetten voor technologische en demografische ontwikkelingen (€ 4,8 miljoen). Het restant (€ 0,2 miljoen) is toe te schrijven aan diverse kleine mutaties.

– 5 054

Stand realisatie 2011

297 013

4. Er is een doelmatig systeem van openbare gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

202 353

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

202 353

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking van artikel 41 OD 1 en 2. Betreft onder andere additionele opdrachten aan het RIVM op het terrein van de Voedselconsumptiepeiling, het Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor Dierproeven, het kennis- en informatiepunt Risico’s van Nanotechnologie (KIR-nano), bloedstatusbepaling, GHB neurotoxiciteit, en contaminanten en additieven.

1 344

2. Overboeking van artikel 42 OD 2. Het betreft de opdrachtverlening aan ZonMw voor de uitvoering van het programma Zwangerschap en geboorte. Dit programma loopt van 2011 tot en met 2015. Binnen het programma zal aandacht worden besteed aan de doelmatigheid en effectiviteit van het kinderwensconsult en van een extra echo in het laatste trimester van de zwangerschap.

1 000

3. Ter invulling van de subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord Rutte/Verhagen wordt onder andere de bevoorschotting ZonMw aangepast.

– 7 000

4. Overige mutaties.

640

Stand suppletoire begroting VJN

198 337

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. De landelijke nota Gezondheidsbeleid is later gepubliceerd dan verwacht. De hiermee gepaard gaande activiteiten konden dus ook pas later van start gaan en daardoor is een deel van de middelen vrijgevallen (€ 1,1 miljoen). Voorts zijn de middelen vrijgevallen die gereserveerd waren voor het opvangen van rampen en crises (€ 1,9 miljoen).

– 3 000

2. Loonbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting in enge zin.

1 972

3. Overboeking van 42 OD 2. Betreft uitvoering van activiteiten voor het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen door ZonMw in 2011 alsmede een onderzoeksproject inzake de effecten en doelmatige toepassing van TNF-alfaremmers bij reumatische artritis.

1 575

4. Overige mutaties.

4 369

Stand suppletoire begroting NJN

203 253

Slotwetmutaties:

 

1. De onderuitputting wordt veroorzaakt, doordat een instelling heeft aangegeven af te zien van deelname aan het project CBRN weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen. Verder is vertraging in de uitvoering van andere projecten op dit terrein opgetreden. Hierdoor is de betaling van voorschotten verschoven naar 2012.

– 1 296

2. Overige mutaties.

50

Stand realisatie 2011

202 007

5. Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij het wetenschappelijk onderzoek

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

16 680

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

16 680

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overige mutaties.

189

Stand suppletoire begroting VJN

16 869

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. De uitgaven voor de verbetering van de abortushulpverlening zijn lager dan geraamd (€ 495 000). Voorts waren de uitgaven voor projecten op het terrein van de medische ethiek lager dan verwacht.

– 754

2. Van het CVZ is de afrekening 2010 ontvangen van de Rijksbijdrage Zwangerschapsafbreking. Hieruit volgt dat er een bedrag van € 1 396 000 moet worden nabetaald, terwijl een bedrag van € 642 000 was geraamd.

754

3. Loonbijstelling tranche 2011, kader Niet tot een ijklijn behorend (abortusklinieken).

116

4. Prijsbijstelling tranche 2011, kader Niet tot een ijklijn behorend (abortusklinieken).

126

5. Overige mutaties.

42

Stand suppletoire begroting NJN

17 153

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 365

Stand realisatie 2011

16 788

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

9 080

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

9 080

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

9 080

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

– 58

Stand suppletoire begroting NJN

9 022

Slotwetmutaties:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

– 136

Stand realisatie 2011

8 886

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

10 837

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

10 837

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overige mutaties.

273

Stand suppletoire begroting VJN

11 110

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting NJN

11 110

Slotwetmutaties:

 

1. Door onder andere de vaststelling van de invoering van de subsidie voor HPV-vaccinatie 2009/2010 (€ 1,0 miljoen) en de pandemische griepvaccinatie (nieuwe Influenza A H1N1) (€ 3,9 miljoen) is meer ontvangen dan geraamd.

5 070

2. Lagere ontvangsten bestuurlijke boetes wegens een te hoge raming en wijzigingen in de uitoefening van het toezicht. Het interventiebeleid van de NVWA is tegenwoordig gebaseerd op een risicogerichte aanpak en op de nalevingshulp voor ondernemers.

– 4 309

3. Lagere ontvangsten op het terrein van gezonde leefstijl, vooral als gevolg van het niet vaststellen van specifieke uitkeringen aan gemeenten in het kader van de regeling heroïnebehandeling (€ 0,75 miljoen) vanwege heraanlevering van de SiSa- verantwoording 2010.

– 1 274

4. Door vertraging in de vaststelling van de definitieve bijdragen oude jaren van het NVI zijn de gerealiseerde ontvangsten lager dan geraamd.

– 1 114

5. Overige mutaties.

794

Stand realisatie 2011

10 277

41.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 41.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

641 129

Slotwetmutaties

– 7 742

Stand realisatie 2011

633 387

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

11 110

Slotwetmutaties

– 833

Stand realisatie 2011

10 277

41.5 Overzicht uitgevoerde evaluatieonderzoeken

Onderzoek

Onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       
           

Effectenonderzoek ex post

       
           

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie aanpak Nieuwe Influenza A (H1N1)

41.3

2010

2011

TK 22 894, nr. 297

 

Evaluatie aanpak en bestrijding Q-koorts (Commissie van Dijk)

41.3

2010

2010

www.qkoortsinnederland.nl

 

Evaluatie ZonMw

41.4

2010

2011

TK 30 850, nr. 39

BELEIDSARTIKEL 42 Gezondheidszorg

42.1 Algemene doelstelling

Een goed werkend en innoverend zorgstelsel gericht op een optimale combinatie van kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid voor de burger.

42.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

5 851 877

7 276 310

7 649 565

13 949 208

9 361 525

8 351 559

1 009 966

               

Uitgaven

5 713 083

6 911 427

7 475 220

13 807 558

9 134 264

8 406 865

727 399

               

Programma-uitgaven

5 705 269

6 903 646

7 466 298

13 797 808

9 125 210

8 398 774

726 436

1. De positie van de burger in zorgstelsel wordt versterkt.

0

370

1 532

3 787

1 307

1 620

– 313

2. Zorgaanbieders realiseren het door de burger gewenste zorgaanbod

898 231

1 117 893

1 266 005

1 298 696

1 348 231

1 351 313

– 3 082

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten

25 789

23 580

62 927

95 450

80 541

29 082

51 459

waarvan bijdrage aan zbo’s

0

0

10 849

11 890

23 665

48 950

– 25 285

3. Zorgaanbieders bieden alle burgers een betaalbaar verzekerd pakket van noodzakelijke zorg aan

4 807 038

5 785 383

6 198 761

12 495 325

7 714 641

7 019 369

695 272

waarvan rijksbijdrage 18–

1 857 500

2 072 000

2 080 700

2 132 600

2 318 500

2 318 500

0

waarvan bijdrage aan zbo’s

0

0

4 199

2 131

2 125

8 600

– 6 475

4. De burgers van Caribisch Nederland kunnen gebruik maken van voorzieningen voor zorg en welzijn

0

0

0

0

61 031

26 472

34 559

               

Apparaatsuitgaven

7 814

7 781

8 922

9 750

9 054

8 091

963

               

Ontvangsten

187 821

435 543

527 998

771 192

736 801

73 226

663 575

42.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in vier operationele doelstellingen:

  • 1. De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt;

  • 2. Zorgaanbieders realiseren het door de burger gewenste zorgaanbod;

  • 3. Zorgaanbieders bieden alle burgers een betaalbaar verzekerd pakket van noodzakelijke zorg aan;

  • 4. De burgers van Caribisch Nederland kunnen gebruik maken van voorzieningen voor zorg en welzijn.

1. De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

1 620

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

1 620

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking van artikel 98 (apparaat IGZ). Betreft een subsidiebijdrage aan het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) in het kader van de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren.

384

2. Overboeking van artikel 98 (apparaat IGZ). Betreft Project onderhoud klantpreferenties tranche 1 t/m 3.

272

3. Overige mutaties.

633

Stand suppletoire begroting VJN

2 909

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking van artikel 98 (apparaat IGZ). Betreft het project «Realiseren indicatoren zichtbare zorg eerstelijns verloskunde».

127

2. Overboeking naar artikel 98 (apparaat IGZ). Betreft correctie op de subsidiebijdrage aan het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) in het kader van de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren.

– 65

3. Overige mutaties.

14

Stand suppletoire begroting NJN

2 985

Slotwetmutaties:

 

1. Betreft onderuitputting bij de budgetten voor Stichting Perinatale Audit Nederland en projecten Zichtbare zorg.

– 1 808

2. Overboeking van artikel 98 (Apparaat, IGZ). Deze middelen zullen vanuit het programma «Zichtbare Zorg» worden aangewend. Betreft subsidies Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LGV).

130

Stand realisatie 2011

1 307

2. Zorgaanbieders realiseren het door de burger gewenste zorgaanbod

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

1 351 313

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

1 351 313

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overheveling van middelen van het BKZ naar de VWS-begroting (ijklijnmutatie). Betreft middelen die vanuit het ziekenhuiskader worden overgeheveld naar het Fonds Ziekenhuisopleidingen (FZO).

112 000

2. Overheveling van het BKZ naar de VWS-begroting (ijklijnmutatie). De maximumprijzen van een aantal geneesmiddelen zijn bij een herijking te laag vastgesteld. Op basis van een gerechtelijke uitspraak ontvangen zij compensatie voor de gederfde omzet.

6 900

3. De kapitaallasten van het Nederlands Kanker Instituut (NKI) worden via een subsidie beschikbaar gesteld. Omdat de kapitaallasten van het NKI onderdeel zijn van de premiegelden dient een overheveling van het BKZ naar de VWS-begroting plaats te vinden.

4 404

4. Er heeft zich vertraging bij de uitvoering van het financieel instrumentarium voorgedaan, waardoor er minder MIA-G geld is besteed dan is ontvangen vanuit het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Een aantal reeds aangegane verplichtingen in 2010 is daardoor niet tot uitbetaling gekomen. Deze zijn verschoven naar 2011.

4 000

5. Voor de voortzetting van de subsidieregeling geïntegreerde eerstelijnscentra in Vinex-gebieden is € 3 miljoen per jaar nodig.

3 000

6. Overheveling van middelen van het BKZ naar de VWS-begroting (ijklijnmutatie). Vanwege het uitstellen van de brede invoering van het kinderwensconsult worden pilots kinderwensconsult en een aantal andere maatregelen, gericht op terugdringen van babysterfte, door een schuif van premiemiddelen naar begroting gefinancierd.

2 940

7. Betreft de afhandeling van een aantal bezwaartrajecten uit 2010 over aanvragen subsidie Stagefonds uit 2009 en 2010. Een deel van de bezwaren zal gegrond worden verklaard wat betekent dat deze subsidies alsnog moeten worden uitgekeerd.

2 300

8. Ten behoeve van de invoering van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg worden multidisciplinaire adviescommissies samengesteld ter versterking van de positie van ggz-cliënten, waarbij aandacht is voor alternatieven voor dwang. Voor de aanloopkosten in 2011 en 2012 wordt door VWS € 1,6 miljoen beschikbaar gesteld.

1 600

9. Overboeking van artikel 98 OD 1. Het betreft uitgaven die samenhangen met de voorbereiding van het op te richten kwaliteitsinstituut.

1 500

10. Overheveling van middelen van het BKZ naar de VWS-begroting (ijklijnmutatie). Instellingen dienen zich voor te bereiden op de overheveling van de geriatrische revalidatiezorg naar de Zvw. Het gaat onder andere om de registratie ten behoeve van dbc-ontwikkeling, ondersteuning van instellingen die meedoen met een kostprijsonderzoek, communicatie naar de sector over overheveling en de ontwikkeling kwaliteitsstandaarden.

1 400

11. Extra middelen ten behoeve van de subsidiëring van de stichting Familievertrouwenspersoon (FVP), die in 2010 is opgericht om op te komen voor de belangen van familieleden (en andere betrokkenen) van mensen met psychiatrische problemen.

1 080

12. Overboeking van artikel 41 OD 1. Betreft Voorlichtingscampagne Zwangerschap en geboorte. In navolging van de adviezen van de Stuurgroep Zwangerschap en geboorte (TK 32 279, nr. 6) wordt fors ingezet op de verbetering van de perinatale zorg in Nederland. Eén van de maatregelen die daartoe moeten leiden is het verbeteren van de voorlichting over gezond zwanger worden aan met name groepen in achterstandssituaties.

965

13. Extra middelen ten behoeve van de voortzetting van de subsidiëring van de Stichting 113Online, een stichting die hulp verleent aan mensen in nood met suïcidegedachten.

630

14. Overboeking naar artikel 41 OD 4. Het betreft de opdrachtverlening aan ZonMw voor de uitvoering van het programma «Zwangerschap en geboorte». Dit programma loopt van 2011 tot en met 2015. Binnen het programma zal aandacht worden besteed aan de doelmatigheid en effectiviteit van het kinderwensconsult en van een extra echo in het laatste trimester van de zwangerschap.

– 1 000

15. Ruimte prijsbijstelling Opleidingsfonds.

– 8 000

16. Op basis van de realisatie in de afgelopen jaren kan de raming van de uitgaven voor de zorgkosten van illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen neerwaarts worden bijgesteld.

– 15 000

17. De eerder geraamde uitgaven voor een stelselwijziging op het gebied van orgaandonatie worden niet gerealiseerd. De middelen blijven beschikbaar voor de uitvoering van een plan van aanpak om de beschikbaarheid van donororganen te vergroten.

– 21 500

18. Overige mutaties.

5 589

Stand suppletoire begroting VJN

1 454 121

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Loonbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting in enge zin.

4 074

2. Loon- en prijsbijstelling tranche 2011, kader BKZ, voor het Opleidingsfonds. Deze staan in eerste instantie gereserveerd op nominaal en onvoorzien en worden nu toebedeeld aan de sectoren.

16 105

3. Nominale bijstellingen tranche 2011, kader BKZ voor het Fonds Ziekenhuisopleidingen.

3 104

4. Overboeking naar artikel 43 OD 3. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alle middelen ten behoeve van het Stagefonds onder één budget worden samengebracht.

– 22 875

5. Betreft onderuitputting op verschillende onderwerpen, waaronder uitgaven voor experimenten bij geboortezorg, de start van het kwaliteitsinstituut en lagere uitgaven in het kader van de voorbereiding van de wet verplichte ggz. Tevens betreft het vrijval van incidentele innovatiemiddelen uit de maatschappelijke investerings-agenda. De middelen zouden oorspronkelijk worden ingezet voor het Zorginnovatieplatform, maar zijn daarvoor niet meer nodig.

– 35 919

6. In 2011 is voor het Opleidingsfonds minder budget nodig dan geraamd, omdat de aanvragen zijn achtergebleven bij de capaciteit waarvoor budget beschikbaar was.

– 16 500

7. Op het ICT budget resulteert in 2011 een onderuitputting van € 8 miljoen. Het betreft hierbij onderuitputting als gevolg van het uitstellen van de communicatiecampagne over het stopzetten elektronisch patiëntendossier (EPD) en niet benodigde begrotingsmiddelen voor de afbouwvoorziening van het Nictiz.

– 8 000

8. Overboeking naar 41 OD 4. Betreft uitvoering van activiteiten voor het programma Goed Gebruik Geneesmiddelen door ZonMw in 2011 alsmede een onderzoeksproject inzake de effecten en doelmatige toepassing van TNF-alfaremmers bij reumatische artritis.

– 1 575

9. De uitgaven voor de zorgkosten van illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen vallen lager uit dan geraamd.

– 10 400

10. Overige mutaties.

– 1 730

Stand suppletoire begroting NJN

1 380 405

Slotwetmutaties:

 

1. Betreft onderuitputting van met name het ICT budget vanwege vertraagde en verlengde uitvoering van projecten (circa € 4 miljoen) en de neerwaartse bijstelling van de instellingssubsidie 2011 aan Nictiz (€ 5 miljoen).

– 9 369

2. Betreft per saldo onderuitputting bij het budget voor beroepen en opleidingen waarvan het grootste deel bestaat uit lager dan geraamde uitgaven bij de tweede mutatieronde verleningen Opleidingsfonds, aangezien deze niet in personen maar in feitelijke fte’s worden verleend. Daarnaast betreft het nog een aantal kleinere posten vanwege vertraagde trajecten.

– 18 186

3. De uitgaven op het terrein van genees- en hulpmiddelen en productveiligheid, innovatie en beschikbaarheid waren door verschillende oorzaken lager dan geraamd. In sommige gevallen zijn voorgenomen activiteiten niet gerealiseerd (€ 1,2 miljoen, onder meer voor gepast gebruik en heroriëntatie hulpmiddelen). Ook zijn sommige activiteiten vertraagd (€ 1,1 miljoen, bijvoorbeeld bij het Topinstituut Pharma). Verschillende activiteiten brachten minder kosten met zich mee dan eerder aangenomen (€ 1,2 miljoen). Ten slotte volgt voor een aantal uitgevoerde werkzaamheden de betaling in 2012 (€ 0,4 miljoen).

– 4 055

4. Overige mutaties.

– 564

Stand realisatie 2011

1 348 231

3. Zorgverzekeraars bieden alle burgers een betaalbaar verzekerd pakket van noodzakelijke zorg aan

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

7 019 369

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

7 019 369

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Bijstelling van de uitgavenraming Zorgtoeslag naar aanleiding van actuele ramingen van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2011 van het Centraal Planbureau.

105 430

2. Overheveling van middelen van het BKZ naar de VWS-begroting (ijklijnmutatie). De afgelopen jaren werden de ouderenregelingen voor de publieke, semipublieke (B3) en private ambulancediensten op verschillende manieren via het BKZ en begroting bekostigd. De bekostigingswijze wordt nu geüniformeerd welke uitgaat van bekostiging via de begroting. Hiervoor dienen premiemiddelen te worden overgeheveld naar de begroting van VWS.

32 000

3. Overheveling van middelen van het BKZ naar de VWS-begroting (ijklijnmutatie). Het Centraal Administratie Kantoor wordt omgevormd tot publiekrechtelijk zelfstandig Bestuursorgaan (publiek ZBO). Ter voorbereiding van deze transitie zijn diverse activiteiten noodzakelijk, zoals de voorbereiding van de overgang arbeidsvoorwaarden personeel en pensioenen en de overgang van taken en bijbehorende boedel (juridisch, financieel, fiscaal). Dekking voor de hiermee gemoeide uitgaven is gevonden in vrijval van premiegefinancierde uitgaven van het College Sanering Zorginstellingen.

950

4. Overboeking naar het ministerie van Veiligheid en Justitie in verband met de jaarlijkse bijdrage vanuit VWS aan het digitale communicatienetwerk voor de Nederlandse hulpverleningsdiensten (C2000).

– 4 090

5. Overboeking naar artikel 98 OD 1 ten behoeve van de uitvoeringskosten van het CVZ met betrekking tot wanbetalers en onverzekerden.

– 5 954

6. Overige mutaties.

– 34

Stand suppletoire begroting VJN

7 147 671

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Bijstelling van de uitgavenraming zorgtoeslag naar aanleiding van actuele ramingen van het CPB (de MEV).

– 129 017

2. Overboeking naar artikel 98 OD 1 ten behoeve van de uitvoeringskosten van het CVZ. Het betreft uitgaven in het kader van EESSI (elektronische uitwisseling van sociale zekerheidsgegevens), uitvoeringskosten in het kader van de aanpak van onverzekerden en wanbetalers en wegwerken achterstanden verbindingsorgaan (buitenland).

– 4 357

3. Dit betreft onderuitputting die in het kader van de aanpak van wanbetalers en onverzekerden Zvw optreedt.

– 5 700

4. Dit betreft onderuitputting in het kader van de implementatie van de Wet Ambulancezorg (Waz) en onderuitputting in de uitgaven samenhangend met de overgang op prestatiebekostiging in de geestelijke gezondheidszorg.

– 366

5. Overige mutaties.

– 69

Stand suppletoire begroting NJN

7 008 162

Slotwetmutaties:

 

1. Verrekening met de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft in 2011 in totaal € 5 333,2 miljoen aan voorschotten zorgtoeslag met betrekking tot de jaren 2011 en 2012 en nabetalingen voor de definitieve tegemoetkomingen oude jaren betaald. Dit leidt tot een bijstelling van de Zorgtoeslag van € 707,1 miljoen.

707 083

2. Overige mutaties.

– 604

Stand realisatie 2011

7 714 641

4. De burgers van Caribisch Nederland kunnen gebruik maken van voorzieningen voor zorg en welzijn

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

22 100

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (XVII).

Betreft de rijkstaken op het terrein van Jeugd en Gezin op Caribisch Nederland.

4 372

Stand incidentele suppletoire begroting

26 472

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Door toename in zorgvolume worden er op Caribisch Nederland meer zorgkosten gemaakt dan begroot.

22 500

2. Overige mutaties.

– 1 587

Stand suppletoire begroting VJN

47 385

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Loonbijstelling tranche 2011, kader BKZ, voor Caribisch Nederland.

77

2. De uitgaven voor de jeugdzorg in Caribisch Nederland (kader Rijksbegroting in enge zin) zijn lager dan geraamd, doordat voornemens dit jaar niet meer in verplichtingen konden worden omgezet.

– 2 000

3. Vanaf 1 januari 2011 is de Zvw BES in werking getreden en is ook het Zorgverzekeringskantoor operationeel. Op basis van declaraties van het Zorgverzekeringskantoor moet worden geconcludeerd dat de raming van de zorguitgaven naar boven moet worden bijgesteld.

10 000

4. Overige mutaties.

411

Stand suppletoire begroting NJN

55 873

Slotwetmutaties:

 

1. De Rijksdienst Caribisch Nederland declareert normaliter één maand achteraf. In tegenstelling tot de verwachting en de raming is de maand december 2011 ten laste gebracht van 2011 in plaats van het jaar 2012. Hierdoor is een overschrijding van het budget voor de jeugdzorg in Caribisch Nederland (kader Rijksbegroting in enge zin) ontstaan.

443

2. Het Zorgverzekeringskantoor declareert normaliter één maand achteraf. In tegenstelling tot de verwachting en de raming is de maand december 2011 ten laste gebracht van 2011 in plaats van het jaar 2012. Hierdoor is een overschrijding van het budget voor de zorguitgaven ontstaan.

4 715

Stand realisatie 2011

61 031

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

8 091

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

8 091

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

8 091

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

865

Stand suppletoire begroting NJN

8 956

Slotwetmutaties:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

98

Stand realisatie 2011

9 054

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

73 226

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

73 226

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. In 2011 worden hogere terugontvangsten bij het Opleidingsfonds. Verwacht als gevolg van de vaststelling van de subsidieverlening eerste en tweede tranche uit eerdere jaren.

20 000

2. Overige mutaties.

159

Stand suppletoire begroting VJN

93 385

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Hogere opbrengsten in het kader van de aanpak van wanbetalers en onverzekerden.

24 900

2. De terugontvangsten bij het Opleidingsfonds uit hoofde van vaststelling van subsidies voor de zogenaamde eerste en tweede tranche die in eerdere jaren zijn verleend, zijn lager dan eerder geraamd.

– 10 000

3. Overige mutaties.

1 391

Stand suppletoire begroting NJN

109 676

Slotwetmutaties:

 

1. Verrekening met de belastingdienst in verband met de Zorgtoeslag. Deze ontvangsten betreffen zowel verrekeningen van verstrekte voorschotten als terugvorderingen op definitief vastgestelde tegemoetkomingen.

656 805

2. Diverse ontvangsten vanwege terugbetalingen als gevolg van lagere subsidievaststellingen na afrekening van verleende of herziene subsidies. Betreft onder andere Nictiz ad € 2,9 miljoen.

Daarnaast is een bedrag van € 3,7 miljoen terugontvangen als gevolg van afrekeningen agentschapbijdrage CIBG van onder andere sectorale berichtenvoorziening zorg (SBV-Z) en UZI-register en een technische boeking van € 1,7 miljoen.

9 416

3. Diverse ontvangsten als gevolg van lagere vaststellingen van verleende subsidies met betrekking tot opleidingen, waaronder ontvangst huisartsenopleiding ad € 3,5 miljoen.

5 362

4. De ontvangsten als gevolg van de aan wanbetalers opgelegde bestuursrechterlijke premie worden toegevoegd aan het Zorgverzekeringsfonds. Met Financiën is voor 2011 afgesproken dat op basis van de gegevens van het CVZ ten aanzien van dat deel van de ontvangsten dat betrekking heeft op de opslag van 30% in de bestuursrechterlijke premie de ontvangstenraming op de VWS-begroting met eenzelfde bedrag wordt verlaagd.

– 44 931

5. Ontvangstenmeevaller Opleidingsfonds. De hogere terugontvangsten zijn het gevolg van de vaststelling van subsidieverlening eerste en tweede tranche uit eerdere jaren.

937

6. Overige mutaties.

– 464

Stand realisatie 2011

736 801

42.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 42.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

8 456 381

Slotwetmutaties

677 883

Stand realisatie 2011

9 134 264

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

109 676

Slotwetmutaties

627 125

Stand realisatie 2011

736 801

42.5 Overzicht uitgevoerde evaluatieonderzoeken

Onderzoek

Onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       
           

Effectenonderzoek ex post

Monitor en effectmeting financieel instrumentarium ZIP

42.2

2010

2013

           

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie subsidiesystematiek PGO-organisaties

42.1

2010

2011

TK 29 214, nr. 59

 

Evaluatie wet BIG

42.2

2011

2012

 

Evaluatie Opleidingsfonds en capaciteitsplan

42.2

2011

2011

Evaluatie wordt niet gepubliceerd.

 

Medicatieveiligheid -herhaalstudie potentieel vermijdbare ziekenhuisopnames ten gevolge van verkeerd geneesmiddelengebruik

42.2

2010

2012

 

Marktscan zorgverzekeringsmarkt

42.3

2011

2011

TK 29 689, nr. 359

 

Evaluatie risicoverevening door internationale experts

42.3

2011

2011

TK 29 689, nr. 316

 

Kwantitatieve analyse risicoverevening

42.3

2011

2012

Kamerbrief over risicoverevening | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl

 

Eerste evaluatie Verplicht Eigen Risico

42.3

2009

2010

TK 29 689, nr. 302

 

Tweede evaluatie Verplicht Eigen Risico

42.3

2010

2011

TK 29 689, nr. 35

 

Evaluatie Dyslexiezorg

42.3

2010

2011

PM

Toelichting

Bij het oprichten van de Regieraad is toegezegd dat de taken en effectiviteit van de Regieraad na twee jaar zou worden geëvalueerd (TK 31 765, nr. 1. Deze raad is in 2009 bij ministerieel besluit ingesteld en heeft de opdracht de totstandkoming van adequate richtlijnen voor de zorg te bevorderen.

Met de komst van het Kwaliteitsinstituut wordt tegelijkertijd een aantal bestaande organisaties opgeheven. Dat is in de eerste plaats de Regieraad. De opdracht van de Regieraad maakt integraal deel uit van de opdracht van het Kwaliteitsinstituut en behoeft dus niet langer een afzonderlijke organisatie. Omdat de taken van de Regieraad overgaan naar het Kwaliteitsinstituut en binnen dit instituut worden aangevuld met andere taken, is de toegezegde evaluatie van de Regieraad achterhaald (TK 32 620, nr. 14).

BELEIDSARTIKEL 43 LANGDURIGE ZORG

43.1 Algemene doelstelling

Zorgen dat voor mensen met een langdurige of chronische aandoeningen van lichamelijke, verstandelijke of psychische aard zorg van goede kwaliteit beschikbaar is en dat deze zorg tegen voor de samenleving aanvaardbare maatschappelijke kosten wordt geleverd.

43.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

4 968 230

5 384 995

5 656 302

6 059 232

6 336 705

6 124 234

212 471

               

Uitgaven

4 966 473

5 394 615

5 594 961

6 017 729

6 423 787

6 156 922

266 865

               

Programma-uitgaven

4 962 629

5 390 586

5 590 456

6 011 637

6 417 668

6 153 477

264 191

1. De positie van de burger in zorgstelsel wordt versterkt.

52 885

57 215

57 713

59 201

56 925

65 168

– 8 243

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten

6 046

7 563

8 609

8 046

7 638

7 080

558

waarvan bijdragen aan zbo’s

1 866

1 907

0

0

0

0

0

waarvan bijdragen aan pg- organisaties

37 405

39 567

40 472

43 377

42 176

42 226

– 50

2. Voor iedere cliënt is de voor hem of haar noodzakelijk zorg beschikbaar; de cliënt kan uit een kwalitatief voldoende zorgaanbod kiezen.

163 574

196 774

186 967

153 440

149 221

130 249

18 972

waarvan bijdragen aan zbo’s

0

0

3 700

1 372

0

0

0

3. De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg).

36 917

91 270

122 320

135 800

134 472

126 708

7 764

waarvan bijdragen aan baten- lastendiensten

1 888

2 046

3 277

2 721

2 289

2 036

253

4. De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar.

4 709 253

5 045 327

5 223 456

5 663 196

6 077 050

5 831 352

245 698

waarvan rijksbijdrage AWBZ

4 495 400

4 774 300

4 896 400

4 891 600

5 248 300

5 219 500

28 800

waarvan bijdragen aan zbo’s (CAK)

0

0

0

29 835

22 107

16 196

5 911

               

Apparaatsuitgaven

3 844

4 029

4 505

6 092

6 119

3 445

2 674

               

Ontvangsten

1 909

1 431

2 194

17 453

5 105

0

5 105

43.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in vier operationele doelstellingen:

  • 1. De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt;

  • 2. Voor iedere cliënt is de voor hem of haar noodzakelijk zorg beschikbaar; de cliënt kan uit een kwalitatief voldoende zorgaanbod kiezen;

  • 3. De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg);

  • 4. De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar.

1. De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

65 168

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

65 168

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Betalingen Zichtbare Zorg die niet meer in 2010 konden worden gerealiseerd.

1 185

2. Overboeking naar artikel 98 (apparaat IGZ). Het betreft het beschikbaar stellen van de benodigde middelen voor de uitvoering van het jaarplan 2011 voor het project Zichtbare Zorg.

– 9 200

3. Overige mutaties.

245

Stand suppletoire begroting VJN

57 398

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overige mutaties.

– 214

Stand suppletoire begroting NJN

57 184

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 259

Stand realisatie 2011

56 925

2. Voor iedere cliënt is de voor hem of haar noodzakelijk zorg beschikbaar; de cliënt kan uit een kwalitatief voldoende zorgaanbod kiezen

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

130 249

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

130 249

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. De rol van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) bij de indicatiestelling in de AWBZ is aan het veranderen. Om deze omslag te faciliteren zijn investeringen nodig. Deze investeringen leiden uiteindelijk tot een kleiner en doelmatiger CIZ.

11 200

2. Door vereenvoudiging en stroomlijnen van de indicatiestelling daalde de begroting van het CIZ de afgelopen jaren. Voor 2011 is echter nog een aanvulling op de instellingssubsidie noodzakelijk.

5 885

3. Het betreft een overboeking van middelen die door vertraging niet meer besteed konden worden in 2010. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de financiële afwikkeling van de (afgeronde) werkzaamheden van het CIZ voor de pakketmaatregel begeleiding en middelen in het kader van de stimuleringsregeling kleinschalig wonen.

3 652

4. Overboeking naar artikel 43 (apparaat). Betreft uitvoeringskosten van het project Regelhulp.

– 976

5. In het kader van de Wtcg kunnen mensen op basis van hun zorggebruik een tegemoetkoming krijgen in de meerkosten die zij hebben als gevolg van hun handicap/chronische ziekte. Voor een goede uitvoering van dit onderdeel van de Wtcg zijn extra uitvoeringskosten bij het CIZ gemaakt.

593

Stand suppletoire begroting VJN

150 603

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking naar artikel 43 (apparaat). Het betreft uitvoeringskosten van het project Regelhulp.

– 678

2. Overige mutaties.

– 465

Stand suppletoire begroting NJN

149 460

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 239

Stand realisatie 2011

149 221

3. De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg)

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

126 708

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

126 708

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. In het Regeerakkoord zijn vele maatregelen op het terrein van de AWBZ opgenomen (scheiden wonen/zorg, IQ-criterium, uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars (UAZ), jeugd). De voorbereiding en de uitvoering hiervan leiden tot extra kosten waarin nog niet is voorzien. Die kosten hebben betrekking op onderzoek, stroomlijning/verbetering van de gegevensstromen in de AWBZ en kosten die direct gerelateerd zijn aan de implementatie van de maatregelen. Tegenover deze kosten staan de (al ingeboekte) besparingen in de AWBZ.

6 101

2. Overboeking naar artikel 98 OD 3 in verband met toevoeging aan de Verzameluitkering VWS. Betreft subsidie Frieslab gemeente Leeuwarden.

– 266

3. Overige mutaties.

1 498

Stand suppletoire begroting VJN

134 041

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking van artikel 42 OD 2. Hiermee wordt bewerkstelligd dat alle middelen ten behoeve van het Stagefonds onder één budget worden samengebracht.

22 875

2. Deze bijstelling vindt vooral plaats door vertraging in het programma «In voor zorg». Het restant van de mutatie is het gevolg van vertraging in de uitvoering van het programma «Kwaliteitsverbetering palliatieve zorg» (€ 2,8 miljoen). Daarnaast doet zich in 2011 een meevaller voor bij de uitvoering van plannen uit het Regeerakkoord.

– 21 853

3. Overige mutaties.

700

Stand suppletoire begroting NJN

135 763

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 1 291

Stand realisatie 2011

134 472

4. De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

5 831 352

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

5 831 352

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Een deel van de Wtcg-tegemoetkomingen over 2009 is niet in 2010 tot betaling gekomen. Deze tegemoetkomingen worden in 2011 betaald. Daarnaast wordt een structurele tegenvaller van € 50 miljoen verwacht.

75 724

2. Bijstelling in de kosten van kortingen (BIKK) naar aanleiding van de actuele ramingen van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2011 van het Centraal Planbureau.

47 900

3. In het kader van de Wtcg kunnen mensen – op basis van hun zorggebruik – een tegemoetkoming krijgen in de meerkosten die zij hebben als gevolg van hun handicap/chronische ziekte. Voor een goede uitvoering van dit onderdeel van de Wtcg zijn verschillende extra uitgaven noodzakelijk. Het gaat daarbij onder andere om de volgende activiteiten: Adequate voorlichting aan burgers, zorgverzekeraars, zorgkantoren, (fiscale) intermediairs, patiëntenverenigingen en cliëntenorganisaties; Systeemtechnische aanpassingen als gevolg van de voorstellen van de Taskforce Linschoten en noodzakelijk onderzoek ter verbetering van de afbakening van de doelgroepen; Uitvoeringskosten die gemaakt worden door de Bureaus Jeugdzorg.

1 557

4. Overige mutaties.

570

Stand suppletoire begroting VJN

5 957 103

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Bijstelling van de uitgavenraming BIKK naar aanleiding van de actuele ramingen van het CPB (de MEV).

– 19 100

2. Prijsbijstelling tranche 2011, kader BKZ, ten behoeve van de algemene tegemoetkomingen in het kader van de Wtcg.

11 512

3. De uitgaven van het CAK in het kader van de uitvoering van de Wtcg vallen hoger uit dan eerder geraamd.

5 400

4. Op het dossier Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ) is sprake van € 16 miljoen onderuitputting.

– 16 000

5. Bij de uitgaven in het kader van de Tegemoetkoming Buitengewone Uitgaven (TBU) is sprake van een tegenvaller van € 76 miljoen.

76 000

6. Bij de uitgaven Wtcg is sprake van een tegenvaller. In de eerste plaats is het aantal rechthebbenden op een Wtcg-tegemoetkoming over 2009 hoger dan eerder geraamd. Daarnaast is bij het CAK op basis van het zorggebruik in 2010 een raming opgesteld van het aantal rechthebbenden op een Wtcg-tegemoetkoming 2010 en de daarmee samenhangende uitgaven. Daarbij is rekening gehouden met een deel dat pas in 2012 tot uitbetaling zal komen.

40 000

7. Overige mutaties.

14

Stand suppletoire begroting NJN

6 054 929

Slotwetmutaties:

 

1. Bijstelling van de Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten (TSZ). Er zijn in 2011 hogere uitgaven bij deze regeling gerealiseerd dan geraamd.

20 541

2. Bijstelling van het benodigde bedrag voor de tegemoetkomingen in het kader van de Wtcg.

17 541

3. Bijstelling van de raming van de Tegemoetkoming Buitengewone Uitgaven (TBU). Er zijn in 2011 lagere uitgaven bij deze regeling gerealiseerd dan geraamd.

– 13 118

4. Overige mutaties.

– 2 843

Stand realisatie 2011

6 077 050

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

3 445

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

3 445

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking van artikel 43 OD 2. Betreft uitvoeringskosten van het project Regelhulp.

976

Stand suppletoire begroting VJN

4 421

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking van artikel 43 OD 2. Het betreft uitvoeringskosten van het project Regelhulp.

678

2. Er heeft bij VWS in 2011 een herijking van het apparaatskostenbudget plaatsgevonden. Middels de herijking ontstaat een realistischer basis voor de apparaatskosten, waarop beter gestuurd kan worden.

779

3. Overige mutaties.

– 3

Stand suppletoire begroting NJN

5 875

Slotwetmutaties:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

244

Stand realisatie 2011

6 119

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

0

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

0

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overige mutaties.

86

Stand suppletoire begroting NJN

86

Slotwetmutaties:

 

1. Ontvangsten als gevolg van terugvorderingen door lagere vaststellingen van diverse projectsubsidies en lagere realisatie van verleende opdrachten op het gebied van toegankelijkheid (circa € 0,99 miljoen) en kwaliteit (circa € 1,04 miljoen).

2 033

2. Terugbetalingen als gevolg van vaststelling aan PGO-organisaties verleende subsidies.

1 930

3. Ontvangsten als gevolg van vaststelling van het Fonds PGO over de periode 2008 tot en met 2010 bij het CIBG

402

4. Ontvangsten als gevolg van vaststelling van het systeem Pallas (voorheen VIA: VWS informatie Adressen) over de periode 2009 en 2010 bij het CIBG.

