30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 54 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 november 2011

Hierbij bied ik u, zoals toegezegd tijdens het AO van 29 juni 2011, de nadere uitwerking aan van het programma Sport en Bewegen in de Buurt.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Programma Sport en Bewegen in de Buurt

Inleiding

Dit kabinet heeft bewust gekozen om het sport- en beweegbeleid te combineren met gezondheidsbeleid en preventie. Deze beleidsterreinen liggen in elkaars verlengde, want sporten en bewegen is niet alleen leuk om te doen, het heeft ook positieve effecten op bijvoorbeeld de gezondheid. Mensen beslissen uiteindelijk zelf hoe gezond ze willen leven. Mijn beleid is erop gericht ervoor te zorgen dat de gezonde keuze de makkelijke keuze wordt. Dit betekent dat er dichtbij en veilig in de buurt gesport moet kunnen worden. Daarom heeft dit kabinet in de Beleidsbrief Sport «Sport en Bewegen in Olympisch Perspectief»1en de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij»2 aangegeven te willen bijdragen aan een vraaggericht lokaal sport- en beweegaanbod en het stimuleren van meer lokaal maatwerk.

Mensen die voldoende sporten en bewegen, leggen daarmee een stevige basis voor een actieve en gezonde leefstijl en verlagen het risico op hartziekten, diabetes, depressie en sommige vormen van kanker.3

Voldoende sporten en bewegen is een eigen keuze en deze keuze wordt nog lang niet door iedereen gemaakt. De helft van de kinderen tot achttien jaar en een derde van de volwassenen sport en beweegt niet voldoende.4 Tegelijkertijd wordt overgewicht een steeds groter probleem. Gemiddeld genomen is het percentage overgewicht onder volwassenen in 30 jaar met ruim 50% gestegen, voor jongeren is dit 40%.5 Voor sommige mensen zijn er nog te hoge drempels om te sporten en te bewegen in de buurt. Dorpen en sommige stadswijken hebben vaak een beperkt sport- en beweegaanbod waardoor er weinig te kiezen valt voor de bewoners. Bovendien is een veilig sportklimaat cruciaal voor structurele sportbeoefening.

Inzet van middelen vanuit het Rijk is noodzakelijk om een omslag te maken naar een sportieve samenleving waarin iedereen kan kiezen voor een actieve en gezonde leefstijl. Om die reden investeert het kabinet samen met gemeenten en de sportsector in meer mogelijkheden om te sporten en te bewegen. Daarmee wil het kabinet bereiken dat mensen makkelijker kunnen sporten en bewegen, bijvoorbeeld door aansluiting te zoeken bij werk, school of het veldje om de hoek. Hierdoor worden meer mensen in staat gesteld te kiezen voor sporten en bewegen en een actieve en gezonde leefstijl. Dit draagt bij aan de Olympisch ambitie om toe te werken naar een sportieve en vitale samenleving in 2016. Met de inzet van sport en beweging kan daarnaast een belangrijke bijdrage geleverd worden aan sociale en educatieve doeleinden zoals de ontwikkeling en weerbaarheid van kinderen, het leren over sportiviteit en respect, maatschappelijke participatie en het verbeteren van de leefbaarheid in de buurt.

Door de sport zijn de afgelopen jaren veel goede producten ontwikkeld om het bereik van sport- en beweegaanbod te vergroten. Verbindingen zijn gelegd tussen sport- en beweegaanbieders en onderwijs, welzijn, zorg, kinderopvang, bedrijfsleven etc. Het doel is om alle goede ervaringen te versterken en te verbreden en alle projecten met tegenvallende resultaten te beëindigen. Bundeling van de verschillende regelingen zal voorts het beleid robuuster en effectiever maken.

Met het nieuwe programma Sport en Bewegen in de Buurt wil ik samen met gemeenten, de sport en het bedrijfsleven er aan bijdragen dat er lokaal (meer) kansrijke verbindingen ontstaan tussen sport- en beweegaanbieders en andere partijen. Dat wil ik doen door lokaal ruimte te geven voor ondernemerschap, in te zetten op het wegnemen van belemmeringen en datgene toepassen wat werkt. Inzet van de middelen is gericht op het daadwerkelijk realiseren van meer passend sport- en beweegaanbod. Hier zullen de 2 900 sportbuurtcoaches,6 die vanuit dit programma door verschillende partners tezamen worden gefinancierd,7 actief mee aan de slag gaan. Doordat zij werkzaam zijn bij een sport- of beweegaanbieder en tenminste één andere sector kunnen zij eraan bijdragen dat meer mensen in hun eigen nabije omgeving kunnen sporten en bewegen.

Hoofdlijnen programma

In de afgelopen maanden heb ik, samen met mijn bestuurlijke partners, de VNG en NOC*NSF, de hoofdlijnen van het nieuwe programma Sport en Bewegen in de Buurt uitgewerkt. VNO-NCW en MKB-NL onderschrijven deze hoofdlijnen en zullen ook een bijdrage leveren aan het programma. In deze brief geef ik aan hoe dit programma in de praktijk kan uitwerken en wat ik vanuit VWS ter beschikking stel als bijdrage aan dit programma. Ik maak begin 2012 bestuurlijke afspraken over het programma met deze partners.

Voor het realiseren van een sport- en beweegaanbod dat beter aansluit op de lokale vraag en dat een bijdrage kan leveren aan de ontwikkeling van een sportgewoonte en de volksgezondheid, is lokale samenwerking nodig tussen diverse partijen. Hiervoor is uitdrukkelijk geen blauwdruk ontwikkeld; aansluiten bij de lokale vraag vraagt immers om lokaal maatwerk. Wel is er sprake van een natuurlijke rolverdeling waar ik met dit programma zo goed mogelijk bij aan wil sluiten. Zo kan gebruik gemaakt worden van bestaande lokale netwerken tussen bijvoorbeeld gemeenten, sport, zorg, welzijn en andere sectoren8.

Een voorbeeld van hoe het programma lokaal kan werken

Sport en bewegen in de buurt is een lokale verantwoordelijkheid waarbij de gemeente een regierol vervult. De gemeente heeft goed zicht op waar binnen de gemeente behoefte is aan een (meer) vraaggericht sport- en beweegaanbod. Het kan bijvoorbeeld gaan om buurten waar nauwelijks sport- en beweegactiviteiten worden georganiseerd, veel gezondheidsproblemen heersen of veel ouderen in een sociaal isolement leven. Het is van belang dat de gemeente hierbij de relatie legt met relevante beleidsterreinen zoals gezondheid, welzijn, zorg, onderwijs, economie en ruimtelijke ordening. Door in gesprek te gaan met lokale sport- en beweegaanbieders en andere relevante (semi-) publieke en private partners ontstaat er een gezamenlijk beeld van wat er in de buurt nodig is en welke partijen hiervoor aan zet zijn. Op basis hiervan kunnen er afspraken worden gemaakt over de realisatie van (meer) passend sport- en beweegaanbod.

