Regeling van werkzaamheden

De voorzitter:

Ik stel voor, vast te stellen dat voorzover het deze Kamer betreft, instemming is verkregen met de ontwerpbesluiten Uitvoerend Comité Schengen, toegezonden bij brief d.d. 26 september 1996 (19326, nr. 148), onder de voorwaarde dat de toezeggingen van de regering aan deze Kamer gedaan strikt in acht zullen worden genomen en onder de voorwaarde dat de Eerste Kamer aan deze instemming en deze toezeggingen, voorzover gedaan, niets toevoegt of afdoet.

Ik stel voor, de stukken 19326, nrs. 141, 145, 148, 149 en 150 voor kennisgeving aan te nemen.

Ik stel op verzoek van de fractie van de Partij van de Arbeid voor, de stemmingen over de moties in verband met de vacature voorzitterschap te verplaatsen naar aanstaande donderdag direct na de lunchpauze.

Ik merk nog op dat de voor hedenmiddag geagendeerde heropening inzake Ontwikkelingssamenwerking niet meer nodig is. Er zal dus, zoals afgesproken is, aanstaande dinsdag worden gestemd.

Ik stel voor, toestemming te verlenen tot het houden van wetgevings- c.q. notaoverleg met stenografisch verslag op:

maandag 9 december:

  • - van 19.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat over de HSL (22026);

maandag 25 november:

  • - van 19.00 uur tot 23.00 uur van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken over het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet, houdende opneming daarin van de bevoegdheid van de burgemeester om woningen, niet voor het publiek toegankelijke lokalen of bij die woningen of lokalen behorende erven te sluiten bij verstoring van de openbare orde (24699).

Overeenkomstig de voorstellen van de voorzitter wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Weisglas.

De heer Weisglas (VVD):

Voorzitter! U heeft net op verzoek van de Partij van de Arbeid voorgesteld om over de moties inzake het voorzitterschap van de Tweede Kamer aanstaande donderdag te stemmen. De VVD-fractie had vandaag over deze moties kunnen en willen stemmen. Maar indien er kennelijk bij de fractie van de Partij van de Arbeid en wellicht andere fracties behoefte bestaat om later te stemmen, wil ik u voorstellen om de stemming hierover aanstaande dinsdag tezamen met de andere stemmingen te houden om te voorkomen dat donderdag allerlei regelingen moeten worden getroffen om mensen, die overigens verplichtingen elders hebben, in Den Haag te doen zijn.

De voorzitter:

Ik zie iedereen instemmend knikken op dit nader verzoek van de heer Weisglas. Ik stel derhalve voor, volgende week dinsdag over deze moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Bakker.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter! De Industriebond FNV kwam vorige week met het plan om huishoudelijke hulp in de particuliere sfeer aftrekbaar te maken voor de loon- en inkomstenbelasting. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft positief op die gedachte gereageerd. Dat heeft de D66-fractie aangenaam verrast, omdat het hier gaat om het stimuleren van de vraag naar eenvoudig werk, waaraan wij in Nederland zo'n tekort hebben. Het gaat bovendien om zulk werk in de marktsector, een terrein waar de minister tot dusver niet zo erg aan toegekomen was.

Via u, voorzitter, vraag ik de minister dan ook om ons voor de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die over twee weken plaatsvindt, in een brief te berichten hoe hij op dit punt spijkers met koppen denkt te gaan slaan en ook om daarbij de vraag te betrekken of zijn positieve reactie zich beperkt tot de huishoudelijke hulp of dat hij die meer in het algemeen wil uitbreiden tot particuliere dienstverlening. Ten slotte vraag ik hem om daarbij dan ook in te gaan op de discussie over dienstenvouchers, die in hetzelfde licht speelt.

De heer Van Hoof (VVD):

Voorzitter! Namens de VVD-fractie sluit ik mij graag bij dit verzoek aan.