326

5. Overige ontvangsten.

328

Stand realisatie 2011

5 105

43.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 43.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

6 403 211

Slotwetmutaties

20 576

Stand realisatie 2011

6 423 787

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

86

Slotwetmutaties

5 019

Stand realisatie 2011

5 105

43.5 Overzicht uitgevoerde evaluatieonderzoeken

Onderzoek

Onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Indicatiestelling

43.2

2010

2011

TK 30 597, nr. 186

           

Effectenonderzoek ex post

       
           

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie subsidiesystematiek PGO-organisaties

43.1

2010

2011

TK 29 214, nr. 59

 

Evaluatie subsidieregelingen stageplaatsen zorg

43.3

2010

2011

www.stagefondszorg.nl

TK 29 282, nr. 111

 

Evaluatie vaccinatie stageplaatsen zorg

43.3

2010

2011

Evaluatie wordt niet gepubliceerd.

BELEIDSARTIKEL 44 MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

44.1 Algemene doelstelling

Alle burgers participeren in de samenleving.

44.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

545 734

594 076

277 516

166 154

176 002

106 018

69 984

               

Uitgaven

485 982

510 288

551 766

263 972

189 331

186 061

3 270

               

Programma-uitgaven

481 889

506 394

547 681

259 607

184 913

182 540

2 373

1. Burgers worden gestimuleerd actief te participeren in maatschappelijke verbanden.

54 806

44 745

27 065

26 373

18 445

19 230

– 785

2. Burgers bieden anderen vrijwillige ondersteuning en kunnen gebruik maken van (organisaties van) vrijwillige ondersteuning.

28 122

40 302

48 291

75 519

94 591

78 336

16 255

waarvan bijdragen aan zbo's

11 655

23 573

34 467

60 728

81 537

65 000

16 537

3. Burgers met beperkingen kunnen gebruik maken van (algemene) voorzieningen en professionele ondersteuning.

76 552

68 671

62 953

60 961

66 504

65 965

539

4. Burgers met (psycho)sociale problemen kunnen gebruik maken van tijdelijke ondersteuning.

322 409

352 676

409 372

96 754

5 373

19 009

– 13 636

waarvan bijdragen aan specifieke uitkeringen

318 454

349 091

402 349

90 224

0

6 246

– 6 246

               

Apparaatsuitgaven

4 093

3 894

4 085

4 365

4 418

3 521

897

               

Ontvangsten

4 164

1 931

8 356

25 765

3 797

0

3 797

44.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in vier operationele doelstellingen:

  • 1. Burgers worden gestimuleerd actief te participeren in maatschappelijke verbanden;

  • 2. Burgers bieden anderen vrijwillige ondersteuning en kunnen gebruik maken van (organisaties van) vrijwillige ondersteuning;

  • 3. Burgers met beperkingen kunnen gebruik maken van (algemene) voorzieningen en professionele ondersteuning;

  • 4. Burgers met (psycho)sociale problemen kunnen gebruik maken van tijdelijke ondersteuning.

1. Burgers kunnen actief participeren in maatschappelijke verbanden

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

19 230

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

19 230

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Bij het Regeerakkoord zijn middelen vrijgemaakt voor transitiekosten bij de overheveling van de functie begeleiding naar de Wmo. De gereserveerde middelen voor 2011 worden nu overgeboekt naar de begroting van VWS. Over de inzet en verdeling van de middelen voor latere jaren vindt overleg met externen plaats en wordt later dit jaar besloten. Een nader te bepalen deel van de middelen zal aan gemeenten beschikbaar gesteld worden.

10 000

2. Overige mutaties.

336

Stand suppletoire begroting VJN

29 566

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Dit betreft een kasschuif transitiekosten decentralisatie begeleiding van 2011 naar 2012.

– 5 000

2. Overboeking naar artikel 98 OD 3. Via de verzameluitkering is een bijdrage verstrekt aan het project «Collectieve voorzieningen» van de gemeente Helmond.

– 250

3. Overboeking naar artikel 98 (apparaat SCP en RMO). Betreft evaluatie van de Wmo door het SCP.

– 819

4. Diverse (beleids)voornemens waarvan de kosten in 2011 lager zijn dan verwacht of niet in 2011 tot besteding komen.

– 3 600

5. Overige mutaties.

225

Stand suppletoire begroting NJN

20 122

Slotwetmutaties:

 

1. Onderuitputting op de middelen die beschikbaar waren voor de transitiekosten bij de overheveling van de functie begeleiding naar de Wmo.

– 1 438

2. Overige mutaties.

– 239

Stand realisatie 2011

18 445

2. Burgers bieden anderen vrijwillige ondersteuning en kunnen gebruik maken van (organisaties van) vrijwillige ondersteuning

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

78 336

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

78 336

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

78 336

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking van artikel 44 OD 4 voor de dekking van de uitgaven deskundigheidsbevordering vrijwilligers.

1 500

2. Overboeking naar artikel 98 (apparaat SCP en RMO). Betreft het onderzoek jonge mantelzorgers door het SCP.

– 21

3. Deze mutatie betreft extra middelen voor het mantelzorgcompliment. Het beroep op deze regeling is in 2011 groter dan verwacht.

15 250

4. Overige mutaties.

308

Stand suppletoire begroting NJN

95 373

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 782

Stand realisatie 2011

94 591

3. Burgers met beperkingen kunnen gebruik maken van (algemene) voorzieningen en professionele ondersteuning

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

65 965

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

65 965

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking naar het Gemeentefonds ten behoeve van middelen voor dure woningaanpassingen. Dure woningaanpassingen vormen een onderdeel van de Wmo en uiteindelijk zal het gehele budget voor deze aanpassingen aan het Gemeentefonds worden toegevoegd.

– 3 000

2. Overige mutaties.

– 656

Stand suppletoire begroting VJN

62 309

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. De kosten van Valys vallen in 2011 hoger uit dan eerder geraamd. Het budget is daarom bijgesteld. Voor 2012 en verder is besloten om de overschrijding tegen te gaan door verlaging van het persoonlijk kilometerbudget. Voor 2011 is een dergelijke ingreep niet meer mogelijk.

8 000

2. Overige mutaties.

– 1 372

Stand suppletoire begroting NJN

68 937

Slotwetmutaties:

 

1. Bij najaarsnota is het budget voor Valys verhoogd met € 8 miljoen. Uiteindelijk hebben de mensen minder met het bovenregionaal vervoer gereisd dan dat er bij najaarsnota was geraamd.

– 1 339

2. Overige mutaties.

– 1 094

Stand realisatie 2011

66 504

4. Burgers met (psycho)sociale problemen kunnen gebruik maken van tijdelijke ondersteuning

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

19 009

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

19 009

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Vanuit het Regeerakkoord worden extra middelen beschikbaar gesteld ter voorkoming van ouderenmishandeling. De middelen worden onder meer gebruikt voor meer hulptrajecten, een meldcode en professionalisering van de hulpverlening.

6 000

2. Overboeking naar het Gemeentefonds in verband met pilot «Mannelijke slachtoffers van geweld in afhankelijkheidsrelaties».

– 1 200

3. Overboeking naar het Gemeentefonds. Het betreft loonbijstelling decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang.

– 1 246

4. Overboeking naar het ministerie van Veiligheid en Justitie. Het betreft een bijdrage voor de opvang van minderjarige meisjes door de instellingen Fier Fryslân en De Bocht.

– 1 339

5. Overige mutaties.

– 750

Stand suppletoire begroting VJN

20 474

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking naar artikel 44 OD 2. Dit betreft een overboeking in verband met dekking van de uitgaven deskundigheidsbevordering vrijwilligers.

– 1 500

2. Overboeking naar het Gemeentefonds. Dit betreft een eenmalige overboeking naar de decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang om de centrumgemeenten op lokaal en regionaal niveau een extra impuls te geven voor de aanpak van ouderenmishandeling.

– 5 000

3. Diverse (restant)voornemens zijn dit jaar niet tot besteding gekomen. Het merendeel betreft het niet inzetten van gereserveerde middelen voor (capaciteit van) vrouwenopvang als gevolg van vertraging in de besluitvorming.

– 7 500

4. Overige mutaties.

– 105

Stand suppletoire begroting NJN

6 369

Slotwetmutaties:

 

1. Voornemens die dit jaar niet tot besteding zijn gekomen. Het betreft gereserveerde middelen voor de meldcode en ter voorkoming van ouderenmishandeling.

– 996

Stand realisatie 2011

5 373

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

3 521

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

3 521

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

3 521

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Er heeft bij VWS in 2011 een herijking van het apparaatskostenbudget plaatsgevonden. Middels de herijking ontstaat een realistischer basis voor de apparaatskosten, waarop beter gestuurd kan worden.

736

2. Overige mutaties.

30

Stand suppletoire begroting NJN

4 287

Slotwetmutaties:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

131

Stand realisatie 2011

4 418

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

0

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

0

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overige mutaties.

38

Stand suppletoire begroting NJN

38

Slotwetmutaties:

 

1. Diverse ontvangsten als gevolg van vaststelling van subsidies uit voorgaande jaren voor het behoud van thuiszorgmedewerkers voor de zorg, voor de deskundigheidsbevordering van vrijwilligers en voor dure woningaanpassingen.

1 785

2. Ontvangsten als gevolg van afrekening Valys oude jaren.

1 974

Stand realisatie 2011

3 797

44.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 44.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

195 088

Slotwetmutaties

– 5 757

Stand realisatie 2011

189 331

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

38

Slotwetmutaties

3 759

Stand realisatie 2011

3 797

44.5 Overzicht uitgevoerde evaluatieonderzoeken

Onderzoek

Onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       
           

Effectenonderzoek ex post

Evaluatie Wmo.

AD 44

2010

2014

 

Evaluatie Kennisinstituten.

44.1

2007

2011

Evaluatie wordt niet gepubliceerd.

           

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie Beleidsbrief Voor Elkaar.

44.2

2010

2011

Evaluatie wordt niet gepubliceerd.

 

Interdepartementaal onderzoek naar de gelijke behandeling van mensen met een beperking (VWS is coördinerend departement).

44.3

2011

2012

 

Tijdsbestedingsonderzoek Monitor vrijwilligerswerk SCP.

44.2

2010

2012

 

Deelname aan vrijwilligerswerk, POLS (CBS).

44.2

2010

2011

Rapport Vrijwillige Inzet 2010, www.cbs.nl.

 

Longitudinaal onderzoek daklozen.

44.4

2010

2014

 

Actieplan «ouderen in veilige handen.

44.4

2011

2014

BELEIDSARTIKEL 45 JEUGD

45.1 Algemene doelstelling

Kinderen in Nederland groeien gezond en veilig op en ontwikkelen zich tot zelfstandige en maatschappelijk betrokken burgers.

45.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

1 166 534

2 617 013

1 572 445

1 591 668

1 527 215

1 486 589

40 626

               

Uitgaven

1 158 514

1 517 632

1 659 687

1 831 121

1 874 533

1 847 281

27 252

               

Programma-uitgaven

1 150 798

1 512 784

1 654 017

1 824 871

1 868 447

1 841 978

26 469

1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen.

 

274 211

330 652

364 218

398 167

391 813

6 354

2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving.

 

13 888

15 035

18 059

11 644

13 131

– 1 487

3. Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder.

 

1 224 685

1 308 330

1 442 594

1 458 636

1 437 034

21 602

               

Apparaatsuitgaven

7 716

4 848

5 670

6 250

6 086

5 303

783

               

Ontvangsten

8 563

6 886

14 503

3 281

23 392

4 580

18 812

De uitgaven, ontvangsten en verplichtingen van de jaren 2007–2010 zijn herleid uit de jaarverslagen van het voormalige programmaministerie Jeugd en Gezin. Het was niet mogelijk om de uitgaven 2007 te verdelen over de operationele doelstellingen, omdat de operationele doelstellingen in 2008 zijn gewijzigd.

45.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in drie operationele doelstellingen:

  • 1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen;

  • 2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving;

  • 3. Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder.

1. Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft preventief jeugdbeleid (Centra voor Jeugd en Gezin).

151 804

2. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft jeugdgezondheidszorg.

213 397

3. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft schippersinternaten.

22 507

4. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft onderzoek en monitoring (beleidsprogramma «Alle kansen voor alle kinderen»).

4 105

Stand incidentele suppletoire begroting

391 813

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overige mutaties.

572

Stand suppletoire begroting VJN

392 385

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Loonbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting in enge zin.

4 264

2. Overboeking van artikel 41 OD 3 ter dekking van de loonbijstelling 2011 van de Brede Doeluitkering Centra voor Jeugd en Gezin.

3 003

3. Overboeking naar artikel 98 OD 3. Via de verzameluitkering is een bijdrage verstrekt aan de projecten monitoronderzoek intersectorale zorg van de provincies Limburg en Friesland en de gemeente Enschede.

– 90

4. Overige mutaties.

141

Stand suppletoire begroting NJN

399 703

Slotwetmutaties:

 

1. Budgettaire ruimte is onder andere ontstaan door verplichtingen die niet meer in 2011 in betalingen konden worden omgezet.

– 1 019

2. Overboeking naar artikel 98 OD 3. Via de Verzameluitkering VWS is een bijdrage verstrekt voor de Drentse pilot Jeugd.

– 45

3. Overige mutaties.

– 472

Stand realisatie 2011

398 167

2. Kinderen hebben een gezonde leefstijl en zijn actief en positief betrokken bij hun leefomgeving

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (XVII).

Betreft ontwikkelingsgericht jeugdbeleid.

8 117

2. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (XVII). Betreft het ondersteunen van jonge gezinnen bij de opvoeding van kind(eren) gericht op een gezonde leefstijl via internet (www.opvoeden.nl).

1 014

3. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (XVII). Betreft campussen.

4 000

Stand incidentele suppletoire begroting

13 131

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het betreft de verlenging van het project «de wijkschool».

– 952

Stand suppletoire begroting VJN

12 179

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met de verlenging van de pilot Wijkschool in Rotterdam.

– 1 250

2. Overige mutaties.

1 048

Stand suppletoire begroting NJN

11 977

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 333

Stand realisatie 2011

11 6441

X Noot
1

In de stand realisatie 2011 is met betrekking tot de afbouw van de instellingssubsidie «Hallo wereld» een bedrag van € 250 000 verwerkt.

3. Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder.

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft provinciaal gefinancierde jeugdzorg.

1 194 477

2. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft de verwijsindex.

800

3. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft gesloten jeugdzorg.

241 757

Stand incidentele suppletoire begroting

1 437 034

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Doorschuif budget jeugdzorg dat niet in 2010 tot besteding is gekomen.

1 200

2. Overige mutaties.

– 1 991

Stand suppletoire begroting VJN

1 436 243

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Loonbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting in enge zin.

15 635

2. Overboeking naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in verband met de vergoeding van onderwijskosten van jeugdzorgplus-instellingen.

– 3 600

3. Overboeking van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen, in verband met een vergoeding van de onkosten van jeugdzorgplus-instellingen.

4 708

4. Desaldering betreffende vergoeding overname Jeugdzorgplus-instelling Avenier van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen.

9 500

5. Overige mutaties.

– 1 319

Stand suppletoire begroting NJN

1 461 167

Slotwetmutaties:

 

1. Overboeking naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Betreft dekking besparingsverlies kindregelingen door vertraging inwerkingtreding wetsvoorstel «Verbetering financiële positie pleegouders».

– 4 260

2. Desaldering ontvangsten ouderbijdrage ter dekking van het besparingsverlies bij SZW.

4 260

3. Overige mutaties.

– 2 531

Stand realisatie 2011

1 458 636

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van artikel 98 OD 4 naar artikel 45.

Betreft apparaatskosten van de directies Jeugdzorg, Jeugd en Gezin en Uitvoeringseenheid Gesloten Jeugdzorg.

5 303

Stand incidentele suppletoire begroting

5 303

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Betreft verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

75

Stand suppletoire begroting VJN

5 378

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

23

Stand suppletoire begroting NJN

5 401

Slotwetmutaties:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

685

Stand realisatie 2011

6 086

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft ontvangsten preventief jeugdbeleid.

25

2. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft ontvangsten schippersinternaten.

1 520

3. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft ontvangsten provinciaal gefinancierde jeugdzorg.

3 035

Stand incidentele suppletoire begroting

4 580

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

4 580

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Desaldering betreffende vergoeding overname Jeugdzorgplus-instelling Avenier van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, Dienst Justitiële Inrichtingen.

9 500

2. Overige mutaties.

3 670

Stand suppletoire begroting NJN

17 750

Slotwetmutaties:

 

1. Desaldering ontvangsten ouderbijdrage ter dekking van het besparingsverlies bij SZW (zie ook toelichting bij de uitgaven, OD 3).

4 260

2. Ontvangsten als gevolg van vaststelling subsidies voor gesloten jeugdzorg.

1 708

3. Overige mutaties.

– 326

Stand realisatie 2011

23 392

45.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 45.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

1 878 248

Slotwetmutaties

– 3 715

Stand realisatie 2011

1 874 533

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

17 750

Slotwetmutaties

5 642

Stand realisatie 2011

23 392

45.5 Overzicht uitgevoerde evaluatieonderzoeken

In 2011 zijn geen evaluatieonderzoeken Jeugd uitgevoerd.

BELEIDSARTIKEL 46 SPORT

46.1 Algemene doelstelling

Een sportieve samenleving waarin zowel veel aan sport wordt gedaan als van sport wordt genoten.

46.2 Budgettaire gevolgen van beleid

In deze paragraaf wordt voor de uitgaven en ontvangsten het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie toegelicht. De vastgestelde begroting en de realisatie van artikel 46 zijn in de tabel hieronder opgenomen.

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

94 108

95 900

90 994

66 873

115 303

110 594

4 709

               

Uitgaven

99 210

104 548

113 366

113 205

99 675

138 545

– 38 870

               

Programma-uitgaven

96 868

102 113

110 876

110 752

97 408

136 385

– 38 977

1. Mensen sporten en bewegen meer voor hun gezondheid.

8 597

12 898

15 412

17 848

15 184

30 230

– 15 046

2. Via de sport ontmoeten mensen elkaar, doen mensen mee aan maatschappelijke activiteiten en gaan mensen respectvol met elkaar om.

68 885

62 814

59 810

59 503

45 908

71 229

– 25 321

waarvan bijdragen aan specifieke uitkeringen

26 112

15 831

13 067

11 895

1 961

2 047

– 86

3. De topsport in Nederland staat symbool voor ambitie, is een bron van ontspanning en draagt bij aan ons nationale imago in binnen- en buitenland.

19 386

26 401

35 654

33 401

36 316

34 926

1 390

               

Apparaatsuitgaven

2 342

2 435

2 490

2 453

2 267

2 160

107

               

Ontvangsten

831

1 480

2 176

2 139

3 299

870

2 429

46.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

De algemene doelstelling van dit beleidsartikel is vertaald in drie operationele doelstellingen:

  • 1. Mensen sporten en bewegen meer voor hun gezondheid;

  • 2. Via de sport ontmoeten mensen elkaar, doen mensen mee aan maatschappelijke activiteiten en gaan mensen respectvol met elkaar om;

  • 3. De topsport in Nederland staat symbool voor ambitie, is een bron van ontspanning en draagt bij aan ons nationale imago in binnen- en buitenland.

1. Mensen sporten en bewegen meer voor hun gezondheid

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

30 230

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

30 230

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking naar het Gemeentefonds in het kader van de Impuls Nationaal Actieplan Sport en Bewegen (NASB). Het gaat om de financiering van beweeginterventies met als doel het terugdringen van beweegarmoede bij weinig actieve burgers. Deze mutatie heeft betrekking op de tweede tranche van de Impuls NASB.

– 9 570

2. Overige mutaties.

– 365

Stand suppletoire begroting VJN

20 295

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Mede ten gevolge van de totstandkoming van de beleidsbrief «Sport en bewegen in Olympisch perspectief» (TK 30 234, nr. 37) in het voorjaar kon een aantal activiteiten pas nadat deze brief was afgerond worden gestart. Hierdoor is vertraging in de uitvoering ontstaan.

– 4 000

2. Overige mutaties.

146

Stand suppletoire begroting NJN

16 441

Slotwetmutaties:

 

1. Betalingen die voor 2011 geraamd waren voor het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen zijn verschoven naar 2012, vanwege verlenging van diverse projecten.

– 1 151

2. Overige mutaties.

– 106

Stand realisatie 2011

15 184

2. Via de sport ontmoeten mensen elkaar, doen mensen mee aan maatschappelijke activiteiten en gaan mensen respectvol met elkaar om

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

71 229

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

71 229

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. In het kader van de breedtesportimpuls konden gemeenten een bijdrage krijgen voor sportstimuleringsprojecten. Bij de vaststelling van deze bijdragen is in een beperkt aantal gevallen in 2010 de bijdrage onterecht naar beneden bijgesteld. Dit wordt dit jaar hersteld.

990

2. Overboeking naar het Gemeentefonds in het kader van de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur. Het gaat om de financiering van de aanstelling van combinatiefunctionarissen die werkzaam zijn op verschillende terreinen. Hierdoor worden sportverenigingen versterkt met het oog op hun maatschappelijke functie. Deze mutatie heeft betrekking op de eerste, tweede en derde tranche van de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur.

– 12 489

Stand suppletoire begroting VJN

59 730

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking naar het Gemeentefonds in verband met de vierde tranche van de Impuls Brede Scholen, Sport en Cultuur.

– 7 870

2. Overboeking naar artikel 46 OD 3. Betreft een herschikking binnen de sportbegroting naar aanleiding van de beleidsbrief «Sport en bewegen in Olympisch perspectief» (TK 30 234, nr. 37).

– 2 800

3. Overige mutaties.

– 1 666

Stand suppletoire begroting NJN

47 394

Slotwetmutaties:

 

1. In verband met aangebrachte correcties op reeds vastgestelde bijdragen in het kader van de Breedtesportimpuls zijn verschillende bijdragen opnieuw in de administratie vastgelegd. Deze verplichtingen hebben niet in alle gevallen tot een betaling geleid.

– 710

2. Overige mutaties.

– 776

Stand realisatie 2011

45 908

3. De topsport in Nederland staat symbool voor ambitie, is een bron van ontspanning en draagt bij aan ons nationale imago in binnen- en buitenland

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

34 926

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

34 926

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking naar artikel 98 OD 3. Via de Verzameluitkering VWS is een bijdrage verstrekt voor het Centrum voor Topsport en Onderwijs (gemeente Eindhoven).

– 60

Stand suppletoire begroting VJN

34 866

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking naar artikel 98 OD 3. Via de Verzameluitkering VWS is een bijdrage aan het Centrum voor Topsport en Onderwijs Eindhoven verstrekt.

– 685

2. Overboeking van artikel 46 OD 2. Herschikking binnen de sportbegroting naar aanleiding van de beleidsbrief «Sport en bewegen in Olympisch perspectief» (TK 30 234, nr. 37).

2 800

3. Overige mutaties.

– 112

Stand suppletoire begroting NJN

36 869

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 553

Stand realisatie 2011

36 316

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

2 160

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

2 160

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

2 160

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

60

Stand suppletoire begroting NJN

2 220

Slotwetmutaties:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

47

Stand realisatie 2011

2 267

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

870

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

870

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

870

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting NJN

870

Slotwetmutaties:

 

1. Extra ontvangsten als gevolg van de definitieve vaststelling van subsidies en uitkeringen, met name op het terrein van de Breedtesportimpuls en Topsportevenementen.

2 429

Stand realisatie 2011

3 299

46.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 46.3 financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

102 924

Slotwetmutaties

– 3 249

Stand realisatie 2011

99 675

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

870

Slotwetmutaties

2 429

Stand realisatie 2011

3 299

46.5 Overzicht uitgevoerde evaluatieonderzoeken

Onderzoek

Onderwerp

AD of OD

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Beleidsdoorlichting sport (Uitvoering sportbeleid)

AD 46

2009

2011

TK 32 772, nr. 1

           

Effectenonderzoek ex post

Monitor Sportbeleid 2006–2010 (Eindevaluatie uitvoering sportprogramma)

AD 46

2009

2011

Monitor sportbeleid 2006–2010 | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Verdieping Impuls NASB en NASB Sport

46.1

2009

2011

Verdieping Impuls NASB en NASB sport | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Opbrengsten van meedoen – eindevaluatie programma Meedoen alle jeugd door sport

46.2

2009

2011

Opbrengsten van Meedoen | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Coaches aan de top: evaluatie van de regeling

46.3

2009

2011

Coaches aan de Top: Evaluatie van de regeling | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Driemeting topsportklimaatonderzoek

46.3

2011

2012

           

Overig evaluatieonderzoek

Onderzoek Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN)

46 AD

Doorlopend

Doorlopend

TNO – Bewegen meten en registreren

 

Sportinfrastructuur in Nederland – Quickscan sportaccommodaties en sportorganisaties

46 AD

2010

2011

Sportinfrastructuur in Nederland | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Olympische hoofdstructuur: Alternatieven en hun implicaties

46.1

2010

2011

Olympische hoofdstructuur – Alternatieven en hun implicaties | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Draagvlakmeting Olympische Spelen 2028

46.3

2010

2011

Draagvlakmeting Olympische Spelen 2028: 1–meting 2011 | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Verkenning maatschappelijke kosten en baten van de Olympische en paralympische spelen in 2028

46.3

2010

2011

Verkenning Maatschappelijke Kosten en Baten van de Olympische en Paralympische Spelen in 2028 | Rapport | Rijksoverheid.nl

 

Evaluatie Bid WK voetbal 2018

46.3

2011

2011

Rapport Berenschot «Evaluatie bid WK voetbal 2018» | Rapport | Rijksoverheid.nl

BELEIDSARTIKEL 47 OORLOGSGETROFFENEN EN HERINNERING WO II

47.1 Algemene Doelstelling

De erfenis van WO II is afgewikkeld en mensen beseffen, mede op basis van de gebeurtenissen uit WO II, wat het betekent om in vrijheid te kunnen leven.

47.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

407 646

402 844

388 737

383 395

371 250

357 712

13 538

               

Uitgaven

403 430

399 788

397 382

381 482

360 539

358 141

2 398

               

Programma-uitgaven

402 040

398 474

396 045

380 292

359 851

357 388

2 463

1. Een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van materiële en immateriële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen WO II in een situatie van afbouw.

392 620

383 417

377 170

368 981

351 879

348 466

3 413

waarvan bijdragen aan zbo's

29 928

29 182

28 780

27 706

25 417

25 118

299

2. De herinnering aan WO II blijft levend en veel mensen – vooral jeugdigen – zijn zich bewust van de betekenis van WO II.

9 420

15 057

18 875

11 311

7 972

8 922

– 950

               

Apparaatsuitgaven

1 390

1 314

1 337

1 190

688

753

– 65

               

Ontvangsten

3 048

785

2 360

1 167

1 252

0

1 252

47.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

De algemene doelstelling is vertaald in twee operationele doelstellingen:

  • 1. Een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van materiële en immateriële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen WO II in een situatie van afbouw;

  • 2. De herinnering aan WO II blijft levend en veel mensen – vooral jeugdigen – zijn zich bewust van de betekenis van WO II.

1. Een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van materiële en immateriële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen WO II in een situatie van afbouw

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

348 466

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

348 466

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Betreft de indexatie van de uitkeringen voor de oorlogsgetroffenen.

2 500

2. Doorschuif budget uitvoeringskosten Pensioen- en Uitkeringsraad, dat niet in 2010 tot besteding is gekomen.

2 000

Stand suppletoire begroting VJN

352 966

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Jaarlijks wordt in het najaar de raming voor de wetten en regelingen voor de oorlogsgetroffenen bijgesteld op basis van de meest recente gegevens van de Sociale Verzekeringsbank. Per saldo betekent dit een bijstelling van € 4,2 miljoen.

4 225

2. Overige mutaties.

– 1 859

Stand suppletoire begroting NJN

355 332

Slotwetmutaties:

 

1. Er is minder uitgegeven dan geraamd voor de wetten en regelingen voor de oorlogsgetroffenen en de uitvoering van deze wetten en regelingen.

– 3 453

Stand realisatie 2011

351 879

2. De herinnering aan WO II blijft levend en veel mensen – vooral jeugdigen – zijn zich bewust van de betekenis van WO II

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

8 922

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

8 922

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Doorschuif van het budget voor het programma «Erfgoed van de oorlog» dat niet in 2010 tot besteding is gekomen.

224

Stand suppletoire begroting VJN

9 146

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overige mutaties.

73

Stand suppletoire begroting NJN

9 219

Slotwetmutaties:

 

1. Er is minder uitgegeven dan geraamd, onder andere door lagere uitgaven voor in mandaat door het Nationaal Comité 4 en 5 mei verleende subsidies voor educatie en voorlichting en voor reünies en lotgenotencontacten.

– 1 247

Stand realisatie 2011

7 972

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

753

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

753

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

753

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

3

Stand suppletoire begroting NJN

756

Slotwetmutaties:

 

1. Verschillende posten op het gebied van personele en materiële uitgaven.

– 68

Stand realisatie 2011

688

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

0

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

0

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting NJN

0

Slotwetmutaties:

 

1. Er is € 0,7 miljoen terugontvangen van de Pensioen- en Uitkeringsraad als gevolg van lagere uitgaven voor de tijdelijke vergoedingsregeling psychotherapie. Daarnaast is er € 0,3 miljoen terugontvangen van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen als gevolg van lagere uitgaven van de AOR-regeling in 2009. De overige ontvangsten van € 0,1 miljoen betreffen terugbetalingen op lager vastgestelde subsidieverleningen van projecten Erfgoed van de oorlog.

1 252

Stand realisatie 2011

1 252

47.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 47.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

365 307

Slotwetmutaties

– 4 768

Stand realisatie 2011

360 539

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

0

Slotwetmutaties

1 252

Stand realisatie 2011

1 252

47.5 Overzicht uitgevoerde evaluatieonderzoeken

In 2011 zijn geen beleidsdoorlichtingen of beleidsevaluaties uitgevoerd. De belangrijkste beleidsonderdelen zijn recentelijk al doorgelicht of geëvalueerd, zoals het programma «Erfgoed van de oorlog».

5. NIET-BELEIDSARTIKELEN

NIET-BELEIDSARTIKEL 98 ALGEMEEN

98.1 Algemene doelstelling

In dit niet-beleidsartikel worden de ministerie- en zorgbrede uitgaven geraamd die niet specifiek zijn toe te rekenen aan een van de doelstellingen van de beleidsartikelen.

98.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

265 215

370 582

322 650

382 859

456 226

296 665

159 561

               

Uitgaven

300 833

325 494

328 861

368 368

429 636

302 762

126 874

               

Programma-uitgaven

101 875

114 741

115 267

126 216

109 715

93 521

16 194

1. Beheer en toezicht stelsel

91 826

102 936

98 153

101 248

101 971

86 182

15 789

2. Internationale samenwerking

10 049

11 805

14 875

18 167

6 048

7 031

– 983

3. Verzameluitkering VWS

0

0

2 239

6 801

1 696

308

1 388

               

Apparaatsuitgaven

198 958

210 753

213 594

242 152

319 921

209 241

110 680

Inspectie voor de Gezondheidszorg

38 764

45 634

53 760

57 318

60 290

47 391

12 899

Sociaal Cultureel Planbureau en Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

9 147

11 207

11 768

11 958

13 124

5 779

7 345

Raad voor de Volksgezondheid en Zorg

2 748

3 021

3 100

2 965

2 904

2 858

46

Gezondheidsraad

4 880

5 168

5 752

5 730

5 238

3 397

1 841

Centrale Commissie Mensgebonden onderzoek

1 373

1 591

1 522

1 559

1 536

1 377

159

Raad voor Gezondheidsonderzoek

269

302

0

0

0

0

0

Strategisch onderzoek RIVM

15 810

16 150

18 238

19 668

36 623

18 050

18 573

Strategisch onderzoek NVI

8 627

9 083

7 538

16 239

82 447

7 709

74 738

Inspectie Jeugdzorg

3 949

4 541

5 329

6 679

5 077

5 932

– 855

Personeel en materieel kernministerie

113 391

114 056

106 587

120 036

112 682

116 748

– 4 066

               

Ontvangsten

9 976

10 636

12 673

13 935

27 198

8 980

18 218

De uitgaven van 2009 en 2010 zijn gecorrigeerd voor het budget die in het kader van de herverkaveling van het voormalig programmaministerie Jeugd en Gezin is toegevoegd aan artikel 98 Algemeen. Het betreft de verzameluitkering Jeugd en Gezin (OD 3).

98.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

Er zijn drie operationele doelstellingen op dit niet-beleidsartikel:

  • 1. Beheer en toezicht stelsel;

  • 2. Internationale samenwerking bevorderen;

  • 3. Verzameluitkering VWS.

Daarnaast worden op dit artikel de apparaatsuitgaven geraamd van de Inspectie voor de Gezondheidszorg, het Sociaal en Cultureel Planbureau, de Raad voor Maatschappelijke ontwikkeling, de Raad voor Volksgezondheid en Zorg, de Gezondheidsraad, de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek, Strategisch onderzoek RIVM, Strategisch onderzoek NVI, de Inspectie Jeugdzorg en personeel en materieel kernministerie.

1. Beheer en toezicht stelsel

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

86 182

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

86 182

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overheveling van middelen van het BKZ naar de VWS-begroting (ijklijnmutatie) vanwege extra middelen voor uitvoering van het werkplan van de NZa.

7 051

2. Overboeking van artikel 42 OD 3 ten behoeve van de uitvoeringskosten van het CVZ met betrekking tot wanbetalers en onverzekerden.

5 954

3. Overboeking naar artikel 42 OD 2. Het betreft uitgaven die samenhangen met de voorbereiding van het op te richten kwaliteitsinstituut.

– 1 500

4. Overige mutaties.

416

Stand suppletoire begroting VJN

98 103

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking van artikel 42 OD 3 ten behoeve van de uitvoeringskosten van het CVZ. Het betreft uitgaven in het kader van EESSI (elektronische uitwisseling van sociale zekerheidsgegevens), uitvoeringskosten in het kader van de aanpak van onverzekerden en wanbetalers en wegwerken achterstanden verbindingsorgaan (buitenland).

4 357

2. Overige mutaties.

– 45

Stand suppletoire begroting NJN

102 415

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 444

Stand realisatie 2011

101 971

2. Internationale samenwerking

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

7 031

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

7 031

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overige mutaties.

– 426

Stand suppletoire begroting VJN

6 605

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overige mutaties.

– 12

Stand suppletoire begroting NJN

6 593

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 545

Stand realisatie 2011

6 048

3. Verzameluitkering VWS

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

0

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (TK 32 500 XVII).

Betreft de uitkering van bestuurskosten aan de drie grootstedelijke regio’s Amsterdam, Haaglanden en Rotterdam (voorheen verzameluitkering Jeugd en Gezin).

308

Stand incidentele suppletoire begroting

308

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboekingen van artikel 43 OD 3 (€ 0,266 miljoen) en artikel 46 OD 3 (€ 0,06 miljoen). Toevoeging aan de Verzameluitkering VWS. Betreft subsidies aan Frieslab (gemeente Leeuwarden) en Centrum voor Topsport en Onderwijs (gemeente Eindhoven).

326

Stand suppletoire begroting VJN

634

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking van artikel 44 OD 1. Via de Verzameluitkering VWS is een bijdrage verstrekt aan het project collectieve voorzieningen van de gemeente Helmond.

250

2. Overboeking van artikel 45 OD 1. Via de Verzameluitkering VWS is een bijdrage verstrekt aan de projecten monitoronderzoek intersectorale zorg van de provincies Limburg en Friesland en de gemeente Enschede.

90

3. Overboeking van artikel 46 OD 3. Via de Verzameluitkering VWS is een bijdrage aan het Centrum voor Topsport en Onderwijs Eindhoven verstrekt.

685

Stand suppletoire begroting NJN

1 659

Slotwetmutaties:

 

1. Overboeking van artikel 45 OD 1. Via de Verzameluitkering VWS is een bijdrage verstrekt voor de Drentse pilot Jeugd.

45

2. Overige mutaties.

– 8

Stand realisatie 2011

1 696

Apparaatsuitgaven

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

214 544

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van artikel 98 naar artikel 45. Betreft apparaatskosten van de directies Jeugdzorg, Jeugd en Gezin en de Uitvoeringseenheid Gesloten Jeugdzorg.

– 5 303

Stand incidentele suppletoire begroting

209 241

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Overboeking van artikel 43 OD 1van artikel 98 (apparaat IGZ). Het betreft het beschikbaar stellen van een deel van de benodigde middelen voor de uitvoering van het jaarplan 2011 voor het project Zichtbare Zorg.

9 200

2. Overboeking van artikel 41 OD 3 in verband met dekking knelpunten Nederlands Vaccin Instituut (NVI) en Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Onder andere vanwege de transitie bij beide agentschappen treden er frictiekosten op. De betaling van deze kosten wordt door de eigenaar gedaan.

8 250

3. Betreft reparatie van historisch gegroeide scheefgroei tussen normkosten per formatieplaats en de kosten die uit de daadwerkelijke toegestane bezetting volgen.

8 000

4. IGZ. Vanuit het Regeerakkoord worden extra middelen beschikbaar gesteld voor de intensivering van het toezicht, zoals meer inspecties. De ouderenzorg staat hierbij centraal.

4 000

5. Het betreft hier compensatie aan het RIVM voor in 2010 opgetreden huisvestingslasten. Het RIVM is niet in staat om deze lasten volledig te dragen.

3 500

6. Hogere uitgaven bij inbesteding van een aantal uitvoerende taken (personeelsregistratie, salarisadministratie, archivering, mobiliteits- en loopbaanadvies, kantoorautomatisering, facilitaire dienstverlening) en hogere uitgaven bij inbesteding van ICT-dienstverlening.

2 452

7. De IGZ heeft op het gebied van ICT een inhaalslag te maken. Voor de meeste toezichtactiviteiten van de IGZ bestaat nog geen geschikte ICT-ondersteuning. Het gaat om digitalisering van werkprocessen en verbeteren data infrastructuur.

1 145

8. Desaldering huisvestingskosten ACBG 2011: door vertraging bij de verhuizing naar Utrecht zijn het resultaat en eigen vermogen in 2010 hoger uitgevallen, maar voorziet het ACBG voor 2011 juist een tekort door dubbele huisvestingslasten. Het eigen vermogen per ultimo 2010 wordt afgeroomd en ingezet voor dekking van dat tekort.