In de afspraken neemt de gemeente de inzet van sportbuurtcoaches op. Zij maakt met lokale sport- en beweegaanbieders en andere relevante partners afspraken over bij welke organisaties de sportbuurtcoach wordt ingezet, met welk doel en wat daarvoor het benodigde profiel is. In de verschillende voorbeelden in deze brief wordt geschetst hoe dat er in de praktijk uit kan zien.

Om de gewenste lokale situatie te bereiken, is vaak meer nodig dan lokale menskracht. Het kan bijvoorbeeld gaan om het geven van trainingen over waar een beweegaanbod voor ouderen aan moet voldoen of begeleiding bij het opstarten van een satellietvereniging in een nieuwe buurt. Vanuit de sportimpuls worden lokale sport- en beweegaanbieders startklaar gemaakt om aanbod te realiseren dat bijdraagt aan het vergroten van het bereik van het lokale sport- en beweegaanbod zoals afgesproken met de gemeente. Op deze manier kunnen lokale sport- en beweegaanbieders de gewenste bijdrage leveren aan de lokale situatie.

Ook het optimaal benutten van beschikbare ruimtes en accommodaties is een belangrijk onderdeel van het plan van aanpak. Hiervoor ligt in veel gevallen de regie bij de gemeente. Het is van belang dat sport- en beweegaanbieders hierop aan kunnen sluiten bijvoorbeeld door aanbod te verzorgen op incourante uren of op verschillende locaties. Ook kan er gekeken worden in hoeverre ruimtes en accommodaties van andere lokale partners benut kunnen worden. Te denken valt aan een sportzaaltje in een verzorgingshuis waar een sportaanbieder enerzijds beweegaanbod verzorgt voor de cliënten van het verzorgingshuis en anderzijds in de avonduren sportlessen geeft aan andere buurtbewoners. Hiermee krijgt het verzorgingshuis meer een ontmoetingsfunctie in een buurt. Er zijn al voorbeelden van revalidatiecentra die dergelijke afspraken met sportaanbieders hebben, waardoor hun sportfaciliteiten ook ’s avonds benut kunnen worden.

Om verdere versnippering in sport- en beweegconcepten tegen te gaan, worden gemeenten, sportbuurtcoaches en sport- en beweegaanbieders ondersteund met kennis over kansrijke sport- en beweegconcepten die in de afgelopen jaren zijn ontwikkeld en uitgevoerd.

Krajicek Playground de Hondius in Den Haag

De eerste Krajicek Playground is geopend in 1998 in de Hondiusstraat in Den Haag. De Krajicek Foundation vindt de begeleiding op de playgrounds door sportleiders van zeer groot belang. Ook toen al. De eerste sportleider was Jacqueline van Dongen die vanuit haar rolstoel zorgde voor goede en leuke activiteiten op de playground. Zij had een enorme band met de kinderen die op de Hondius kwamen. Momenteel wordt de sportbegeleiding verzorgd door Brahim van het sportbuurtwerk Streetsport Den Haag. Een jongere met een studiebeurs van de Krajicek Foundation (een «Krajicek Scholarshipper»). Ook is er al jarenlang een vast gezicht vanuit het jongerenwerk. De playground bestaat uit drie afzonderlijke velden voor basketbal, tennis en voetbal en is daarnaast geschikt voor allerlei sporten. Het plein wordt gebruikt door de naastgelegen basisschool De Klimop gedurende de pauzes en naschools. Bij de school is een sportbuurtcoach werkzaam die sporten en bewegen op de playground stimuleert. De playground wordt gebruikt door zowel kinderen, jongeren en ouderen uit de buurt dit maakt de betrokkenheid van de buurt groot. Een bewoner sluit het hek ’s avonds af en er is een actieve veegploeg annex bewonersgroep. In 2012 wordt de playground, op initiatief van de bewoners gerenoveerd door de gemeente en de Krajicek Foundation. Een voorbeeld van een playground met een échte buurtfunctie!

(Krajicek Foundation www.krajicek.nl)

Bijdrage van de Rijksoverheid

Zoals hierboven is beschreven, is het realiseren van sport- en beweegaanbod een lokale verantwoordelijkheid. Het kabinet wil het lokale ondernemerschap stimuleren en ondersteunen waarbij gemeenten samen met sport- en beweegaanbieders en relevante (semi-)publieke en private partners zich inzetten om met een passend sport- en beweegaanbod meer mensen te bereiken en bij te dragen aan de bevordering van bijvoorbeeld gezondheid en leefbaarheid. Hieraan worden vanuit de VWS-begroting de volgende programmaonderdelen ondersteund:

  • Een structurele rijksbijdrage aan gemeenten voor het realiseren van (de verbrede inzet van) sportbuurtcoaches9.

  • Een rijksbijdrage aan NOC*NSF om ervoor te zorgen dat lokale sport- en beweegaanbieders met hun aanbod tegemoet kunnen komen aan de lokale vraag.

  • Een buurtscan die gemeenten kunnen inzetten ter ondersteuning van hun regierol.

  • Financiering voor de komende drie jaar van het programma bedrijfssport zodat Sport & Zaken het verder kan doorontwikkelen en verzelfstandigen.

Daarnaast draagt VWS bij aan het programma door:

  • te voorzien in een basis voor de kennisinfrastructuur;

  • nadere afspraken te maken met betrokken partijen over de invulling van mogelijke verdere ondersteuning op landelijk en lokaal niveau;

  • ervoor zorg te dragen dat er met monitoring en evaluatie zowel een beeld is van in hoeverre de bovenstaande doelstellingen worden bereikt als wat de bijdrage hieraan is van de verschillende onderdelen van dit programma;

  • een taskforce in te stellen voor het wegnemen van belemmeringen, onder andere de belemmeringen die worden veroorzaakt door regelgeving van de overheid;

  • het platform Sport, Bewegen en Onderwijs 2.0 te ondersteunen om verbinding, samenwerking en actie tussen partners te bevorderen, hetgeen uiteindelijk zal moeten leiden tot een kwaliteitsstap in sport- en beweegbeleid op en rond de school.

Verderop in deze brief worden de programmaonderdelen nader uitgewerkt. Eerder heb ik u geïnformeerd over het actieplan «Naar een veiliger sportklimaat». Ook dit actieplan draagt bij aan de doelen van dit programma. Over het platform Sport, Bewegen, Onderwijs 2.0 zullen mijn collega van OCW en ik u op korte termijn apart informeren.