De heer Van der Ploeg (PvdA):

Ook de PvdA-fractie sluit zich hier graag bij aan.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! De ministeries van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, van VROM, van VWS en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben via een aanwijzing het College toelating bestrijdingsmiddelen de opdracht gegeven om de toelatingsverzoeken voor negentien bestrijdingsmiddelen goed te keuren. Ik heb hier ernstige vragen over en wil de Kamer dan ook verzoeken mij toe te staan om de ministers van Landbouw en van VROM te interpelleren. Het college wilde de toelating van deze middelen stoppen, omdat het vond dat er onvoldoende zekerheid was dat deze middelen zouden voldoen aan de voorlopige milieunormen en -criteria. Het gaat hier om middelen die onder de zogenaamde kanalisatieoperatie vallen, waarvoor al soepeler milieunormen gelden.

Ik heb hier grote problemen mee, omdat de belangen van milieu en gezondheid hier direct bij in het geding zijn. Het gaat onder andere om twee middelen die door de drinkwaterbedrijven voortdurend worden genoemd als middelen waar zij ernstige problemen mee hebben. Ik vind dat het bestrijdingsmiddelenbeleid op deze manier niet geloofwaardig uitgevoerd wordt. De ministers hebben ons bij voortduring gezegd dat de uitvoering bij het college ligt en dat zij daar niet in zullen treden. Ik wil dan ook graag snel opheldering over deze zaak. Vandaar mijn verzoek om een interpellatie.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! Kan collega Vos motiveren wat hiervan de urgentie is? Wij hebben een aantal afspraken gemaakt voor het voortraject en er liggen ook al afspraken voor het natraject. Ik denk hierbij ook aan de aanstaande evaluatie. Ik wil dus weten wat hier de urgentie van is. Wellicht kan de zaak ook door een brief opgehelderd worden.

De heer Ter Veer (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Keur. Ook ik wil weten of dit werkelijk zo urgent is dan wel of het mogelijk is dat wij een brief van de regering krijgen, waarna wij deze zaak in een AO tot in detail kunnen bespreken.

De heer Huys (PvdA):

Voorzitter! Ik verzet mij in het geheel niet tegen een interpellatie op dit punt. Ik hoop alleen dat die op een zodanig tijdstip zal plaatsvinden dat er vooraf nog informatie kan worden verstrekt.

De heer Poppe (SP):

Gezien het belang van het nog steeds falende beleid inzake de bestrijding van bestrijdingsmiddelen, steun ik het verzoek van mevrouw Vos.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Ik dring toch aan op een interpellatie. Volgens mij is het een ernstige zaak. Ik vind het van belang dat daar zo snel mogelijk opheldering over komt. Ik vind het ook van belang dat wij hier zo snel mogelijk over spreken, opdat er alsnog stappen gezet kunnen worden om in deze zaak in te grijpen. Vandaar mijn verzoek om dit met spoed in de Kamer aan de orde te stellen. Ik kan mij voorstellen dat sommige leden nog graag nadere informatie van de minister krijgen. Wellicht moeten wij daar korte tijd voor uittrekken, maar ik dring wel aan op spoed in deze kwestie.

De heer Keur (VVD):

Voorzitter! Ik heb nog geen antwoord gekregen op mijn vraag of de zaak thans misschien afgedaan kan worden met een brief van het kabinet over dit onderwerp.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Ik voel daar niets voor. Ik heb al gezegd dat ik de zaak dermate ernstig vind dat ik die snel plenair aan de orde wil stellen. Verder wil ik de mogelijkheid hebben om hierin in te grijpen. Vandaar dat ik op spoed aandring. De procedure van een brief van het kabinet en een discussie daarover duurt volgens mij te lang en past ook niet bij de ernst van de zaak. Daarom wil ik graag een interpellatie houden.

De voorzitter:

Allereerst stel ik voor, mevrouw Vos gelegenheid te geven om te interpelleren. Ik teken daarbij aan dat niemand verplicht is om aan de interpellatie deel te nemen.