900

9. Dit betreft een budgetneutrale verhoging van de uitgavenraming IGZ. Hier tegenover staan structurele ontvangsten IGZ.

895

10. Overboeking naar artikel 42 OD 1. van artikel 98 (apparaat, IGZ). Betreft een subsidiebijdrage aan het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) in het kader van de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren.

– 384

11. Overboeking naar artikel 42 OD 1. Betreft Project onderhoud klantpreferenties tranche 1 t/m 3.

– 272

12. Overboeking naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Het ICT-beheer van VWS is sinds 2008 ondergebracht bij een Shared Service Organisatie (SSO) bij het ministerie van IenM. Betreft ICT-kosten eerste kwartaal 2011 dienstverlening SSO.

– 2 468

13. Overige mutaties.

2 463

Stand suppletoire begroting VJN

246 922

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Overboeking naar artikel 42 OD 1. Betreft het project «Realiseren indicatoren zichtbare zorg eerstelijns verloskunde».

– 127

2. Overboeking van artikel 42 OD 1. Betreft correctie op de subsidiebijdrage aan het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) in het kader van de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren

65

3. Overboeking van artikel 44 OD 1 en 2. Betreft evaluatie van de Wmo door het SCP en de uitvoering van het onderzoek naar jonge mantelzorgers.

840

4. De bij eerste suppletoire wet gereserveerde middelen voor de reparatie van historisch gegroeide scheefgroei tussen normkosten per formatieplaats en de kosten die uit de daadwerkelijk toegestane bezetting volgen, worden aan de artikelen toebedeeld.

– 8 021

5. Er heeft bij VWS in 2011 een herijking van het apparaatskostenbudget plaatsgevonden. Middels de herijking ontstaat een realistischer basis voor de apparaatskosten, waarop beter gestuurd kan worden. Deze mutatie betreft de herijking voor artikel 98.

5 775

6. Het betreft hier de financiële afwikkeling van het NVI. De belangrijkste kostenposten zijn: exploitatieresultaat NVI (€ 22 miljoen), invlechting RIVM (€ 6,6 miljoen) en de investeringen die a fonds perdu gefinancierd zijn (€ 5 miljoen).

42 450

7. Als gevolg van diverse verander- en reorganisatietrajecten treden er frictiekosten bij het RIVM op.

4 500

8. Desaldering ontvangst Sociaal Cultureel Planbureau voor het verrichten van externe opdrachten ten behoeve van de kosten van inhuur van personeel.

2 000

9. Overige mutaties.

654

Stand suppletoire begroting NJN

295 058

Slotwetmutaties:

 

1. Het betreft hier de aflossing van de openstaande leningen van het NVI. Om het verdere verkoopproces niet te belasten met de afwikkeling van de leningen, is besloten om de volledige aflossing nog in 2011 te laten plaatsvinden (brief van 20 december 2011, TK 33 000, nr. 132).

37 000

2. Lagere uitgaven voor de apparaatsuitgaven van het kerndepartement voor wachtgeldverplichtingen, vervoerskaarten, transitie van facilitaire taken naar FM Haaglanden en uitstel van de vervanging van activa in verband met de komende verhuizing. Verder hebben bij het programma «samen huisvesten SZW/VWS», de bouw van een nieuw financieel systeem en de digitalisering van de inkoop geplande uitgaven zich in 2011 nog niet voorgedaan. Daarnaast is een geraamde exploitatiebijdrage voor het ACBG in 2011 niet nodig gebleken. Overigens gaat het om beperkte over- en onderschrijdingen van de personeelsbudgetten van (staf)directies.

– 5 301

3. Overboeking naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (IenM). Het ICT-beheer van VWS is ondergebracht bij de Shared Service Organisatie ICT van het Ministerie van IenM.

– 3 007

4. Vrijval van gereserveerde gelden voor diverse verander- en reorganisatietrajecten bij het RIVM. Een lichte vertraging heeft ervoor gezorgd dat de reservering niet meer in 2011 tot besteding kon komen.

– 2 732

5. Onderuitputting bij IGZ, Zichtbare Zorg, onder andere als gevolg van lagere investeringen, enkele niet doorgegane activiteiten en lager dan verwachte kosten, waaronder voor personeel en materieel.

– 1 710

6. Overboeking naar artikel 42 OD 1 voor het programma «Zichtbare Zorg. Betreft subsidies Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn (LVG).

– 130

7. Overige mutaties.

743

Stand realisatie 2011

319 921

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

8 980

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties

0

Stand incidentele suppletoire begroting

8 980

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Desaldering huisvestingskosten ACBG 2011: door vertraging bij de verhuizing naar Utrecht zijn het resultaat en eigen vermogen in 2010 hoger uitgevallen, maar voorziet het ACBG voor 2011 juist een tekort door dubbele huisvestingslasten. Het eigen vermogen per ultimo 2010 wordt afgeroomd en ingezet voor dekking van dat tekort.

900

2. Structurele ontvangsten IGZ. Hier tegenover staat een budgetneutrale verhoging van de uitgavenraming IGZ.

895

Stand suppletoire begroting VJN

10 775

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Er treedt een meevaller op bij het Rijksvaccinatieprogramma. Dankzij gunstig inkoopvoorwaarden is het gelukt om een inkoopvoordeel te behalen. Inmiddels is de NZa verzocht om de betreffende beleidsregel aan te passen.

11 000

2. Desaldering ontvangst Sociaal Cultureel Planbureau voor het verrichten van externe opdrachten ten behoeve van de kosten van inhuur van personeel.

2 000

3. Overige mutaties.

3 999

Stand suppletoire begroting NJN

27 774

Slotwetmutaties:

 

1. Betreft lagere ontvangsten boetes die ten gunste van de begroting komen.

– 3 790

2. Hogere ontvangsten dan geraamd vanwege onderzoeken Sociaal Cultureel Planbureau voor andere partijen dan VWS.

1 296

3. Betreft IGZ. Ontvangsten bestuurlijke boetes en bijdrage verbouwing huisvesting Utrecht van gebouweigenaar.

1 204

4. Overige mutaties.

714

Stand realisatie 2011

27 198

98.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 98.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

405 725

Slotwetmutaties

23 911

Stand realisatie 2011

429 636

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

27 774

Slotwetmutaties

– 576

Stand realisatie 2011

27 198

NIET-BELEIDSARTIKEL 99 NOMINAAL EN ONVOORZIEN

99.1 Algemeen

Dit is een technisch, administratief artikel, waarop de middelen voor de loon en prijsbijstelling worden geparkeerd voordat ze worden overgeheveld naar de desbetreffende beleidsartikelen.

Ook worden op dit artikel de onvoorziene uitgaven geraamd.

Daarnaast worden op dit artikel de taakstellingen geboekt, voordat deze verder worden verdeeld over de beleidsartikelen.

99.2 Budgettaire gevolgen van beleid

Bedragen x € 1 000

Realisatie 2007

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Vastgestelde begroting 2011 t/m incidentele suppletoire begroting

Verschil 2011

Verplichtingen

0

0

0

0

0

– 51 112

51 112

               

Uitgaven

0

0

0

0

0

– 55 568

55 568

               

Programma-uitgaven

0

0

0

0

0

– 55 568

55 568

1. Loonbijstelling

0

0

0

0

0

1 023

– 1 023

2. Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

30 047

– 30 047

3. Onvoorzien

0

0

0

0

0

149

– 149

4. Taakstelling

0

0

0

0

0

– 86 787

86 787

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

5 000

– 5 000

99.3 Financiële toelichting

In deze paragraaf worden per operationele doelstelling en voor de apparaatsuitgaven en de ontvangsten de belangrijkste verschillen tussen begroting en realisatie verklaard. Daarbij is aangegeven of deze verschillen bij incidentele suppletoire begroting (TK 32 609 XVI, nr. 1 en 2), suppletoire begroting Voorjaarsnota (TK 32 780 XVI, nr. 1 en 2) of suppletoire begroting Najaarsnota (TK 33 090 XVI, nr. 1 en 2) voorgelegd waren, dan wel dat ze in de slotwetmutaties zijn begrepen.

Programma-uitgaven

Er zijn vier operationele doelstellingen op dit niet-beleidsartikel:

  • 1. Loonbijstelling;

  • 2. Prijsbijstelling;

  • 3. Onvoorzien;

  • 4. Taakstelling.

1. Loonbijstelling

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

1 023

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

1 023

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Loonbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting.

36 807

2. Loonbijstelling tranche 2011, kader Zorg.

8 182

3. Loonbijstelling tranche 2011, kader N (niet behorend tot de rijksbegroting).

116

4. Inzet van resterende middelen uit loonbijstelling tranche 2010 voor dekking van taakstellingen op de VWS-begroting (artikel 99 OD 4).

– 152

5. Ruimte uit hoofde van niet-gebruikte reservering voor tegenvallers omdat de loonbijstelling 2010 rijksbreed niet is uitgekeerd.

– 871

Stand suppletoire begroting VJN

45 105

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Loonbijstelling tranche 2011 kader BKZ, voor het Opleidingsfonds.

– 8 105

2. Loonbijstelling tranche 2011, kader BKZ, voor Caribisch Nederland.

– 77

3. Loonbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting in enge zin.

– 36 807

4. Loonbijstelling tranche 2011, kader Niet tot een ijklijn behorend (abortusklinieken).

– 116

Stand suppletoire begroting NJN

0

Slotwetmutaties:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand realisatie 2011

0

2. Prijsbijstelling

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

27 257

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Overboeking van begroting 2011 Jeugd en Gezin (XVII).

Betreft prijsbijstelling deel VWS.

2 790

Stand incidentele suppletoire begroting

30 047

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Prijsbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting.

19 055

2. Prijsbijstelling tranche 2011, kader Zorg.

16 414

3. Prijsbijstelling tranche 2011, kader N (niet behorend tot de rijksbegroting).

93

4. Ruimte uit hoofde van binnen VWS niet-uitgekeerde prijsbijstelling 2010.

– 7 231

5. Inzet van resterende middelen uit prijsbijstelling tranche 2010 voor dekking van taakstellingen op de VWS-begroting (artikel 99 OD 4).

– 12 419

Stand suppletoire begroting VJN

45 959

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Prijsbijstelling tranche 2011, kader BKZ, ten behoeve van de algemene tegemoetkomingen in het kader van de Wtcg.

– 11 512

2. Prijsbijstelling tranche 2011, kader BKZ, voor het Opleidingsfonds.

– 8 000

3. De prijsbijstelling tranche 2011, kader Rijksbegroting in enge zin, is vanaf 2012 ingezet voor de VWS-brede problematiek 2011. De middelen vallen in 2011 vrij.

– 18 862

4. Betreft het restant prijsbijstelling tranche 2010, kader BKZ, dat meerjarig is ingezet voor de algemene financiële problematiek, maar incidenteel in 2011 vrijvalt.

– 7 265

5. Prijsbijstelling tranche 2011, kader Niet tot een ijklijn behorend (abortusklinieken).

– 126

6. Overige mutaties.

– 194

Stand suppletoire begroting NJN

0

Slotwetmutaties:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand realisatie 2011

0

3. Onvoorzien

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

149

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

149

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Inzet van resterende middelen uit onvoorzien tranche 2010 voor dekking van taakstellingen op de VWS-begroting (artikel 99 OD 4).

– 149

Stand suppletoire begroting VJN

0

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting NJN

0

Slotwetmutaties:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand realisatie 2011

0

4. Taakstelling

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

– 86 787

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

– 86 787

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Reductie taakstellende onderuitputting.

13 500

2. Inzet van resterende middelen loon- en prijsbijstelling tranche 2010 en onvoorzien voor dekking van taakstellingen op de VWS-begroting (artikel 99 OD 4).

12 720

3. Subsidietaakstelling uit het Regeerakkoord.

10 000

4. Gedeeltelijke dekking vanuit de VWS-begroting ten behoeve van reservering voor het BKZ-kader. Betreft een verhoging van de taakstellende onderuitputting op artikel 99.

– 22 000

5. Overige mutaties.

– 42

Stand suppletoire begroting VJN

– 72 609

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. In 2010 en 2011 heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) uitgaven gedaan ter financiering van de loonkostenindexering (OVA) ten behoeve van het rijksbijdrage deel van de UMC’s. Deze posten worden nu met OCW verrekend.

18 618

2. Overboeking naar ministerie van OCW in verband met compensatie OVA academische ziekenhuizen.

– 18 618

3. Betreft de taakstellende onderuitputting 2011.

72 235

4. Overige mutaties.

391

Stand suppletoire begroting NJN

17

Slotwetmutaties:

 

1. Overige mutaties.

– 17

Stand realisatie 2011

0

Ontvangsten

Stand vastgestelde ontwerpbegroting (bedragen x € 1 000)

5 000

Mutaties incidentele suppletoire begroting:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand incidentele suppletoire begroting

5 000

Mutaties suppletoire begroting VJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting VJN

5 000

Mutaties suppletoire begroting NJN:

 

1. Geen mutaties.

0

Stand suppletoire begroting NJN

5 000

Slotwetmutaties:

 

1. Bij de voorjaarsbesluitvorming 2010 is de ontvangstenraming structureel met € 5 miljoen verhoogd. Deze taakstelling op artikel 99 wordt voor 2011 bij slotwet ingevuld met per saldo ontvangstenmeevallers op de overige artikelen.

– 5 000

Stand realisatie 2011

0

99.4 Slotwetmutaties

De slotwetmutaties zijn uitgesplitst naar operationele doelstelling, apparaatsuitgaven en ontvangsten toegelicht in paragraaf 99.3 Financiële toelichting.

Uitgaven (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

17

Slotwetmutaties

– 17

Stand realisatie 2011

0

Ontvangsten (bedragen x € 1 000)

Stand suppletoire begroting NJN

5 000

Slotwetmutaties

– 5 000

Stand realisatie 2011

0

6. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Deze bedrijfsvoeringsparagraaf gaat in op de bedrijfsvoeringsvraagstukken die zich gedurende het begrotingsjaar bij VWS hebben voorgedaan. Deze paragraaf heeft het karakter van een uitzonderingsrapportage.

Financieel en materieel beheer

Reviews op controleverklaring specifieke uitkeringen

Uit onderzoek in IODAD-verband naar de werkzaamheden van accountants inzake specifieke uitkeringen bij gemeenten (en provincies) is gebleken dat er een onzekerheid bestaat met betrekking tot de accountantscontrole van de specifieke uitkeringen in de jaarrekeningen 2010 van gemeenten en provincies. Daardoor kan niet in voldoende mate op die accountantscontrole worden gesteund. Voor zover gebruik gemaakt wordt van de SiSa-bijlage is dit voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen. De voorschotten staan los van de SiSa-bijlage en zijn gebaseerd op andere informatie dan in de SiSa-bijlage is vermeld.

Samen met mijn ambtsgenoten van BZK en Financiën worden er maatregelen uitgewerkt die tot verbetering van de werking van de SiSa-systematiek moeten leiden. Deze zijn opgenomen in de bedrijfsvoeringsparagraaf van het ministerie van BZK, omdat BZK beleidsverantwoordelijke is voor SiSa.

Subsidiebeheer

In 2011 is door VWS voor circa € 2 miljard aan subsidies besteed. Het totaal bedrag aan geconstateerde fouten en onzekerheden blijft met € 4,0 miljoen respectievelijk € 24,6 miljoen onder de geldende tolerantienormen.

VWS heeft verschillende maatregelen genomen die leiden tot een structurele verbetering van het subsidiebeheer.

Ten aanzien van de kaderregeling VWS-subsidies is besloten dat voortaan een ondergrens van € 125 000 wordt gehanteerd3. Hierdoor vermindert het aantal subsidies binnen de kaderregeling VWS-subsidies in de komende jaren van circa 700 naar circa 400. Dit betekent ook een structurele reductie van beheerslasten.

In 2011 is het verbeterplan subsidiebeheer VWS uitgevoerd. Over dit verbeterplan en de tussentijdse resultaten is de Tweede Kamer op 20 september geïnformeerd4. Het succes van de aanpak is zichtbaar in de interne kwaliteitsmeting en managementinformatie van VWS. Sinds april 2011 is sprake van een trendbreuk. De drie tussentijdse metingen in 2011 van de Rijksauditdienst bevestigen het beeld van een verbeterd beheer. Het aantal geconstateerde onvolkomenheden in de systeemtests is gedurende het jaar gedaald tot onder de interne norm die VWS zich heeft gesteld. Het is van belang dat de ingezette verbetering wordt doorgezet. Het verscherpt toezicht zal daarom in 2012 worden gecontinueerd en VWS voert een nieuwe normatiek in om een goede uitvoering van het subsidieproces te versterken. De Bestuursraad Bedrijfsvoering en het Audit Committee VWS blijven de voortgang van het subsidiebeheer bewaken. Opleidingen zorgen er ook in 2012 voor dat medewerkers op de hoogte zijn en blijven van belangrijke aspecten van het subsidiebeheer. Het subsidiebeheer blijft een structureel onderdeel van de planning en controlcyclus.

Business Proces Analysis

Binnen het ministerie wordt het informatiesysteem Subsidieplein gebruikt voor de beheersing en de uitvoering van het subsidieproces. De Rijksauditdienst heeft in opdracht van VWS een Business Proces Analysis audit uitgevoerd op dit systeem. De audit levert additionele informatie op over de getroffen en mogelijk nog te treffen beheersingsmaatregelen. Conclusie is dat er geen belangrijke knelpunten zijn geconstateerd in de subsidieprocessen van VWS, maar dat er nog wel een aantal verbeteringen mogelijk is. Deze zijn ter hand genomen.

Inkoopbeheer

In 2011 is uitvoering geven aan een veranderplan voor het inkoopbeheer van het kerndepartement. Maatregelen zijn getroffen op de prestatieverklaringen onder de € 1 250, de naleving van de inkoopprocessen, het vastleggen van mondelinge opdrachtverleningen, het opstellen van een inkoopjaarplan Europese aanbestedingen, versterkte periodieke interne controle en voortgangsrapportages. Inkoopbeheer is verder in de planning- en controlcyclus verankerd.

Het op orde krijgen en houden van de inkoopdossiers vergt in 2012 aandacht met name door te sturen op het opbouwen van de inkoopdossiers en het leren van de bevindingen uit de interne controle en de controles door de Rijksauditdienst.

Vervanging financieel informatiesysteem

Per 1 januari 2012 werkt VWS met het interdepartementale financiële 3F-systeem. Dit is een samenwerkingsverband met de ministeries van Financiën en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In voorbereiding op het nieuwe systeem zijn alle betrokken medewerkers van VWS opgeleid en gecertificeerd. De conversie eind december is zonder noemenswaardige incidenten verlopen. De ervaringen met het nieuwe systeem zijn positief.

Inhuur externen

VWS heeft in 2011 een percentage inhuur externen gerealiseerd van 12,9% (kerndepartement + baten-lastendiensten). Het percentage inhuur externen is ten opzichte van 2010 (17,4%) sterk gedaald en ligt onder de norm van 13% die voor VWS over 2011 geldt. Voor 2012 is de norm voor VWS maximaal 10% aan inhuur. Op realisatie van de norm wordt actief gestuurd in de planning en controlcyclus.

Subsidieregeling Schippersinternaten

In het jaarverslag 2010 heeft VWS aangegeven dat er bij de huidige subsidieregeling schippersinternaten, door de gekozen vorm van subsidiëring, mogelijk sprake was van staatssteun. Na onderzoek is inmiddels duidelijk geworden dat de Nederlandse voorziening geen probleem oplevert ten aanzien van de binnenvaartschippers. Wel is het mogelijk ongeoorloofd omdat de gesubsidieerde instellingen in de regeling bij naam worden genoemd. De regeling wordt in 2012, tijdig vóór de aanvragen 2013, opengesteld voor andere aanbieders die aan vast te stellen kwaliteitsnormen voldoen.

Rechtmatigheid begrotingsuitvoering

Single review

Vastgesteld is dat niet in voldoende mate gesteund kan worden op de accountantscontrole van de SiSa-bijlage van de gemeenten en provincies over het jaar 2010. Het niet kunnen steunen op deze derdengegevens dient aangemerkt te worden als een tekortkoming in de werking van het onderdeel accountantscontrole in het M&O-beleid. Door deze tekortkomingen zijn er onzekerheden over de rechtmatige besteding bij een vijftal specifieke uitkeringen: regeling BOS (€ 2,4 miljoen), regeling heroïnebehandeling (€ 1,5 miljoen), seksualiteitshulpverlening en coördinatie (€ 0,6 miljoen) en de doeluitkeringen maatschappelijke opvang (€ 40,8 miljoen) en vrouwenopvang (€ 9,1 miljoen). De totale onzekerheid in de controle bedraagt € 54,4 miljoen. Het Ministerie van VWS heeft waar nodig bij gemeenten aanvullende informatie opgevraagd; ook heeft de Rijksauditdienst extra werkzaamheden uitgevoerd om het bedrag aan onzekerheden in kaart te brengen.

Hierdoor wordt de artikeltolerantie op artikel 44 Maatschappelijke ondersteuning overschreden. De belangrijkste oorzaak van deze overschrijding is gelegen in onzekerheden met betrekking tot de rechtmatige besteding van de twee hiervoor genoemde doeluitkeringen.

De tolerantiegrenzen op de andere begrotingsartikelen en op het totaalniveau van de begroting van VWS zijn niet overschreden.

Overige bedrijfsvoeringsaspecten

Tijdig betalen

In 2011 heeft de Rijksauditdienst een onderzoek gedaan naar het betaalgedrag van VWS. Het totaalpercentage tijdig betaalde (binnen 30 dagen) facturen voor het kerndepartement komt in dit onderzoek uit op 90,3%. Hiermee is aan de norm, zoals die is verwoord door de minister van Financiën bij de presentatie van de uitkomsten van het onderzoek 2010, voldaan. De getroffen maatregelen hebben effect gehad. Ten opzichte van het jaar 2010 (85,5%) heeft een verbetering plaatsgevonden.

De introductie van het nieuwe financiële 3F-systeem zal in het begin van 2012 mogelijk een tijdelijk negatief effect op het tijdig betalen door het kerndepartement hebben.

Academische functie

Het voorstel voor wijziging van de Wet Marktordening Gezondheidszorg (WMG) is in mei 2010 bij de Tweede Kamer ingediend. De Tweede Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel toen controversieel verklaard. De wetswijziging is nu in werking getreden per 1 januari 2012. De onvolkomenheid van subsidieverlening academische functie is daarmee voor 2011 nog wel een feit.

Fonds Ziekenhuisopleidingen

Bij de totstandkoming van de subsidieregeling ziekenhuisopleidingen heeft VWS gesignaleerd dat er mogelijk sprake is van ongeoorloofde staatssteun. In mei 2011 heeft er overleg met de Europese Commissie plaatsgevonden over de vraag of het verstrekken van beschikbaarheidsbijdragen in overeenstemming zijn met Europese staatssteunregels. Hieruit blijkt dat voor de opleidingen vallend onder de subsidieregeling ziekenhuisopleidingen geen sprake is van vervalsing van de mededinging en het verzorgen van deze opleidingen niet als «dienst van algemeen economisch belang» (DAEB) kan worden gezien maar als «dienst van algemeen belang» (DAB). De beschikbaarheidsbijdrage hoeft volgens de Commissie formeel ook niet te worden aangemeld als staatssteun. Een belangrijke voorwaarde is dat Nederland de keuzes van de gekozen vorm van steun duidelijk moet onderscheiden en motiveren. VWS heeft het voornemen om deze opleidingen met ingang van 2013 te financieren met behulp van beschikbaarheidsbijdragen.

Informatiebeveiliging (IB) en Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

Het ministerie van VWS heeft, mede aan de hand van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer, in 2011 geïnvesteerd in het verbeteren van de informatiebeveiliging. Bij alle directies van het VWS-kerndepartement is gewerkt aan actualiseren van de risicoanalyses en de informatiebeveiligingsplannen van de directies. De planning en controlcyclus van VWS is aangepast. De investering zal in 2012 worden voortgezet. Belangrijke onderwerpen daarin zijn: uitrollen van het toetsingskader IB/Wbp, bewustwording beleidsdocument uitvoering IB/Wbp, voorbereiding nieuwe regels uit de Baseline informatiebeveiliging voor het Rijk (BIR), toetsing van de werking van de maatregelen op directie en op centraal niveau en controle verwerkingen persoonsgegevens (bij de directies).

Totstandkoming beleidsinformatie

Er zijn geen belangrijke tekortkomingen geconstateerd bij de totstandkoming van de beleidsinformatie. Als onderdeel van het lopende proces Verantwoord Begroten bekijkt VWS alle indicatoren op relevantie en informatiewaarde. Voor de nieuwe set indicatoren zal ook het proces van de totstandkoming van (de waarde van) de indicator worden vastgelegd.

C. JAARREKENING

7. DEPARTEMENTALE VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT (XVI) 2011

Verantwoordingsstaat VWS 2011
(bedragen x € 1 000)

Art

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting inclusief wijziging samenhangende met de incidentele suppletoire begroting(1)

Realisatie¹ (2)

 Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3 = 2–1)

   

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

Verplichtingen

Uitgaven

Ontvangsten

 

Totaal

17 461 492

18 027 836

103 493

18 815 457

19 145 152

811 121

1 353 965

1 117 316

707 628

                     
 

Beleidsartikelen

17 215 939

17 780 642

89 513

18 359 231

18 715 516

783 923

1 143 292

934 874

694 410

41

Volksgezondheid

679 233

686 827

10 837

471 231

633 387

10 277

– 208 002

– 53 440

– 560

42

Gezondheidszorg

8 351 559

8 406 865

73 226

9 361 525

9 134 264

736 801

1 009 966

727 399

663 575

43

Langdurige zorg

6 124 234

6 156 922

0

6 336 705

6 423 787

5 105

212 471

266 865

5 105

44

Maatschappelijke ondersteuning

106 018

186 061

0

176 002

189 331

3 797

69 984

3 270

3 797

45

Jeugd

1 486 589

1 847 281

4 580

1 527 215

1 874 533

23 392

40 626

27 252

18 812

46

Sport

110 594

138 545

870

115 303

99 675

3 299

4 709

– 38 870

2 429

47

Oorlogsgetroffenen en herinneringen WO II

357 712

358 141

0

371 250

360 539

1 252

13 538

2 398

1 252

                     
 

Niet-Beleidsartikelen

245 553

247 194

13 980

456 226

429 636

27 198

210 673

182 442

13 218

98

Algemeen

296 665

302 762

8 980

456 226

429 636

27 198

159 561

126 874

18 218

99

Nominaal en onvoorzien

– 51 112

– 55 568

5 000

0

0

0

51 112

55 568

– 5 000

Toelichting

De gerealiseerde uitgavenbedragen zijn steeds naar boven afgerond (€ 1 000).

8. DEPARTEMENTALE SALDIBALANS

Saldibalans per 31 december 2011
(bedragen x € 1 000)

Debet

Ultimo 2011

Ultimo 2010

Credit

Ultimo 2011

Ultimo 2010

1)

Uitgaven ten laste van de begroting

19 145 148

21 747 421

2)

Ontvangsten ten gunste van de begroting

811 116

848 880

3)

Liquide middelen

0

0

 

     

4)

Rekening-courant RHB

0

0

4a)

Rekening-courant RHB

18 321 990

20 885 946

5)

Uitgaven buiten begrotingsverband

(= intracomptabele vorderingen)

1 693

2 650

6)

Ontvangsten buiten begrotingsverband

(= intracomptabele schulden)

13 735

15 245

 

Subtotaal (A)

19 146 841

21 750 071

 

Subtotaal (A)

19 146 841

21 750 071

7)

Openstaande rechten

0

0

7a)

Tegenrekening openstaande rechten

0

0

8)

Extracomptabele vorderingen

69 056

53 164

8a)

Tegenrekening extracomptabele vorderingen

69 056

53 164

9a)

Tegenrekening extracomptabele schulden

0

0

9)

Extracomptabele schulden

0

0

10)

Voorschotten

7 094 264

6 388 084

10a)

Tegenrekening voorschotten

7 094 264

6 388 084

11a)

Tegenrekening garantieverplichtingen

829 858

906 959

11)

Garantieverplichtingen

829 858

906 959

12a)

Tegenrekening openstaande verplichtingen

4 037 124

4 647 953

12)

Openstaande verplichtingen

4 037 124

4 647 953

13)

Deelnemingen

268

0

13a)

Tegenrekening deelnemingen

268

0

 

Subtotaal (B)

12 030 570

11 996 160

 

Subtotaal (B)

12 030 570

11 996 160

 

Totaal (A+B)

31 177 411

33 746 231

 

Totaal (A+B)

31 177 411

33 746 231

Toelichting op de saldibalans

Uitgaven en ontvangsten ten laste c.q. ten gunste van de begroting

Dit betreft de totalen van de uitgaven en ontvangsten die ten laste of ten gunste van de begroting van het Ministerie van VWS over 2011 hebben plaatsgevonden.

Liquide middelen

De liquide middelen betreffen het totaal van de saldi van bankrekeningen en aanwezige kasgelden.

Uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband

De uitgaven buiten begrotingsverband van € 1,7 miljoen betreffen nog te verrekenen voorschotten met onderdelen van het Rijk of derden.

De ontvangsten buiten begrotingsverband van € 13,7 miljoen betreffen voornamelijk nog af te dragen loonbelasting, premies volksverzekering en pensioenpremies tot een totaalbedrag van € 12,2 miljoen.

Extracomptabele vorderingen

Openstaande vorderingen naar ontstaansjaar per 31 december 2011
(bedragen x € 1 miljoen)

Ontstaansjaar

VWS

t/m 2006

22,3

2007

0,1

2008

0,1

2009

10,5

2010

0,4

2011

35,6

Totaal

69,0

Het vorderingensaldo van VWS van € 69,0 miljoen betreft 2 659 vorderingen en bestaat uit:

  • 230 vorderingen voor een bedrag van € 10,1 miljoen van (beleids)directies voornamelijk in verband met afgerekende subsidievoorschotten;

  • 2 425 vorderingen met betrekking tot het innen van opgelegde bestuurlijke boeten uit hoofde van de Warenwet, Drank – en Horecawet, Tabakswet van € 3,0 miljoen en boetes uit hoofde van de Geneesmiddelenwet en Wet BIG van € 0,6 miljoen. De volledigheid van de ontvangsten en vorderingen van opgelegde boetes uit hoofde van de Geneesmiddelenwet en wet BIG is niet vastgesteld.

  • 1 vordering uit hoofde van een geëffectueerde aanspraak van een garantie € 21,9 miljoen. Een civielrechtelijke procedure door de Landsadvocaat loopt. Naar verwachting zal het grootste gedeelte van deze vordering niet te verhalen zijn.

  • 2 vorderingen ontstaan uit leningen die verstrekt zijn aan de stichting IJsselmeerziekenhuizen voor een bedrag van € 8,3 miljoen.

  • 1 vordering op het CVZ van € 25,1 miljoen in verband met afwikkeling van de resterende balansposten van de algemene kas van de ZFW. Het betreft hoofdzakelijk hogere ontvangsten dan in eerste instantie door CVZ was geraamd.

Opeisbaarheid van de vorderingen per 31 december 2011
(bedragen x € 1 miljoen)

Opeisbaarheid

Bedrag

Direct opeisbaar

21,2

Op termijn opeisbaar

47,8

Totaal

69,0

Voorschotten

Door het Ministerie van Financiën (Belastingdienst) wordt op grond van de Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regeling (AWIR) de Zorgtoeslag ten behoeve van VWS uitgevoerd. De voorschotten met betrekking tot de Zorgtoeslag worden verwerkt in de saldibalans van het Ministerie van Financiën.

In de onderstaande tabellen wordt een nadere toelichting gegeven op de openstaande voorschotten van het Ministerie van VWS.

Openstaande voorschotten naar betaaljaar per 31 december 2011
(bedragen x € 1 miljoen)

Betaaljaar

Bedrag

t/m 2006

47,7

2007

50,6

2008

406,0

2009

537,6

2010

2 006,8

2011

4 045,7

Totaal

7 094,3

Verloop van het saldo openstaande voorschotten in 2011 (bedragen x € 1 miljoen)
 

Aantal

Bedrag

Stand per 1 januari 2011

4 871

6 388,1

In 2011 verstrekte voorschotten

1 918

9 397,5

In 2011 afgerekende voorschotten

2 712

8 691,3

Stand per 31 december 2011

4 077

7 094,3

Saldo openstaande voorschotten per artikel en per operationele doelstelling VWS in 2011 (bedragen x € 1 miljard)

Art

Omschrijving

Operationele doelstelling

Openstaand ultimo 2011

41

Volksgezondheid

Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten

0,2

De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectie- en chronische ziekten.

0,2

Er is een doelmatig systeem van openbare gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid

0,2

Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl

0,1

42

Gezondheidszorg

Zorgaanbieders worden gestimuleerd om het door de burger gewenste zorgaanbod te realiseren

1,4

Zorgverzekeraars bieden alle burgers een betaalbaar verzekerd pakket voor noodzakelijke zorg aan

0,1

43

Langdurige zorg

De positie van de burgers in het zorgstelsel wordt versterkt

Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar

0,1

De zorg is effectief en veilig en wordt door de cliënt positief ervaren (kwalitatief goede zorg)

0,3

De kosten van de zorg zijn maatschappelijk aanvaardbaar

1,2

44

Maatschappelijke ondersteuning

Burgers bieden anderen vrijwillige ondersteuning en kunnen gebruik maken van (organisaties van) vrijwillige ondersteuning

0,2

Burgers met (psycho)sociale problemen kunnen gebruik maken van tijdelijke ondersteuning

0,1

45

Jeugd

Kinderen en hun ouders/verzorgers krijgen laagdrempelige ondersteuning bij het opgroeien, opvoeden en verzorgen

1,3

Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedproblemen en hun ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder

0,3

46

Sport

Via sport ontmoeten mensen elkaar, doen mensen mee aan maatschappelijke activiteiten en gaan mensen respectvol met elkaar om

0,2

De topsport in Nederland staat symbool voor ambitie, is een bron van ontspanning en draagt bij aan ons nationale imago in binnen- en buitenland

0,1

47

Oorlogsgetroffenen en herinneringen WO II

Een kwalitatief goed en doelmatig stelsel van materiële en immateriële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen WO II in een situatie van afbouw

0,7

98

Algemeen

Beheer en toezicht stelsel

0,2

Internationale samenwerking

0,1

Achterstand bij het afrekenen van de openstaande voorschotten per 31 december 2011 (bedragen x € 1 miljoen)
 

Bedrag

Totaal openstaande voorschotten per 31 december 2011

7 094,3

Voorschotten waarvan de verantwoordingsdatum nog geen 6 maanden is verstreken

5 418,8

Juridische belemmering

0,0

Achterstand t/m 2011 (voorschotten met verantwoordingsdatum tot 1 juli 2011)

1 675,5

Garantieverplichtingen

Opbouw van de uitstaande garantieverplichtingen (nominaal) 2011
(bedragen x € 1 miljoen)
 

Bedrag

Garantieverplichtingen per 1 januari 2011

1 661,4

Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leninggegevens door het waarborgfonds voor de Zorgsector en correcties op voorgaande jaren die nog niet waren verwerkt.

– 4,9

Verleende garanties in het verslagjaar

0,0

Verleende garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinancieringen

19,3

Vervallen garanties in het verslagjaar

– 34,2

Vervallen garanties in het verslagjaar als gevolg van herfinancieringen

– 30,8

Garantieverplichtingen per 31 december 2011

1 610,8

Opbouw van het feitelijk risico van de garantieverplichtingen op basis van de schuldrestant van de leningen per 31 december 2011
(bedragen x € 1 miljoen)
 

Bedrag

Feitelijk risico per 1 januari 2011

907,0

Aanpassing beginstand in verband met de doorlichting van de leninggegevens door het waarborgfonds voor de Zorgsector en correcties op voorgaande jaren die nog niet waren verwerkt.

– 0,2

Stortingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen)

19,3

Aflossingen in het verslagjaar (inclusief herfinancieringen)

– 96,2

Feitelijk risico per 31 december 2011

829,9

Openstaande verplichtingen

Opbouw van de openstaande verplichtingen 2011 (bedragen x € 1 miljoen)
 

Bedrag

Verplichtingen per 1 januari 2011

4 648,0

Aanpassing beginstand

1,9

Aangegane verplichtingen in het verslagjaar

18 815,6

Tot betaling gekomen in het verslagjaar

– 19 145,2

Negatieve bijstellingen van verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren

– 283,1

Openstaande verplichtingen per 31 december 2011

4 037,1

Saldo openstaande verplichtingen per artikel en per operationele doelstelling VWS in 2011 (bedragen x € 1 miljard)

Art

Omschrijving

Operationele doelstelling

Openstaand ultimo 2011

41

Volksgezondheid

De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectie- en chronische ziekten

0,2

Er is een doelmatig systeem van openbare gezondheidszorg voorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid

0,3

42

Gezondheidszorg

Zorgaanbieders worden gestimuleerd om het door de burger gewenste zorgaanbod te realiseren

1,4

Zorgaanbieders bieden alle burgers een betaalbaar verzekerd pakket aan

0,1

43

Langdurig zorg

De positie van de burger in het zorgstelsel wordt versterkt

Voor iedere cliënt is de noodzakelijke zorg beschikbaar

0,1

0,1

44

Maatschappelijke ondersteuning

 

0,0

45

Jeugdzorg

Kinderen met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen en ouders/verzorgers krijgen op tijd effectieve hulp bij een zorgaanbieder

1,4

46

Sport

Via sport ontmoeten mensen elkaar, doen mensen mee aan maatschappelijk activiteiten en gaan mensen respectvol met elkaar om

0,1

47

Oorlogsgetroffenen en Herinnering WO II

 

0,0

98

Algemeen

Beheer en toezicht stelsel

0,1

In de openstaande verplichtingen is een post opgenomen voor de afwikkeling van resterende balansposten van de algemene kas van de ZFW voor een bedrag van € 66,0 miljoen.

Jaarlijks wordt deze post geactualiseerd door een externe accountant van de College van zorgverzekeringen (CVZ). De cijfers door het CVZ worden t-1 aangeleverd.