De gezonde sportvereniging (fictief voorbeeld)

Bij sportvereniging HSV Bravo in Nootdorp komt jong en oud samen om te bewegen. De vereniging heeft bewust gekozen om het nuttige met het aangename te verenigen onder de noemer «gezond sporten». Koen is als sportbuurtcoach in dienst van de HSV Bravo en gemeente Nootdorp. Hij heeft met steun van het bestuur afspraken gemaakt met de lokale woonzorggroep, het gezondheidscentrum, de cateraar van de kantine, de gemeente en scholen in de buurt. Ook met de ouders van jonge leden zijn afspraken gemaakt over gezond en sportief gedrag op de vereniging.

De vereniging heeft drie sportvelden en een gymnastieklokaal waar slim gebruik van wordt gemaakt. Het is Koen gelukt met partijen een gevarieerd sport- en beweegaanbod te verzorgen zodat de velden en de gymzaal eigenlijk nooit leeg zijn. In de ochtend komt de activiteitenclub van woonzorggroep oefeningen doen, in de middag komt de buitenschoolse opvang met kinderen beweegspelletjes doen en ’s avonds trainen de oudere kinderen en hun ouders. En in de weekenden vinden de reguliere activiteiten plaats.

Samen met de fysiotherapeut en diëtist van het gezondheidscentrum organiseert Koen vier keer per jaar een programma gezond sporten om mensen met overgewicht te begeleiden naar een regulier patroon van gezond eten en bewegen. In samenwerking met de scholen en het Centrum voor Jeugd en Gezin organiseert Koen ook regelmatig voorlichtingsbijeenkomsten over sportief en voorbeeldgedrag, pubertijd en weerbaarheid voor jongeren of blessurepreventie. Dit is voor ouders van kinderen, de leden, de partners van HSV Bravo en de verenigingstrainers.

Bij HSV Bravo gaan gezelligheid en gezondheid goed samen. Daarom is er ook aandacht voor het serveren van gezonde snacks in de kantine, is water gratis en wordt er langs de lijn en in de kantine niet gerookt.

Impuls gemeenten

Sportbuurtcoaches

Een groot deel van het gemeentelijke budget van sport wordt geïnvesteerd in sportaccommodaties. Om gemeenten te ondersteunen in het creëren van voldoende sport- en beweegaanbod, investeert VWS in het uitbreiden van het aantal sportbuurtcoaches en een verbrede inzet. Dit bouwt voort op de huidige Impuls brede scholen, sport en cultuur waarbij combinatiefuncties worden ingezet voor de sectoren onderwijs, sport en cultuur. Per 1 januari 2011 zijn meer dan 1 000 combinatiefuncties gerealiseerd in ruim 300 gemeenten.10 Uit onderzoek blijkt dat daar waar medewerkers met een combinatiefunctie aan de slag zijn, meer sport- en beweegaanbod ontstaat en de kwaliteit van het aanbod toeneemt.11

Met de uitbreiding en verbreding van de huidige impuls wil ik bereiken dat meer mensen kunnen sporten en bewegen in de buurt, sportverenigingen versterkt worden en er een verbinding wordt gelegd tussen sport en andere sectoren zoals onderwijs, welzijn, kinderopvang, zorg en het bedrijfsleven. Daarmee kunnen de sportbuurtcoaches tevens een bijdrage leveren aan lokale opgaven als het bevorderen van gezondheid en leefbaarheid. Met de uitbreiding van de impuls kunnen vanaf 2013 2 900 fte (dit is inclusief de huidige combinatiefuncties) gerealiseerd worden.

De huidige Impuls brede scholen, sport en cultuur wordt aangepast voor de verbrede inzet van de sportbuurtcoaches. Dit betekent één impuls met een aanvulling op de bestaande bestuurlijke afspraken. In lijn met het kabinetsbeleid zal deze impuls zo veel mogelijk vormvrij zijn. Alleen op hoofdlijnen worden afspraken vastgelegd over doelstelling, financiering en inzet van sportbuurtcoaches. Aan de gemeenten wordt een decentralisatie-uitkering verstrekt voor het realiseren van sportbuurtcoaches. De Rijksoverheid financiert 40% en de gemeenten organiseren de cofinanciering voor de overige 60%. De impuls staat open voor alle gemeenten, dus ook voor de gemeenten die thans geen sportbuurtcoaches realiseren. Tevens wordt gemeenten de mogelijkheid geboden om extra fte’s realiseren. Daarbij wil ik wel aantekenen dat ik bij onderuitputting van dit budget met gemeenten tussentijdse afspraken kan maken over mogelijke herbestemming van deze middelen.

Naast de uitbreiding en de verbrede inzet van de sportbuurtcoaches, wil ik investeren in de kwaliteit van deze medewerkers door betere toerusting.

Seniorenfit in Eindhoven Noord

In Eindhoven is gestart met het project Seniorenfit. Het project moet halverwege 2012 tot de volgende resultaten leiden: meer inzicht in de groep senioren in Eindhoven Noord en een voor hen passend beweeg- en sportaanbod. Ook moet het project een sterk netwerk van organisaties met beweeg- en sportaanbod voor senioren opleveren. Maar boven alles moet uit het project een profiel en werkmethodiek voor een sportbuurtcoach voor senioren komen. Want dat is waar de gemeente Eindhoven met het project naar toe wil: één coach die vraag en aanbod van beweegactiviteiten voor senioren in Eindhoven verbindt.

Als onderzoeksgebied zijn twee serviceflats en een verzorgingsflat in de directe omgeving van sportcomplex Eindhoven Noord gekozen. Volgens projectleider Laurens van Oosterwijk is het moeilijk om mensen uit hun flat te krijgen, de senioren bereikt hij daarom door ze heel lokaal en direct aan te spreken. Eén van de activiteiten waar van Oosterwijk heel enthousiast over is, is embedded fitness. «Het was een heel apart gezicht om opa en oma te zien boksen op de Wii.»

De gemeente Eindhoven betaalt zijn (halve) baan nu uit het NASB budget. Een van de belangrijkste taken van de sportbuurtcoach voor senioren is het in kaart brengen en versterken van het netwerk rondom senioren. Als dit netwerk er eenmaal is, wordt het makkelijker om sport- en beweegactiviteiten aan te bieden.