Verder stel ik voor, de spreektijd vast te stellen op telkens vijf minuten.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Mevrouw Vos heeft gevraagd of ik iets meer kan zeggen over het tijdstip. Ik kan daarover op dit moment niets zeggen, omdat ik moet onderzoeken wanneer de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aanwezig kan zijn. Ik zal de Kamer daarover zo snel mogelijk uitsluitsel geven.

Het woord is aan mevrouw Van Ardenne.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Vanmorgen bereikte onze fractie het bericht dat de Indonesische vakbondsleider Mochtar Pakpahan, die na de rellen in Jakarta in juli dit jaar is gearresteerd en nog steeds vastzit, is veroordeeld tot vier jaar gevangenisstraf voor zijn aandeel in rellen in april 1994 op Noord-Sumatra. Het merkwaardige van deze veroordeling is dat het gaat om een zaak waarvoor Pakpahan in december vorig jaar is vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Het Indonesische openbaar ministerie heeft vervolgens om een nieuw proces gevraagd, met als gevolg deze uitspraak. Deze gang van zaken bevreemdt en verontrust de CDA-fractie zeer. De CDA-fractie wil van de regering opheldering over het volgende.

1. Wat is de juiste toedracht met betrekking tot de recente veroordeling van vakbondsleider Pakpahan?

2. Is door de Indonesische regering met dit hernieuwde proces een ongebruikelijke wending aan de rechtsgang in Indonesië gegeven? Hoe verhoudt dit zich tot de internationale mensenrechtenverdragen?

3. Zijn er mogelijkheden....

De voorzitter:

Dit krijgt het karakter van schriftelijke vragen die mondeling gesteld worden. Ik kan me voorstellen dat u vraagt om een brief met punten, maar dat is iets anders dan de vragen zo exact formuleren. Ik heb deze opmerking in de afgelopen maanden al veelvuldig gemaakt.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Wij hadden inderdaad graag mondelinge vragen gesteld, maar dat kon niet.

De voorzitter:

Maar u kunt nu dus geen mondelinge vragen stellen.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Omdat dat niet kon.

De voorzitter:

Het is irrelevant of u wel of geen mondelinge vragen kon stellen. U wilt nu kennelijk vragen om een brief, en daarbij kunt u de vragen niet zo letterlijk formuleren als u nu doet. U moet alleen de punten noemen. Ik heb deze opmerking in de afgelopen maanden in het algemeen al vele malen gemaakt, omdat anders het vragen van een brief verwordt tot een soort verkapt vragenrecht. Voor het vragenrecht hebben we andere instrumenten.

Mevrouw Van Ardenne-van der Hoeven (CDA):

Akkoord. Ik zal mijn vragen, die betrekking hebben op de brief die de CDA-fractie graag van de regering ontvangt, anders formuleren.

Wij vragen ons af of er mogelijkheden zijn de Indonesische regering aan te spreken op de gevolgde rechtsgang en de veroordeling. Natuurlijk vragen wij ook op welke wijze Nederland bij de Indonesische regering protest aantekent tegen deze veroordeling. Ten slotte vragen wij op welke wijze Nederland deze zaak binnen Europees verband aan de orde wil stellen. Wij zouden deze brief graag zo spoedig mogelijk van de regering willen ontvangen.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik sluit mij volledig aan bij het humane verzoek van het CDA.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Vliegenthart.

Mevrouw Vliegenthart (PvdA):

Voorzitter! Vorige week heeft de vaste commissie voor VWS gesproken over de thuiszorg en over een aantal algemene maatregelen van bestuur die per 1 januari van kracht moeten worden, waaronder de eigen bijdrage. Vanmorgen zat bij de post een brief van een samenwerkingsverband van 37 thuiszorginstellingen, die ons meedelen dat zij vanwege technische redenen die betrekking hebben op de automatisering, niet in staat zijn per 1 januari ook daadwerkelijk de nieuwe eigenbijdrageregeling in te voeren. Dat is nieuwe informatie. Wij zouden graag zien dat de staatssecretaris ons per omgaande informeert over de problemen en over de wijze waarop zij denkt dat op te lossen.