Uit het niet gecertificeerde rapport «Afwikkeling voormalige Algemene Kas 2010» van het CVZ over het jaar 2010 zijn de volgende overzichten opgesteld:

Verloopstaat afwikkeling Algemene Kas ZFW
(bedragen x € 1 miljoen)
 

Bedrag

Afwikkeling Algemene Kas ZFW per 31 december 2010

39.9

   

Vorderingen:

 

Ontvangen premies en vergoeding UWV

13,9

Nog te vorderen van internationale verdragpartners

1,7

Saldo WTZ

1,0

Totaal vorderingen

16,6

   

Schulden:

 

Verstrekkingen aan ziekenfondsen

19,0

Nog te betalen aan internationale verdragpartners

– 9,5

Voorziening AZVZ (Zeeliedenkas)

0,0

Totaal schulden

9,5

   

Afwikkeling Algemene Kas ZFW per 31 december 2010

66,0

Per 1 januari 2010 bedroeg het saldo van de verplichting van het Ministerie van VWS aan het CVZ in verband met de afwikkeling van de Algemene Kas Ziekenfondswet € 39,9 miljoen. Gedesaldeerd bestaat deze verplichting uit vorderingen op de Algemene kas (€ 36,1 miljoen) en verplichtingen aan de Algemene Kas (€ 76,0 miljoen).

In dit jaarverslag zijn de cijfers van het niet gecertificeerde rapport «Afwikkeling voormalige Algemene Kas 2010» van het CVZ over het jaar 2010 opgenomen. Uit dit rapport blijkt dat het CVZ in 2010 ten aanzien van de vorderingen bedragen heeft ontvangen (€ 39,8 miljoen) en dat op basis van in 2010 ontvangen informatie vorderingen naar boven zijn bijgesteld (€ 0,3 miljoen).

In 2010 heeft het CVZ op de verplichtingen betalingen verricht (€ 14,7 miljoen) en heeft het op basis van in 2010 ontvangen informatie verplichtingen naar boven bijgesteld (€ 8,9 miljoen).

Na verwerking van deze mutaties bedraagt de openstaande verplichting aan het CVZ per 31 december 2010 € 66,0 miljoen. Het CVZ heeft in 2010 een bedrag van € 39,8 miljoen ontvangen en een bedrag van € 14,7 miljoen uitbetaald. Het saldo aan meer ontvangen bedragen (€ 25,1 miljoen) is als extra comptabele vordering op het CVZ in dit jaarverslag opgenomen.

Afwikkeling Algemene Kas ZFW
(bedragen x € 1 miljoen)
 

Bedrag

Stand per 31 december 2010

 
   

Vorderingen:

 

Nog te ontvangen premies en vergoeding UWV

0,0

Nog te vorderen van internationale verdragpartners

3,5

Saldo WTZ

0,0

Te vorderen op ziekenfondsen

0,7

Totaal vorderingen

4,2

   

Schulden:

 

Verstrekkingen aan ziekenfondsen

33,8

Nog te betalen aan internationale verdragpartners

35,9

Voorziening AZVZ (Zeeliedenkas)

0,5

Totaal schulden

70,2

   

Stand per 31 december 2010

66,0

Deelnemingen

Het Ministerie van VWS heeft één deelneming, namelijk de in 2011 opgerichte BV Bilthoven Biologicals. Deze besloten vennootschap is opgericht om uitvoering te geven voor het privatiseren van de productiefaciliteiten en diensten van het (voormalige) Nederlandse Vaccin Instituut. Het bedrag van deze deelneming is opgebouwd uit het startkapitaal van € 0,018 miljoen en een bankgarantie ABP van € 0,25 miljoen.

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Subsidieregeling Academische Functie

De minister heeft in 2011 in het kader van de subsidieregeling Academische functie € 6,7 miljoen nader toegekend. De betaling hiervan vindt plaats in 2012 door het CVZ ten laste van het zorgverzekeringsfonds. De subsidieregeling Academische functie is met ingang van 1 januari 2012 opgeheven. Vanaf die datum wordt de academische functie gefinancierd via het instrument beschikbaarheidsbijdrage dat zijn wettelijke grondslag kent in de Wet marktordening gezondheidszorg (artikel 56a, lid 7) en beleidsregel BR/CU-2063 van de NZa.

Achterborg

Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is achterborg voor het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WfZ). Het totaal bedrag aan uitstaande garantieverplichtingen is, volgens informatie van het WfZ, € 8 671,7 miljoen. Dit bedrag is de uitstaande restschuld per ultimo 2011.

Het Ministerie van VWS staat daadwerkelijk borg, indien het risicovermogen van het WfZ en de obligoverplichting van 3% van het restant geborgde leningen van de deelnemers tezamen een bedrag van € 490,1 miljoen niet voldoende is om het WfZ aan zijn verplichtingen jegens geldgevers te laten voldoen. Via renteloze leningen van VWS aan het WfZ wordt in die situatie invulling gegeven aan het borg staan.

De bovengenoemde gegevens zijn nog niet voorzien van een accountantsverklaring.

Garantie ondernemingsfinanciering cure

De tijdelijke regeling Garantie Ondernemingsfinanciering Curatieve Zorg (Go cure) is in het kader van de kredietcrisis ingesteld om de bouw in de gezondheidszorg te stimuleren. Ziekenhuizen, categorale instellingen, geestelijke gezondheidszorg en zelfstandige behandelcentra kunnen gebruik maken van de regeling. Bij de Go Cure garandeert de overheid 50% van een nieuwe banklening vanaf € 1,5 tot € 50 miljoen, met een maximale looptijd van 8 jaar. Voor de gedeeltelijke garantie van de overheid betalen de banken een kostendekkende provisie aan de staat.

In 2011 zijn in het kader van de regeling drie garanties verleend voor een totaalbedrag van € 3,3 miljoen. Gelet op het beperkte beroep op de Go cure is voor 2012 het beschikbare garantieplafond verlaagd tot € 50 miljoen (Staatscourant nr. 2683 d.d. 15-2-2012).

Garantie ondernemingsfinanciering cure
(bedragen x 1 miljoen)

Oorspronkelijk beschikbaar

250,00

Benut t/m 2011

33,03

Beschikbaar voor 2012

50,00

9. SAMENVATTENDE VERANTWOORDINGSSTAAT BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat baten-lastendiensten
(bedragen x € 1 000)

Naam Baten-lastendienst

Oorspronkelijk vastgestelde begroting (1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en begroting (3)=(2)–(1)

Realisatie t-1

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

 

Totaal baten

40 814

40 173

– 641

39 581

Totaal lasten

40 716

39 484

– 1 232

38 780

Saldo van baten en lasten

98

689

591

801

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

0

0

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 930

– 3 764

– 2 834

– 715

         

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

 

Totaal baten

27 275

40 204

12 929

47 048

Totaal lasten

27 275

40 854

13 579

47 135

Saldo van baten en lasten

0

– 650

– 650

– 87

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

0

0

1 446

Totaal kapitaaluitgaven

– 1 125

– 1 277

– 152

– 5 238

         

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

 

Totaal baten

346 792

390 662

43 870

359 178

Totaal lasten

346 792

370 028

23 236

362 297

Saldo van baten en lasten

0

20 634

20 634

– 3 119

         

Totaal kapitaalontvangsten

0

47

47

0

Totaal kapitaaluitgaven

– 4 516

– 19 789

– 15 273

– 4 907

         

Nederlands Vaccin Instituut

 

Totaal baten

155 392

28 826

– 126 566

155 149

Totaal lasten

157 392

62 910

– 94 482

166 030

Saldo van baten en lasten

– 2 000

– 34 084

– 32 084

– 10 881

         

Totaal kapitaalontvangsten

7 500

81 145

73 645

12 000

Totaal kapitaaluitgaven

– 13 000

– 51 466

– 38 466

– 13 767

         

JeugdzorgPlus-instelling Almata

 

Totaal baten

30 615

33 767

3 152

34 129

Totaal lasten

30 590

33 557

2 967

33 667

Saldo van baten en lasten

25

210

185

462

         

Totaal kapitaalontvangsten

750

40

– 710

1 292

Totaal kapitaaluitgaven

– 1 553

– 594

959

– 1 987

         

JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst

 

Totaal baten

10 188

11 473

1 285

10 810

Totaal lasten

10 188

11 282

1 094

10 675

Saldo van baten en lasten

0

191

191

135

         

Totaal kapitaalontvangsten

605

0

– 605

845

Totaal kapitaaluitgaven

– 707

– 132

575

– 197

10. JAARVERANTWOORDINGEN BATEN-LASTENDIENSTEN PER 31 DECEMBER 2011

1. Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst ACBG 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2010 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

178

178

0

178

Omzet overige departementen

612

617

5

617

Omzet derden

39 874

39 255

– 619

38 732

Rentebaten

150

123

– 27

54

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

40 814

40 173

– 641

39 581

Lasten

       

Apparaatskosten

37 879

37 273

– 606

36 552

– personele kosten

19 506

21 752

2 246

19 602

– materiële kosten

18 373

15 521

– 2 852

16 950

ZBO College

782

858

76

739

Afschrijvingskosten

2 055

1 353

– 702

1 489

– immaterieel

1 500

1 226

– 274

1 315

– materieel

555

127

– 428

174

Overige lasten

0

0

0

0

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

0

0

0

0

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

40 716

39 484

– 1 232

38 780

Saldo van baten en lasten

98

689

591

801

Toelichting op de staat van baten en lasten 2011

Resultaat

Het ACBG heeft over 2011 een positief resultaat behaald ad € 0,7 miljoen. Oorzaak hiervan is met name gelegen in het feit dat de verhuizing van het ACBG naar Utrecht niet in 2011, maar in 2012 heeft plaatsgevonden, waardoor een verschuiving van hiermee samenhangende kosten heeft plaatsgevonden van 2011 naar 2012.

Baten

De opbrengst moederdepartement bestaat uit de bijdrage van het moederdepartement voor werkzaamheden inzake nieuwe voedingsmiddelen.

De opbrengst overige departementen betreft werkzaamheden die grond van afspraken met het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie zijn verricht.

De post opbrengst derden bestaat uit jaarvergoedingen en beoordeling geneesmiddelen. De jaarvergoedingen zijn vergoedingen voor het in stand houden van de inschrijving in het register van een humaan of veterinair farmaceutisch product, totaal € 16,7 miljoen. Voor het beoordelen van nieuwe geneesmiddelen en het beoordelen van wijzigingen op bestaande geneesmiddelen brengt het ACBG op basis van de Geneesmiddelenwet en de regeling Diergeneesmiddelen daarvoor vastgestelde tarieven in rekening, ter grootte van € 22,5 miljoen.

De rentebaten hebben betrekking op de rente over deposito’s en rekening-courantsaldi Rijkshoofdboekhouding.

Lasten

De personele kosten zijn hoger dan begroot als gevolg van de overkomst per 1 juni 2011 van de RIVM-beoordelingsmedewerkers naar het ACBG. Hiermee was in de begroting geen rekening gehouden.

De materiële kosten hebben vooral betrekking op huisvesting, automatisering, bureaukosten, inkoop beoordelingscapaciteit (RIVM € 3,2 miljoen) en bijdrage Stichting Lareb (€ 2,1 miljoen). De materiële kosten zijn met name lager door de overkomst van de RIVM-beoordelingstaken naar het ACBG per 1 juni 2011. Hierdoor zijn de kosten van bij het RIVM uitbestede werkzaamheden lager dan geraamd.

De kosten van het ZBO College bestaan uit een schadeloosstelling, vacatiegelden, vergaderkosten en reis- en verblijfkosten voor de voorzitter en leden van het college.

Balans baten-lastendienst ACBG per 31 december 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Balans

31-12-2011

Balans

31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

1 680

1 785

Materiële vaste activa

1 777

207

– grond en gebouwen

1 500

0

– installaties en inventarissen

200

207

– overige materiële vaste activa

77

0

Voorraden

0

0

Debiteuren

6 471

7 699

Nog te ontvangen

2 632

988

Liquide middelen

10 070

14 914

Totaal activa

22 630

25 593

Passiva

   

Eigen vermogen

2 511

2 767

– exploitatiereserve

1 822

1 966

– onverdeeld resultaat

689

801

Voorzieningen

0

0

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Crediteuren

1 013

2 710

Nog te betalen

19 106

20 116

Totaal passiva

22 630

25 593

Toelichting op de balans per 31 december 2011

Materiële vaste activa

De toename van de materiële vaste activa komt voort uit de verhuizing naar Utrecht per 29 februari 2012 en de daarmee samenhangende investering voor het inbouwpakket ad € 1,5 miljoen.

Eigen vermogen

Het resultaat over 2011 van € 0,7 miljoen is ten gunste van het eigen vermogen geboekt. Het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 1,9 miljoen (5% van de gemiddelde omzet over 2009 tot en met 2011). In 2012 zal de eigenaar aangeven op welke wijze het ACBG de overschrijding van het eigen vermogen van circa € 0,6 miljoen zal herstellen.

Het ACBG heeft geen voorzieningen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst De Lindenhorst 2011
(bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen

13 769

14 914

1 145

2.

Totaal operationele kasstroom

– 11

– 1 080

– 1 069

 

Totaal investeringen (–/–)

– 930

– 2 819

– 1 889

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

 

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 930

– 2 819

– 1 889

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 945

– 945

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

– 945

– 945

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

12 828

10 070

– 2 758

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De liquiditeitspositie is afgenomen door investeringen ten behoeve van het pand aan de Graadt van Roggenweg te Utrecht.

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betrof een betaling om het te hoge eigen vermogen ultimo 2010 te herstellen.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2011 van de baten-lastendienst ACBG
 

2008

2009

2010

2011

Generiek

       

1. Tarieven/ uur

95

102

100

90

2. Omzet per productgroep (bedragen * € 1 000)

       

– Beoordelen van nationale aanvragen

 

2 706

3 403

1 967

– Beoordelen van Europese aanvragen: centraal

 

3 741

3 471

5 296

– Beoordelen van Europese aanvragen: MRP

 

717

1 489

342

– Beoordelen DCP’s

 

11 746

10 283

10 384

– Beoordelen van homeopathische aanvragen, kruiden en nieuwe voedingsmiddelen

 

165

104

86

– Bureau dierengeneesmiddelen

 

3 316

3 029

2 312

– Jaarvergoedingen en bijdragen

 

13 800

15 629

16 736

– Overig

 

0

1 324

2 132

Totaal omzet

 

36 191

38 732

39 255

3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

173

185

187

233

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

3,59%

– 1,80%

2,02%

1,72%

         

Specifiek

       

1. Aantal gegronde klachten

4

42

33

20

2. Aantal zaken per fte

100

129

118

103

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Het ACBG heeft met ingang van 2009 doelmatigheidsindicatoren in het jaarverslag opgenomen. Over 2008 zijn deze gegevens niet in alle gevallen beschikbaar.

Tarieven per uur

Het gemiddelde uurtarief wordt bijgehouden om de kostenefficiency aan te tonen. Deze indicator is een gemiddelde over alle functies waarbij naar het primaire proces wordt gekeken (exclusief onderzoekskosten). De oorzaak van de daling van het uurtarief is de overkomst per 1 juni 2011 van de beoordelingstaken van het RIVM inclusief fte’s naar het ACBG. Hierdoor dalen de kosten voor de uitvoering van beoordelingswerkzaamheden.

Aantal gegronde klachten

Het aantal gegronde klachten wordt bijgehouden om inzicht te krijgen in de geleverde kwaliteit van de productie. Nadat het in 2009 door de introductie van een nieuw registratiesysteem eenvoudiger was geworden klachten te registreren, nam het aantal gegronde klachten in 2009 toe, waarna een daling zichtbaar is. Het aantal afgehandelde klachten bedroeg in 2011 28, waarvan 20 gegrond, 1 deels ongegrond en 7 ongegrond.

Aantal zaken per fte

Het aantal zaken per fulltime-equivalent (fte) wordt bijgehouden om de efficiency van de productie inzichtelijk te maken. De daling van het aantal zaken per fte wordt veroorzaakt door de overkomst per 1 juni 2011 van de beoordelingsmedewerkers van het RIVM op het gebied van preklinische- en kwaliteitsbeoordeling van geneesmiddelendossiers naar het ACBG. Hierdoor neemt het aantal fte’s toe, terwijl het aantal zaken niet wordt beïnvloed. Daarnaast heeft de nationale implementatie van de Europese variatierichtlijn1geleid tot bundeling van zaken.

2. Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst CIBG 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2010 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

23 984

35 327

11 343

43 384

Omzet overige departementen

106

401

295

36

Omzet derden

3 175

3 835

660

3 611

Rentebaten

10

10

0

5

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

631

631

12

Totaal baten

27 275

40 204

12 929

47 048

Lasten

       

Apparaatskosten

26 112

38 005

11 893

45 083

– personele kosten

16 425

21 959

5 534

24 581

– materiële kosten

9 687

16 046

6 359

20 502

Afschrijvingskosten

1 093

2 651

1 558

1 877

– immaterieel

992

2 494

1 502

1 715

– materieel

101

157

56

162

Overige lasten

70

198

128

175

– dotaties voorzieningen

0

16

16

63

– rentelasten

70

59

– 11

76

– bijzondere lasten

0

123

123

36

Totaal lasten

27 275

40 854

13 579

47 135

Saldo van baten en lasten

0

– 650

– 650

– 87

Toelichting op staat van baten en lasten 2011

Resultaat

Er is een negatief resultaat € 0,650 miljoen gerealiseerd. Dit wordt onder andere veroorzaakt door:

  • ongedekte (hogere realisatie) organisatiekosten voornamelijk als gevolg van inhuur van extra (niet doorbelast) personeel € 0,560 miljoen;

  • exploitatietekort bij enkele opdrachten (onder andere Donor en Pallas) € 0,773 miljoen;

  • lagere kosten (TZI) € 0,100 miljoen;

  • hogere productie bij p*q-opdrachten (BIG) € 0,075 miljoen;

  • hogere opbrengst derden (Farmatec, BMC en IGZ) € 0,604 miljoen.

Het verlies zal ten laste van de exploitatiereserve worden gebracht. Om verdere verliezen in de toekomst te voorkomen zijn onder andere de volgende maatregelen geïmplementeerd:

  • overleg met opdrachtgevers voorafgaande aan de start van begrotingscyclus om afspraken te maken over de financiële kaders in relatie tot de te verwachte/realiseren productie;

  • stringentere sturing op het aantrekken van externe personele capaciteit;

  • versterking van de financiële functie.

De hogere baten en lasten vloeien onder andere voort uit de stijging van de productie bij Regionale Toetsingscommissies Euthanasie € 0,379 miljoen, de exploitatiekosten Tuchtcolleges na overdracht aan VWS € 0,570 miljoen, uitrol UZI-passen € 7,276 miljoen en de overige taken die het CIBG uitvoert waarvoor geen «prijs per product» afspraken zijn gemaakt, omdat deze producten nog niet zijn uitgekristalliseerd. Deze activiteiten die niet in de oorspronkelijke begroting als bijdrage moederdepartement zijn opgenomen, worden gefinancierd op basis van werkelijke kosten door middel van een exploitatiebijdrage ad € 2,363 miljoen.

Baten

Specificatie opbrengst moederdepartement CIBG 2011

Product

Tarief in €

Geraamde productie aantallen

Realisatie productie aantallen

Meer/minder opbrengst in €

Opbrengst in € inclusief meer/minder

BIG-register

         

Beschikkingen

73

11 000

11 801

11 694

814 694

           

Vakbekwaamheid

         

Verklaring bureau deel A

6 402

200

113

– 111 395

1 169 005

Verklaring Cie deel B

4 941

150

126

– 23 717

717 433

Verklaring deel C Assessment

9 680

60

154

181 984

762 784

         

2 649 222

Farmatec

         

Uitvoering Wet Geneesmiddelenprijzen

196 355

2

2

 

392 710

Uitvoering Geneesmiddelen Vergoedingssysteem

37 711

12

12

 

452 532

         

845 242

Toelating zorginstellingen

         

Beschikkingen

1 245

1 800

1 763

– 4 607

2 236 394

           

RTE

         

Definitieve oordelen

565

2 800

2 897

5 481

1 587 481

           

Donorregister

         

Registratiebevestiging

16

212 000

193 766

– 58 349

3 333 651

           

Subtotaal p*q

       

11 466 684

           

Opbrengst

         

Exploitatiebijdragen

       

22 358 437

Verrekende vooruit ontvangen projectgelden

       

1 502 305

Opbrengst moederdepartement

       

35 327 426

De verrekende vooruit ontvangen projectgelden vallen vrij ten gunste van de opbrengsten, omdat de verrekening reeds heeft plaatsgevonden door verlaging van de in de tabel genoemde tarieven die zijn overeengekomen met de opdrachtgevers.

De opbrengst exploitatiebijdragen bestaan onder andere uit opbrengsten UZI-register (€ 11,2 miljoen), opbrengsten sectorale berichten voorziening in de zorg (€ 3,3 miljoen) en opbrengsten patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties (€ 2,0 miljoen).

De berekening van de meer of minder productie heeft plaatsgevonden conform de in de raamafspraken met de opdrachtgevers vastgestelde afrekensystematiek.

Productie

Verrekening

Minder dan 95% van de raming

–/– 20% van het tarief

Tussen 95% en 100% van de raming

–/– 10% van het tarief

Tussen 100% en 105% van de raming

+10% van het tarief

meer dan 105% van de raming

+20% van het tarief

De opbrengsten overige departementen bestaat uit een exploitatiebijdrage van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie voor het register dierenartsen en een bijdrage van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor het lerarenregister.

De opbrengsten derden bestaan uit opbrengsten van het BIG-register, Farmatec (met name farmacievergunningen), Bureau Medicinale Cannabis, Assessment, Medische hulpmiddelen en Kwaliteitsregister.

De opbrengst Bureau Medicinale Cannabis is afkomstig van de verkoop van medicinale cannabis aan apothekers en is hoger dan geraamd in verband met gestegen export.

De opbrengst Assessment bestaat uit de examengelden van aangemelde kandidaten. Deze dekken deels de kosten van de extern georganiseerde examens.

De rentebaten ter grootte van € 0,010 miljoen betreft de rente op de rekening-courant en incassorente.

Als gevolg van het stopzetten van de activiteiten rond het elektronisch patiëntendossier (EPD) is er huisvesting afgestoten. Hierdoor ontstaat een bijzondere baten door de verrekening (teruggave) van het voorschot huisvestingslasten met de Rijksgebouwendienst over 2010.

Lasten

Onder de apparaatskosten vallen de personele kosten en de materiële kosten. De gerealiseerde totale personele kosten bedragen € 21,959 miljoen. De afname komt voornamelijk door terugdringing inhuur externen. De materiële kosten bedragen € 16,046 miljoen. De afname is voornamelijk het gevolg van het stopzetten van de activiteiten met betrekking tot het elektronisch patiëntendossier.

De rentelasten ter grootte van € 0,059 miljoen bestaan uit de verschuldigde rente op de leningen bij het Ministerie van Financiën.

De afschrijvingskosten zijn toegenomen als gevolg van de start van afschrijving met betrekking tot investeringen in 2010.

De bijzondere lasten bestaan uit:

  • een afrekening met het Tuchtcollege Den Bosch over 2009;

  • abusievelijk door een uitzendbureau verzuimt te facturen uitzendkracht over 2010;

  • alsnog in rekening gebrachte kosten door het moederdepartement over 2010.

Balans van de baten-lastendienst CIBG per 31 december 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Balans 31-12-2011

Balans 31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

6 831

9 115

Materiële vaste activa

418

570

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

398

529

– overige materiële vaste activa

20

41

Voorraden

356

273

Debiteuren

767

666

Nog te ontvangen

2 501

1 573

Liquide middelen

6 203

11 741

Totaal activa

17 076

23 938

Passiva

   

Eigen vermogen

1 504

2 154

– exploitatiereserve

2 154

2 241

– onverdeeld resultaat

– 650

– 87

Voorzieningen

122

191

Leningen bij het Ministerie van Financiën

968

1 575

Crediteuren

1 730

3 808

Nog te betalen

12 752

16 210

Totaal passiva

17 076

23 938

Toelichting op de balans per 31 december 2011

Eigen vermogen

Het resultaat over 2011 is in mindering gebracht van de exploitatiereserve. Het maximum eigen vermogen bedraagt € 2,138 miljoen.

Verloopoverzicht omzet CIBG
(bedragen x € 1 000)

Omzet

2009

2010

2011

Gemiddeld

Totaal

41 658

47 031

39 563

42 751

5%

2 083

2 352

1 978

2 138

Voorzieningen

Ten behoeve van de dekking van langdurige FPU-verplichtingen (2006/2014) is in 2009 een voorziening getroffen. Hierop is voor 2011 een bedrag van € 0,069 miljoen afgeboekt.

Nog te betalen/vooruitontvangen

Het saldo bijdrage opdrachtgevers (vooral moederdepartement) € 0,728 miljoen heeft voornamelijk betrekking op onderuitputting van exploitatiebijdragen 2011, waarvoor in 2012 nog activiteiten worden verricht.

Het saldo terug te betalen moederdepartement (€ 3,077 miljoen) betreft de nog af te rekenen voorschotten 2011 voornamelijk van het UZI-register en sectorale berichtenvoorziening zorg.

De post vooruit ontvangen projectgelden (€ 4,855 miljoen) betreft bedragen betaald door de opdrachtgevers ten behoeve van nog te leveren producten of diensten. Met deze bedragen heeft het CIBG de ontwikkeling van automatiseringssystemen (immateriële activa) benodigd voor deze producten of diensten gefinancierd. Verrekening van de vooruit ontvangsten met de opdrachtgevers vindt plaats op basis van het gebruik van de systemen, in gelijke bedragen gedurende 5 jaar. Bijzondere waardeverminderingen van de betreffende geautomatiseerde systemen komen eveneens ten laste van deze post.

Het saldo van het vooruitontvangen bedrag ten behoeve van de uitbetaling in 2011 van in 2010 verleende subsidies Landelijk Schakelpunt (LSP) bedraagt € 0,547 miljoen.

Het kasberoep 2012 op de uitstaande leningen ten bedrage van € 0,652 is opgenomen als kortlopende schuld.

Nog te ontvangen/vooruitbetaald

De vooruitbetaalde bedragen (€ 0,164 miljoen) hebben voornamelijk betrekking op jaaroverschrijdende servicecontracten.

De vordering op de opdrachtgevers (€ 2,035 miljoen) heeft grotendeels betrekking op de afrekening van de bijdrage van IGZ en Verwijsindex. Voorts zijn er navorderingen in verband met projecten en meerproductie bij p*q opdrachten.

Het bedrag aan terug te vorderen subsidies Landelijk Schakelpunt (LSP) bedraagt € 0,277 miljoen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst CIBG 2011
(bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen

3 182

11 741

8 559

2.

Totaal operationele kasstroom

1 241

– 4 261

– 5 502

 

Totaal investeringen (–/–)

– 225

– 209

16

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 225

– 209

16

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 900

– 1 068

– 168

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

– 900

– 1 068

– 168

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

3 298

6 203

2 905

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Het rekening-courantsaldo bij de Rijkshoofdboekhouding bedraagt conform het saldobiljet van het Ministerie van Financiën € 6,203 miljoen.

De investeringen hebben betrekking op immateriële vaste activa (maatwerk software). Het aandeel materiële vaste activa bedraagt € 0,006 miljoen.

Er is in 2011 € 1,068 miljoen afgelost op de uitstaande leningen.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2011 van de baten-lastendienst CIBG
 

2008

2009

2010

2011

Generiek

       

1. Kostprijzen per product (groep)

       

– Beschikking BIG-register

130,00

147,00

142,00

153,00

– Vakbekwaamheidsverklaring

1 927,00

4 668,00

3 556,00

 

– Vakbekwaamheidsverklaring (gewijzigd)

     

6 347,00

– Oordeel Regionale Toetsingscommissie Euthanasie

498,00

526,67

535,00

 

– Oordeel Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (gewijzigd)

     

565,00

– Vergunning Farmatec

1 353,38

1 775,00

1 803,00

 

– Vergunning Farmatec (gewijzigd)

     

2 837,00

– Registratie wilsbeschikking Donorregister

6,73

8,00

7,25

 

– Registratie wilsbeschikking Donorregister (gewijzigd)

     

16,00

2. Omzet per productgroep (p*q)

       

– BIG en vakbekwaamheid

3 177 715

3 479 702

3 485 343

3 463 917

– Farmatec

715 884

886 960

1 010 152

845 242

– RTE

1 119 170

1 280 462

1 631 117

1 587 481

– Donorregister

3 675 482

4 034 101

4 234 858

3 333 651

– Tuchtcolleges

3 954 781

4 178 647

n.v.t.

n.v.t.

3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

195,4

206,0

226,0

224,0

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

2,57%

2,23%

– 0,18%

– 1,62%

         

Specifiek

       

1. Aantallen

       

– Aantal beschikkingen BIG register

11 299

11 223

11 847

11 801

– Aantal Vakbekwaamheidsverklaringen

520

416

509

393

– Aantal oordelen Toetsingscommissie Euthanasie

2 221

2 505

2 662

2 897

– Aantal geregistreerde wilsbeschikkingen Donorregister

144 009

212 145

228 191

193 766

– Aantal verleende vergunningen Farmatec

467

506

587

611

2. Aantal klachten/bezwaar en beroep

       

– Aantal klachten/bezwaar en beroep m.b.t. Vakbekwaamheidverklaringen

12

17

12

42

– Aantal klachten/bezwaar en beroep m.b.t. wilsbeschikkingen Donorregister

1

0

0

0

3. Doorlooptijden

       

– Doorlooptijd oordeel RTE oordeel in dagen (wettelijke norm is 42 dagen)

32

37

62

119

– Doorlooptijd wilsbeschikking Donorregister (wettelijke norm is 42 dagen)

22

18

31

15

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Kostprijzen per product

De kostprijs BIG-register is gestegen door een meer integrale kostprijsberekening. De beheerskosten zijn nu opgenomen in de kostprijs. Daarnaast is er sprake van toename van de kosten voor de informatievoorziening (helpdesk).

De (nieuwe gemiddelde) kostprijs Vakbekwaamheidsverklaring is hoger door een meer integrale kostprijsberekening. De beheerskosten zijn nu opgenomen in de kostprijs. Daarnaast is er een toename van de vaste kosten per product als gevolg van een lagere verwacht instroom.

De kostprijs bij Regionale Toetsingscommissie Euthanasie is gestegen door een meer integrale kostprijsberekening. De beheerskosten zijn nu opgenomen in de kostprijs.

Op grond van de nieuwe Geneesmiddelenwet is het aantal soorten vergunningen en daarmee ook het volume sterk teruggebracht. Als gevolg daarvan is de gemiddelde kostprijs vergunning Farmatec sterk gestegen. Dit is mede het gevolg van relatief hoge vaste (ICT) lasten.

De (nieuwe) kostprijs registratie wilsbeschikking Donorregister is hoger vanwege een gewijzigde productsamenstelling en een meer integrale kostprijsberekening. De beheerskosten zijn nu opgenomen in de kostprijs. Het aantal producten is teruggebracht van drie naar één. Bij ongewijzigde productsamenstelling was de kostprijs ongeveer 5% gedaald ten opzichte van 2010.

Aantal klachten/bezwaar en beroep met betrekking tot vakbekwaamheidverklaringen

Het aantal bezwaarschriften met betrekking tot Vakbekwaamheidverklaringen is gestegen door aanscherping en stringentere toepassing van beleid, met als resultaat meer negatieve beschikkingen waartegen bezwaar en beroep is aangetekend. Het overgrote deel is/wordt ongegrond verklaart.

Doorlooptijden

De doorlooptijd van de oordelen bij de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie stijgt, omdat de personele bezetting tot op heden niet evenredig is meegegroeid (taakstelling) met de structurele stijging van het aantal meldingen (2009 met 28%, 2010 met 19% en 2011 met 18%).

Invoering van een nieuwe werkwijze in 2012 en uitbreiding van de capaciteit zal de efficiency en daarmee de doorlooptijd ten goede komen.

De doorlooptijd van de registratie wilsbeschikking Donorregister is gedaald ten opzichte van voorgaande jaren door procesverbetering en het inlopen van achterstanden.

3. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

Ingevolge brief van de minister van VWS van 14 januari 2010 (TK 22 894, nr. 254) zijn de onderdelen onderzoek en ontwikkeling, vaccininkoop, opslag en distributie en de bedrijfsvoering van het Nederlands Vaccin Instituut per 1 januari 2011 bij het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) ondergebracht. De financiële en materiële consequenties van dit besluit zijn in 2011 verwerkt in een overnamebalans per 1 januari 2011, welke in de RIVM-administratie is verwerkt. De interne invlechting is nog gaande.

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst RIVM 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2010 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

122 252

160 060

37 808

131 314

Omzet overige departementen

52 036

60 686

8 650

59 350

Omzet derden

172 404

167 632

– 4 772

164 959

Rentebaten

100

294

194

394

Vrijval voorzieningen

0

1 990

1 990

965

Bijzondere baten

0

0

0

2 196

Totaal baten

346 792

390 662

43 870

359 178

Lasten

       

Apparaatskosten

341 883

360 518

18 635

353 084

– personele kosten

110 710

122 658

11 948

120 619

– materiële kosten

231 173

237 860

6 687

232 465

Afschrijvingskosten

4 516

5 836

1 320

4 670

– immaterieel

879

582

– 297

885

– materieel

3 637

5 254

1 617

3 785

Overige lasten

393

3 674

3 281

4 543

– dotaties voorzieningen

0

3 396

3 396

4 162

– rentelasten

393

278

– 115

381

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

346 792

370 028

23 236

362 297

Saldo van baten en lasten

0

20 634

20 634

– 3 119

Toelichting op de staat van baten en lasten 2011

Ten opzichte van de raming is de realisatie van zowel baten als lasten aanzienlijk hoger. Dit is toe te schrijven aan de voorgeschreven systematiek bij het opmaken van de begroting, waardoor slechts harde toezeggingen van primaire opdrachtgevers zijn opgenomen. In de realisatie zijn ook begrepen de baten en lasten inzake in de loop van het boekjaar verstrekte opdrachten. Verder zijn in de realisatie begrepen de baten en lasten van de per 1 januari 2011 ingenomen afdelingen van het NVI; deze konden nog niet in de begroting worden voorzien.

Resultaat

Er is in 2011 een positief resultaat gerealiseerd van € 20,6 miljoen. Dit resultaat is voornamelijk toe te schrijven aan:

  • Een zeer positief verlopen exploitatie door een hoge declarabiliteit en lagere realisatie kosten dan begroot (€ 6,2 miljoen);

  • Lagere kosten ten laste van de huisvestingstranche (€ 1,8 miljoen). Hiermee is het saldotekort van de huisvestingstranche verlaagd naar € 2,7 miljoen;

  • Een belangrijk deel van het saldo over 2011 (€ 13,2 miljoen) hangt samen met de inname van de publieke delen van het NVI per 1 januari 2011 en is incidenteel van aard. Dit betreft de posten inkoopvoordeel (€ 10,6 miljoen), resultaat ingenomen NVI-afdelingen (€ 2,6 miljoen).

Baten

De opbrengst moederdepartement (VWS-eigenaar en VWS-opdrachtgevers) omvat de bijdrage van VWS als eigenaar voor het programma strategisch onderzoek en enkele specifieke bedragen, waaronder een aanvullende bijdrage voor de huisvestingskosten en taakstellings- en veranderingstrajecten (€ 29,8 miljoen) en de bijdrage van VWS als opdrachtgever voor de in 2011 opgedragen onderzoeks- en adviesprogramma’s en voor verstrekte additionele opdrachten (€ 130,3 miljoen).

In de opbrengst overige departementen zijn begrepen de bijdragen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu (DG-Milieubeheer en Inspectie) voor de reguliere onderzoeks- en adviesprogramma’s en voor verstrekte additionele opdrachten (€ 45,9 miljoen), de bijdrage van het Ministerie van EL&I voor het reguliere onderzoeks- en adviesprogramma (€ 6,7 miljoen) en de bijdrage van overige departementen (€ 8,1 miljoen).

De opbrengst derden bestaat onder uit projecten ten behoeve van en gefinancierd door andere nationale en internationale opdrachtgevers, zoals de EU en de WHO (gezamenlijk € 8,0 miljoen). Verder omvat deze post de aan het Nederlands Vaccin Instituut (NVI) en het Planbureau voor de Leefomgeving in rekening gebrachte kosten voor dienstverlening (gezamenlijk € 23,6 miljoen).

Ook is onder deze post begrepen de declaratie ten laste van de AWBZ voor de kosten van de uitvoering van het Rijksvaccinatieprogramma (€ 102,6 miljoen).

Lasten

De personele kosten zijn hoger dan begroot. Er is meer capaciteit ingezet om invulling te geven aan leveringsverplichtingen naar opdrachtgevers. De raming was gebaseerd op de omvang van de harde opdrachten op het moment van afronding van het opmaken van de begroting. Ook de inname van de afdelingen van het NVI is debet aan de hogere kosten.

De hogere materiële kosten hangen samen met het hogere omzetniveau en extra kosten voor onder andere de taakstellingtrajecten. Ook de inname van de afdelingen van het NVI is debet aan de hogere kosten.

Balans van de baten-lastendienst RIVM per 31 december 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Balans 31-12-2011

Balans 31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

311

826

Materiële vaste activa

12 356

8 936

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

2 336

2 433

– overige materiële vaste activa

10 020

6 503

Voorraden

49 123

17 200

Debiteuren

5 714

9 997

Nog te ontvangen

49 881

55 354

Liquide middelen

55 047

28 943

Totaal activa

172 432

121 256

Passiva

   

Eigen vermogen

41 781

4 571

– exploitatiereserve

21 147

7 690

– onverdeeld resultaat

20 634

– 3 119

Voorzieningen

21 224

16 332

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

0

Crediteuren

18 659

8 863

Nog te betalen

90 768

91 490

Totaal passiva

172 432

121 256

Toelichting op de balans per 31 december 2011

Eigen vermogen

De post onverdeeld resultaat van € 20,6 miljoen bevat het saldo van baten en lasten over het exploitatiejaar 2011. Dit saldo wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve, waarbij de kosten van reorganisatie en integratie van de voormalige entadministraties ten laste van de reserve aanvaardbare kosten worden gebracht.

In de exploitatiereserve is begrepen een door het Ministerie van VWS in de rol van eigenaar in 2005 verstrekte vermogensinjectie aan het RIVM van € 3,5 miljoen, waarmee invulling is gegeven aan het vigerende risicobeleid en de daarin benoemde verantwoordelijkheden van eigenaar, primaire opdrachtgevers en het RIVM.