(Sport Lokaal. Jaargang 6, juni 2011, nr. 3)

Buurtscan

Gemeenten brengen zelf in kaart welke buurten gebaat kunnen zijn bij een (meer) vraaggericht sport- en beweegaanbod. Om hierbij te gemeenten ondersteunen heeft VWS het NISB en de VSG gevraagd een buurtscan te ontwikkelen. Het doel van de buurtscan is gemeenten te helpen bij het ontwikkelen van een plan van aanpak voor een buurtgericht sport- en beweegaanbod. Om te komen tot een dergelijk plan helpt de buurtscan bij het in beeld krijgen van de lokale situatie door bijvoorbeeld het verzamelen van relevante data,12 organiseren van gesprekken met relevante lokale partijen en netwerken en het maken van keuzes. In een plan van aanpak kunnen gemeenten de relatie leggen met andere beleidsterreinen en -nota’s. 2012 wordt gebruikt om de buurtscan in een aantal (grotere en kleinere) gemeenten uit te testen.

Sportdorp

Het noorden van Nederland heeft veel kleine sportverenigingen. Meer dan 50 procent van de sportverenigingen heeft minder dan honderd leden. In vergelijking met stedelijke gebieden vergt het vergroten van de sportparticipatie in het noorden (landelijk gebied) een andere aanpak.

Het project «Sportdorp» is erop gericht dat er in vier dorpskernen een sportplek wordt gecreëerd waar elke inwoner een leven lang betrokken is; als actieve sporter of als vrijwilliger in de sport. Sport wordt daarbij dóór en vóór de dorpsinwoners georganiseerd, waarbij de sportverenigingen en andere partijen uit het dorp intensief samenwerken. Het stimuleren van samenwerking tussen verenigingen maakt dat besturen makkelijker wordt, er veel meer vrijwilligers actief zijn en het kader efficiënter inspeelt op de vraag van de leden.

Vanuit een behoeftepeiling onder inwoners van de Sportdorpen is naar voren gekomen welke sporten zij graag zouden willen beoefenen. Binnen de samenwerkingsverbanden wordt vervolgens gekeken welke activiteiten worden opgezet en wie van de sportverenigingen de nieuwe sport(variant) zou willen adopteren. Inwoners uit de dorpen die betrokken zijn bij Sportdorp kunnen daardoor deelnemen aan sport- en beweegactiviteiten die op hun wensen en behoeften zijn afgestemd, in een bereikbare, geschikte omgeving en tegen een betaalbare prijs.

Uit het bewonersonderzoek bleek dat een grote groep jong volwassenen in een dorp interesse had in zumba-lessen. Vanuit die wens zijn zumba-fitlessen opgezet waar de deelnemers op een ontspannen manier door middel van dansen een work-out op muziek doen. In eerste instantie waren deze lessen alleen bedoeld voor de jong volwassenen, maar bij de opgave bleek dat heel veel ouderen ook graag mee wilden doen. Naast deze groep is er ook nog een kindergroep gestart. De gymnastiekvereniging van het dorp heeft het op zich genomen dit aanbod structureel aan te bieden.

(NOC*NSF www.nocnsf.nl)

Zo kan het werken! (fictief voorbeeld van Fit!vak)

Via een controle van de huisarts kwam aan het licht dat Herman zijn leefstijl flink moest aanpassen. Herman was te zwaar, zijn BMI was veel te hoog en hij was een potentiële diabetespatiënt. Via de huisarts werd Herman geattendeerd op een nieuw project in de buurt «Sport en Bewegen in de Buurt» waarbij hij zich kon aanmelden bij een lokaal fitnesscentrum voor dit project. Herman begon aan een leefstijltraject waarin een aantal persoonlijke doelstellingen werden bepaald, variërend van trainingsaanpak, afvallen, eetpatroon en ziekteverzuim. Er kon zelfs gekozen worden bij welke sportaanbieders Herman het traject wilde gaan volgen. Fitnesscentra hadden hiervoor samen met andere sportaanbieders, met name uit het verenigingsleven, een gezamenlijk aanbod ontwikkeld en Herman kon zich aanmelden middels één abonnement.

Herman heeft ervoor gekozen zowel fitness als voetbal op te pakken. Door de recreatieve aard van de activiteiten en de winst in gezondheid, houdt Herman, die eigenlijk niet van sporten hield, het programma lang vol en doet het zelfs met plezier!

Sportimpuls

Het huidige sportlandschap in Nederland is uniek in de wereld: meer dan 5 miljoen mensen zijn lid van ruim 27 000 sportverenigingen en meer dan 2 miljoen mensen zijn lid van een fitnessclub. 1 miljoen vrijwilligers en 50 000 professionals zorgen ervoor dat dit iedere week mogelijk is.

Toch wordt nog niet voor iedereen bereikt met een passend aanbod. Het doel van de sportimpuls is dat lokale sport- en beweegaanbieders startklaar worden gemaakt om zo de kansen te kunnen benutten om sport onderdeel te maken van de dagelijkse keuze van mensen en daarmee de gezondheid te bevorderen.

Op deze manier kan er invulling worden gegeven aan de afspraken die de lokale aanbieders met de gemeenten hebben gemaakt. Daarbij wordt hun ondernemerszin gestimuleerd en ondersteund.

De sport (onder regie van NOC*NSF) is gevraagd om met een voorstel te komen voor de inrichting van de impuls. NOC*NSF zorgt ervoor dat hetgeen zij inbrengen voldoende draagvlak heeft bij haar eigen leden en de overige landelijke sport- en beweegorganisaties zoals de sportfoundations, de fitnessbranche en aanbieders van beweeginterventies als «Scoren voor Gezondheid». Ook betrekt zij de VNG, VSG en NISB bij het uitwerken van haar plan.

NOC*NSF zorgt ervoor dat lokale sport- en beweegaanbieders op de hoogte zijn van de mogelijkheden voor ondersteuning vanuit de sportimpuls en dat zij, indien gewenst, daar gebruik van kunnen maken.

Wijkvoetbalcompetitie Almere

In Almere wordt een wijkvoetbalcompetitie georganiseerd. Het doel van de wijkcompetitie is niet het winnen en behalen van de meeste doelpunten, maar het behalen van Fair Play punten. Het team met de meeste Fair Play punten krijgt de grootste beker, een wisselbeker. Ook wordt er per team de meest sportieve speler aangewezen. Dit gebeurt door het andere team; de aanvoerder doet dat in overleg met het team. Bij elke wedstrijd doen de teams dat over en weer. De sportiefste speler van de wijkcompetitie krijgt een speciaal Nike-shirt. Op deze manier wordt er aandacht gevraagd voor de 14 regels van Fair Play en het tonen van respect voor een ander. De jongeren wijzen elkaar op hun gedrag, anders winnen ze de wedstrijd niet!