Mevrouw Nijpels-Hezemans (groep-Nijpels):

Voorzitter! Ik wil het verzoek van mevrouw Vliegenthart van harte ondersteunen, en op spoed aandringen.

De heer Verkerk (AOV):

Voorzitter! Ik ben het helemaal eens met mevrouw Vliegenthart. Enige spoed is zeker gewenst bij de beantwoording van haar vragen.

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Poppe.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! In Nederland mogen bestuurders alle giften aannemen, zolang een eventuele relatie met een tegenprestatie niet te bewijzen is. De recente vrijspraak van de burgemeester van Bergeyk heeft de discussie hierover opnieuw doen oplaaien. Uit de antwoorden van de minister van Binnenlandse Zaken op mijn schriftelijke vragen krijg ik de indruk dat de minister deze discussie niet aan wil. Deelde de minister van Justitie in juni 1995 nog mee dat zij zich zou beraden op een wijziging van het Wetboek van Strafrecht in dezen, in mei 1996 deelde de minister van Binnenlandse Zaken mee dat er wordt gewacht op een protocol van de Europese Unie. Dat duurt allemaal veel te lang. Daarom zou ik van de ministers van Binnenlandse Zaken en van Justitie graag een brief krijgen, waarin antwoord wordt gegeven op de volgende vragen.

1. Kan een overzicht worden gegeven...

De voorzitter:

Ik moet ook u onderbreken. Het spijt mij. Ik kan dit niet toestaan. U kunt om een brief vragen, maar u kunt de vragen niet formuleren. Daar zijn andere instrumenten voor, bijvoorbeeld de mogelijkheid van schriftelijke vragen of het mondelinge vragenuur. U kunt om een brief vragen, waarin op een bepaald onderwerp moet worden ingegaan, maar dat is het dan.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik wilde aangeven waarop...

De voorzitter:

Neen, u was bezig met het stellen van uw eerste vraag. Daarna zouden er nog meer zijn gekomen. U moet gewoon het onderwerp duiden en meedelen dat u daar een reactie op wilt. Als u heel precies vragen wilt stellen, dan wijs ik u op de mogelijkheid van het stellen van schriftelijke en mondelinge vragen. Ik heb dat zo-even al gezegd, ik heb die opmerking de afgelopen maanden al vele malen gemaakt. Anders verwordt de regeling van werkzaamheden tot een verkapt vragenuur of vragenrecht, zonder antwoord. Dat kan niet. Ik vraag u nu om aan te geven op welke onderwerpen de ministers moeten reageren.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter! Ik zou graag een overzicht hebben van de recente uitspraken in dit soort zaken. Verder ben ik benieuwd naar de conclusie van de minister over de vonnissen die zijn geveld. Ik wil ook graag een reactie op de kwestie van de effectiviteit van een strafrechtelijke bepaling in relatie tot de bescherming van de integriteit van het openbaar bestuur. Kan voorts een overzicht worden gegeven van de relevante wetgeving in de Europese, ons omringende landen? Welke veranderingen zijn er mogelijk en tot welke veranderingen is de minister bereid in het kader van de strafwetgeving en of het ambtenarenrecht?

De voorzitter:

Ik stel voor, het stenogram van dit deel van de vergadering door te geleiden naar het kabinet.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Verbugt.

Mevrouw Verbugt (VVD):

Voorzitter! Voor vanmiddag staat het debat over de uitbreiding van de luchthaven Beek op de agenda. Mijn fractie stelt met spijt vast dat minister Wijers, die toch de geestelijk vader van het kabinetsbesluit wordt genoemd, hierbij niet aanwezig kan zijn. Wij horen graag of het mogelijk is om dat debat later deze week te voeren, in aanwezigheid van minister Wijers.