In de exploitatiereserve is conform de regeling AWBZ de reserve aanvaardbare kosten (RAK) van de per 2008 in het RIVM geïntegreerde regionale entadministraties begrepen. Met instemming van het Ministerie van VWS wordt de RAK sinds 2008 aangewend voor kosten van reorganisatie van voormalige entadministraties. Het saldo van de RAK bedroeg ultimo 2010 € 3,5 miljoen. Over 2011 wordt € 0,4 miljoen ten gunste van de RAK gebracht, waardoor het saldo ultimo 2011 € 3,9 miljoen bedraagt.

Op grond van de overnamebalans van enkele onderdelen van het NVI is het eigen vermogen per 1 januari 2011 toegenomen met € 22 miljoen ter financiering van de veiligheidsvoorraad rijksvaccinatieprogramma. Op aanwijzing van de eigenaar is aan het eigen vermogen in 2011 € 11 miljoen onttrokken vanwege een eenmalig optredend prijsvoordeel bij de aankoop van vaccins voor het Rijksvaccinatieprogramma.

Verder heeft op aanwijzing van de eigenaar een omzetting plaatsgevonden van een onder de balanspost «overlopende passiva» opgenomen bedrag van € 5,6 miljoen ter financiering van de voormalige entadministraties naar deze balanspost.

Voorzieningen

De post voorzieningen bedraagt € 21,2 miljoen ultimo 2011 en bestaat uit een viertal rubrieken:

  • personeel. Dit betreft toekomstige verplichtingen ingevolge rechten op de balansdatum van voormalige werknemers;

  • reorganisatie. Dit betreft een voorzien bedrag voor de door het aangekondigde vertrek van het Planbureau voor de Leefomgeving niet meer gedekte huurlasten en verplichtingen in verband met reorganisaties voorgaande jaren;

  • projecten. Dit betreft per balansdatum voorziene tekorten op in uitvoering zijnde projecten;

  • diversen. Dit betreft een verplichting in verband met het saneren van verouderde olietanks.

De dotaties voorzieningen hebben betrekking op personeel (€ 0,6 miljoen) en projecten (€ 2,8 miljoen). De onttrekking van de voorziening personeel hangt samen met het vervallen van verplichtingen, doordat voormalige werknemers geen aanspraak meer hebben op een uitkering.

De post reorganisatie is verlaagd in voor de in 2011 vrijgevallen bedragen ter dekking van personeel gerelateerde kosten sociaalplan. De vrijval op projecten omvat de onttrekking vanwege in 2011 tot finale afrekening gekomen projecten waarvoor eerder een voorziening was getroffen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst RIVM 2011
(bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen

53 738

28 943

– 24 795

2.

Totaal operationele kasstroom

5 015

45 846

40 831

 

Totaal investeringen (–/–)

– 4 516

– 8 789

– 4 273

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

47

47

3.

Totaal investeringskasstroom

– 4 516

– 8 742

– 4 226

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

– 11 000

– 11 000

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

0

0

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

0

0

0

4.

Totaal financieringskasstroom

0

– 11 000

– 11 000

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

54 237

55 048

810

Toelichting op het kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

De mutatie van de operationele kasstroom wordt voornamelijk veroorzaakt door het positieve resultaat (€ 20,6 miljoen), een vermogensmutatie (€ 16,7 miljoen) en de afname van het werkkapitaal (€ 13,1 miljoen). Door de mutatie in genoemde posten is er een toename van het rekening-courantsaldo aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Investeringskasstroom

Het in de begroting opgenomen investeringsniveau is gebaseerd op het verwachte bedrag aan investeringen. De gerealiseerde investeringen konden uit beschikbare liquide middelen worden betaald. De investeringen hebben voornamelijk betrekking op ICT en audiovisuele apparatuur, laboratoriumapparatuur en gebouwgebonden installaties en infrastructuur.

Financieringskasstroom

Er is in 2011 geen gebruik gemaakt van de leenfaciliteit. De investeringen zijn betaald uit beschikbare liquide middelen.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2011 van de baten-lastendienst RIVM
 

2008

2009

2010

2011

Generiek

       

1. Tarieven/ uur

       

– Gewogen uurtarief in € 

105,15

106,60

108,04

108,96

– Ontwikkeling uurtarief (2003=100)

96,50

97,90

99,20

100

2. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)1

1 443,3

1 378,4

1 346,7

1 434,4

3. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

– 1,11%

– 0,14%

– 0,87%

5,28%

         

Specifiek

       

1. Liquiditeit (current ratio; norm> 1,5)

1,1

1,1

1,1

1,5

2. Solvabiliteit (debt ratio)

0,94

0,95

0,96

0,76

3. Rentabiliteit eigen vermogen

– 27,4%

– 6,1%

– 40,6%

97,6%

4. Percentage externe inhuur ten opzichte van totale personele kosten

15,9%

16,9%

10,9%

5. Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

56,0%

77,6%

95,9%

97,2%

X Noot
1

De mutatie in het aantal fulltime-equivalenten in 2011 ten opzichte van 2010 komt mede door inname van de publieke delen van het NVI en de uitplaatsing van het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht en van de geneesmiddelenbeoordeling naar het ACBG.

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Tarieven per uur

De uurtarieven worden jaarlijks door de eigenaar vastgesteld. De hoogte van de tarieven worden onder meer bepaald door ontwikkeling van loonkosten, materiële kosten en aantal te declareren uren per medewerker. Het aantal te declareren uren op jaarbasis bedraagt voor het RIVM in 2011 1 250 uur per fulltime-equivalent. De ontwikkeling van het gewogen gemiddelde uurtarief vanaf 2003 laat zien dat het RIVM door middel van efficiencymaatregelen in staat is geweest om stijgende personele en materiële kosten op te vangen.

Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

De ontwikkeling van het aantal fulltime-equivalenten (fte’s) verloopt conform de afspraken voortvloeiende uit de taakstelling vanuit het programma Vernieuwing Rijksdienst (Balkenende IV). De afgesproken 1 499 fte per 31 december 2011 is gerealiseerd.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

De ontwikkeling van het procentuele saldo is een weergave van de realisatie, zoals de afgelopen jaren in de jaarrekening gepresenteerd.

Liquiditeit/Solvabiliteit/Rentabiliteit

Voor wat betreft de doelmatigheidsindicatoren steunt het RIVM op de gangbare bedrijfseconomische indicatoren liquiditeit, solvabiliteit en de rentabiliteit van het eigen vermogen.

De current ratio geeft aan in hoeverre de kortlopende schulden kunnen worden voldaan vanuit de kortlopende activa. Een waarde van boven de 1 wordt over het algemeen als gezond gekenmerkt. Het RIVM voldoet hieraan gezien de waarde van 1,5.

Het positieve resultaat en de vermogensmutatie over 2011 geven een stijging van het eigen vermogen daarmee een daling van de debt ratio ten opzichte van de voorgaande jaren.

De positieve rentabiliteit op het eigen vermogen is het gevolg van het positieve resultaat dat in 2011 is gerealiseerd.

Percentage externe inhuur ten opzichte van de totale personele kosten

De totale externe inhuur bedroeg in 2011 € 12,6 miljoen, wat beduidend onder het niveau van 2010 ligt (€ 19,0 miljoen). Het inhuurpercentage over 2011 komt uit op 10,9%. In 2010 bedroeg dit 16,9%. De realisatie is ruim onder het voor 2011 toegestane plafond gebleven.

Percentage facturen betaald binnen 30 dagen

Het RIVM heeft in 2008/2009 de factuurverwerking gedigitaliseerd. Hierdoor is enerzijds de gemiddelde betaaltermijn fors verlaagd waarbij het percentage facturen dat wordt betaald binnen 30 dagen is gestegen van 56% in 2008 tot 97% in 2011. Hierbij wordt uitgegaan van factuurdatum van de leverancier. Anderzijds is hiermee een efficiencybesparing in de factuurverwerking gerealiseerd.

4. Nederlands Vaccin Instituut

Per 1 januari 2011 zijn de taken op het gebied van vaccininkoop, onderzoek en ontwikkeling van het Nederlands Vaccin Instituut (NVI) overgedragen aan het RIVM (TK 22 894, nr. 254 en TK 32 589, nr. 1). Hierdoor treedt in onderstaande realisatiecijfers een trendbreuk op ten opzichte van de realisatie in 2010 (bij de balans en de staat van baten en lasten) respectievelijk de begroting 2011 (bij de staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht).

De realisatiecijfers hebben alleen betrekking op productie en ondersteunende diensten. Ondanks de voortgang in (de voorbereiding van) de privatisering zijn deze onderdelen heel 2011 in publieke handen gebleven.

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst NVI 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijk vast gestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2010 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

34 498

10 053

– 24 445

39 034

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

120 894

18 372

– 102 522

116 115

Rentebaten

0

1

1

0

Vrijval voorzieningen

0

0

0

0

Bijzondere baten

0

400

400

0

Totaal baten

155 392

28 826

– 126 566

155 149

Lasten

       

Apparaatskosten

149 892

50 562

– 99 330

152 476

– personele kosten

24 866

15 939

– 8 927

29 791

– materiële kosten

125 026

34 623

– 90 403

122 685

Afschrijvingskosten

5 500

4 016

– 1 484

6 330

– immaterieel

250

712

462

531

– materieel

5 250

3 304

– 1 946

5 799

Overige lasten

2 000

8 332

6 332

7 224

– dotaties voorzieningen

0

0

0

5 626

– rentelasten

2 000

1 732

– 268

1 598

– bijzondere lasten

0

6 600

6 600

0

Totaal lasten

157 392

62 910

– 94 482

166 030

Saldo van baten en lasten

– 2 000

– 34 084

– 32 084

– 10 881

Toelichting op de staat van baten en lasten 2011

Resultaat

Het verschil in de gerealiseerde baten en lasten met de begroting kent een drietal oorzaken:

  • De overheveling van de vaccinonderzoeks- en ontwikkelingstaken naar het RIVM hebben tot een afname van zowel baten (zie opbrengst moederdepartement) als lasten (zowel personeel, als materieel en andere kostensoorten) geleid.

  • Door de overheveling van de vaccin-inkooptaak naar het RIVM zijn zowel de baten (opbrengst derden) als de lasten (materiële kosten) in 2011 fors lager dan begroot en lager dan in voorgaande jaren. In 2010 waren de baten van de inkooptaak hoger dan de lasten door een tijdelijk inkoopvoordeel. Met de overheveling van de inkooptaak naar het RIVM is ook het inkoopvoordeel, dat in 2011 € 11 miljoen bedraagt, meegegaan.

  • In het exploitatieresultaat is ook € 7,5 miljoen als lasten aan incidentele uitgaven opgenomen in het kader van de transitie van het NVI (zoals in het kader van het Sociaal Plan productiedeel en de boedeloverdracht naar het RIVM). De ter zake ontvangen baten van VWS zijn, conform de regelgeving, als vermogensmutatie verwerkt.

  • Het negatieve exploitatieresultaat wordt vooral veroorzaakt door de kosten van het in stand houden van de productiefaciliteiten ten behoeve van de privatisering en de tegenvallende omzet derden bij met name de productie. Potentiële en bestaande klanten zijn, vanwege de verkoopstatus van het productiedeel, voorzichtig met het verstrekken van orders. Bovendien mochten er gedurende het jaar 2011 geen nieuwe grote verkoopcontracten worden gesloten om het verkoopproces niet te belemmeren.

Ter compensatie van het negatieve exploitatieresultaat zijn door het moederdepartement vermogensstortingen gedaan die, conform de regelgeving, niet via de exploitatie lopen, maar rechtstreeks in het eigen vermogen terecht komen (zie ook de toelichting op de balans).

De totale omzet is als volgt onderverdeeld:

Omzet NVI 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Bedrag

Moederdepartement

 

Eigenaar

8 858

Opdrachtgevers

1 195

 

10 053

Opbrengst derden

 

Export

6 468

RIVM

7 847

Overig

4 057

Totaal

18 372

Een nadere specificatie van de omzet in p*q kan vanwege de marktgevoeligheid van deze informatie tijdens het privatiseringsproces niet worden gegeven.

Balans van de baten-lastendienst NVI per 31 december 2011 (bedragen x € 1 000)
 

Balans 31-12-2011

Balans 31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

7 215

7 927

Materiële vaste activa

35 611

40 735

– grond en gebouwen

2 161

0

– installaties en inventarissen

12 416

23 437

– overige materiële vaste activa

21 034

17 298

Voorraden

6 724

36 807

Debiteuren

3 595

8 949

Nog te ontvangen

1 186

5 370

Liquide middelen

692

3 025

Totaal activa

55 023

102 813

Passiva

   

Eigen vermogen

37 151

19 435

– exploitatiereserve

71 235

30 316

– onverdeeld resultaat

– 34 084

– 10 881

Voorzieningen

180

2 786

Leningen bij het Ministerie van Financiën

0

45 940

Crediteuren

3 308

6 116

Nog te betalen

14 384

28 536

Totaal passiva

55 023

102 813

Toelichting op de balans per 31 december 2011

Omdat de privatisering van de productiefaciliteiten ultimo 2011 nog in een voorbereidend stadium is, zijn de activa en passiva van het NVI gewaardeerd als ware sprake van continuïteit.

Ook in het verschil in activa per ultimo 2011 ten opzichte van 2010 is het effect van de overheveling van de vaccininkoop (met name voorraden) en de vaccinonderzoek- en ontwikkeling (vaste activa) zichtbaar. Bij de passiva zien we naast het effect van de hiervoor reeds genoemde vermogensstortingen ter dekking van het exploitatietekort ook het effect van de overige vermogensstortingen terug.

Eigen vermogen

Verloop van het eigen vermogen NVI 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Bedrag

Eigen vermogen 31-12-2010

 

19 435

Boedeloverdracht RIVM (veiligheidsvoorraad)

 

– 22 000

     

Vermogensstortingen 2011

   

Exploitatieresultaat

24 700

 

Aanvulling eigen vermogen 2010

2 500

 

Aflossing lening Ministerie van Financiën

37 000

 

Sociaal Plan

900

 

Overdracht RIVM

6 600

 

Investeringen

2 100

 

Totaal vermogenstortingen

73 800

 

Exploitatiereserve per 3-12-2011

 

71 235

Resultaat boekjaar

 

– 34 084

Eigen vermogen 31-12-2011

 

37 151

Het totale eigen vermogen komt € 31,3 hoger uit dan de toegestane 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar (2009–2011) van € 116,5 miljoen. Dit wordt met name veroorzaakt door de vermogensstorting ten behoeve van de aflossing van de leenfaciliteit.

Bij de eerste suppletoire begroting 2012 zal het moederdepartement bezien hoe met dit surplus zal worden omgegaan, rekening houdend met de liquiditeitspositie en het benodigde vermogen voor de financiering van vaste activa.

Voorzieningen

De post voorzieningen per 31 december 2011 bestaat uit een voorziening voor personele afkoopsommen. In 2011 is een deel van de personele afkoopsommen uitbetaald ten laste van de voorziening.

Van de post nog te betalen heeft circa € 10,5 miljoen betrekking op VWS. Hiervan is € 6,4 miljoen terug te betalen en € 4,1 miljoen vooruitontvangen.

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst NVI 2011
(bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen

– 1 179

3 025

4 204

2.

Totaal operationele kasstroom

3 500

– 32 013

– 35 513

 

Totaal investeringen (–/–)

– 7 500

– 5 526

1 974

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

7 345

7 345

3.

Totaal investeringskasstroom

– 7 500

1 819

9 319

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

73 800

73 800

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 5 500

– 45 940

– 40 440

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

7 500

0

– 7 500

4.

Totaal financieringskasstroom

2 000

27 860

25 860

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

– 3 179

691

3 870

Toelichting op het kasstroomoverzicht

In het kader van de privatisering zijn alle uitstaande leningen van het NVI bij het ministerie van Financiën afgelost. De totale aflossing in 2011 bedroeg € 46 miljoen en is voor € 37 miljoen gefinancierd door een eenmalige storting moederdepartement.

Vanwege de privatisering is geen nieuw beroep meer op de leenfaciliteit gedaan in 2011, maar er is nog wel – zij het in bescheidener mate dan in voorgaande jaren – geïnvesteerd.

De investeringen in de activa zijn als volgt gespecificeerd:

Investeringen 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Bedrag

Niet-productie inventaris

62

Productie inventaris

1 247

Activa in aanbouw

4 217

Totaal

5 526

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2011 van de baten-lastendienst NVI
 

2008

2009

2010

2011

Generiek

       

1. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

391

397

367

197

2. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

– 4,32%

– 1,40%

– 7,01%

– 118,24%

In deze paragraaf is een aantal doelmatigheidsindicatoren niet meer opgenomen, omdat deze betrekking hadden op de naar het RIVM overgehevelde onderzoeks- en ontwikkelingstaken.

Ook voor de resterende indicatoren bemoeilijkt de overheveling van taken naar het RIVM de vergelijkbaarheid van 2011 ten opzichte van voorgaande jaren.

Totaal aantal fte’s (exclusief externe inhuur)

De daling van het aantal fulltime-equivalenten (fte’s) wordt veroorzaakt door de uitplaatsing van een aantal taken naar het RIVM.

Saldo van baten en lasten (% van de baten)

Zie voor de toelichting op het resultaat 2011 de toelichting op de staat van baten en lasten. De «vrije val» van het percentage in 2011 wordt veroorzaakt, doordat enerzijds het resultaat negatief is beïnvloed door een aantal incidentele lasten in het kader van de transitie, waartegenover geen exploitatiebaten staan (tellereffect) en anderzijds doordat het totaal van de baten ook kleiner is geworden als gevolg van de overheveling van taken naar het RIVM (noemereffect).

5. JeugdzorgPlus-instelling Almata

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst Almata 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2010 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

30 015

31 993

1 978

33 254

Omzet overige departementen

595

955

360

652

Omzet derden

0

604

604

214

Rentebaten

5

24

19

9

Vrijval voorzieningen

0

191

191

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

30 615

33 767

3 152

34 129

Lasten

       

Apparaatskosten

28 750

32 327

3 577

30 923

– personele kosten

18 657

19 833

1 176

18 066

– materiële kosten

10 093

11 828

1 735

9 458

– besteding vanuit bouwimpuls

0

666

666

3 399

Afschrijvingskosten

1 150

351

– 799

1 270

– immaterieel

12

24

12

19

– materieel

1 138

327

– 811

1 251

Overige lasten

690

879

189

1 474

– dotaties voorzieningen

550

890

340

1 391

– rentelasten

140

– 11

– 151

83

– bijzondere lasten

0

0

0

0

Totaal lasten

30 590

33 557

2 967

33 667

Saldo van baten en lasten

25

210

185

462

Toelichting op de staat van baten en lasten 2011

In april 2011 heeft de staatssecretaris van VWS de Kamer geïnformeerd over de capaciteit en toekomstige de ontwikkelingen van jeugdzorgPlus (TK 31 914, nr. 1). Voor de twee jeugdzorgPlus-instellingen Almata en De Lindenhorst betekent het dat deze op termijn zullen worden geprivatiseerd. De eerste fase van de transitie betreft het samenvoegen van de locatie Den Dolder van Almata en De Lindenhorst tot één private instelling van ongeveer 96 plaatsen en het loskoppelen van de locatie in Ossendrecht van Almata.

De financiële gevolgen van de transitie in 2011 betreffen voornamelijk de kosten voor het sociaal flankerend beleid ter voorbereiding van de transitie (€ 2,1 miljoen). Omdat in 2011 geen definitieve besluiten zijn genomen over het beëindigen van activiteiten, is in de jaarcijfers van de instellingen verder geen rekening gehouden met eventuele andere financiële gevolgen van de transitie.

Resultaat

Almata heeft in het boekjaar 2011 een positief resultaat behaald van € 0,2 miljoen. Hierbij is rekening gehouden met een terugbetalingsverplichting aan VWS van bijna € 0,6 miljoen wegens te lage bezetting (met name in de vestiging Den Dolder). Deze lagere opbrengst wordt voor een deel terugverdiend door lagere variabele kosten vanwege de lagere bezetting.

Baten

De opbrengsten moederdepartement bestaan uit een bijdrage voor de exploitatiekosten en kapitaallasten, samen € 29,9 miljoen en een incidentele bijdrage voor sociaal flankerend beleid in verband met de transitie ad € 2,1 miljoen.

De opbrengsten overige departementen bestaan voornamelijk uit ESF-bijdragen (Europees Sociaal Fonds) in het kader van workwise (arbeidstoeleiding van gedetineerde jongeren) via het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het onderwijs dat de jongeren ontvangen wordt voor circa de helft gefinancierd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor de andere helft uit opbrengsten ESF. Deze opbrengsten zijn hoger dan begroot als gevolg van meevallers in de afrekening van eerdere jaren.

De opbrengst derden valt hoger uit dan begroot als gevolg van enkele incidentele meevallers, waaronder de verkoop van twee schepen via Domeinen.

De dotatie voorzieningen betreft een dotatie voor kosten van medewerkers die gebruik maken van de regeling «substantieel bezwarende functies» en een dotatie in verband met de kosten voor langdurig zieken.

Lasten

De salariskosten zijn gestegen door stijgende kosten van de arbeidsvoorwaarden (OVA 2011 is 3,1%) en door overname van de HRM-adviseurs van het RIVM, die voorheen werden ingeleend.

Verder omvatten de personele kosten zit voor € 2,1 miljoen aan kosten uitzendkrachten en voor circa € 0,5 miljoen aan sociaal flankerend beleid.

De materiële kosten zijn hoger dan begroot door de incidentele kosten van het sociaal flankerend beleid (circa € 1,6 miljoen) en omdat de ICT-kosten en de inhuur beveiliging in 2011 zijn verantwoord onder materiële kosten in plaats van overige personele kosten in 2010.

In de post besteding vanuit bouwimpuls is een bedrag van € 0,7 miljoen opgenomen in verband met de eenmalige kosten van de Rijksgebouwendienst voor de verbouwing en verbetering van het leefklimaat in de vestiging Den Dolder.

De afschrijvingskosten zijn gedaald, omdat een groot aantal activa items reeds zijn afgeschreven en het investeringsniveau de afgelopen jaren erg laag is geweest.

De rentelasten geven een negatief bedrag aan, hetgeen wordt veroorzaakt door een correctie op de stelpost van eind vorig jaar (was te hoog opgenomen).

Balans van de baten-lastendienst Almata per 31 december 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Balans 31-12-2011

Balans 31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

30

45

Materiële vaste activa

1 519

1 653

– grond en gebouwen

235

267

– installaties en inventarissen

139

148

– overige materiële vaste activa

1 145

1 238

Voorraden

70

80

Debiteuren

1 645

236

Nog te ontvangen

1 327

584

Liquide middelen

7 432

7 189

Totaal activa

12 023

9 787

Passiva

   

Eigen vermogen

1 602

1 392

– exploitatiereserve

1 392

931

– onverdeeld resultaat

210

461

Voorzieningen

1 580

1 464

Leningen bij het Ministerie van Financiën

122

240

Crediteuren

1 313

1 065

Nog te betalen

7 406

5 626

Totaal passiva

12 023

9 787

Toelichting op de balans per 31 december 2011

Eigen vermogen

De exploitatiereserve is opgelopen naar een bedrag van € 1,6 miljoen. De gemiddelde opbrengst over 2010 en 2011 bedraagt € 33,9 miljoen. Daarbij is 2009 buiten beschouwing gelaten aangezien dit een gebroken boekjaar was vanwege de overgang van DJI naar het Ministerie van VWS per 1 februari 2009. Het maximaal toegestane eigen vermogen bedraagt € 1,7 miljoen (5% van de gemiddelde omzet).

Voorzieningen

De voorziening voor medewerkers die gebruik maken van de regeling «substantieel bezwarende functies» / functioneel leeftijdsontslag is verhoogd, omdat er twee nieuwe deelnemers zijn. De hoogte van de voorziening moet nog herijkt worden. De reorganisatievoorziening (2008) is vrijgevallen. De voorziening personeel is opgehoogd voor enkele specifieke kwesties.

De voorraden betreffen gebruiksartikelen en brandstoffen. De waarde daalt door aanpassing kledingbeleid en verkleining van de maritieme sector.

De debiteuren zijn hoger dan gebruikelijk vanwege de claim richting VWS met betrekking tot het sociaal flankerend beleid. De nog te ontvangen bedragen betreffen ESF subsidies over de jaren 2008 t/m 2011, waarvan pas onlangs in 2012 een deel is uitbetaald. De totale vordering op VWS bedraagt € 1,5 miljoen.

De rekening courant verhouding is hoog omdat er voor aanzienlijke bedragen nog verrekeningen moeten plaatsvinden (nog te betalen bedragen)

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst Almata 2011
(bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen

4 135

7 189

3 054

2.

Totaal operationele kasstroom

500

797

297

 

Totaal investeringen (–/–)

– 600

– 242

358

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

150

40

– 110

3.

Totaal investeringskasstroom

– 450

– 202

248

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 953

– 352

601

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

600

0

– 600

4.

Totaal financieringskasstroom

– 353

– 352

1

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

3 832

7 432

3 600

Toelichting op het kasstroomoverzicht

In het overzicht valt op het grote verschil van de beginstand tussen begroting en realisatie. Dit wordt veroorzaakt doordat verrekeningen nogal eens laat plaatsvinden, waardoor de rekening-courantsaldi hoger uitvallen dan eigenlijk zouden moeten. Daarnaast is er voor in 2011 voor een laag bedrag geïnvesteerd in nieuwe activa verband met de komende transitie en er zijn twee schepen verkocht.

In 2011 zorgt het positieve exploitatieresultaat voor de verbetering van het rekening-courantsaldo.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2011 van de baten-lastendienst Almata
 

2009

2010

2011

Generiek

     

1. Kostprijzen per product

     

– Kosten per behandelplek (in € regulier)

144 553

145 509

140 840

– Kosten per behandelplek (in € incidenteel)

15 897

16 827

13 778

2. Bijdrage per behandelplek (in €)

141 877

147 785

141 882

3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

235

272

278

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

0,89%

1,35%

0,62%

       

Specifiek

     

1. Gemiddelde verblijfsduur in maanden

7

7

6

2. Geregistreerde klachten

368

367

270

3. Klachten gegrond verklaard

11,00%

5,00%

13,70%

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

Kosten per behandelplek

De kostprijs per behandelplek (capaciteit is 202 plaatsen) is na correctie van incidentele kosten (in verband met de bouwimpuls en tweede fase sociaal flankerend beleid) afgenomen vanwege de lagere bezetting en bezuinigingen.

Totaal aantal fte

Het aantal fulltime-equivalenten (fte’s) zal snel gaan dalen in verband met de besluiten in het kader van het sociaal flankerend beleid.

Geregistreerde klachten en klachten gegrond verklaard

Het aantal klachten is gedaald in vergelijking met vorig jaar. Het aantal klachten dat gegrond verklaard is, stijgt echter. Oorzaak hiervan is de verscherpte toepassing van de regels (zaken die voorheen bemiddeld werden, worden nu eerder gegrond verklaard)

6. JeugdzorgPlus-instelling De Lindenhorst

Staat van baten en lasten van de baten-lastendienst De Lindenhorst 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

(3 = 2–1)

Realisatie 2010 (4)

Baten

       

Omzet moederdepartement

9 471

10 819

1 348

10 306

Omzet overige departementen

0

0

0

0

Omzet derden

717

511

– 206

504

Rentebaten

0

3

3

0

Vrijval voorzieningen

0

140

140

0

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

10 188

11 473

1 285

10 810

Lasten

       

Apparaatskosten

10 037

11 159

1 122

10 540

– personele kosten

6 368

7 923

1 555

6 711

– materiële kosten

3 669

3 236

– 433

3 829

Afschrijvingskosten

130

78

– 52

123

– immaterieel

0

0

0

0

– materieel

130

78

– 52

123

Overige lasten

21

45

24

12

– dotaties voorzieningen

0

0

0

0

– rentelasten

21

7

– 14

12

– bijzondere lasten

0

38

38

0

Totaal lasten

10 188

11 282

1 094

10 675

Saldo van baten en lasten

0

191

191

135

Toelichting op staat van baten en lasten

Algemeen

De Lindenhorst heeft een toekenning als tijdelijke batenlasten dienst vanaf 1 februari 2009.

De staatssecretaris van VWS heeft op 13 april besloten om de twee jeugdzorgPlus-instellingen voor De Lindenhorst en de locatie Den Dolder te fuseren tot één private instelling van ongeveer 96 plaatsen (TK 31 914, nr. 1). De uiteindelijke effecten van deze operatie zijn nog onvoldoende duidelijk om al in deze jaarrekening te kwantificeren.

Resultaat

Over 2011 is een positief resultaat gerealiseerd van € 0,191 miljoen.

Baten

De begrote opbrengst moederdepartement bestaat uit de prijs per plaats voor gesloten jeugdzorg (p) vermenigvuldigd met 54 capaciteitsplaatsen (q), opgebouwd uit exploitatiekosten en kapitaalslasten (€ 9,407 miljoen). Het verschil ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door compensatie van gemaakte kosten in het kader van sociaal flankerend beleid en transitie/fusiekosten, die niet onder de reguliere bedrijfsvoering vallen. In dit verslagjaar is geen loon- en prijsbijstelling toegekend.

De opbrengst derden bestaat uit ESF-bijdragen (Europees Sociaal Fonds) in het kader van arbeidsmarkttoeleiding, de daaraan gekoppelde cofinanciering vanuit het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, opbrengst UWV- vergoeding en opbrengsten voor therapieën. Het verschil tussen begroting en realisatie is voornamelijk ontstaan door negatieve bijstellingen van de opbrengsten ESF met betrekking tot 2009, 2010 en 2011.

De vrijval uit voorzieningen betreft een herberekening van de voorziening voor medewerkers die vanwege een bezwarende functie gebruik maken van de SBF-regeling (substantieel bezwarende functies). De loonkosten zijn in de oorspronkelijke voorziening opgenomen tot aan de pensioenleeftijd van 65 jaar, maar betreffende medewerkers zullen voor hun 65ste met ontslag gaan, waarna het ABP de verplichting overneemt.

Lasten

De realisatie van de personele kosten is hoger door uitgaven van opleidingskosten en stimuleringspremies in het kader van het sociaal flankerend beleid in verband met de fusie/transitie. Door de uitstroom van personeel is de externe inhuur ook hoger dan begroot.

In de materiële kosten zijn de kosten van de dienstverleningsovereenkomsten lager dan begroot, doordat de shared service organisatie (ICT-leverancier) meerdere aanpassingen aan de ICT niet heeft gerealiseerd waardoor de kosten ook lager uitvielen.

Het verschil bij de afschrijvingskosten en rente wordt veroorzaakt door het niet volledig vervangen van de personenzoekinstallatie vanwege het onduidelijke toekomstperspectief van de huisvesting. Er is gekozen is voor een upgrade van de installatie.

De bijzondere last (circa € 0,038 miljoen) betreft een afboeking van een vordering op VWS inzake het opzetten van de bedrijfsvoering in 2010.

Balans baten-lastendienst De Lindenhorst per 31 december 2011
(bedragen x € 1 000)
 

Balans 31-12-2011

Balans 31-12-2010

Activa

   

Immateriële vaste activa

0

0

Materiële vaste activa

261

308

– grond en gebouwen

0

0

– installaties en inventarissen

179

214

– overige materiële vaste activa

82

94

Voorraden

0

0

Debiteuren

61

14

Nog te ontvangen

867

38

Vordering op het moederdepartement

446

480

Liquide middelen

724

1 579

Totaal activa

2 359

2 419

Passiva

   

Eigen vermogen

500

309

– exploitatiereserve

309

174

– onverdeeld resultaat

191

135

Voorzieningen

291

704

Leningen bij het Ministerie van Financiën

197

299

Crediteuren

224

222

Nog te betalen

1 147

885

Totaal passiva

2 359

2 419

Toelichting op de balans per 31 december 2011

Eigen vermogen

Het saldo van baten en lasten over het exploitatiejaar 2011 is in de balans opgenomen per 31 december 2011 als onverdeeld resultaat. Het totale eigen vermogen bedraagt daardoor € 0,5 miljoen en blijft daarmee onder het plafond van 5% van de gemiddelde omzet in de afgelopen drie jaar.

Voorzieningen

De onttrekking bij de voorziening betreft de loonkosten van medewerkers die vanwege een bezwarende functie gebruik maken van de SBF-regeling en de vrijval van de eerder genoemde herberekening € 0,140 miljoen). In 2011 zijn geen dotaties aan deze voorziening gedaan.

Het verschil in boekwaarde bij de activa betreft voornamelijk reguliere afschrijvingen, er hebben vrijwel geen investeringen in de activa plaatsgevonden.

De vordering op het moederdepartement betreft de vordering in het kader van de gemaakte kosten met betrekking tot het sociaal flankerend beleid.

De liquide middelen bestaan uit het rekening courant saldo bij het Ministerie van Financiën (€ 0,719 miljoen) en het saldo van de centrale kas (€ 0,005 miljoen).

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht van de baten-lastendienst De Lindenhorst 2011
(bedragen x € 1 000)
   

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

(1)

Realisatie

(2)

Verschil

(3) = (2)–(1)

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2011+ stand depositorekeningen

1 284

1 566

282

2.

Totaal operationele kasstroom

–200

–715

–515

 

Totaal investeringen (–/–)

– 605

– 30

575

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 605

– 30

575

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (–/–)

0

0

0

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

275

0

– 275

 

Aflossingen op leningen (–/–)

– 102

– 102

0

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

330

0

– 330

4.

Totaal financieringskasstroom

503

– 102

– 605

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2011+ stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

982

719

– 263

Toelichting op het kasstroomoverzicht

De afname van de liquiditeit wordt vrijwel volledig veroorzaakt in de operationele kasstroom door de vordering op het moederdepartement (€ 0,867 miljoen). De begrote investeringen voor 2011 hebben niet plaatsgevonden vanwege de onduidelijkheid over de toekomstige huisvesting. Hierdoor is er ook geen beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De aflossingen betreffen de reguliere aflossingen op de lopende leningen.

Doelmatigheidsindicatoren

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2011 baten-lastendienst De Lindenhorst
 

2009

2010

2011

Generiek

     

1. Kostprijzen per behandelplaats

145 000

145 000

143 000

2. Bijdrage per behandelplaats

143 000

148 000

146 000

3. Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

112,0

113,0

107

4. Saldo van baten en lasten (% van de baten)

– 1,04%

1,25%

1,66%

       

Specifiek

     

1. Gemiddelde verblijfsduur in maanden

13,2

10,2

6,9

2. Geregistreerde klachten

30

20

56

3. Klachten gegrond verklaard

0

1

0

Toelichting doelmatigheidsindicatoren

In bovenstaand overzicht zijn de gegevens opgenomen vanaf 1 februari 2009, met uitzondering van de kostprijs en omzet per product. Betreffende kengetallen zijn geëxtrapoleerd naar 12 maanden ten behoeve van de onderlinge vergelijkbaarheid met 2010. De Lindenhorst was in de periode voor 1-2-2009 onderdeel van Dienst Justitiële Inrichtingen.

Kostprijs per behandelplaats

Het betreft de integrale kostprijs per plaats (54 plaatsen) –/– kapitaalslasten en incidentele kosten die gecompenseerd zijn door het moederdepartement. Er heeft zich een kleine verlaging van de kostprijs voorgedaan als gevolg van uitstroom personeel in het kader van de fusie.

Totaal aantal fte (exclusief externe inhuur)

Het aantal fulltime-equivalenten (fte’s) is verlaagd door uitstroom van personeelsleden die gebruik hebben gemaakt van de faciliteiten van het sociaal flankerend beleid.

Gemiddelde verblijfsduur in maanden

De gemiddelde verblijfsduur van de jongeren is de afgelopen twee jaar afgenomen, doordat jongeren eerder en intensiever oefenen met vrijheden en verantwoordelijkheden door het sneller en intensiever opstarten van verlof op het moment dat de risico’s hanteerbaar zijn.

Geregistreerde klachten

Het aantal klachten is toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren, voornamelijk door wijzigingen in het dagprogramma en omdat een aantal leefgroepgerelateerde klachten individueel door jongeren is ingediend.

11. OVERZICHT PUBLICATIEPLICHTOP GROND VAN DE WET OPENBAARMAKING UIT PUBLIEKE MIDDELEN GEFINANCIERDE TOPINKOMENS BIJ HET DEPARTEMENT VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Topinkomens

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2011 vastgesteld op € 193 000 (was in 2010 ook € 193 000). Voor VWS heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

Overzicht uit publieke middelen gefinancierde topinkomens
(bedragen in €)

Functie

Belastbaar jaarloon 2010

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2010

Totaal 2010

Belastbaar jaarloon 2011

Pensioenafdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2011

Ontslagvergoeding

Totaal 2011

Motivering/opmerkingen

Onderzoeker

€ 156 658,59

€ 47 380,35

€ 204 038,94

€ 91 600,38

€ 21 857,94

€ 113 458,32

Betrokkene is met ingang van 1 juli 2011 met ontslag gegaan.

D. BIJLAGEN

12. FINANCIEEL BEELD ZORG

1. Inleiding

Het Financieel Beeld Zorg (FBZ) geeft een integraal beeld van de ontwikkeling van de uitgaven en ontvangsten onder het Budgettair Kader Zorg (BKZ). Dit hoofdstuk geeft op hoofdlijnen een toelichting op de financiële kerncijfers en de (voorlopige) realisatie over het jaar 2011.

Het FBZ bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Paragraaf 2: Ontwikkeling van de maatregelen uit de begroting 2011;

  • Paragraaf 3: Ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven;

  • Paragraaf 4: Ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten;

  • Paragraaf 5: Financiering van de Zorguitgaven;

  • Paragraaf 6: Verdiepingsbijlage;

  • Bijlage: Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2002–2011.

Het Financieel Beeld Zorg heeft ten opzichte van voorgaande jaren een flinke verandering ondergaan. Hiermee is uitvoering gegeven aan de motie-Van der Veen (TK, vergaderjaar 2010–2011, 32 710 XVI, nr. 7) zoals aangekondigd in de brief van 6 december 2011 (TK vergaderjaar 2011–2012, 33 000-XVI, nr. 88). De in de brief gebruikte oude paragraafindeling is losgelaten. Hieronder worden wijzigingen toegelicht.