Jongerenwerkers begeleiden de jongeren bij de wijkcompetitie en proberen ze door te laten stromen naar reguliere sportverenigingen, indien nodig met steun van het Jeugdsportfonds.

(Johan Cruyff Foundation www.cruyff-foundation.org)

Bedrijfsleven

VNO-NCW en MKB-Nederland

De positie van het bedrijfsleven verschilt van de andere partners die betrokken zijn bij dit programma aangezien het bedrijfsleven geen directe maatschappelijke verantwoordelijkheid heeft als het gaat om het realiseren van sport- en beweegaanbod in de buurt. Het bedrijfsleven onderkent evenwel het bredere belang van de uitvoering van het programma «Sport en Bewegen in de Buurt».

Het stimuleren van een gezonde en actieve(re) leefstijl draagt in algemene zin bij aan de volksgezondheid en aan de vitaliteit en duurzame inzetbaarheid van werknemers.13

Gelet hierop spreken VNO-NCW en MKB-Nederland, als vertegenwoordigende organisaties van het bedrijfsleven, hun steun uit voor dit programma. Vanuit hun functie zullen zij relevante branches en regionale verenigingen identificeren en informeren over dit programma. Waar mogelijk fungeren VNO-NCW en MKB-NL als bruggenbouwers door VWS, gemeenten en de sport in contact te brengen met die delen van het aangesloten bedrijfsleven waar sport en beweging tot de kern van de bedrijfsactiviteiten behoort.

VNO-NCW en MKB-NL zijn tevens partner van het Convenant Gezond Gewicht. Via hun betrokkenheid bij de organisatie InnosportNL kunnen zij tevens het bedrijfsleven warm maken om bij te dragen aan sport- en beweeginnovaties.

Met Fiets-Fit meer mensen in beweging

Het programma Fiets-Fit van de Nederlandse Toer Fiets Unie (NTFU) biedt sinds 2008 een laagdrempelig kennismakingsaanbod met verschillende fietsdisciplines. Door middel van diverse fietstrainingen kunnen mensen met bijvoorbeeld overgewicht of een matige conditie werken aan hun gezondheid en leefstijl. Tijdens de trainingen komen alle aspecten om op goede en veilige manier conditie op te bouwen aan bod. Zo wordt er onder begeleiding van ervaren instructeurs training gegeven op het gebied fietstechnieken, het gebruik van materialen en het veilig opbouwen van een trainingsschema. Blessurevrij sporten en plezier staan hierbij voorop! Neem daarbij de enthousiaste wielerverengingen die meedoen in de opzet en uitvoering en je begrijpt waarom veel deelnemers ook na het programma nog regelmatig de pedalen laten ronddraaien.

Wat dit project naast de inhoud sterk maakt is met name de uitvoering. Het aanbod wordt lokaal opgezet en uitgevoerd dankzij sterke samenwerking tussen de lokale sport en het lokale bedrijfsleven, ondersteunt vanuit de NTFU en haar partners, waaronder Giant, Shimano en de Rabobank. Iedereen doet mee en profiteert tegelijkertijd: de lokale sportvereniging met nieuwe leden, het bedrijfsleven met naamsbekendheid en mogelijk nieuwe klanten en de gemeente met meer mensen in beweging.

(www.fiets-fit.nl)

Bedrijfssport

Sport & Zaken is de intermediair tussen de sport en het bedrijfsleven en onder andere het bedrijfsloket voor de Alliantie Olympisch vuur. Vanuit deze taak coördineren zij alle verzoeken en initiatieven van en naar bedrijven om een bijdrage te leveren aan het Olympisch Plan 2028. VNO-NCW, MKB-Nederland en NOC*NSF hebben de stichting Sport & Zaken benoemd als trekker als het gaat om het thema vitale werknemers. Sport & Zaken voert hiervoor sinds 2007 het programma bedrijfssport uit. Om dit programma verder te kunnen doorontwikkelen en te verzelfstandigen, investeer ik vanuit VWS ook de komende drie jaar in dit programma. Als het gaat om bedrijfssport, werkt Sport & Zaken al nauw samen met NISB zodat kennis over sport- en beweegaanbod en gezondheidsbeleid ook gericht kan worden ingezet voor werknemers. Daarnaast is Sport & Zaken als bedrijfsloket voor Olympisch Vuur goed in staat om vragen over sport en bewegen vanuit het bedrijfsleven door te zetten richting NISB. Omdat sport en bewegen het vliegwiel is voor een gezonde leefstijl en vitaliteit heeft de verbinding met andere leefstijlthema’s hierin ook de aandacht van het NISB.

Vanuit het programma bedrijfssport worden werknemers gestimuleerd om meer te gaan sport en bewegen. De werkwijze van Sport & Zaken is gebaseerd op het gemakkelijk maken van de gezonde en veilige beweegkeuze voor de werknemers. Sport & Zaken heeft hiervoor in samenwerking met sportbonden een bedrijfssport-menukaart ontwikkeld. De 23 sporten op de menukaart zijn aangesloten bij 20 sportbonden en er wordt samengewerkt met lokale sportverenigingen en professionele (door de bond opgeleide) trainers. Kenmerkend voor bedrijfssport is dat het aansluit op werktijden, het plaatsvindt op een voor het bedrijf geschikte locatie, een gekwalificeerde trainer aanwezig is en er samen met collega’s kan worden gesport. Hierdoor ontstaat er een leuk, veilig, kwalitatief goed sportaanbod in de buurt van het bedrijf. Momenteel fungeert Sport & Zaken nog als matchmaker tussen de vraag van het bedrijf en het bedrijfssportprogramma van de sportbonden. Binnen de komende drie jaar zal de nu nog vooral uitvoerende rol zich meer moeten ontwikkelen naar een adviserende rol richting het bedrijfsleven.

VNO-NCW en MKB Nederland zullen bedrijven informeren over succesvolle voorbeelden van bedrijfssport en vitaliteitsprogramma’s via het loket Sport & Zaken.

Appeltje, eitje!

Door een ongezonde levensstijl (weinig sport en vet eten) daalde de vitaliteit van de medewerkers van afvalverwerkingsbedrijf SITA. De organisatie wilde hen graag helpen met een gezondere leefstijl en besloot het personeel een volledig gezondheidsprogramma aan te bieden «Appeltje, eitje». SITA startte het programma in 2009 met een pilot in de regio Zuid. Deze sloeg aan: het groepsgevoel werd versterkt en de eerste cijfers wijzen op een daling in het ziekteverzuim onder werknemers. In 2010 is het programma landelijke uitgerold.

«Wij willen onze medewerkers een programma bieden waarmee ze echt samen kunnen sporten en dus niet in hun eentje in een sportschool hoeven te staan», aldus een HR medewerker van SITA.

In samenwerking met Sport & Zaken heeft SITA het sportaanbod samengesteld. SITA wilde graag laagdrempelige, eenvoudig te starten en stoere sporten, zodat het alle medewerkers aan zou spreken. Uiteindelijk is gekozen voor hardlopen en mountainbiken. De begeleiding van de deelnemers lag in handen van professionele trainers afkomstig van de Atletiekunie en de NTFU (Nederlandse Toer Fiets Unie). De inhoud van de training wordt aangepast aan het niveau van de groep en is gericht op maatwerk.

«Nooit gedacht dat ik een hardloopwedstrijd van 10 km zou uitlopen. Ik kon nog geen 100 meter hardlopen voordat ik het met programma begon», aldus een medewerker.

(Uit de praktijk, Sport & Zaken, 2010)

Ondersteuning vanuit VWS

Kennisinfrastructuur

Binnen de kennisinfrastructuur is een belangrijke rol weggelegd voor het NISB. Zij zijn verantwoordelijk voor het verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden van kennis op het gebied van sport en bewegen. Daarmee vervullen zij een centrale rol als het gaat om het zicht op en verspreiding van effectieve sport- en beweeginterventies. Het kabinet heeft in de Beleidsbrief Sport aangegeven kansrijke sport- en beweegconcepten van de afgelopen jaren te willen bundelen, valideren en verspreiden door middel van één programma Sport en Bewegen in de Buurt. NISB zal zich daarom in eerste instantie richten op het in kaart brengen van effectieve interventies uit (af)lopende programma’s zoals de Breedtesportimpuls, de BOS-regeling, de programma’s Meedoen alle jeugd door sport en Proeftuinen, het Nationaal Actieplan Sport en Bewegen, de BeweegKuur. Deze interventies worden door het NISB opgenomen in een database. In de uitvoering zoeken zij, waar nodig, de afstemming met andere instituten zoals het RIVM Centrum voor Gezond Leven, Movisie en het Nederlands Jeugd Instituut om dubbele werkzaamheden te voorkomen. Dit moet leiden tot eenduidigheid van gevalideerde interventies en bruikbare voorbeelden en instrumenten uit het veld. VWS zorgt ervoor dat kennis over sport en bewegen in de buurt en hieraan gerelateerde maatschappelijke vraagstukken, breed wordt gedeeld met de aan VWS gelieerde kennis- en onderzoeksinstituten.

NISB heeft tot taak om het valideringstraject zoveel mogelijk vraaggericht in te richten. Gemeenten en sport- en beweegorganisaties zullen dus nauw worden betrokken bij het bepalen van prioriteiten en bij de toetsing van praktijkrelevantie en uitvoerbaarheid van interventies. Gemeenten en sport- en beweegorganisaties worden gestimuleerd om gebruik te maken van effectieve interventies. Van de VNG en NOC*NSF wordt verwacht dat zij gemeenten en sport- en beweegorganisaties stimuleren om lokaal effectieve interventies te implementeren en daarbij gebruik te maken van de kennis van het NISB. Ook stimuleren zij gemeenten en lokale sport- en beweegaanbieders succesvolle interventies aan te dragen die nog niet zijn opgenomen in de database en terug te koppelen naar welk soort interventies vraag is.

Monitoring en evaluatie

VWS zorgt voor monitoring en evaluatie van het totale programma. Deze monitoring is zowel gericht op de vraag in hoeverre de doelstellingen worden bereikt als wat de bijdrage hieraan is van de verschillende onderdelen van dit programma, namelijk sportimpuls en brede impuls sportbuurtcoaches. Over de uitvoering van de monitor, het genereren en delen van gegevens, maak ik afspraken met VNG, NOC*NSF, VNO-NCW en MKB-NL waarbij de benodigde inzet van de partners zoveel mogelijk wordt beperkt.

De monitoring van de verschillende onderdelen van het programma gebeurt op basis van een beperkt aantal indicatoren. Zowel bij de monitoring als de evaluatie wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van beschikbare data en daarmee wordt de administratieve last zoveel mogelijk beperkt.

Gehandicaptensport

In de Beleidsbrief Sport heeft het kabinet aangegeven naast een breed programma Sport en Bewegen in de Buurt specifiek te willen inzetten op de sportparticipatie van kinderen in het speciaal onderwijs (Special Heroes) en het realiseren van sportloketten bij revalidatie-instellingen.

Special Heroes

Het programma «Special Heroes» heeft als doel om zoveel mogelijk kinderen in het speciaal onderwijs te laten ervaren hoe leuk sport kan zijn. In overleg met scholen wordt een sportstimuleringsprogramma ontwikkeld waarin diverse takken van sport en bewegen aan bod komen. Het project concentreert zich op het binnensschoolse aanbod, vervolgens op het naschoolse aanbod en ten slotte op de toeleiding naar structureel sporten bij de sportvereniging. Op dit moment wordt het programma Special Heroes uitgevoerd op scholen van cluster 1 (kinderen met een visuele handicap) en cluster 3 (kinderen met een lichamelijke/verstandelijke handicap) en op een beperkt aantal scholen van cluster 2 (kinderen met een auditieve handicap en/of spraakproblemen) en cluster 4 (kinderen met ernstige gedragsproblematiek). Het huidige programma loopt tot medio 2012.

Met de extra inzet van het kabinet voor de sportparticipatie van kinderen in het speciaal onderwijs wordt het programma Uitbreiding Special Heroes gefinancierd. In dit programma wordt Special Heroes uitgevoerd bij alle scholen in cluster 2 en vindt er een flinke uitbreiding plaats bij scholen in cluster 4, in totaal een uitbreiding met 75 scholen. Omdat de meeste leerlingen in cluster 4 de sportvereniging wel weten te vinden, richt dit programma zich op een beperkt deel van de scholen in dit cluster. De uitvoering is primair gericht op die leerlingen die de sportvereniging niet weten te vinden en/of leerlingen voor wie het moeilijk is om bij de sportverenigingen te blijven. Hiermee wordt vooral uitgezocht wat er nodig is om een betere aansluiting voor hen te realiseren. Dit kan verder worden uitgerold binnen het platform Sport, Bewegen, Onderwijs en kunnen lokaal gebruikt worden bij de uitvoering van het programma Sport en Bewegen in de Buurt.