In de leeswijzer voor in het jaarverslag is een nieuw onderdeel toegevoegd over het Budgettair Kader Zorg. Hierin is het onderscheid tussen de begrotingsgefinancierde uitgaven en de premiegefinancierde zorguitgaven toegelicht en is de relatie tussen het Budgettair Kader Zorg en de VWS-begroting inzichtelijk gemaakt. Ook is aandacht besteed aan de financiering en de samenstelling van de BKZ-uitgaven.

  • Enkele wijzigingen in het Financieel Beeld Zorg zijn: Er zijn koppelingen gelegd met de sectoren en de toelichting is uitgebreid. Dit geldt onder andere voor tabel 1 «Ontwikkeling van de geraamde kosten en besparingen van maatregelen» in paragraaf 2. Tabel 1 geeft ook inzicht in de besparingsverliezen. De koppeling met de sectoren geldt ook voor de tabel 4 «Horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten» in paragraaf 4. Deze tabel splitst de ontwikkeling bij de sectoren van 2009–2010 en 2010–2011 in de volume- en de nominale ontwikkeling. Dit laatste betreft de loon- en prijsontwikkeling. In de tabel is ook met de technische bijstellingen rekening gehouden, zoals de ijklijnmutaties, financieringsmutaties en de herschikkingen tussen sectoren. Een toelichting op de belangrijkste ontwikkelingen in de omvangrijkste sectoren vindt u onder deze tabel 4 in paragraaf 4.1. Ten slotte zijn in tabel 5A «Actualisering zorguitgaven» de mee- en tegenvallers uitgesplitst naar sectoren.

  • Bij de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten zijn de mutaties ingedeeld naar hun aard. Op deze manier wordt meer inzicht geboden in de mee- en tegenvallers, de maatregelen en intensiveringen en de technische en macro-economische mutaties. De toelichting en de bedragen zijn beter op elkaar afgestemd. Gegevens over de verticale ontwikkeling van de bruto en netto BKZ-uitgaven vindt u in tabel 5 in paragraaf 4.2. Dit betreft de ontwikkeling tussen de stand ontwerpbegroting 2011 en de stand jaarverslag 2011.

  • De opbouw van de realisatie van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten in de jaren 2008 tot en met 2011 per artikel is uitgebreid. Hierin is ook de ontwikkeling van de netto-BKZ-uitgaven en de BKZ-ontvangsten opgenomen. Deze gegevens vindt u in paragraaf 4.4 in tabel 7 «Realisatie van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per artikel». Deze uitbreiding is volgens een wens van de Algemene Rekenkamer. De tabellen in paragraaf 6, de Verdiepingsbijlage, bevatten een toelichting per artikel op de mutaties die betrekking hebben op 2011. Ze zijn onderverdeeld in eerder in budgettaire stukken gepubliceerde mutaties en nieuwe mutaties. De laatste worden toegelicht, voor zover groter dan € 10 miljoen.

Tevens worden enkele aanbevelingen uit het rapport «Uitgavenbeheersing in de zorg» van de Algemene Rekenkamer (TK vergaderjaar 2011–2012, 33 060, nr. 2) opgevolgd.

  • Er is een grafiek opgenomen met de historische ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven over 2002 tot en met 2011;

  • Paragraaf 5.1 is uitgebreid met een toelichting op de aansluiting van de cijfers van VWS op die van het CVZ over het zorgverzekeringsfonds.

2. Ontwikkeling van de maatregelen uit de begroting 2011

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling weer van de geraamde kosten en besparingen van maatregelen die zijn aangekondigd in de begroting 2011. Daartoe zijn in de eerste kolom de geraamde besparingen of kosten vermeld zoals deze zijn opgenomen in de begroting 2011. De tweede kolom geeft een actualisatie van deze bedragen. Daar waar de bedragen ongewijzigd zijn is er geen aanpassing geweest van de omvang van de beleidsmaatregel. Daar waar de bedragen wel zijn aangepast is er sprake van het (deels) terugdraaien, wijzigen, of uitstellen van een maatregel, of van een verwacht besparingsverlies. De actualisatie wordt per maatregel nader toegelicht, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de alternatieve dekking van besparingsverliezen.

Er is bewust gekozen voor de term actualisatie. Het is niet mogelijk om van elke maatregel in de zorg een op de euro nauwkeurige opbrengstrealisatie te geven. De reden daarvoor is dat tal van ontwikkelingen van invloed zijn op de hoogte van de zorguitgaven, waaronder vraagfactoren (toe- of afname van het zorggebruik), aanbodfactoren (zoals substitutie-effecten) en prijsontwikkelingen7. Deze ontwikkelingen zijn op macroniveau niet exact van elkaar te onderscheiden en te kwantificeren.

Tabel 1 Ontwikkeling van de geraamde kosten en besparingen van maatregelen die zijn aangekondigd in de begroting 2011 (bedragen x € 1 000 000)
 

2011

2011

 

Ontwerpbegroting

Actualisatie

Gezondheidszorg

   

Eerstelijnszorg

– 111,0

– 87,0

1. Verloskunde

24,0

24,0

2. Verhoging eigen bijdrage fysiotherapie

– 30,0

– 30,0

3. Pakketmaatregel tandheelkunde 18–21 jaar

– 100,0

– 76,0

4. Pakketmaatregel extracties door tandheelkundige specialisten

– 5,0

– 5,0

     

Ziekenhuizen, medisch specialisten en overig curatief

– 1 000,0

– 644,0

5. Maatregel medisch specialisten (doorwerking 2010)

– 137,0

– 137,0

6. Intertemporele compensatie korting medisch specialisten (schuif 2010)

– 33,0

– 33,0

7. Aanvullende tariefsmaatregel medisch specialisten 2011

– 136,0

– 94,0

8. Korting ziekenhuizen

– 549,0

– 235,0

9. Functionele bekostiging eerstelijnsdiagnostiek

– 60,0

– 60,0

10. Zorgstandaarden

– 40,0

– 40,0

11. Stepped care

– 30,0

– 30,0

12. Veiligheidsprogramma's

– 15,0

– 15,0

     

Ziekenvervoer

– 13,0

– 13,0

13. Efficiencymaatregel ambulances

– 13,0

– 13,0

     

Genees- en hulpmiddelen

– 266,5

– 196,0

14. Farmaceutische hulp

– 105,0

– 105,0

15. Uitbreiding inkoopbeleid zorgverzekeraars ten aanzien van geneesmiddelen

– 30,0

– 30,0

16. Onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuissector brengen van bepaalde dure geneesmiddelen

– 50,0

0,0

17. Pakketmaatregel anticonceptie > 21 jaar

– 32,0

– 32,0

18. Pakketmaatregel beperkte vergoeding antidepressiva

– 20,0

– 20,0

19. Beweegkuur opnemen in pakket

– 9,0

– 9,0

20. Pakketmaatregel mobiliteitshulpen

– 20,5

0,0

     

Geestelijke gezondheidszorg

– 110,0

0,0

21. Invoering eigen bijdrage tweedelijns ggz

– 110,0

0,0

Totaal

– 1 500,5

–  940,0

Langdurige zorg

   

Zorg in natura

– 262,0

– 202,0

22. Beëindigen bonus-malusregeling

– 60,0

– 60,0

23. Contracteerruimte verlagen

– 142,0

– 142,0

24. Verhogen van de minimale eigen bijdrage

– 60,0

0,0

     

Persoonsgebonden budgetten

– 210,0

– 210,0

25. Persoonsgebonden budgetten

– 210,0

– 210,0

     

Overige langdurige zorg

– 98,4

– 98,4

26. Inzet reserve AWBZ-knelpunten

– 98,4

– 98,4

Totaal

– 570,4

– 510,4

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Toelichting

Gezondheidszorg

Eerstelijnszorg

1. Verloskunde

De NZa heeft per 1 januari 2010 beleidsregels verloskunde vastgesteld die onder andere uitgaan van een lagere rekennorm voor het aantal bevallingen (van 110 naar 105 per jaar) en een stijging van het norminkomen. De tarieven werden tussen 2010 en 2012 in drie stappen verhoogd naar het door de NZa voorgestelde niveau.

2. Verhoging eigen bijdrage fysiotherapie

Verzekerden van 18 jaar en ouder die fysiotherapie of oefentherapie nodig hebben (in verband met een chronische aandoening), betalen sinds 1 januari 2011 de eerste twaalf behandelingen zelf (was voorheen negen behandelingen).

3. Pakketmaatregel tandheelkunde 18–21 jaar

De in het basispakket opgenomen mondzorg wordt voor mensen van 18 jaar en ouder niet langer uit het basispakket vergoed. Tot 1 januari 2011 was deze mondzorg in het verzekerde pakket opgenomen voor mensen tot 22 jaar. Op basis van voorlopige CVZ-cijfers is de geactualiseerde opbrengst van deze maatregel circa € 76 miljoen.

4. Pakketmaatregel extracties door tandheelkundige specialisten

Extracties van solitaire gebitselementen door tandheelkundige specialisten worden vanaf 2011 niet langer uit het basispakket vergoed.

Ziekenhuizen, medisch specialisten en overig curatief

5. Maatregel medisch specialisten (doorwerking 2010)

Om de aanvullende overschrijding (op basis van 2008 cijfers) bij de specialisten te compenseren is de (tarief)korting vanaf 2010 verder opgehoogd met € 137 miljoen (zoals eind 2009 is aangekondigd via een voorhangbrief aan de NZa). De totale korting vanaf 2010 is daarmee op € 512 miljoen uitgekomen.

6. Intertemporele compensatie korting medisch specialisten (schuif 2010)

De NZa heeft na bepaling van de korting van medisch specialisten van € 512 miljoen gedifferentieerd in de tarieven verwerkt. Een deel van de korting in 2010 is hierdoor verschoven naar 2011. Daarom vindt een intertemporele compensatie plaats van € 33 miljoen van 2010 naar 2011.

7. Aanvullende tariefmaatregel medisch specialisten 2011

Omdat het instrumentarium op basis van de aangepaste Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) nog niet ingezet kon worden per 2011, wordt de aanvullende overschrijding (bovenop de € 512 miljoen) bij de medisch specialisten, op basis van de gegevens over 2009, gecompenseerd door de tarieven bij de medisch specialisten verder te korten met € 136 miljoen.

In het najaar van 2010 is aan de hand van de geactualiseerde CVZ-gegevens over 2009 de korting verlaagd met € 42 miljoen zodat de totale korting over 2011 is uitgekomen op € 606 miljoen (€ 512 miljoen + € 136 miljoen – € 42 miljoen). Dit verklaart het verschil tussen de € 136 miljoen in de ontwerpbegroting en de € 94 miljoen bij de actualisatie. Zie ook de toelichting in paragraaf 4.2 punt 4.

8. Korting ziekenhuizen

Op basis van cijfers over 2009 is ten tijde van het opstellen van de begroting 2011 een overschrijding geconstateerd bij de ziekenhuizen van € 549 miljoen. Om deze overschrijding bij de ziekenhuizen te compenseren werd een korting voorgesteld ter hoogte van deze overschrijding. Meer recente cijfers en herberekeningen van de overschrijding in het najaar 2010 hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling van de korting naar € 316 miljoen. In het licht van het Hoofdlijnenakkoord is de korting 2011 incidenteel verder neerwaarts aangepast met € 81 miljoen naar € 235 miljoen. Zie ook de toelichting in paragraaf 4.2 punt 3.

9. Functionele bekostiging eerstelijnsdiagnostiek

Vooruitlopend op het kostenonderzoek van de NZa, met betrekking tot de kosten van de eerstelijnsdiagnostiek is een structurele besparing verwerkt van € 60 miljoen binnen het kader van de ziekenhuizen en de overige curatieve zorg. Deze beparing loopt vanaf 2012 grotendeels mee in het kader instellingen voor medisch-specialistische zorg.

10. Zorgstandaarden

Door meer richtlijnconformiteit en het toepassen van zorgstandaarden bij onder andere Parkinson en Chronic Obstructive Pulmonary Disease (COPD) zullen de kosten dalen. In het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord ten aanzien van de ziekenhuiszorg zoals overeengekomen is in juli 2011, zijn ook afspraken gemaakt om te komen tot meer gepast gebruik, doelmatig geneesmiddelengebruik en het terugdringen van praktijkvariatie. Binnen het Hoofdlijnenakkoord wordt dan ook nadere invulling gegeven aan deze besparing.

11. Stepped care

Een stepped care benadering voor verschillende aandoeningen levert een besparing op omdat minder snel onnodig en duurder behandeld wordt. In het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord ten aanzien van de ziekenhuiszorg geneesmiddelengebruik zijn ook afspraken gemaakt om te komen tot meer gepast gebruik, doelmatig geneesmiddelengebruik en het terugdringen van praktijkvariatie. Binnen het Hoofdlijnenakkoord wordt dan ook nadere invulling gegeven aan deze besparing.

12. Veiligheidsprogramma's

Het intensiveren van veiligheidsprogramma’s in ziekenhuizen vermindert het aantal wondinfecties na een operatie en leidt tot besparingen.

Ziekenvervoer

13. Efficiencymaatregel ambulances

Met de ambulancesector is een convenant afgesloten waarin overeenstemming is bereikt over het behalen van meer efficiency. In verband hiermee zijn de beschikbare middelen voor de ambulancezorg neerwaarts bijgesteld.

Genees- en hulpmiddelen

14/15. Farmaceutische hulp/Uitbreiding inkoopbeleid zorgverzekeraars

Dit betrof een saldopost van lagere uitgaven voor geneesmiddelen als gevolg van het de afgelopen jaren gevoerde (preferentie)beleid en een verhoging van de receptregelvergoeding in 2010. Omdat een aantal zorgverzekeraars het beleid ten aanzien van de inkoop van geneesmiddelen vanaf 2011 had uitgebreid, werd in de begroting 2011 een verdere besparing voorzien, met name bij niet-generieke geneesmiddelen. Recente cijfers maken duidelijk dat de substitutie naar middelen met lagere prijzen en prijsverlagingen onder invloed van het preferentiebeleid van zorgverzekeraars nog meer opleveren dan eerder was ingeschat, hoewel het effect daarvan lastig is af te zonderen van alle volume- en prijsontwikkelingen bij geneesmiddelen.

16. Onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuissector brengen van bepaalde dure geneesmiddelen

TNF-alfaremmers die extramuraal werden verstrekt en onder het geneesmiddelenvergoedingensysteem vielen, zijn per 1 januari 2012 onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuissector gebracht. De middelen voor TNF-alfaremmers zijn per die datum overgeheveld naar het kader ziekenhuizen, verminderd met een korting vanuit de gedachte dat ziekenhuizen beter in staat zijn om te onderhandelen over de prijs. Voor de in 2011 ingeboekte besparing is alternatieve invulling gevonden door doelmatiger gebruik van TNF-alfaremmers binnen de reumatologie en ruimte binnen het geneesmiddelenkader.

17. Pakketmaatregel anticonceptie > 21 jaar

Anticonceptiva voor vrouwen ouder dan 21 jaar worden sinds 1 januari 2011 niet langer uit het basispakket vergoed. In de ontwerpbegroting 2011 is de opbrengst geraamd op € 32 miljoen, zijnde het saldo van lagere uitgaven aan geneesmiddelen (– € 65 miljoen) en lagere opbrengsten van eigen bijdragen (€ 33 miljoen).

18. Pakketmaatregel beperkte vergoeding antidepressiva

Aangezien er geen sprake is van specifiek aanwijsbare antidepressiva voor mensen met een milde of matige depressie, is het niet mogelijk bepaalde middelen uit te sluiten van vergoeding en moet de besparing worden gerealiseerd door patiënten met een milde of matige depressie minder antidepressiva voor te schrijven.

19. Beweegkuur opnemen in pakket

De preventieve interventie «beweegkuur» is niet in het verzekerde pakket opgenomen. De hiervoor gereserveerde middelen zijn in 2011 vrijgevallen en ingezet binnen het totaal van de begroting 2011.

20. Pakketmaatregel mobiliteitshulpen

Naar aanleiding van de motie-Agema c.s. (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 53) is de voorgenomen pakketmaatregel voor eenvoudige mobiliteitshulpen zoals krukken, loophekjes, loophulpen, rollators en serveerwagens niet doorgegaan. De aanspraak is binnen het basispakket gehandhaafd. Dekking daarvoor is in 2011 gevonden bij meerontvangsten bij het opleidingsfonds en vanaf 2012 via de zogenaamde taakstellende intensiveringsmiddelen uit het Regeerakkoord.

Geestelijke gezondheidszorg

21. Invoering eigen bijdrage tweedelijns ggz

In de VWS-begroting 2011 was opgenomen dat voor verzekerden van 18 jaar en ouder die tweedelijns ggz nodig hebben, een eigen bijdrage voor behandeling zou worden ingevoerd. De opbrengst van deze maatregel was geraamd op € 110 miljoen per jaar. Na bespreking in de Tweede Kamer is besloten de invoering van een eigen bijdrage in de tweedelijns ggz uit te stellen tot 2012. Dekking hiervoor is voor € 75 miljoen gevonden binnen het geneesmiddelenkader en voor € 35 miljoen in verschuiving patiëntstromen binnen de ggz sector (van tweedelijns-ggz naar goedkopere eerstelijns-ggz).

Langdurige zorg

Zorg in natura

22. Beëindigen bonus-malusregeling

De bonus-malusregeling in de AWBZ is per 2011 beëindigd. Dit heeft een besparing opgeleverd van circa € 60 miljoen.

23. Contracteerruimte verlagen

Het vorige kabinet heeft de contracteerruimte in de AWBZ structureel verlaagd met € 142 miljoen. Met de taakstelling best practices en de maatregel ontbureaucratisering AWBZ uit de begroting 2010 was de totale verlaging van de contracteerruimte in 2011 € 287 miljoen. Het huidige kabinet heeft in het Regeerakkoord vanaf 2012 extra middelen beschikbaar gesteld voor de langdurige zorg. Hiervan is € 142 miljoen ingezet om de verlaging van de contracteerruimte ongedaan te maken.

24. Verhogen van de minimale eigen bijdrage

Dit betreft het invoeren van een minimum eigen bijdrage van circa € 400 per maand in het hoge intramurale eigen bijdrage regime voor cliënten die langdurig (> 0,5 jaar) worden verzorgd. Het huidige kabinet heeft besloten van deze maatregel af te zien. Het besparingsverlies dat hiermee is ontstaan, is verwerkt in de Startnota van het kabinet (Kamerstuk 32 500 XVI, nr. 29) en de VWS-begroting 2012.

Persoonsgebonden budgetten

25. Persoonsgebonden budgetten

Dit betreft de opbrengst van een pakket aan maatregelen ten aanzien van de pgb’s, waaronder een verlaging van de tarieven. De overige maatregelen zijn door het huidige kabinet vervangen door de pgb-maatregelen vanaf 1 januari 2012. Hierbij zijn ook de pgb-vergoedingen verhoogd in lijn met het ophogen van de zzp-tarieven.

Overige langdurige zorg

26. Inzet reserve AWBZ-knelpunten

In het kader van de pakketmaatregel begeleiding waren middelen gereserveerd ter compensatie van mogelijke negatieve effecten. Deze middelen zijn ingezet ten gunste van de AWBZ.

3. Ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven

3.1. Ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg 2011

Tabel 2 laat de ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven zien over de periode 2011.

Tabel 2 Ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg 2011 (bedragen x € 1 000 000)1
 

2011

1. BKZ stand Startnota 2010

59 666

2. Ontwikkeling prijs- nationale bestedingen

– 36

3. IJklijnmutaties gemeld in de suppletoire begroting VJN

163

4. BKZ stand suppletoire begroting VJN

59 793

5. IJklijnmutaties gemeld in de begroting 2012

– 15

6. BKZ stand begroting 2012

59 779

7. IJklijnmutaties gemeld in de suppletore begroting NJN

1

8. BKZ stand suppletoire begroting NJN

59 780

9. IJklijnmutaties gemeld in het jaarverslag

10. BKZ stand jaarverslag 2011

59 780

11. Netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

61 815

12. Overschrijding van de netto-BKZ-uitgaven t.o.v. het BKZ stand jaarverslag 2011 (12=11–10)

2 035

Bron: Regeerakkoord (Kamerstuk 32 500, nr. 29), VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Het Budgettair Kader Zorg is het kader waarbinnen de zorguitgaven moeten blijven, overeenstemmend met afspraken binnen het kabinet. Het BKZ is voor de periode 2011–2015 bij de start van het kabinet-Rutte vastgesteld. Om de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg te waarborgen heeft het kabinet in het financieel kader van het Regeerakkoord rekening gehouden met een groei van € 15 miljard in de periode 2011–2015. Gedurende een kabinetsperiode verandert dit kader in principe niet meer, afgezien van de nominale bijstellingen en ijklijnmutaties. De nominale bijstelling is het aanpassen van het kader aan de ontwikkeling van de prijs nationale bestedingen (pNB). Hierdoor beweegt het kader mee met een hogere of lagere prijsontwikkeling. De ijklijnmutaties zijn de overboekingen tussen de budgetdisciplinesectoren (deelkaders) Rbg-eng, SZa en BKZ.

Het BKZ is als gevolg van de nominale ontwikkelingen en ijklijnmutatie met € 0,1 miljard opwaarts bijgesteld. Ondanks de geaccommodeerde groei en de beperkte opwaartse bijstelling van het BKZ zijn de zorguitgaven in 2011 sterk gestegen. Hierdoor is het BKZ in 2011 met € 2 miljard overschreden.

De overschrijding van het BKZ in 2011 is niet nieuw. Een groot deel van die overschrijding is reeds in eerdere budgettaire nota’s gemeld. Tabel 3 geeft een overzicht van de kadertoetsing van het Budgettair Kader Zorg in 2011 vanaf de stand Startnota. Sinds de suppletoire begroting najaarsnota is het kader overschreden met € 0,8 miljard, waardoor de totale overschrijding uitkomt op € 2 miljard.

Tabel 3 Kadertoets Budgettair Kader Zorg 2011 (bedragen x € 1 000 000; – is saldoverbeterend)1
 

2011

Kadertoets BKZ Startnota 2010

0

Mutatie suppletoire begroting VJN 2011

1 145

Kadertoets BKZ suppletoire begroting VJN 2011

1 145

Mutatie begroting 2012

233

Kadertoets BKZ begroting 2012

1 378

Mutatie suppletoire begroting NJN 2011

– 138

Kadertoets BKZ suppletoire begroting NJN 2011

1 240

Mutatie jaarverslag 2011

795

Kadertoets BKZ jaarverslag 2011

2 035

X Noot
1

Door afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Realisatiecijfers in de zorg ijlen nog enige jaren na. Daardoor kunnen er ook na het verschijnen van het jaarverslag nog aanpassingen in de cijfers worden gedaan. In overzicht 1 is de historische ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven in de periode 2002 t/m 2011 weergegeven zoals gemeld in de diverse jaarverslagen en de actuele stand op basis van de meest recente afrekencijfers van het CVZ en de NZa. Een cijfermatig overzicht is gegeven in de bijlage.

Overzicht 1: Historische ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven 2002 t/m 2011. (bedragen x € 1 000 000).

Overzicht 1: Historische ontwikkeling van het Budgettair Kader Zorg en de netto-BKZ-uitgaven 2002 t/m 2011. (bedragen x € 1 000 000).

Bron: Financieel Beeld Zorg uit de Jaarverslagen VWS, diverse jaren en de actuele VWS-stand

4. Ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten.

4.1. Horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector

Tabel 4 geeft de horizontale ontwikkeling aan van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per artikel en per sector. Hierbij is de ontwikkeling 2009–2010 en 2010–2011 onderverdeeld naar de oorzaak van de ontwikkeling: volume (V), nominaal (N) en technisch (T).

Tabel 4 Horizontale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven per sector (bedragen x € 1 mld)
 

2009

V

N

T

2010

V

N

T

2011

41. Volksgezondheid

0,1

0,0

0,0

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

0,1

Preventieve zorg

0,1

0,0

0,0

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

0,1

42. Gezondheidszorg

33,8

1,4

0,2

0,0

35,4

0,4

0,8

0,0

36,6

Eerstelijnszorg

4,1

0,2

0,0

0,0

4,3

0,2

0,1

– 0,1

4,5

Ziekenhuizen, medisch specialisten en overig curatief

18,4

0,7

0,1

0,0

19,2

0,0

0,4

0,0

19,6

Ziekenvervoer

0,6

0,0

0,0

0,0

0,6

0,0

0,0

0,0

0,6

Genees- en hulpmiddelen

6,4

0,2

0,0

0,0

6,6

– 0,1

0,1

0,0

6,7

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3,7

0,2

0,1

0,0

4,0

0,1

0,1

0,0

4,2

Overige 1

0,6

0,0

0,0

0,1

0,8

0,0

0,0

0,1

0,9

43. Langdurige zorg

22,9

0,5

0,0

0,5

23,8

0,8

0,4

– 0,1

24,9

Zorg in natura

20,6

0,4

– 0,1

0,2

21,1

0,7

0,4

0,0

22,2

Persoonsgebonden budgetten

1,9

0,2

0,0

0,0

2,2

0,0

0,1

0,0

2,2

Bovenbudgettaire vergoedingen

0,1

0,0

0,0

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

0,2

Overige 2

0,3

– 0,2

0,0

0,3

0,4

0,0

0,0

– 0,1

0,3

44. Maatschappelijke ondersteuning

0,2

0,0

0,0

0,0

0,2

0,0

0,0

0,0

0,2

Subsidie MEE-instellingen

0,2

0,0

0,0

0,0

0,2

0,0

0,0

0,0

0,2

99. Nominaal en onvoorzien

0,0

0,1

0,0

– 0,1

0,0

0,1

0,0

– 0,1

0,0

Nominaal en onvoorzien

0,0

0,1

0,0

– 0,1

0,0

0,1

0,0

– 0,1

0,0

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

2,4

0,1

0,0

0,4

2,9

0,0

0,1

0,3

3,3

Wmo (Gemeentefonds)

1,5

0,1

0,0

– 0,1

1,5

– 0,1

0,0

0,0

1,5

Zorgopleidingen (begroting VWS)

0,8

0,0

0,0

0,0

0,8

0,0

0,0

0,2

1,1

Wtcg (begroting VWS)

0,0

0,0

0,0

0,5

0,5

0,1

0,0

0,1

0,7

Caribisch Nederland (begroting VWS)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,1

Loon- en prijsbijstellingen (begrotingsgefinancierd)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

59,3

2,1

0,2

0,8

62,4

1,2

1,3

0,1

65,0

BKZ-ontvangsten stand jaarversalg 2011

3,0

0,2

0,0

– 0,3

3,0

0,1

0,0

0,0

3,2

Netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

56,3

1,9

0,2

1,1

59,4

1,1

1,3

0,0

61,8

Als gevolg van afronding kan de som der delen afwijken van het totaal.

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Bij artikel 42 is onder de post overige opgenomen de deelsectoren; grensoverschrijdende zorg, beheerskosten uitvoeringsorganen Zvw en multidisciplinaire zorgverlening.

X Noot
2

Bij artikel 43 is onder de post overige opgenomen de deelsectoren; subsidie langdurige zorg, beheerskosten/diversen AWBZ en langdurige zorg onverdeeld.

Toelichting belangrijkste ontwikkelingen

Volumeontwikkeling

Het artikel gezondheidszorg laat tussen 2009–2010 een volumegroei van € 1,4 miljard en tussen 2010–2011 een volumegroei van € 0,4 miljard zien. Deze volumegroei slaat vooral neer bij de ziekenhuizen en medisch specialisten en in mindere mate bij de eerstelijnszorg en de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg. De volumegroei is de som van de jaarlijkse autonome volumeontwikkeling van de zorguitgaven (volgend uit de CPB MLT-raming), de tegenvallers uit de actualisering van de zorguitgaven 2011 (zie tabel 5A) en het effect van eerder genomen uitgavenbeperkende maatregelen veelal ter redressering van eerdere overschrijdingen. De onderliggende volumegroei, wordt deels beperkt door eerder genomen maatregelen en verhoogd door overschrijdingen ten opzichte van het beschikbare kader.

De langdurige zorg kende tussen 2009–2010 een volumegroei van € 0,5 miljard en tussen 2010–2011 een volumegroei van € 0,8 miljard. Deze groei slaat vooral neer bij de zorg in natura door AWBZ-instellingen. Ook dit betreft een saldo van de jaarlijkse autonome volumeontwikkeling van de zorguitgaven, de tegenvallers uit de actualisering (zie tabel 5A) en het effect van eerder genomen maatregelen.

Nominale ontwikkeling

De nominale ontwikkeling 2009–2010 van € 0,2 miljard en van 2010–2011 van € 1,3 miljard betreft de jaarlijkse aanpassing van de uitgaven aan loon- en prijsontwikkeling.

De vergoeding voor loon- en prijsontwikkeling wordt voor alle sectoren in eerste instantie gereserveerd op nominaal en onvoorzien. Daar staat de raming voor de gehele kabinetsperiode gereserveerd. De tranches 2010 en 2011 zijn toebedeeld aan de diverse sectoren. De loon- en prijsbijstelling in 2010 is veel lager dan die in 2011. Dit komt omdat de indexen voor lonen en prijzen in 2010 veel lager waren dan in 2011.

Technische ontwikkeling

De technische mutaties zijn verschuivingen tussen het Budgettair Kader Zorg en andere uitgavenkaders (ijklijnmutaties). De belangrijkste ijklijnmutaties zijn in paragraaf 4.1 in tabel 5B weergegeven. Daarnaast vinden er technische overhevelingen tussen de sectoren plaats. Dergelijke verschuivingen hebben geen invloed op het totaal van de zorguitgaven. De belangrijkste technische mutaties betreffen de financieringsmutaties bij de langdurige zorg. Er is een zekere tijdsverloop tussen het moment dat de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting van de instellingen. Als gevolg daarvan wijkt de financiering binnen een jaargrens af van de uitgaven (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan er financieringsachterstanden of -voorsprongen. Financieringsmutaties hebben wel invloed op de hoogte van de zorguitgaven in enig jaar, maar over een langere periode bezien heffen financieringsvoorsprongen en -achterstanden elkaar op.

De introductie van de Wtcg-tegemoetkomingen in 2010 is budgettair mogelijk gemaakt door de buitengewone uitgavenregeling in de fiscaliteit te beëindigen. Om dit goed te verwerken is het BKZ technisch verhoogd met € 0,5 miljard vanaf 2010.

4.2. Verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten

Tabel 5 laat de verticale ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten vanaf de stand ontwerpbegroting 2011 zien. Hier worden alleen toegelicht de mutaties die hebben plaatsgevonden na de stand Startnota. Voor een uitgebreide toelichting van de mutaties van de Starnota wordt verwezen naar de Startnota (Kamerstuk 32 500, nr. 29).

Tabel 5 Verticale ontwikkeling van de bruto- en netto-BKZ-uitgaven 2011 (bedragen x € 1 000 000)

 

2011

Bruto-BKZ-uitgaven stand ontwerpbegroting 2011

62 615,1

   

1. Mutatie Startnota 2010

235,1

   

Bruto-BKZ-uitgaven stand Startnota 2010

62 850,2

   

Mee- en tegenvallers

1 561,5

2. Actualisering zorguitgaven 2011 (zie tabel 5A)

1 561,5

   

Maatregelen en intensiveringen

352,7

3. Korting ziekenhuizen

316,2

4. Tariefskorting medisch specialisten

42,4

5. Geneesmiddelen

– 42,0

6. Hulpmiddelen

20,0

7. Zorg Caribisch Nederland

37,2

8. Overige

– 21,1

   

Technische en macro-economische mutaties

239,5

9. Macro loon- en prijsbijstelling (CEP tranche 2011)

116,8

10. IJklijnmutaties (zie tabel 5B)

149,7

11. Technische correctie geneesmiddelenkader

– 33,0

12. Overige

6,0

   

Totaal mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

2 153,7

   

Bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

65 003,9

   

BKZ-ontvangsten stand ontwerpbegroting 2011

3 183,9

   

13. Mutatie Startnota 2010

– 0,1

   

BKZ-ontvangsten stand Startnota 2010

3 183,8

   

Mee-en tegenvallers

37,9

14. Actualisering zorguitgaven 2011

27,0

15. Terugontvangsten zorgopleidingen

10,9

   

Technische en macro-economische mutaties

– 33,0

16. Technische correctie geneesmiddelenkader

– 33,0

   

Totaal mutatie bruto-BKZ-ontvangsten stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

4,9

   

BKZ-ontvangsten stand jaarverslag 2011

3 188,7

   

Netto-BKZ-uitgaven stand ontwerpbegroting 2011

59 431,2

Netto-BKZ-uitgaven stand Startnota 2010

59 666,4

Netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

61 815,2

Mutatie netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. netto-BKZ-uitgaven stand ontwerpbegroting 2011

2 384,0

Mutatie netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. netto-BKZ-uitgaven stand Startnota 2010

2 148,8

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Toelichting:

Uitgaven

1. Mutaties Startnota

De mutaties uit het Regeerakkoord en de nota van wijziging zijn reeds toegelicht in de Startnota die bij de start van het Kabinet Rutte is vastgesteld (Kamerstuk 32 500, nr. 29).

Mee- en Tegenvallers

2. Actualisering zorguitgaven

Op basis van de gegevens van de NZa en het CVZ zijn de zorguitgaven 2011 geactualiseerd. Uit deze actualisering volgt per saldo een tegenvaller van € 1 562 miljoen. Deze tegenvaller is in onderstaande tabel (tabel 5A) per sector uitgesplitst.

Tabel 5A Actualisering zorguitgaven (bedragen x € 1 000 000)
 

2011

Volksgezondheid

– 4,6

Preventieve zorg (uitvoeren Rijksvaccinatieprogramma)

– 4,6

Gezondheidszorg

1 075,3

Eerstelijnszorg

218,6

Huisartsenzorg

122,0

Tandheelkundige specialistische zorg

– 21,5

Tandheelkundige zorg (AWBZ)

1,0

Tandheelkundige zorg (Zvw)

32,4

Ergotherapie

8,1

Fysiotherapie

55,7

Logopedie

9,9

Verloskundige zorg

– 2,1

Dieetadvisering

13,1

   

Ziekenhuizen, medisch specialisten en overig curatief

715,2

Academische ziekenhuizen

293,9

Medisch specialisten

142,8

Zelfstandige Behandelcentra (ZBC)

238,3

Overig curatieve zorg

40,2

   

Ziekenvervoer

40,6

Ambulancevervoer

40,6

   

Genees- en hulpmiddelen

– 352,3

Geneesmiddelen

– 322,2

Hulpmiddelen

– 30,1

   

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

368,5

   

Overig

84,7

Grensoverschrijdende zorg (buitenland in mpb)

16,3

Grensoverschrijdende zorg (buitenland niet in mpb)

9,9

Multidisciplinaire zorgverlening

58,5

Langdurige zorg

445,3

Zorg in natura door AWBZ-instellingen

643,6

Persoonsgebonden budgetten AWBZ

– 206,1

Bovenbudgettaire vergoedingen

29,2

Overige langdurige zorg

– 21,4

Maatschappelijke ondersteuning

– 3,1

Subsidie MEE-instellingen

– 3,1

Nominaal en onvoorzien

– 22,8

Aanvullende post

– 22,8

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

25,8

Zorgopleidingen (begroting VWS)

– 31,7

Wtcg (begroting VWS)

57,5

Totaal

1 561,5

Bron: VWS, NZa produktieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Maatregelen en intensiveringen

3. Korting ziekenhuizen

In de begroting 2011 was een overschrijding bij de ziekenhuizen opgenomen van € 549 miljoen. Tegenover deze overschrijding stond een voorgenomen korting van gelijke omvang. Zowel de overschrijding als de maatregel zijn op basis van de oktoberactualisering in 2010 neerwaarts bijgesteld naar € 316 miljoen in 2011. Met deze mutatie wordt de kortingsmaatregel (welke als negatief bedrag is opgenomen in de begroting 2011) verlaagd. Dit betreft een opwaartse bijstelling van € 235 miljoen. Daarnaast is conform het Bestuurlijk Hoofdlijnenakkoord de budgetkorting in 2011 verder verlaagd met € 81 miljoen. Zie ook de toelichting in paragraaf 2 punt 8.

4. Tariefskorting medisch specialisten

Het betreft de verlaging van de tariefskorting medisch specialisten die opgenomen was in de begroting 2011 ten gevolge van de neerwaartse bijstelling van de overschrijding bij medisch specialisten zoals gemeld in de suppletoire begroting najaarsnota 2010. Met deze mutatie wordt de kortingsmaatregel 2011 (welke als negatief bedrag is opgenomen in de begroting 2011) verlaagd. Zie ook de toelichting in paragraaf 2 punt 7.

5. Geneesmiddelen

Als gevolg van het besluit van de NZa om de apothekerstarieven per 1 januari 2011 te verlagen, vallen de uitgaven voor geneesmiddelen € 74 miljoen lager uit. Daarvan is € 32 miljoen bij de Startnota verwerkt.

6. Hulpmiddelen

Terugdraaien pakketmaatregel mobiliteitshulpmiddelen (2011) als gevolg van motie-Agema (32 500 XVI nr. 53). Het terugdraaien is in 2011 gedekt door meerontvangsten bij de zorgopleidingen.

7. Zorg Caribisch Nederland

Door de toename in het zorgvolume zijn er op de BES-eilanden meer zorgkosten gemaakt dan begroot.

8. Overige

Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

Technische- en macro-economische mutaties

9. Macro loon- en prijsbijstelling (CEP tranche 2011)

De raming van de loon- en prijsbijstelling is aangepast op basis van de meest recente macro-economische inzichten in het Centraal Economisch Plan (CEP) 2011 van het Centraal Planbureau (CPB).

10. IJklijnmutaties

Dit betreft het saldo van diverse mutaties tussen het BKZ en de andere uitgavenkaders. De meest omvangrijke mutaties zijn in de onderstaande tabel (tabel 5B) verwerkt.