Revalidatie, Sport en Bewegen

Met het programma Revalidatie, Sport en Bewegen wordt een doorstroming voor (ex-)revalidanten gerealiseerd naar sport en bewegen in de thuissituatie. Hiervoor worden 18 sportloketten opgezet en ingebed bij deelnemende revalidatie-instellingen. Vanuit deze loketten voert een sport- en beweegconsulent adviesgesprekken met (ex-)revalidanten. Bij het adviesgesprek kan een speciaal ontwikkelde fysieke test worden uitgevoerd. Met de uitkomsten van deze test wordt bepaald welke sport bij de (ex-)revalidanten past. Daarnaast wordt gekeken of de (ex-)revalidant in aanmerking komt voor doorstroming naar de talentontwikkelingsprogramma’s van de sportbonden.

Doelstelling van het programma is om alle revalidatie-instellingen in Nederland (23 revalidatiecentra en 91 ziekenhuizen die revalidatiezorg bieden) bekend te maken met en bewust te maken van het belang om een actief beleid te voeren ten aanzien van sport en bewegen als onderdeel van een gezonde leefstijl. Bij 18 van deze instellingen wordt het programma uitgevoerd waarmee naar schatting gemiddeld 13 500 revalidanten aangezet worden tot sport- en beweegparticipatie in de thuissituatie.

«Van sportdag naar sportvereniging»

Bij sportparticipatie in Nederland verdienen kinderen met een lichamelijke beperking prioriteit omdat sport en bewegen, juist voor deze kinderen, zoveel te bieden heeft. Zelfredzaamheid, zelfvertrouwen, revalidatie, acceptatie zijn slechts enkele van de winstpunten. Het is essentieel om deze doelgroep een passend sport- en beweegaanbod te bieden dat bijdraagt aan de bevordering van bijvoorbeeld de leefbaarheid.

Onder het motto «Van sportdag naar sportvereniging» organiseert de Esther Vergeer Foundation in samenwerking met de mytyl -en tytylscholen (cluster 3) en deelnemende sportbonden jaarlijks meer dan 100 sportclinics om circa 2 000 kinderen met een lichamelijke beperking kennis te laten maken met 4 verschillende aangepaste sporten: rolstoeltennis, rolstoelbasketbal, aangepast atletiek en elektrisch en handbewogen rolstoelhockey. Niet om te winnen of beter te zijn dan anderen, maar om samen de lol van het sporten te ervaren. De Esther Vergeer Foundation heeft ook oog voor een langdurig effect. Zo ontvangen alle mytylscholen jaarlijks sportmaterialen om kinderen op een kwalitatieve wijze aan het sporten tijdens schooltijd te houden.

Door het sporten en bewegen op de mytyl -en tytylscholen worden de leerlingen van deze scholen gemotiveerd om ook buiten schooltijd te sporten en te bewegen. Het is essentieel dat lokale sport- en beweegaanbieders een structureel sportaanbod hebben voor deze kinderen en jongeren. Hierbij is een samenwerking tussen lokale gemeenten samen met lokale sport- en beweegaanbieders essentieel om sportparticipatie lokaal structureel te verbeteren.

(Esther Vergeer Foundation www.esthervergeerfoundation.nl)

Ouderen in woonzorginstellingen

In de beleidsbrief Sport heeft het kabinet aangegeven dat binnen het programma Sport en Bewegen in de buurt ook aandacht moet zijn voor een beweegaanbod voor ouderen in en rondom woonzorginstellingen. Zoals ook in de brief «Zorg en ondersteuning in de buurt» is verwoord, is het voor de kwaliteit van leven van ouderen belangrijk dat de zorg en ondersteuning in de omgeving van alledag beschikbaar is. Dat bevordert een zo lang mogelijke zelfstandigheid van mensen en geeft hun mogelijkheden om, in combinatie met professionele hulp, zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun gezondheid. Sporten en bewegen draagt hier in positieve zin aan bij.

Niet alle ouderen zijn in staat om te kunnen sporten, maar wel om meer te bewegen. Bewegen in de vorm van (therapeutische) oefeningen maar ook zelf een kopje koffie kunnen halen, naar de winkel om zelf inkopen te doen, etc.

Uit onderzoek blijkt dat maar een zeer kleine groep (in vergelijking tot zelfstandig wonende ouderen) voldoet aan de beweegnorm en dat voor deze groep het fysiek functioneren juist van belang is voor hun zelfredzaamheid.14 Ook is onderzoek gedaan naar functioneel bewegen van cliënten in woonzorginstellingen. Geconcludeerd wordt dat dit onderdeel moet gaan uitmaken van een professionele zorgattitude voor de ouderenzorg.15 Hiervoor zal personeel voldoende op de hoogte moeten zijn van (on)mogelijkheden op dit terrein. Bewegen zou vanuit het instellingsbeleid bij de inrichting van de basale zorg voor bewoners automatisch een belangrijk onderdeel moeten gaan vormen van de dagelijkse werkzaamheden. Bewegen zou bijvoorbeeld onderwerp van gesprek kunnen zijn bij de zorgplanbespreking. Dit past bij de strekking van de (in ontwikkeling zijnde) Beginselenwet AWBZ zorg. Daarin wordt vastgelegd dat cliënten en zorgmedewerkers gezamenlijk afspraken maken over onder andere een zinvolle daginvulling en beweging. Ook wordt hier de mogelijkheid om regelmatig in de buitenlucht te verkeren in meegenomen, passend binnen de wensen en mogelijkheden van de cliënten. Om het belang van bewegen in zorginstellingen te onderstrepen zal de IGZ bij inspectiebezoeken hier de komende jaren aandacht voor vragen.

Om ervoor te zorgen dat gemeenten en sport- en beweegaanbieders bij het realiseren van voldoende vraaggericht sport- en beweegaanbod ook oog hebben voor ouderen in en rondom woonzorginstellingen, zal VWS hiervoor extra aandacht vragen. Uit de gesprekken die de gemeente met lokale partijen voert, moet blijken of er behoefte is aan aanvullende ondersteuning (bijvoorbeeld in de vorm van actieve verspreiding en uitrol van kennis op dit terrein).

Taskforce belemmeringen

Om belemmeringen die optimale benutting van lokale accommodaties en menskracht in de weg staan weg te nemen, is een taskforce onder voorzitterschap van de heer Hoes, burgemeester van Maastricht, in het leven geroepen. De taskforce richt zich met name op belemmeringen in wet- en regelgeving die kansrijke verbindingen tussen de sportsector en andere sectoren zoals onderwijs, buitenschoolse opvang, zorg, welzijn en bedrijfsleven, in de weg staan. De taskforce levert hiermee een belangrijke bijdrage om de doelen uit het programma Sport en Bewegen in de Buurt te realiseren.

De taskforce bestaat naast de voorzitter uit drie commissieleden, waaronder de heer Wakkie (directeur van de KNHB) en de heer Steen (algemeen directeur van de Verenigde Bijzondere Scholen (VBS) en voorzitter van the European Council of National Associations of Independent Schools (ECNAIS)). De leden van de taskforce zullen zich met name inzetten om lopende processen te versnellen, belemmeringen en onduidelijkheden in wet- en regelgeving weg te nemen en hiermee ruim baan te geven aan intersectorale samenwerking. De taskforce is vanaf dit najaar aan de slag gegaan met het aandragen van oplossingsrichtingen voor geïnventariseerde belemmeringen en zal vervolgens acties in gang zetten om deze belemmeringen weg te nemen. De leden van de taskforce zullen hierbij nauwe contacten onderhouden met diverse betrokken departementen, de VNG, NOC*NSF, VNO-NCW en MKB-NL. De werkzaamheden van de taskforce «belemmeringen Sport en Bewegen in de Buurt» zullen naar verwachting eind 2012 zijn voltooid.

Hoe verder

De planning is dat met de ondertekening van de bestuurlijke afspraken begin 2012 het programma Sport en Bewegen in de Buurt van start gaat. Het programma heeft een looptijd van 2012 tot en met 2016, en loopt daarmee gelijk op met de Sportagenda 2013–2016 van NOC*NSF.

BIJLAGE

Financieel kader

Voor het totale programma Sport en Bewegen in de Buurt ziet het financiële kader er als volgt uit:

Beschikbare middelen zoals opgenomen in de begroting

(in miljoenen euro’s)

2012

2013

2014

2015 e.v.

Programma Sport en bewegen in de Buurt

21

31

32

26

Bijdrage VWS aan Impuls brede scholen, sport en cultuur

28

28

28

28

Bijdrage OCW aan de Impuls brede school, sport en cultuur

11

11

11

11

Totaal

60

70

71

65

Het beschikbare budget na 2014 hangt af van of de extra middelen uit de loterijopbrengsten ook na 2014 beschikbaar blijven. Als dat niet het geval blijkt, zullen op dat moment afspraken met de bestuurlijke partners gemaakt worden over wat de gevolgen hiervan zijn voor de verdeling van het budget binnen het programma Sport en Bewegen in de Buurt.

Voorstel voor verdeling tot en met 2014

(in miljoenen euro’s)

2012

2013

20141

Brede impuls combinatiefuncties (sportbuurtcoaches)2

47 (nu 39)

58

58

Sportimpuls

10

10

10

Overige activiteiten

3

2

3

Totaal

60

70

71

X Noot
1

Uitgangspunt is om de verdeling voor 2015 en 2016 hetzelfde te doen, als daarvoor voldoende budget beschikbaar is.

X Noot
2

De huidige Impuls brede scholen, sport en cultuur is hier onderdeel van. Een deel van dit budget zal ten goede komen aan de BES-eilanden, op basis van de bestaande verdeelsleutel.

Daarnaast wordt er vanuit het budget gehandicaptensport voor de uitbreiding van het programma «Special Heroes» in totaal 1,25 miljoen euro ter beschikking gesteld. Voor het programma «Revalidatie, sport en Bewegen» is in totaal 2 miljoen euro beschikbaar gesteld. Beide programma’s hebben een looptijd tot eind 2015. Het programma bedrijfssport van Sport & Zaken loopt van 2012 tot en met 2014, het budget hiervoor moet nog worden vastgesteld.


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 30 234, nr. 37.

X Noot
2

Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 793, nrs. 1 en 2.

X Noot
3

Wendel-Vos GCW. Wat zijn de mogelijke gezondheidsgevolgen van lichamelijke activiteit? In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning, Nationaal Kompas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, 2010.

X Noot
4

Uitgangspunt hierbij is het al dan niet voldoen aan de combinorm (Nederlandse Norm Gezond Bewegen en/of de fitnorm). De norm is voor kinderen twee keer zo hoog als bij volwassenen. In: Monitor Convenant Gezond Gewicht. Leiden: TNO 2011.

X Noot
5

CBS, Permanent Onderzoek Leefsituatie, gezondheid en welzijn. 2011.

X Noot
6

Dit is inclusief de combinatiefuncties die vanuit de huidige Impuls brede scholen, sport en cultuur gerealiseerd zijn.

X Noot
7

Van de kosten voor een sportbuurtcoach wordt 40% gefinancierd door de Rijksoverheid, 60% moet lokaal opgebracht worden. Gemeenten zijn daarin vrij hoe zij dit met hun lokale partners organiseren.

X Noot
8

Dit zijn bijvoorbeeld de lokale netwerken rondom de BeweegKuur. In deze netwerken werken eerstelijnszorgverleners samen met sportverenigingen en andere sport- en beweegaanbieders.

X Noot
9

De huidige Impuls brede scholen, sport en cultuur is hier onderdeel van.

X Noot
10

A. van den Heuvel, C. Heijkoop en M. de Jong. Monitor Impuls brede school, sport en cultuur 2010. Rapportage 2-meting 1e tranchegemeenten en 1-meting 2e tranchegemeenten. Amersfoort: BMC, 2011.

X Noot
11

Mulier Instituut en Kennispraktijk (2011). Impuls lokaal bekeken: Meer en beter. Verdiepingsonderzoek naar effecten en processen van inzet combinatiefunctie in 6 gemeenten.

X Noot
12

waarbij zoveel mogelijk bestaande dataverzamelingen zoals de gezondheidsmonitor van de GGD’en gebruikt worden.

X Noot
13

Hierbij wordt de verbinding gelegd met het aangekondigde Actieplan Gezond Bedrijf van de ministeries van SZW en VWS, dat begin 2012 naar de Tweede Kamer wordt gezonden.

X Noot
14

Uit onderzoek blijkt dat maar een zeer kleine groep bewoners van verzorgings- en verpleeghuizen voldoende beweegt volgens de beweegnorm: 14% in verzorgingshuizen en 4% in somatische afdelingen van verpleeghuizen. In vergelijking met zelfstandig wonende ouderen (53%) is dit zeer laag. Dit verschil wordt grotendeels verklaard door de lichamelijke beperkingen en gezondheidsproblemen van instellingsbewoners. Verontrustender zijn de percentages inactieven: driekwart van de verzorgingshuisbewoners en negen van de tien verpleeghuisbewoners is inactief (A. Tiessen-Raaphorst, D. Verbeek, J. de Haan, K. Breedveld (red.). Rapportage Sport 2010. Den Haag: SCP, 2010).

X Noot
15

TNO: preventief bewegen in instellingen in de ouderenzorg; 8 april 2011.

Naar boven