Tabel 5B IJklijnmutaties zorguitgaven (bedragen € 1 000 000 miljoen)
 

2011

Totaal

149,7

waarvan huisartsenopleiding

133,7

waarvan tegemoetkoming programmagelden Wtcg

75,7

waarvan overgangsrecht ambulancevervoer functioneel leeftijdsontslag

– 32,0

waarvan overig

– 27,7

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Huisartsenopleiding

Deze post betreft de overheveling van middelen voor de huisartsenopleiding van de Rijksbegroting in enge zin naar het BKZ. Daarmee wordt voor huisartsen dezelfde lijn gevolgd als voor de medische vervolgopleidingen die onder het begrotingsgefinancierde deel van het BKZ vallen.

Tegemoetkoming programmagelden Wtcg

Deze post betreft de invulling van een overboeking over de ijklijnen vanuit de begroting van VWS ter bekostiging van de programmagelden van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten. Deze mutatie betreft enerzijds overloop uit 2010 en anderzijds hogere uitgaven dan voorzien.

Overgangsrecht kosten ouderenregeling ambulancepersoneel

De afgelopen jaren werden de ouderenregelingen voor de publieke, semi-publieke (B3) en private ambulancediensten op verschillende manieren via het BKZ en de VWS-begroting bekostigd. De bekostigingswijze wordt nu geüniformeerd met als uitgangspunt bekostiging via de begroting. Hiervoor dienen middelen uit het BKZ te worden overgeheveld naar de VWS-begroting.

11. Technische correctie geneesmiddelenkader

Dit betreft een technische correctie van het geneesmiddelenkader in verband met anticonceptie. In de begroting 2011 is de maatregel opgenomen om anticonceptiva voor vrouwen ouder dan 21 jaar niet langer uit het basispakket te vergoeden. Dat resulteert in lagere uitgaven aan geneesmiddelen (– € 65 miljoen), maar ook lagere eigen bijdragen (– € 33 miljoen). In de begroting 2011 is de netto-opbrengst ten laste van het geneesmiddelenkader geboekt. Met deze mutatie wordt dat gecorrigeerd (zie ontvangsten nr. 16).

12. Overige

Deze post is het saldo van verschillende technische mutaties.

Ontvangsten

13. Mutaties Startnota

De mutaties uit het Regeerakkoord en de nota van wijziging zijn reeds toegelicht in de Startnota die bij de start van het kabinet-Rutte is vastgesteld (Kamerstuk 32 500, nr. 29).

Mee- en Tegenvallers

14. Actualisering zorguitgaven

Uit de actualisering van de zorguitgaven blijkt dat zich in 2011 een meevaller voordoet bij de eigen betalingen in de AWBZ van € 27 miljoen.

15. Terugontvangsten zorgopleidingen

In 2011 zijn hogere terugontvangsten van de zorgopleidingen gerealiseerd dan was verwacht. Dit als gevolg van de vaststelling van de subsidieverlening eerste en tweede tranche uit eerdere jaren.

Technische- en macro-economische mutaties

16. Technische correctie geneesmiddelenkader

Zie toelichting uitgaven punt 11.

4.3. Ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per sector 2011

Onderstaande tabel betreft een overzicht per artikel en per sector van de financiële mutaties in 2011. De beschikbare middelen zijn in de ontwerpbegroting 2011 meestal lager en in sommige gevallen hoger dan de werkelijke beschikbare middelen. Dit heeft te maken met de artikelen «onverdeeld» en «nominaal en onvoorzien». Ten tijde van de ontwerpbegroting 2011 stonden op deze sectoren de beschikbare volumegroei en de nominale bijstellingen 2011 gereserveerd. Deze zijn inmiddels aan de desbetreffende sectoren toegedeeld. Ook hebben er herschikkingen van middelen tussen de artikelen plaatsgevonden. Daarnaast is het beeld voor 2011 geactualiseerd bij de suppletoire begroting voorjaarnota en de suppletoire begroting najaarsnota 2011 en voor het jaarverslag 2011.

De opbouw van deze ontwikkeling wordt verder in de verdiepingsbijlage in paragraaf 6 per artikel weergegeven.

Tabel 6 Ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten naar sectoren 2011 (bedragen x € 1 000 000)
 

Ontwerpbegroting

Mutaties Startnota

Stand Startnota

Mutaties

Stand jaarverslag

 

2011

2010

2010

2011

2011

41 Volksgezondheid

107,2

0,0

107,2

– 1,5

105,7

Preventieve zorg (uitvoeren Rijksvaccinatieprogramma)

107,6

 

107,6

– 1,9

105,7

Volksgezondheid onverdeeld

– 0,4

 

– 0,4

0,4

0,0

42 Gezondheidszorg

34 606,2

– 59,8

34 546,4

2 015,4

36 561,8

Eerstelijnszorg

4 230,8

0,0

4 230,8

278,8

4 509,6

Huisartsen en geïntegreerde eerstelijnszorg

2 218,8

 

2 218,8

168,6

2 387,4

Tandheelkunde en tandheelkundige specialistische zorg

807,1

 

807,1

28,6

835,7

Paramedische zorg

653,8

 

653,8

96,9

750,7

Verloskunde en kraamzorg

469,8

 

469,8

9,6

479,4

Dieetadvisering

42,4

 

42,4

14,0

56,4

Extramurale zorg onverdeeld

38,9

 

38,9

– 38,9

0,0

           

Ziekenhuizen en medisch specialisten en overig curatief

18 274,2

0,2

18 274,4

1 360,8

19 635,2

Algemene en categorale ziekenhuizen

11 907,4

 

11 907,4

488,8

12 396,2

Academische ziekenhuizen

2 961,4

 

2 961,4

169,4

3 130,8

Academische component

635,3

 

635,3

45,9

681,2

Medisch specialisten

1 848,9

 

1 848,9

246,5

2 095,4

Zelfstandige Behandelcentra (ZBC's)

421,2

 

421,2

252,0

673,2

Overig curatieve zorg

576,5

 

576,5

81,9

658,4

Ziekenhuizen en medisch specialisten onverdeeld

– 102,3

0,2

– 102,1

102,1

0,0

Overig curatieve zorg onverdeeld

25,8

 

25,8

– 25,8

0,0

           

Ziekenvervoer

559,8

0,0

559,8

46,9

606,7

Ambulancevervoer

437,6

 

437,6

42,5

480,1

Overig ziekenvervoer

116,2

 

116,2

10,4

126,6

Ziekenvervoer onverdeeld

6,0

 

6,0

– 6,0

0,0

           

Genees- en hulpmiddelen

7 104,2

– 135,0

6 969,2

– 280,6

6 688,6

Farmaceutische hulp

5 670,8

– 135,0

5 535,8

– 298,2

5 237,6

Hulpmiddelen

1 433,4

 

1 433,4

17,6

1 451,0

           

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg

3 661,2

75,0

3 736,2

489,4

4 225,6

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg door instellingen

3 354,2

 

3 354,2

447,2

3 801,4

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg door vrijgevestigden

189,3

 

189,3

234,9

424,2

Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg onverdeeld

117,7

75,0

192,7

– 192,7

0,0

           

Overig

776,0

0,0

776,0

120,1

896,1

Grensoverschrijdende zorg

514,1

 

514,1

39,8

553,9

Beheerskosten uitvoeringsorganen Zvw

5,6

 

5,6

0,2

5,8

Multidisciplinaire zorgverlening

256,3

 

256,3

80,1

336,4

43 Langdurige zorg

23 678,8

59,9

23 738,7

1 138,2

24 876,9

Zorg in natura

21 020,2

0,0

21 020,2

1 167,6

22 187,8

Geestelijke gezondheidszorg AWBZ

1 704,6

 

1 704,6

– 1 704,6

0,0

Gehandicaptenzorg

6 439,7

 

6 439,7

– 6 439,7

0,0

Verpleging en verzorging

12 875,9

 

12 875,9

– 12 875,9

0,0

ZZP's geestelijke gezondheidszorg 1

     

1 371,1

1 371,1

ZZP's gehandicaptenzorg1

     

4 613,0

4 613,0

ZZP's verpleging en verzorging1

     

7 685,0

7 685,0

Extramurale zorgprestaties1

     

3 839,1

3 839,1

Dagbesteding en vervoer1

     

1 154,3

1 154,3

Kapitaallasten1

     

2 594,3

2 594,3

Overige zorg in natura1

     

931,0

931,0

           

Persoonsgebonden budgetten

2 214,5

 

2 214,5

29,2

2 243,7

Bovenbudgettaire vergoedingen

141,9

 

141,9

31,7

173,6

Subsidies langdurige zorg

77,1

 

77,1

0,0

77,1

Beheerskosten / diversen AWBZ

245,1

 

245,1

– 13,7

231,4

Langdurige zorg onverdeeld

– 20,0

59,9

39,9

– 76,6

– 36,7

44 Maatschappelijke ondersteuning

180,8

0,0

180,8

2,3

183,1

Subsidie MEE-instellingen

180,8

 

180,8

2,3

183,1

99 Nominaal en onvoorzien

1 201,0

101,0

1 302,0

– 1 302,0

0,0

Nominaal en onvoorzien

1 201,0

101,0

1 302,0

– 1 302,0

0,0

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

2 841,1

134,0

2 975,1

301,3

3 276,4

Wmo (gemeentefonds)

1 383,1

 

1 383,1

72,9

1 456,0

Zorgopleidingen (begroting VWS)

848,1

0,1

848,2

225,2

1 073,4

Wtcg (begroting VWS)

545,6

 

545,6

144,7

690,3

Zorg Caribisch Nederland (begroting VWS)

22,1

0,0

22,1

34,6

56,7

Loon- en prijsbijstelling (Begrotingsgefinancierd)

42,2

133,9

176,1

– 176,1

0,0

Totaal bruto-BKZ-uitgaven

62 615,1

235,1

62 850,2

2 153,7

65 003,9

Eigen betalingen AWBZ

1 596,3

– 0,1

1 596,2

27,0

1 623,2

Eigen risico Zvw

1 547,6

 

1 547,6

– 33,0

1 514,6

Overige ontvangsten

40,0

0,0

40,0

10,9

50,9

Totaal BKZ-ontvangsten

3 183,9

– 0,1

3 183,8

4,9

3 188,7

Totaal netto-BKZ-uitgaven

59 431,2

235,2

59 666,4

2 148,8

61 815,2

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Nieuwe sectorindeling care

De sectorindeling binnen de langdurige zorg (artikel 43) is aangepast aan de overgang van een aanbodgestuurd systeem op basis van zorgzwaartepakketen (ZZP’s).

Nieuwe sector indeling care

In 2009 is de bekostiging van de intramurale AWBZ-zorg ingrijpend veranderd. Vanaf dat moment is de zorgzwaartebekostiging door middel van ZZP’s ingevoerd. Met ingang van 2010 worden zorgaanbieders ook daadwerkelijk bekostigd op basis van ZZP’s.

Daarmee is vanuit een aanbodgericht systeem van bedden/plaatsen overgegaan naar een vraaggestuurd systeem van ZZP’s. Door deze overgang is de zorgvraag van de cliënt centraal komen te staan.

Daarnaast komt het steeds vaker voor dat aanbieders in de langdurige geestelijke gezondheidszorg (ggz), de gehandicaptenzorg (ghz) en verpleging en verzorging (v&v), ook zorg kunnen leveren over de «sectoren» heen.

Het wordt daardoor interessanter om te weten hoeveel intramurale zorg er nu geleverd is aan ggz, ghz en v&v, in plaats van hoeveel een van oudsher als ggz, ghz of v&v geclassificeerde instelling aan totale zorg geleverd heeft.

Mede vanwege deze ontwikkelingen heeft VWS haar registratie van 2010 aangepast in de volgende niveaus20:

  • ZZP’s geestelijke gezondheidszorg

  • ZZP’s gehandicaptenzorg

  • ZZP’s verpleging en verzorging

  • Extramurale zorgprestaties

  • Dagbesteding en vervoer

  • Kapitaallasten21

  • Overige zorg in natura

De oude indeling is hiermee komen te vervallen.

4.4. Realisatie van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per artikel in de jaren 2008 t/m 2011

Tabel 7 laat een overzicht zien van de realisatie van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per artikel over 2008 t/m 2011. In overzicht 2 zijn de uitgaven en ontvangsten visueel gepresenteerd. Hiermee wordt een aansluiting gemaakt met de BKZ-uitgaven op de begrotingartikelen.

Tabel 7 Realisatie van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten per artikel (2008–2011) (bedragen x € 1 000 000)
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

41 Volksgezondheid

107,5

109,3

97,9

105,7

42 Gezondheidszorg

31 523,3

33 809,2

35 595,51

36 561,8

43 Langdurige zorg

21 469,3

22 892,4

23 969,01

24 876,9

44 Maatschappelijke ondersteunuing (subsidie MEE)

168,6

176,6

180,1

183,1

99 Nominaal en onvoorzien

0,0

0,0

0,0

0,0

Wmo (gemeentefonds)

1 474,6

1 533,2

1 541,0

1 456,0

Zorgopleidingen (begroting VWS)

783,0

824,0

839,3

1 073,4

Wtcg (begroting VWS)

0,0

0,0

487,5

690,3

Zorg Caribisch Nederland (begroting VWS)

0,0

0,0

0,0

56,7

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

0,0

0,0

0,0

0,0

Bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

55 526,3

59 344,7

62 710,3

65 003,9

Eigen betalingen AWBZ

1 618,1

1 594,3

1 478,2

1 623,2

Eigen risico Zvw

1 310,7

1 364,0

1 480,7

1 514,6

Overige ontvangsten

39,0

63,3

73,4

50,9

BKZ-ontvangsten stand jaarverslag 2011

2 967,8

3 021,6

3 032,3

3 188,7

Netto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011

52 558,5

56 323,1

59 678,0

61 815,2

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

X Noot
1

Bij de artikelen 42 en 43 is voor het jaar 2010 de «niet kader relevante» mutaties uit het aanvullend coalitieakkoord (Balkenende IV, ter stimulering van de bouw (€ 320 miljoen) meegenomen.

Overzicht 2: Realisatie van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten over 2008 t/m 2011 (bedragen x € 1 000 000)

Overzicht 2: Realisatie van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten over 2008 t/m 2011 (bedragen x € 1 000 000)

5. Financiering van de zorguitgaven

5.1. De financiering van de zorguitgaven in 2011

De zorguitgaven worden gefinancierd uit vijf bronnen. Tabel 8 laat zowel de verdeling tussen als de ontwikkeling bij deze vijf financieringsbronnen zien. De totale gefinancierde uitgaven en de totale mutaties komen overeen met de cijfers genoemd in tabel 2, 4, 5, 6 en 7.

Tabel 8 Zorguitgaven naar financieringsbronnen1 (bedragen x € 1 miljard)
 

Begroting 2011

Mutaties 2011

Jaarverslag 2011

 

a

b

c=a+b

AWBZ

23,0

0,6

23,6

Eigen betalingen AWBZ

1,6

0,0

1,6

AWBZ totaal

24,6

0,6

25,2

       

Zvw

33,6

1,4

35,0

Eigen betalingen Zvw

1,5

0,0

1,5

Zvw totaal

35,1

1,3

36,5

       

Begroting

2,8

0,4

3,2

Ontvangsten begroting

0,0

0,1

0,1

Begroting totaal

2,8

0,5

3,3

       

Totaal

62,6

2,4

65,0

w.v. netto BKZ

59,4

2,4

61,8

Bron: VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

Aansluiting VWS-cijfers aan CVZ-cijfers

De Algemene Rekenkamer heeft gevraagd of VWS de cijfers in het VWS-jaarverslag kan aansluiten aan de cijfers in het CVZ-jaarverslag. Bij een dergelijke aansluiting geldt een aantal aandachtspunten.

Allereerst geldt dat in het jaarverslag 2011 VWS ingaat op de (verwachte) ontwikkeling in 2011, terwijl het CVZ-jaarverslag 2011 pas in het najaar van 2012 verschijnt. Nu vallen dus alleen de cijfers voor 2010 uit het Jaarverslag fondsen 20101 te vergelijken met de cijfers voor 2010 waarmee VWS thans rekent (maar die niet in het VWS-jaarverslag 2011 staan).

Daarnaast geldt dat het CVZ sinds het moment dat het CVZ de berekeningen aan het jaarverslag 2010 heeft beëindigd zijn eigen cijfers voor het jaar 2010 heeft aangepast. VWS heeft deze actuelere cijfers in belangrijke mate overgenomen.

Een derde aandachtspunt is dat het CVZ in zijn jaarverslag in de cijfers voor het jaar 2010 bijstellingen over eerdere jaren heeft verwerkt, die zijn gebleken na de vaststelling van het jaarverslag 2009. VWS verwerkt deze correcties in de betreffende jaren.

Een vierde aandachtspunt is dat VWS uitgaven presenteert die aansluiten bij de BKZ-definitie. Lasten van de fondsen die niet meetellen in het BKZ, verwerkt VWS bij de overige inkomsten. Zo saldeert VWS rentelasten en rentebaten en neemt het saldo op bij de inkomsten.

Een vijfde aandachtspunt is dat VWS een saldo van het ZVF en het AFBZ wil presenteren in de definitie van het EMU-saldo. Ten aanzien van de premie-ontvangsten kennen het CVZ en het CBS een andere definitie. Beide rekenen in de kern met de premieontvangsten op verschoven kasbasis (van februari tot en met januari). Het CVZ verwerkt correcties over oude jaren in het eerste jaarverslag waarin dat kan, terwijl het CBS deze correcties boekt in het jaar waarin deze kasmatig worden verwerkt.

Gegeven het bovenstaande geldt de volgende aansluiting:

Aansluitingstabel baten – en lasten zorgverzekeringsfonds 2010 (bedragen x 1 miljard)
 

VWS-stand begroting 2012

VWS-actuele stand

CVZ Jaarverslag

Verschil CVZ en VWS-actuele stand

 

Jaar 2010

Jaar 2010

Jaar 2010

Jaar 2010

Lasten

21,2

21,4

22,0

0,6

Baten

19,1

19,3

19,7

0,4

Saldo

– 2,1

– 2,1

– 2,3

– 0,2

Het CVZ cijfer voor 2010 is € 0,6 miljard hoger dan het actuele VWS-cijfer, vanwege het verwerken van correctie voor oude jaren. Daarnaast rekent VWS met € 0,3 miljard hogere uitgaven, deels gebaseerd op actuelere CVZ-cijfers (ook het CVZ voorziet in zijn maartlevering 2012 € 0,3 miljard hogere uitgaven 2010 dan in het jaarverslag 2010). Tot slot geldt dat VWS een aantal posten die het CVZ als lasten boekt, saldeert met de inkomsten. Hierdoor liggen bij VWS de uitgaven en inkomsten € 0,3 miljard lager dan bij het CVZ (dit betreft onder andere de uitgaven voor wanbetalers en de rentelasten). Daarnaast is de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) in de CPB-EMU-definitie enkele tientallen miljoenen hoger dan bij het CVZ.

Aansluitingstabel baten- en lasten Algemeen Fonds 2010 (bedragen x 1 miljard)
 

VWS-stand begroting 2012

VWS-actuele stand

CVZ Jaarverslag

Verschil CVZ en VWS-actuele stand

 

Jaar 2010

Jaar 2010

Jaar 2010

Jaar 2010

Lasten

24,3

24,3

24,5

0,2

Baten

20,9

21,0

21,8

0,8

Saldo

– 3,4

– 3,3

– 2,7

0,6

Het CVZ kent in het jaarverslag fondsen AWBZ-lasten van € 24,5 miljard. Dat is € 0,2 miljard hoger dan bij VWS, omdat VWS ook bij de AWBZ bepaalde uitgaven saldeert (vooral rente en de Wtcg-korting op de eigen bijdrage) en omdat VWS (op basis van de CVZ-maartlevering) rekent met iets lagere uitgaven dan in het jaarverslag.

Het CVZ kent in zijn jaarverslag fondsen AWBZ-baten van € 21,8 miljard. Dat is € 0,8 miljard meer dan waarmee VWS rekent. Het verschil wordt vooral verklaard door de saldering van uitgaven, door het werken met de EMU-definitie van de premies en door het werken met de CAK-cijfers voor de eigen bijdragen.

5.2. Ontvangsten, uitgaven en vermogens van de zorgfondsen (AWBZ en Zvw)

Zorgverzekeringswet

De financiering van de Zorgverzekeringswet loopt deels via verzekeraars en deels via het Zorgverzekeringsfonds (Zvf). Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van de Zorgverzekeringswet.

Tabel 9 Uitgaven en inkomsten Zorgverzekeringswet (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting 2011

Mutaties 2011

Jaarverslag 2011

 

a

b

c=a+b

Zorgverzekeringsfonds

     

Uitgaven

19,4

+1,4

20,8

– Uitkering aan verzekeraars

18,5

+1,3

19,8

– Rechtstreekse uitgaven Zvf

0,9

+0,0

0,9

       

Inkomsten

21,9

–0,4

21,5

– Inkomensafhankelijke bijdrage

19,8

–0,4

19,4

– Rijksbijdrage kinderen

2,3

0,0

2,3

– Overige baten

– 0,2

+0,1

–0,2

       

Saldo

2,5

– 1,7

0,8

       

Vermogenssaldo 2010

– 3,4

– 0,6

– 4,0

Vermogenssaldo 2011

– 0,9

– 2,4

– 3,3

       

Individuele verzekeraars

     

Uitgaven

36,1

+1,3

37,4

– Uitgaven zorg

34,3

+1,3

35,6

– Beheerskosten/saldo

1,8

0,0

1,8

       

Inkomsten

36,1

+1,3

37,4

– Uitkering van Zvf

18,5

+1,3

19,8

– Nominale premie/eigen risico

17,6

0,0

17,5

Bron: VWS, CPB, CVZ.

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

De uitkering uit het Zorgverzekeringsfonds aan verzekeraars zal naar verwachting € 1,3 miljard hoger uitkomen. Deze bijstelling is het saldo van compensatie voor € 1,3 miljard hogere uitgaven voor zorg (en onveranderde rekenpremies). De rechtstreekse betalingen van het Zorgverzekeringsfonds (de academische component en internationale verdragen) komen (afgerond) uit op de raming in de begroting 2011.

De inkomensafhankelijke bijdrage levert € 0,4 miljard minder op dan verwacht ten tijde van de begroting 2011. Dit hangt samen met lagere premiegrondslagen vanwege de economische crisis. De rijksbijdrage blijft onveranderd. De overige baten (rentebaten, baten wanbetalers en onverzekerden, verdragsgerechtigden en de compensatie eigen risico) komen per saldo bijna € 0,1 miljard hoger uit dan verwacht. Dit is het gevolg van hogere ontvangsten bij verdrachtsgerechtigden, lagere rentelasten, hogere opbrengsten wanbetalers en onverzekerden, maar ook een hogere vergoeding aan verzekeraars in verband met wanbetalers dan geraamd in de begroting.

Vanwege de € 1,4 miljard hogere uitgaven en de € 0,4 miljard lagere inkomsten is het saldo van het Zorgverzekeringsfonds € 1,7 miljard slechter uitgekomen (op € 0,8 miljard in plaats van de € 2,5 miljard uit begroting 2011). Dit saldo van € 0,8 miljard leidt, tezamen met het thans € 0,7 miljard slechter ingeschatte vermogenssaldo per ultimo 2010 van – € 4,0 miljard tot een vermogenssaldo van – € 3,3 miljard per ultimo 2011. Dit is een verslechtering van € 2,4 miljard ten opzichte van de verwachting in de begroting 2011.

De individuele verzekeraars hebben in 2011 naar huidige inschatting € 1,3 miljard meer uitgegeven aan zorg. Daarvoor worden ze gecompenseerd via een hogere uitkering uit het Zorgverzekeringsfonds. De opbrengst van de nominale premie en het eigen risico komen vrijwel uit op het in de begroting 2011 ingeschatte bedrag. Het resultaat van verzekeraars verandert hierdoor niet ten opzichte van de raming in de begroting 2011.

De meeste cijfers in de kolom jaarverslag 2011 zijn afkomstig van of afgeleid van CVZ-cijfers.

De raming van de zorguitgaven van verzekeraars is voor alle sectoren behalve ziekenhuizen en ggz overgenomen uit de maartlevering van het CVZ. Voor de ziekenhuizen en de ggz is de actuele raming deels gebaseerd op CVZ- en deels op NZa-cijfers (de afwijking van het CVZ betreft de raming van de overdekking, waarmee het CVZ geen rekening houdt). De uitkering van het Zvf aan verzekeraars is afgeleid van de raming van de zorguitgaven van verzekeraars.

Voor de inkomensafhankelijke bijdrage is een CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt. De rijksbijdrage is overgenomen uit de maartlevering van het CVZ. Dit geldt ook deels voor de post overige baten (rentebaten). Een ander deel van deze post (wanbetalers, onverzekerden, verdragsgerechtigden) is overgenomen uit het financieel verslag uitvoeringstaken 2011 van het CVZ.

Het vermogen per ultimo 2010 is overgenomen uit het financieel jaarverslag fondsen 2010 van het CVZ. Dit cijfer is beperkt gecorrigeerd omdat VWS (op basis van actuelere CVZ- en NZa-cijfers) inschat dat de zorguitgaven van verzekeraars in 2010 hoger uitkomen dan verwerkt in het jaarverslag 2010 (wat leidt tot een hogere uitkering uit het fonds aan verzekeraars). Het vermogenssaldo van het fonds in 2010 en 2011 is hiervan afgeleid.

AWBZ

Onderstaande tabel toont de ontwikkeling van de uitgaven en inkomsten van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten.

Tabel 10 Uitgaven en inkomsten Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (bedragen x € 1 miljard)1
 

Begroting 2011

Mutaties 2011

Jaarverslag 2011

 

a

b

c=a+b

Uitgaven

24,6

0,6

25,2

– Zorgaanspraken en subsidies

24,4

0,6

25,0

– Beheerskosten

0,2

0,0

0,2

       

Inkomsten

23,3

– 1,5

21,8

– Procentuele premie

16,8

– 1,7

15,1

– Eigen bijdragen

1,6

0,0

1,6

– BIKK

5,3

0,0

5,2

– Overig

– 0,3

0,2

– 0,1

       

Saldo

– 1,3

– 2,1

– 3,4

       

Vermogen Algemeen Fonds 2010

– 9,1

+ 2,5

– 6,5

Vermogen Algemeen Fonds 2011

– 10,3

– 0,1

– 10,4

Bron: VWS, CPB, CVZ.

X Noot
1

Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.

De uitgaven gefinancierd via de AWBZ zijn € 0,6 miljard hoger uitgekomen dan verwerkt in de begroting 2011. De procentuele premie heeft € 1,7 miljard minder opgebracht dan opgenomen in de begroting 2011. Dit verschil wordt deels veroorzaakt door lagere premiegrondslagen (door de crisis is het inkomen waarover premie wordt betaald lager), maar hangt voor het grootste deel samen met lagere dan verwachte nabetalingen uit voorgaande jaren en overige kas-transactieverschillen. De overige inkomsten komen iets beter uit vanwege lagere rentelasten. Vanwege de € 0,6 miljard hogere uitgaven en de € 1,5 miljard lagere inkomsten is het saldo van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten € 2,1 miljard slechter uitgekomen (op – € 3,4 miljard in plaats van de – € 1,3 miljard uit begroting 2011). Dit is het saldo waarbij de premie-ontvangsten in de definitie van het CBS zijn meegenomen. Het saldo van – € 3,4 miljard telt derhalve mee in het EMU-saldo. In de definitie van het CVZ komen de premies € 0,5 miljard lager uit.

Tegenover de lagere inkomsten in 2011 staan hogere inkomsten in 2010 dan ingeschat in de begroting 2011. Daarom is het vermogen van het fonds per ultimo 2010 uitgekomen op – € 6,5 miljard (€ 2,5 miljard beter dan gedacht in de begroting 2011).

Omdat het fonds in 2011 rekening houdend met de premies in de definitie van het CVZ een saldo heeft van – € 3,9 miljard, daalt het vermogen van – € 6,5 miljard per ultimo 2010 tot – € 10,4 per ultimo 2011. Dat is € 0,1 miljard slechter dan geraamd in de begroting 2011.

De meeste cijfers in de kolom jaarverslag 2011 zijn afkomstig of afgeleid van CVZ-cijfers. De cijfers zijn overgenomen uit de maartrapportage van het CVZ. Voor de premieopbrengsten is het CPB-cijfer in de EMU-definitie gebruikt en voor de eigen bijdragen het CAK-cijfer. Het vermogen van het Algemeen Fonds per ultimo 2010 is overgenomen uit het financieel jaarverslag fondsen 2010 van het CVZ. Het vermogen 2011 is bepaald door het saldo 2011 (rekening houdend met de CVZ-definitie van de premies) op te tellen bij het vermogen 2010.

5.3. Ontwikkeling premies voor AWBZ en Zvw

Tabel 11 geeft een overzicht van de premies AWBZ en Zvw conform de stand ontwerpbegroting 2011 en conform de (voorlopige) realisatie.

Tabel 11 Premieoverzicht
 

Begroting 2011

Mutaties 2011

Jaarverslag 2011

 

a

b

c=a+b

AWBZ

     

Procentuele premie (in %)

12,15

12,15

       

Zvw

     

Inkomensafhankelijke bijdrage regulier (in %)

7,75

7,75

Inkomensafhankelijke bijdrage laag (in %)

5,65

5,65

Nominale premie (jaarbedrag in €)

1 211

+13

1 224

Bron: VWS, CPB.

Zowel de AWBZ-premie als de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw zijn vastgesteld conform het percentage uit de ontwerpbegroting 2011.

De nominale premie Zvw voor 2011 is door de verzekeraars iets hoger vastgesteld dan geraamd in de begroting 2011.

6. Verdiepingsbijlage

Deze paragraaf bevat een toelichting per artikel op de mutaties die betrekking hebben op het jaar 2011. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de ontwerpbegroting 2011 (TK 32 500 XVI, nr. 2), de suppletoire begroting Voorjaarsnota 2011 (TK 32 780 XVI, nr. 2) en de suppletoire begroting Najaarsnota 2011 (TK 33 090 XVI, nr. 2) wordt verwezen naar de betreffende publicaties. Alleen mutaties na de suppletoire begroting Najaarsnota 2011 die groter zijn dan € 10 miljoen worden toegelicht, tenzij de mutatie een aanvullende toelichting behoeft. De overige mutaties betreffen een saldo van kleinere mutaties en worden niet beschreven.

41 Volksgezondheid (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

107,2

Mutatie Startnota 2010

Stand startnota 2010

107,2

Mutaties suppletoire begroting VJN

Stand suppletoire begroting VJN

107,2

Mutaties begroting 2012

2,1

Stand begroting 2012

109,3

Mutaties suppletoire begroting NJN

1,0

Stand suppletoire begroting NJN

110,3

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

– 4,6

1. Preventieve zorg

– 4,6

Stand jaarverslag 2011

105,7

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

– 1,5

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Teruglopende geboorteaantallen en dalende vaccinprijzen hebben geleid tot onderbesteding van het rijksvaccinatieprogramma.

42 Gezondheidszorg (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

34 606,2

Mutatie Startnota 2010

– 59,8

Stand Startnota 2010

34 546,4

Mutaties suppletoire begroting VJN

436,2

Stand suppletoire begroting VJN

34 982,6

Mutaties begroting 2012

1 184,1

Stand begroting 2012

36 166,7

Mutaties suppletoire begroting NJN

– 23,4

Stand suppletoire begroting NJN

36 143,3

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

380,0

1. Huisartsenzorg

99,1

2. Tandheelkundige zorg

47,4

3. Fysiotherapie

18,9

4. Academische ziekenhuizen

250,0

5. Zelfstandige Behandelcentra (ZBC)

100,0

6. Geneesmiddelen

– 222,2

7. Hulpmiddelen

– 24,2

8. Geneeskundig geestelijke gezondheidszorg

113,8

9. Grensoverschrijdende zorg

– 14,7

10. Multidisciplinaire zorgverlening

– 13,2

11. Overige mutaties

25,1

   

Technische mutaties

38,5

12. Overheveling middelen ggz

17,1

13. Financieringsmutatie

21,4

Stand jaarverslag 2011

36 561,8

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

2 015,4

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. De overschrijding 2011 bij de huisartsenzorg (€ 99 miljoen) is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de toename van het aantal consulten en de bijzondere betalingen (waaronder de Modernisering & innovatie modules).

  • 2. Bij de tandheelkundige zorg is voor 2011 een overschrijding te zien van ruim € 47 miljoen. De stijging heeft zich voorgedaan bij de alle drie hoofdgroepen (jeugdigen, volwassenen en gebitsprothesen).

  • 3. Over 2011 is een overschrijding te zien van € 19 miljoen. De eerder gesignaleerde groei zet derhalve verder door. Voor 2011 is een maatregel genomen van € 30 miljoen (12 ipv 9 behandelingen voor eigen rekening).

  • 4. Op basis van de meest recente budgetcijfers van de NZa (A-segment) en schadecijfers van het CVZ (B-segment) over 2011 en rekening houdend met trends uit het verleden wordt een overschrijding geprognosticeerd van totaal € 250 miljoen voor de sector algemene, categorale en academische ziekenhuizen.

  • 5. Op basis van de meest recente cijfers van het CVZ over 2011 en rekening houdend met trends uit het verleden wordt over 2011 een overschrijding geprognosticeerd van € 100 miljoen.

  • 6. De vervanging naar middelen met lagere prijzen en prijsverlagingen onder invloed van het preferentiebeleid van zorgverzekeraars leveren meer op dan eerder was geraamd.

  • 7. Uit recente cijfers van het CVZ komt een meevaller naar voren, waarschijnlijk met name door lager dan geraamde groei van de uitgaven voor hulpmiddelen bij ademhalingsproblemen en wondzorg en door afnemende naijl-effecten van de pakketuitname van de sta-op-stoel. Door de onduidelijkheid over de aanspraak van de rollator heeft eind 2010 een hamstereffect plaatsgevonden. Dit heeft tot gevolg gehad dat er in 2011 circa € 2 miljoen minder uitgaven zijn geweest aan rollatoren.

  • 8. Van de NZa zijn actuele gegevens ontvangen over de met de gebudgetteerde ggz-instellingen gemaakte budgetafspraken 2011. Van het CVZ zijn gegevens ontvangen over de omvang van de eerstelijns-ggz in 2011. Daarnaast zijn van Vektis geactualiseerde gegevens ontvangen met betrekking tot de door niet-gebudgetteerde instellingen en vrijgevestigde aanbieders geleverde tweedelijns-ggz in 2010. Op basis van bovenstaande gegevens is een inschatting gemaakt van de totale uitgaven aan curatieve-ggz in 2011 en daaruit volgt een overschrijding van € 114 miljoen.

  • 9. Van het CVZ is een prognose van de uitgaven voor grensoverschrijdende zorg in 2011 ontvangen. Op basis van deze prognose is sprake van een meevaller van € 15 miljoen.

  • 10. De onderschrijding van € 13 miljoen, vastgesteld op basis van CVZ-cijfers, houdt onder andere verband met de beleidsregels innovatie en samenwerking.

  • 11. Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

  • 12. In het kader van de beleidsregel «Overheveling ggz-budget AWBZ-Zvw» is het voor ggz-instellingen mogelijk te schuiven tussen AWBZ- en Zvw-budgetten voor de ggz. In 2011 zijn door enkele tientallen instellingen gezamenlijk met zorgkantoren en representerende verzekeraars verzoeken ingediend, die per saldo hebben geleid tot een verschuiving van € 17 miljoen van AWBZ (artikel 43) naar Zvw (artikel 42). Dit betreft een structurele overheveling van middelen.

  • 13. In 2011 laat de actualisering van de financiering bij de ambulance vervoer een hogere bijstelling zien dan de actualisering van de budgetten. In 2011 is € 21 miljoen meer gefinancierd.

43 Langdurige zorg (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

23 678,8

Mutatie Startnota 2010

59,9

Stand Startnota 2010

23 738,7

Mutaties suppletoire begroting VJN

351,2

Stand suppletoire begroting VJN

24 089,9

Mutatie begroting 2012

555,6

Stand begroting 2012

24 645,5

Mutaties suppletoire begroting NJN

– 151,0

Stand suppletoire begroting NJN

24 494,5

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

244,2

1. Zorg in natura

211,5

2. Persoonsgebonden budgetten

24,9

3. Bovenbudgettaire vergoedingen

29,2

4. Overige mutaties

– 21,4

   

Technische mutaties

138,2

5. Overheveling middelen ggz

– 17,1

6. Financieringsmutatie

155,3

Stand jaarverslag 2011

24 876,9

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

1 138,2

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Bij de zorg in natura heeft zich een overschrijding voorgedaan die vooral wordt veroorzaakt door nieuwe capaciteit die in 2010 in gebruik is genomen. De capaciteitsuitbreiding heeft zich met name voorgedaan in de gehandicaptenzorg en de ggz.

  • 2. Bij najaarsnota 2011 is het beschikbare pgb-kader met € 231 miljoen neerwaarts bijgesteld op basis van de toen beschikbare gegevens van het CVZ. Uiteindelijk zijn de uitgaven voor het pgb in 2011 € 25 miljoen hoger uitgekomen dan in het najaar 2011 werd verwacht.

  • 3. Bovenbudgettaire vergoedingen (persoonsgebonden hulpmiddelen van intramurale cliënten) zijn hoger uitgekomen dan geraamd.

  • 4. Deze post is het saldo van verschillende mutaties

  • 5. In het kader van de beleidsregel «Overheveling ggz-budget AWBZ-Zvw» is het voor ggz-instellingen mogelijk te schuiven tussen AWBZ- en Zvw-budgetten voor de ggz. In 2011 zijn door enkele tientallen instellingen gezamenlijk met zorgkantoren en representerende verzekeraars verzoeken ingediend, die per saldo hebben geleid tot een verschuiving van € 17,1 miljoen van AWBZ (artikel 43) naar Zvw (artikel 42). Dit betreft een structurele overheveling van middelen.

  • 6. Uit de CVZ-cijfers blijkt een financieringstegenvaller in 2011 van € 155 miljoen. Er is sprake van een zeker tijdsverloop tussen het moment dat de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting van de instellingen. Als gevolg daarvan is het gebruikelijk dat de financiering binnen een jaargrens afwijkt van de uitgaven (budgetten) in dat jaar. In 2011 laat de actualisering van de financiering een hogere bijstelling zien dan de actualisering van de budgetten: in 2011 is € 155 miljoen meer gefinancierd dan op grond van de budgetten 2011 verwacht zou worden. Over meerdere jaren gezien volgt de financiering echter altijd de uitgaven.

44 Maatschappelijke ondersteuning (subsidie MEE) (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

180,8

Mutatie Startnota 2010

Stand Startnota 2010

180,8

Mutaties suppletoire begroting VJN

Stand suppletoire begroting VJN

180,8

Mutatie begroting 2012

5,4

Stand begroting 2012

186,2

Mutaties suppletoire begroting NJN

Stand suppletoire begroting NJN

186,2

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

– 3,1

1. Overige mutaties

– 3,1

Stand jaarverslag 2011

183,1

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

2,3

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Deze post is het saldo van verschillende mutaties.

99 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

1 201,0

Mutatie Startnota 2010

101,0

Stand Startnota 2010

1 302,0

Mutaties suppletoire begroting VJN

81,8

Stand suppletoire begroting VJN

1 383,8

Mutatie begroting 2012

– 1 321,6

Stand begroting 2012

62,2

Mutaties suppletoire begroting NJN

Stand suppletoire begroting NJN

62,2

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

– 62,2

1. Overige mutaties

– 62,2

Stand jaarverslag 2011

0,0

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

– 1 302,0

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Deze post is het saldo van verschillende mutaties

99 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1 000 000)

Ontvangsten

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

3 143,8

Mutatie Startnota 2010

Stand Startnota 2010

3 143,8

Mutaties suppletoire begroting VJN

Stand suppletoire begroting VJN

3 143,8

Mutatie begroting 2012

52,0

Stand begroting 2012

3 195,8

Mutaties suppletoire begroting NJN

Stand suppletoire begroting NJN

3 195,8

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

– 58,0

1. Overige mutaties

– 58,0

Stand jaarverslag 2011

3 137,8

Mutatie BKZ-ontvangsten stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

– 6,0

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Deze post is het saldo van verschillende mutaties

Wmo (Gemeentefonds, op de begroting van BZK) (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

1 383,1

Mutatie Startnota 2010

Stand Startnota 2010

1 383,1

Mutaties suppletoire begroting VJN

72,9

Stand suppletoire begroting VJN

1 456,0

Mutaties begroting 2012

Stand begroting 2012

1 456,0

Mutaties suppletoire begroting NJN

Stand suppletoire begroting NJN

1 456,0

Mutaties jaarverslag

 

N.v.t.

Stand jaarverslag 2011

1 456,0

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

72,9

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. N.v.t.

Zorgopleidingen (op de begroting van VWS) (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

848,1

Mutatie Startnota 2010

0,1

Stand Startnota 2010

848,2

Mutaties suppletoire begroting VJN

237,7

Stand suppletoire begroting VJN

1 085,9

Mutatie begroting 2012

19,2

Stand begroting 2012

1 105,1

Mutaties suppletoire begroting NJN

– 16,5

Stand suppletoire begroting NJN

1 088,6

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

– 15,2

1. Realisatie zorgopleidingen

– 15,2

Stand jaarverslag 2011

1 073,4

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

225,2

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Betreft onderuitputting bij het budget voor beroepen en opleidingen die bestaat uit lager dan geraamde uitgaven bij de tweede mutatieronde verleningen opleidingsfonds, aangezien deze niet in personen maar in feitelijke fte’s worden verleend

Zorgopleidingen (op de begroting van VWS) (bedragen x € 1 000 000)

Ontvangsten

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

40,0

Mutatie Startnota 2010

Stand Startnota 2010

40,0

Mutaties suppletoire begroting VJN

20,0

Stand suppletoire begroting VJN

60,0

Mutatie begroting 2012

Stand begroting 2012

60,0

Mutaties suppletoire begroting NJN

– 10,0

Stand suppletoire begroting NJN

50,0

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

0,9

1. Realisatie zorgopleidingen

0,9

Stand jaarverslag 2011

50,9

Mutatie BKZ-ontvangsten stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

10,9

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Betreft onderuitputting bij het budget voor beroepen en opleidingen die bestaat uit lager dan geraamde uitgaven bij de tweede mutatieronde verleningen opleidingsfonds, aangezien deze niet in personen maar in feitelijke fte’s worden verleend.

Wtcg (op de begroting van VWS) (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

545,6

Mutatie Startnota 2010

Stand Startnota 2010

545,6

Mutaties suppletoire begroting VJN

75,7

Stand suppletoire begroting VJN

621,3

Mutaties begroting 2012

11,5

Stand begroting 2012

632,8

Mutaties suppletoire begroting NJN

40,0

Stand suppletoire begroting NJN

672,8

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

17,5

1. Realisatie algemeen tegemoetkoming Wtcg

17,5

Stand jaarverslag 2011

690,3

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

144,7

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Bijstelling van het benodigde bedrag voor de tegemoetkomingen in het kader van de Wtcg.

Zorg Caribisch Nederland (op de begroting van VWS) (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

22,1

Mutatie Startnota 2010

Stand startnota 2010

22,1

Mutaties suppletoire begroting VJN

19,6

Stand suppletoire begroting VJN

41,7

Mutaties begroting 2012

0,1

Stand begroting 2012

41,8

Mutaties suppletoire begroting NJN

10,2

Stand suppletoire begroting NJN

52,0

Mutaties jaarverslag

 

Mee- en tegenvallers

4,7

1.Realisatie zorg Caribisch Nederland

4,7

Stand jaarverslag 2011

56,7

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

34,6

Toelichting mutaties jaarverslag:

  • 1. Het Zorgverzekeringskantoor declareert normaliter één maand achteraf. In tegenstelling tot de verwachting en de raming is de maand december 2011 ten laste gebracht van 2011 in plaats van het jaar 2012. Hierdoor is een overschrijding van het budget voor de zorguitgaven ontstaan.

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven (o.a. op de begroting van Financiën) (bedragen x € 1 000 000)

Uitgaven

2011

Stand ontwerpbegroting 2011

42,2

Mutatie Startnota 2010

133,9

Stand startnota 2010

176,1

Mutaties suppletoire begroting VJN

17,2

Stand suppletoire begroting VJN

193,3

Mutaties begroting 2012

– 186,0

Stand begroting 2012

7,3

Mutaties suppletoire begroting NJN

– 7,3

Stand suppletoire begroting NJN

0,0

Mutaties jaarverslag

 

N.v.t

Stand jaarverslag 2011

0,0

Mutatie bruto-BKZ-uitgaven stand jaarverslag 2011 t.o.v. stand Startnota

– 176,1

Toelichting mutaties jaarverslag:

N.v.t

Bijlage: Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven -ontvangsten 2002–2011

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling weer van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten zoals gemeld in de diverse VWS jaarverslagen en volgens de actuele VWS-stand.

Historische ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en -ontvangsten 2002–2011 (bedragen x € 1 000 000)
 

2002

2003

2004

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

BKZ-uigaven en -ontvangsten stand Jaarverslagen

                   

Bruto-BKZ-uitgaven

40 455

43 987

44 811

46 184

48 194

51 276

54 879

59 355

61 699

65 004

BKZ-ontvangsten

2 431

2 415

2 203

3 851

3 847

3 705

3 081

2 978

3 032

3 189

Netto-BKZ-uitgaven

38 024

41 572

42 608

42 333

44 347

47 571

51 798

56 377

58 667

61 815

BKZ-uitgaven en -ontvangsten actuele VWS-stand

                   

Bruto-BKZ-uitgaven

40 707

43 668

44 875

46 505

48 323

50 977

55 526

59 345

62 3901

65 004

BKZ-ontvangsten

2 399

2 373

2 204

3 835

3 847

3 665

2 968

3 022

3 032

3 189

Netto-BKZ-uitgaven

38 307

41 295

42 671

42 671

44 476

47 312

52 558

56 323

59 3581

61 815

Bron: Financieel Beeld Zorg uit de Jaarverslagen VWS, diverse jaren en de actuele VWS-stand

X Noot
1

Bij de actuele VWS-stand voor het jaar 2010 is de «niet kader relevante» mutatie uit het aanvullend coalitieakkoord (Balkenende IV), ter stimulering van de bouw (€ 320 miljoen) niet meegenomen.

13. ZELFSTANDIGE BESTUURSORGANEN EN RECHTSPERSONEN MET EEN WETTELIJKE TAAK

In onderstaand overzicht worden per ZBO/RWT de aan de exploitatie gerelateerde uitvoeringskosten vermeld.

Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak
(bedragen x € 1 miljoen)

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Artikel

Financiering (realisatiecijfers)

Verwijzingen naar website RWT/ZBO

Verwijzingen naar toezichtvisie / -arrangement

Bestuur of accountant verklaart dat de rechtmatigheid op orde is

Begroting

Premie

Tarieven

Financiering uit begrotingsmiddelen

                   

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

x

x

ZonMw is een intermediaire organisatie die op programmatische wijze onderzoek en ontwikkeling op het gebied van gezondheid, preventie en zorg laat uitvoeren.

41

1,4

   

www.zonmw.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl

o.a. Wet op de organisatie ZorgOnderzoek Nederland

                     

Keuringsinstanties op grond van de Warenwet

 

x

Keuringsinstanties op grond van de Warenwet

Het betreft 25 private organisaties die voor wat betreft de kwaliteit van werkzaamheden onder toezicht staan van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit.

41

   

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl

o.a. Warenwet (art. 7b)

nvt

                     

Registratiecommissies en opleidingscolleges Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG), Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), en de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT)

 

x

Het betreft 10 private organisaties. De instellingsgrondslag betreft de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG), art. 14 en 15.

42

0,7**

   

www.knmg.artsennet.nl

www.knmp.nl

www.tandartsennet.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl

o.a. Wet en Besluit publieke gezondheid

1

                     

Keuringsinstanties op grond van de Wet op de Medische Hulpmiddelen (DEKRA)

 

x

In Nederland is DEKRA de enige toegelaten instantie, die bevoegd is medische hulpmiddelen te certificeren.

42

2

   

www.dekra.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl

o.a. Wet op de medische hulpmiddelen (art.10 en verder)

nvt

                     

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)3

x

 

Het CIZ beoordeelt of mensen recht hebben op AWBZ-zorg. Dit gebeurt op basis van objectieve criteria, welke een vertaling zijn van de richtlijnen van het Ministerie van VWS.

43

124,3

   

www.ciz.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. Statuten CIZ, Zorgindicatiebesluit

nnb

                     

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

x

 

Het CAK berekent en incasseert de eigen bijdragen voor de AWBZ en de Wmo. Het CAK is ook verantwoordelijk voor de financiering van de AWBZ-instellingen en het uitbetalen van de Compensatie eigen risico in de zorgverzekeringswet. Ook verzorgt het CAK een tegemoetkoming van Wtcg.

43

21,5

   

www.hetcak.nl

Governance arrangement tussen VWS en het CAK

nnb

                     

Accommodaties op grond van de Wet op jeugdzorg (inclusief Almate en De Lindenhorst)

x

 

Het aanbod van de JeugdzorgPlus- instellingen bestaat uit deskundige en wetenschappelijk onderbouwde interventies op het gebied van geestelijke gezondheidszorg, licht verstandelijke handicaps, onderwijs en arbeidstoeleiding.

45

208,3

   

www.jeugdzorgplus.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. Uitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg

nnb

                     

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

x

x

De Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR) beslist over de eerste aanvragen in het kader van de wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen. Verder stelt de PUR de beleidsregels vast voor de Sociale Verzekeringsbank.

47

24,4**

   

www.pur.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. Bekostigingsregeling Wuvo

                     

Commissie Algemene Oorlogsongevallenregeling (CAOR) Indonesië / SAIP

 

x

(CAOR is belast is met de toepassing en uitvoering van de Algemene Oorlogsongevallenregeling, een regeling voor oorlogsslachtoffers en nabestaanden van de oorlog met Japan in Nederlands-Indië.

47

2,3**

   

www.saip.nl

Toezicht uitgevoerd door Ministerie van BZK

                     

Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Sinti en Roma

 

x

De Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR) is in het leven geroepen voor de besteding van de middelen die in het kader van het naoorlogs rechtsherstel beschikbaar zijn gesteld voor de Sinti en Roma in Nederland.

47

0,1**

   

www.nisr.nl

Statuten NISR

                     

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s)

 

x

CCMO is een bij wet (Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen en de Embryowet) ingestelde commissie en waarborgt de bescherming van proefpersonen betrokken bij medisch-wetenschappelijk onderzoek, via toetsing aan de daarvoor vastgestelde wettelijke bepalingen en met inachtneming van de voortgang van de medische wetenschap.

98

1,8

   

www.ccmo.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. art 28 Wet medischwetenschappelijk onderzoek met mensen

                     

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

x

x

De NZa is belast met het markttoezicht specifiek voor de zorgsector en moet het algemeen consumentenbelang voorop stellen bij de uitoefening van haar taken. Die taken zijn marktwerking in de zorg op gang brengen en bewaken, tarieven in de zorg reguleren en toezien op de goede uitvoering van de Zvw en de AWBZ.

98

36,4

   

www.nza.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. AWBZ, Wet marktordening gezondheidszorg

                     

College voor zorgverzekeringen (CVZ)

x

x

Het CVZ beheert het pakket Zvw/ AWBZ, beheert het Zorgverzekeringsfonds en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, voert de financiering van verzekeraars uit de fondsen uit, beoordeelt de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de AWBZ en voert regelingen voor bijzondere groepen uit (verdragsgerechtigden, wanbetalers, onverzekerden, illegalen en andere onverzekerbare vreemdelingen en gemoedsbezwaarden).

98

52,8

34 5004

 

www.cvz.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. Zorgverzekeringwet (hoofdstuk 6)

5

                     

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

x

x

Het CSZ voert taken uit in het kader van de Wet toelating zorginstellingen en de Wet ambulance vervoer.

98

2,5

   

www.collegesanering.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. Wet toelating zorginstellingen

                     

College ter beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Zie begroting baten-lastendienst ACBG

 

x

Het College is zowel verantwoordelijk voor de toelating en bewaking van geneesmiddelen op de Nederlandse markt als medeverantwoordelijk voor de toelating van de geneesmiddelen in de gehele Europese Unie.

 

   

www.cbg-meb.nl

Vigerende wet- en regelgeving www.wetten.nl o.a. Geneesmiddelenwet (hoofdstuk 2)

nvt

                     

Sociale verzekeringsbank (Svb). Zie begroting Ministerie van SZW.

   

Het berekenen en betalen van pensioenen en uitkeringen op basis van wetten en regelingen voor oorlogsgetroffenen en de verstrekking van bijzondere voorzieningen aan bestaande cliënten.

 

13,1

   

www.svb.nl

Toezicht uitgevoerd door het Ministerie van SZW

Zie begroting Ministerie van SZW

                     

Financiering uit premiemiddelen

                   
                     

Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS)6

x

x

NTS is een dienstverlenende non-profitorganisatie ten behoeve van publiek, donorziekenhuizen en transplantatiecentra in Nederland.

42

 

9,2**

 

www.transplantatiestichting.nl

Statuten NTS

                     

Zorgverzekeraars Zvw (x € 1 miljard)

x

 

De zorgverzekering is een in principe verplichte ziektekostenverzekering voor ingezetenen van Nederland. De zorgverzekeringswet wordt uitgevoerd door zorgverzekeraars.

42

 

15 9007

 

Tabel 8 Financieel Beeld Zorg

n.v.t.

n.v.t.

                     

Uitvoeringsorganen AWBZ inclusief CAK8

x

x

De uitvoeringsorganen AWBZ dragen zorg voor het tot gelding brengen van aanspraken van de bij hem ingeschreven verzekerden.

43

     

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

** Betreft realisatie 2010 omdat de controleverklaringen over realisatie 2011 later dan publicatie worden aangeleverd.

X Noot
1

De verklaring beslaat de vaststelling instellingssubsidie 2010 KNMG van € 532 698,-

X Noot
2

De kosten door Dekra gemaakt als keuringsinstantie op grond van de Warenwet worden vanwege het competitieve karakter van de activiteit niet bekend gemaakt.

X Noot
3

Er is voor het CIZ een garantie inzake geldleningen en het rekening-courantkrediet afgegeven in het kader van het geïntegreerd middelenbeheer.

X Noot
4

Dit betreft de opbrengst van de inkomensafhankelijke bijdrage Zvw (€ 19,4 miljard) en de AWBZ-premie (€ 15,1 miljard).

X Noot
5

De verklaring betreft het begrotingsdeel.

X Noot
6

De realisatiecijfers voor de Nederlandse Transplantatie Stichting (NTS) betreffen het uitvoeringsjaar 2010. De verantwoording van NTS over 2012 komt in april 2012 beschikbaar.

X Noot
7

Dit betreft de opbrengst van de nominale premie.

X Noot
8

De uitvoeringsorganen AWBZ innen geen premie voor wettelijke taken. De werkgevers en uitkeringsinstanties houden premie in voor de AWBZ en dragen deze middelen over aan de Belastingdienst. De financiering van de AWBZ verloopt via het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten, dat door het CVZ wordt bijgehouden.

14. OVERZICHT NIET-FINANCIËLE INFORMATIE OVER INSCHAKELING VAN EXTERNE ADVISEURS EN TIJDELIJK PERSONEEL (EXTERNE INHUUR)

Deze bijlage geeft een beeld van de uitgaven (voor baten-lastendiensten de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012. Het betreft de inhuur externen bij het kerndepartement, de adviesraden, de inspecties, het SCP en de baten-lastendiensten.

Uitgaven inhuur externen in 2011 (bedragen x € 1 000)

Programma- en apparaatskosten

Bedrag

1. Interimmanagement

1 141

2. Organisatie- en formatieadvies

723

3. Beleidsadvies

3 138

4. Communicatieadvisering

2 519

Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4)

7 521

5. Juridisch advies

879

6. Advisering opdrachtgevers automatisering

9 995

7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie

1 171

Beleidsondersteunend (som 5 t/m 7)

12 045

8. Uitzendkrachten (formatie & piek)

26 050

Ondersteuning bedrijfsvoering

26 050

Totaal uitgaven inhuur externen

45 616

Toelichting uitgaven inhuur externen 2011

Bovenstaand overzicht geeft een beeld van de uitgaven (voor de baten-lastendiensten de kosten) voor inkoop van adviseurs en tijdelijk personeel (inhuur externen) conform de rijksbrede definitie in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2012.

Het percentage uitgaven inhuur externen voor het Ministerie van VWS bedroeg in 2011 12,9 procent25 en is lager dan de norm van 13 procent. Dit is een aanzienlijke daling ten opzichte van 2010. Hier mee is het inhuurpercentage met 4,5 procentpunt teruggebracht ten opzichte van 17,4 procent in 2010, oftewel: waar VWS in 2010 € 64,1 miljoen uitgaf aan de inhuur van externen was dat in 2011 € 45,6 miljoen. Hiermee werpen de maatregelen die VWS in 2011 heeft getroffen hun vruchten af. Deze maatregelen worden in 2012 voortgezet.

Vanaf 2012 geldt voor VWS de inhuurnorm van 10 procent. In het algemeen kan worden gesteld dat de norm van 10 procent haalbaar is, maar er kunnen zich echter situaties voordoen waarbinnen externe inhuur noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de behoefte aan specifieke tijdelijke expertise bij bedreigingen voor de volksgezondheid, grote verandertrajecten, het opvangen van grote vraagschommelingen.

Het kerndepartement heeft over 2011 een inhuurpercentage van 9,4 procent gerealiseerd, ten opzichte van 11,1 procent in 2010. Hierbij is met name ingehuurd voor diverse departementsbrede bedrijfsvoeringprojecten zoals de vervanging van het financiële administratiesysteem, een nieuw digitaal systeem voor de communicatie met de Tweede Kamer. Daarnaast heeft externe inhuur plaats gevonden voor het project Regelhulp en bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg onder meer vooruitlopend op het structureel beleggen van de bezetting om de intensiveringen uit het Regeerakkoord te kunnen uitvoeren.

De baten-lastendiensten van VWS hadden gezamenlijk gemiddeld een inhuurpercentage van 15,6 procent in 2011, ten opzichte van 22 procent in 2010. Drie baten-lastendiensten hadden een inhuurpercentage hoger dan 13 procent.

Het CIBG had in 2011 een inhuurpercentage van 40 procent. Vergeleken met 2010 was dat een reductie van 8,6 procentpunt. De inhuur bij het CIBG had in 2011 met name te maken met de uitrol van UZI-passen en certificaten en deels invullen van reguliere capaciteit door externen.

Het ACBG had in 2011 een inhuurpercentage van 21,7 procent. Vergeleken met 2010 was dat een reductie van circa 3,5 procentpunt. Het ACBG werkt bijna volledig voor opdrachtgevers buiten de Rijksoverheid, zoals in het geval van de beoordeling van geneesmiddelen ter toelating op de Nederlands markt. In 2011 was de vaste formatie ontoereikend om de vraag van de farmaceutische producenten te kunnen beantwoorden. Hierop heeft het ACBG gereageerd met een inhuur van externe krachten. Daarnaast heeft het ACBG externe inhuur ingezet voor de herhuisvesting in Utrecht.

Het NVI had in 2011 een inhuurpercentage van 17,6 procent. Vergeleken met 2010 was dat een reductie met 10,7 procentpunt. De inhuur in 2011 had vooral te maken met de transitie waarin het NVI zich bevindt en is een combinatie van enerzijds inhuur voor de continuïteit van de dienstverlening, waarvoor aanstelling van vast personeel niet opportuun is) en anderzijds inhuur van specifieke expertise ten behoeve van de transitie.

Bij het RIVM is sprake van een kwalitatieve onzekerheid bij de totstandkoming van het inhuurpercentage.

Rapportage overschrijding maximumuurtarief externe inhuur buiten mantelcontracten

In onderstaande tabel wordt weergegeven in hoeveel gevallen in 2011 door het Ministerie van VWS (in Nederland) buiten de mantelcontracten om externe krachten zijn ingehuurd boven het voor de organisaties van het rijk afgesproken maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

Inhuur externen buiten mantelcontracten
 

2011

Aantal overschrijdingen maximumuurtarief

0

Toelichting inhuur externen buiten mantelcontracten

VWS had in 2011 geen tarieven buiten de mantelcontracten boven het maximumuurtarief van € 225 (exclusief BTW).

15. LIJST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN

ABP

Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds

ACBG

Agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen

AOR

Algemene Ongevallenregeling

AWBZ

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

AWIR

Algemene Wet Inkomensafhankelijke Regeling

AZVZ

Algemeen Ziekenfonds voor Zeelieden

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

BIG

Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

BIKK

Bijdrage in de kosten van kortingen

BKZ

Budgettair Kader Zorg

BMC

Bureau Medicinale Cannabis

C2000

Communicatie 2000

CAK

Centraal Administratie Kantoor

CBG

College ter beoordeling van Geneesmiddelen

CBRN

Chemische, biologische, radiologische en nucleaire middelen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCMO

Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek

CEP

Centraal Economisch Plan

CFI

Centrale Financiën Instellingen

CIBG

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

Cie

Commissie

CIZ

Centrum Indicatiestelling Zorg

CJG

Centra voor Jeugd en Gezin

COPD

Chronic Obstructive Pulmonary Diseases

CPB

Centraal Planbureau

CQ

Consumer Quality

CSZ

Commissie sanering ziekenhuisvoorzieningen

CTO

Centra voor Topsport en Onderwijs

CVZ

College voor Zorgverzekeringen

dbc

diagnosebehandelcombinatie

DCP

Decentrale Procedure

DG

Directeur-Generaal

DKTP

Difterie, Kinkhoest, Tetanus en Polio

DOT

Dbc’s Op weg naar Transparantie

EESSI

Electronic Exchange of Social Security Information

EL&I

Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, Ministerie van -

EMGO

Extramuraal Geneeskundig Onderzoek

EPD

Elektronisch patiëntendossier

ESF

Europees Sociaal Fonds

Etil

Economisch Technologisch Instituut Limburg

EU

Europese Unie

EV

Eigen vermogen

Farmatec

Farmacie en medische technologie

FBZ

Financieel Beeld Zorg

FLO

Functioneel Leeftijdsontslag

FPU

Flexibel Pensioen en Uittreden

fte

fulltime equivalent

FVP

Familievertrouwenspersoon

FZO

Fonds Ziekenhuisopleidingen

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

ggz

Geestelijke gezondheidszorg

GHB

Gamma-hydroxyboterzuur

GHOR

Geneeskundige hulpverleningsorganisatie in de regio

GVS

Geneesmiddelen Vergoeding Systeem

H1N1

Hemagglutinine-eiwitten1 Neuraminidase-eiwitten1

HBO

Hoger Beroepsonderwijs

HPV

Humaan Papillomavirus

HSMR

Hospital Standardised Mortality Rate

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICT

Informatie- en Communicatie Technologie

IenM

Infrastructuur en Milieu, Ministerie van -

IGZ

Inspectie voor de Gezondheidszorg

IPO

Interprovinciaal Overleg

IQ

Intelligentiequotiënt

IT

Informatietechnologie

KIR-nano

Kennis- en informatiepunt Risico’s van Nanotechnologie

KNGF

Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie

KNMG

Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

KNMP

Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie

LEBA

Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker

LETB

Landelijk Evaluatieteam Bevolkingsonderzoek Borstkanker

LINH

Landelijk Informatie Netwerk Huisartsenzorg

LGV

Landelijke Vereniging Georganiseerde eerste lijn

LPGGZ

Landelijk Platform GGZ

LSP

Landelijk Schakel Punt

MBO

Middelbaar Beroepsonderwijs

MC

Medisch Centrum

METC

Medisch Ethische Commissie

MEV

Macro Economische Verkenning

MIA-G

Maatschappelijke Innovatie Agenda Gezondheid

MRP

Mutual Recognition Procedure

MSRC

Medisch Specialisten Registratie Commissie

MvF

Ministerie van Financiën

NASB

Nationaal Actieplan Sport en Bewegen

NFU

Nederlandse Federatie Universitair Medische Centra

Nictiz

Nationaal ICT Instituut in de Zorg

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NIVEL

Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg

NJN

Najaarsnota

NKI

Nederlands Kanker Instituut

NMT

Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde

NNGB

Nederlandse Norm Gezond Bewegen

NOC*NSF

Nederlands Olympisch Comité*Nederlandse Sport Federatie

NTS

Nederlandse Transplantatie Stichting

NVI

Nederlands Vaccin Instituut

NVvP

Nederlandse Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & Psychotherapeuten

NVWA

Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

NZa

Nederlandse Zorgautoriteit

OBiN

Ongevallen en Bewegen in Nederland

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ministerie van -

OD

Operationele doelstelling

OVA

Overheidsbijdrage in de arbeidsontwikkeling

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

pg

patiënten en gehandicapten

pgb

Persoonsgebonden budget

PGO

Patiënten-, Gehandicaptenorganisaties en Ouderenbonden

pkb

persoonlijk kilometerbudget

POLS

Permanent Onderzoek Leefsituatie

PPS

Publiek Private Samenwerking

p*q

Price*Quality

PUR

Pensioen- en Uitkeringsraad

Q-koorts

Query fever

RAK

Reserve Aanvaardbare Kosten

RBG

Rijksbegroting

RC

Rekening-courant

RGD

Rijksgebouwendienst

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIBIZ

Registratie en Informatie Beroepsbeoefenaren In de Zorg

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling

RSV

Respiratoir Syncytieel Virus

RTE

Regionale Toetsingcommissies Euthanasie

RVP

Rijksvaccinatieprogramma

RWT

Rechtspersoon met een Wettelijke Taak

SAIP

Stichting Administratieve Indonesische Pensioenen

SBF

regeling uitkering substantieel bezwarende functies

SBOH

Stichting Beroepsopleiding Huisartsen

SBV-Z

Sectorale Berichten Voorziening in de Zorg

SCP

Sociaal Cultureel Planbureau

SEH

Spoedeisende hulp

SEOR

Sociaal Economisch Onderzoek Rotterdam

SFB

Sociaal Flankerend Beleid

SGBO

Sociaal-Geografisch en Bestuurskundig onderzoek

SiSa

Single Information, Single Audit

soa

Seksueel overdraagbare aandoening

SSO

Shared Service Organisatie

Stb.

Staatsblad

SVB

Sociale Verzekeringsbank

SZW

Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Ministerie van -

Tbo

Tijdsbestedingsonderzoek

TBU

Tijdelijk besluit tegemoetkoming buitengewone uitgaven

TK

Tweede Kamer

TNF

Tumornecrosefactor

TNO

Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek

TSZ

Tegemoetkoming Specifieke Zorgkosten

TZI

Toelating Zorginstellingen

UAZ

Uitvoering AWBZ door zorgverzekeraars

UGJ

Uitvoeringseenheid Gesloten Jeugdzorginstelling

UMC

Universitair Medisch Centrum

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen

UZI

Unieke Zorgverlener Identificatie

VIA

VWS Informatie Adressen

VJN

Voorjaarsnota

VMS

Veiligheidsmanagementsysteem

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VNZ

Vereniging van Nederlandse Ziekenhuizen

VTV

Volksgezondheid Toekomst Verkenning

VWS

Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Ministerie van -

Waz

Wet ambulancezorg

Wbp

Wet bescherming persoonsgegevens

Wcz

Wet cliëntenrechten zorg

WfZ

Waarborgfonds voor de Zorgsector

WHO

World Health Organisation

WK

Wereld Kampioenschap

WMBV

Wet op de Bijzondere Medische Verrichtingen

WMG

Wet marktordening gezondheidszorg

Wmo

Wet maatschappelijke ondersteuning

WO

Wereldoorlog

Wpb

Wet buitengewoon pensioen 1940–1945

Wtcg

Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

WTZ

Wet op de toegang tot ziektekostenverzekeringen

Wubo

Wet uitkeringen burgeroorlogsslachtoffers

Wuv

Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZFW

Ziekenfondswet

Zip

Zorginnovatieplatform

ZN

Zorgverzekeraars Nederland

ZonMw

Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen

Zvw

Zorgverzekeringswet

ZZP

Zorgzwaartepakket

16. TREFWOORDENREGISTER

Administratieve lasten 10, 19, 24, 31, 33

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) 13

Baten-lastendienst 5, 9, 45, 99, 111, 112, 113, 114, 115, 116, 119, 120, 121, 123, 125, 126, 127, 129, 130, 132, 133, 135, 136, 137, 138, 140, 141, 185, 187, 188

Bedrijfsvoering 5, 6, 9, 11, 12, 98, 100, 122, 138, 139, 187

Begrotingsgefinancierde uitgaven 12, 144

Beleidsinformatie 9, 12, 101

Beleidsprioriteiten 5, 9, 10, 11, 17

Betaalbaarheid 12, 23, 53, 151

Budgettair Kader Zorg 10, 12, 13, 14, 15, 37, 144, 145, 151, 152, 154, 189

Caribisch Nederland 13, 14, 15, 53, 54, 58, 95, 153, 155, 158, 161, 163, 179

Chronische ziekten 45, 46, 48, 105, 107

Crisis 24, 109, 166, 168

Curatieve zorg 17, 19, 148, 157, 160

Dbc 27, 55, 189

Decentralisatie  19, 21, 22, 29, 30, 68, 70

Diabetes 19, 41

Eerstelijnszorg 26, 27, 38, 42, 145, 147, 153, 157, 160

Erfgoed van de oorlog 85, 86, 87

Ethiek 50

Euthanasie 117, 121, 122, 191

Financieel Beeld Zorg 5, 9, 10, 13, 16, 144, 152, 180, 185, 189

Fusietoets 32

Geestelijke gezondheidszorg 22, 24, 27, 38, 55, 57, 110, 146, 150, 153, 157, 161, 162, 171, 183, 189

Geneesmiddel 5, 26, 27, 38, 50, 54, 56, 60, 104, 111, 112, 113, 115, 117, 122, 127, 146, 148, 149, 150, 155, 157, 158, 159, 160, 170, 185, 188, 189

Geweld 36, 70

Gezondheidsbeleid 19, 40, 49

Governance 183

Huisarts 19, 27, 35, 37, 40, 41, 42, 44, 59, 157, 159, 160, 170, 171, 190, 191

Indicatie 17, 21, 28, 29, 33, 42, 182

Indicatiestelling 10, 33, 62, 66, 182, 189

Infectieziekte 45, 46, 48

Informatiebeveiliging 101

Inhuur externe 9, 99, 118, 187, 188

Inkoop 26, 27, 37, 38, 92, 93, 99, 113, 122, 123, 128, 129, 131, 146, 149, 187

Innovatie 32, 47, 48, 55, 56, 112, 118, 171, 172, 189, 190

Internationale samenwerking 11, 88, 89, 106

Jeugdzorg 5, 13, 18, 19, 22, 30, 37, 58, 64, 75, 76, 77, 88, 89, 90, 107, 111, 133, 138, 183, 191

Kwaliteit 12, 17, 18, 22, 23, 24, 25, 27, 29, 30, 32, 35, 37, 53, 54, 55, 61, 63, 65, 91, 98, 99, 115, 118, 151, 181

Kwaliteitsinstituut 23, 24, 55, 56, 60, 89

Langdurige zorg 5, 10, 14, 17, 23, 24, 25, 28, 29, 33, 37, 38, 102, 105, 146, 150, 153, 154, 157, 161, 162, 163, 172

Leefstijl 20, 33, 34, 45, 46, 47, 51, 73, 74, 105

Mantelzorg 35, 69, 91

Medisch specialist 17, 19, 26, 27, 32, 37, 38, 44, 146, 147, 153, 155, 157, 158, 160

Olympische Spelen 43, 82

Onverzekerde 28, 57, 59, 89, 166, 167, 184

Oorlogsgetroffene 5, 30, 84, 85, 102, 106, 107, 183, 185

Opleidingsfonds 55, 56, 59, 60, 95, 149, 176, 177

Orgaandonatie 55

Pakketmaatregel 38, 63, 145, 146, 147, 149, 150, 158

Persoonsgebonden budget (pgb) 17, 28

Premiegefinancierde uitgaven 14, 57

Prestatiebekostiging 17, 26, 27, 57

Preventie 13, 19, 20, 27, 34, 74, 76, 149, 153, 157, 160, 170, 181

Rechtmatigheid 12, 99, 181, 182, 183, 184, 185, 186

Regelarm 10, 18, 33

Saldibalans 5, 6, 9, 12, 103, 104

Spoedeisende hulp 34, 191

Sport 1, 5, 6, 9, 13, 18, 19, 20, 21, 34, 39, 41, 42, 43, 78, 79, 80, 81, 82, 102, 106, 107, 109, 190, 191

Subsidie 14, 24, 36, 44, 45, 49, 51, 54, 55, 56, 59, 60, 62, 63, 65, 66, 71, 75, 77, 81, 85, 86, 90, 91, 92, 96, 98, 99, 100, 104, 109, 120, 136, 153, 157, 160, 161, 163, 168, 173, 182, 186

Taakstelling 9, 10, 11, 49, 94, 95, 96, 97, 122, 124, 127, 150

Thuiszorg 21, 24, 71

Toezicht 22, 32, 51, 88, 89, 91, 98, 106, 107, 181, 182, 183, 184, 185, 186

Topsport 20, 43, 78, 79, 80, 81, 82, 90, 106, 189

Vaccin 5, 11, 40, 42, 45, 48, 49, 51, 66, 91, 93, 109, 111, 122, 124, 125, 128, 129, 131, 157, 160, 170, 190, 191

Veiligheidsprogramma 25, 38, 146, 148

Vergrijzing 42

Vrijwilliger 21, 35, 36, 41, 42, 44, 69, 70, 71, 72

Wanbetaler 28, 57, 59, 89, 165, 166, 167, 184

Werkgelegenheid 24, 75, 99, 134, 191

Wet maatschappelijke ondersteuning 13, 21, 28, 191

Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) 27, 147

Wijkverpleegkundige 19

Winstuitkering 26, 32

WO II 84, 85, 102, 106, 107

Ziekenhuiszorg 17, 26, 27, 37, 148

Zorgaanbieder 12, 17, 21, 23, 25, 26, 32, 33, 37, 53, 54, 73, 74, 75, 105, 107, 162

Zorginnovatie 24, 56, 192

Zorginstelling 18, 24, 29, 32, 33, 57, 117, 184, 191

Zorgstandaard 38, 42, 146, 148

Zorgstelsel 13, 32, 53, 54, 61, 62, 105, 107

Zorgtoeslag 14, 57, 59, 104

Zorguitgaven 12, 13, 16, 17, 22, 27, 37, 58, 144, 145, 151, 153, 154, 155, 156, 157, 159, 164, 167, 179

Zorgverzekeraar 12, 16, 17, 24, 26, 27, 28, 29, 32, 37, 38, 56, 63, 64, 105, 146, 149, 171, 185, 191, 192

Zorgverzekering 13, 16, 23, 28, 58, 59, 60, 107, 109, 145, 165, 166, 167, 179, 184, 185, 189

Zorgverzekeringswet 13, 27, 28, 166, 183, 185, 192


X Noot
1

De uitgavengroei van 15 miljard euro is gebaseerd op de aan het begin van deze kabinetsperiode (in de zogenoemde «Startbrief») vastgestelde uitgaven.

X Noot
3

Staatscourant 2011 nr. 11578, 1 juli 2011.

X Noot
4

Voortgangsrapportage verbetering subsidiebeheer VWS, Bijlage bij TK 29 214, nr. 61.

X Noot
1

Een variatie is een wijziging in het dossier van een geregistreerd product.

X Noot
7

Bijvoorbeeld: Een tariefmaatregel (effect op de prijs) kan door toenemend zorgvolume (hogere q) meer opbrengen dan geraamd, terwijl de totale zorguitgaven toch toenemen (omdat het effect op de prijs meer dan gecompenseerd wordt door het volume-effect). Een pakketmaatregel kan mogelijk minder opleveren dan geraamd wanneer er substitutie plaatsvindt naar andere vormen van zorg die nog wel worden vergoed.

X Noot
20

Hier is aangesloten bij de NZa-beleidsregels

X Noot
21

Vanaf 2012 worden de kapitaallasten opgenomen in de integrale tarieven

X Noot
1

Het Jaarverslag fondsen 2010 is nog niet formeel is vastgesteld. Het is door het CVZ en zijn externe accountant afgerond. Het wordt vastgesteld als ook de Rijks Audit Dienst er zijn oordeel over heeft uitgesproken. [tekst nog aanpassen aan formele regelgeving]

X Noot
25

Dit percentage is berekend conform de rijksbegrotingsvoorschriften 2012 op basis van het totaal van de personele uitgaven, bestaande uit uitgaven ambtelijk personeel (€ 307,9 miljoen) en uitgaven externe inhuur (€ 45,6 miljoen).

Naar boven