Mevrouw Van Rooy (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie zou het debat over de uitbreiding van Maastricht Aachen Airport ook graag in aanwezigheid van minister Wijers voeren. Als dat deze week nog kan, dan heeft uitstel van het debat onze voorkeur. Wij zijn wel van oordeel dat het debat in ieder geval deze week moet plaatsvinden, omdat het kabinetsbesluit er nu al lang genoeg ligt.

De heer Rosenmöller (GroenLinks):

Voorzitter! Ik voel helemaal niets voor het verzoek van mevrouw Verbugt. Wij zijn nu al wekenlang bezig om, aanvankelijk via een schriftelijke vragenronde – die heeft de Kamer gehonoreerd – te komen tot het plenair agenderen van dit politiek belangrijke onderwerp. Het verbaast mij bijzonder dat de partij die al jarenlang zegt dat Limburg recht op duidelijkheid heeft, dit verzoek doet. Er moet zo snel mogelijk duidelijkheid komen van de kant van het kabinet, maar ook van de kant van de Kamer. Wel is het zo dat wij pas gisteren, in de loop van de dag, de antwoorden op de schriftelijke vragen hebben gekregen. Dat is laat, maar ik heb er een paar randjes van de afgelopen nacht tegenaan gegooid. Dat heeft ertoe geleid dat ik kennis heb kunnen nemen van de antwoorden van de bewindslieden. Ik heb ook geen drie, vier of vijf bewindslieden nodig. De primair verantwoordelijke bewindslieden, mevrouw Jorritsma-Lebbink en mevrouw De Boer, zijn in huis. Ik ben klaar voor het debat. Ik zou dat graag vanmiddag, samen met mevrouw Verbugt, voeren.

Mevrouw Van 't Riet (D66):

Voorzitter! Ook wij volgen het voorstel van mevrouw Verbugt niet. Het debat had eventueel later deze week kunnen worden gehouden, maar ik heb begrepen dat dit op problemen stuit in verband met de aanwezigheid van minister De Boer. Daarom zijn wij bereid om het debat vanmiddag te voeren.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Ik sluit mij bij de laatste twee sprekers aan. Het geestelijk vaderschap van een bepaald voorstel is niet zo belangrijk. Het gaat erom dat de regering kan worden aangesproken op dit voorstel. Dat lijkt mij vanmiddag ruimschoots mogelijk. Uitstel naar een ander moment deze week lijkt mij, gezien de agenda, niet reëel.

De voorzitter:

Ik deel de Kamer mede dat indien het om een verplaatsing binnen deze week gaat, alles kan worden verplaatst, want wij zijn uiterst flexibel. Dat zal er echter niet toe leiden dat de minister van Economische Zaken hier aanwezig kan zijn. Hij vertoeft namelijk deze week en ook nog een gedeelte van volgende week op het zuidelijk halfrond. Derhalve stel ik voor om de agenda af te werken, lettend op de spoed die iedereen wil betrachten. Dat heb ik de afgelopen maanden ook beluisterd.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Sipkes.

Mevrouw Sipkes (GroenLinks):

Voorzitter! Circa drie weken geleden heeft u voorgesteld om bij eenmalige uitzondering op een dinsdag na 23.00 uur door te vergaderen. Als ik het goed heb, is er in de afgelopen drie weken inderdaad één uitzondering geweest, namelijk één avond dat wij tot 23.00 uur hebben vergaderd. Bij overheidsdiensten wordt in de toekomst overgegaan op een 36-urige werkweek en als wij dan zien wat wij het Kamerpersoneel de afgelopen weken aandoen! Wil het Presidium een voorstel uitwerken van de wetsvoorstellen die echt voor 1 december afgehandeld moeten worden? Tevens vraag ik, de mogelijkheid te onderzoeken om ook op de maandagen plenair te vergaderen.

De voorzitter:

Ik wil hier liever niet op ingaan. In de eerste plaats is het iedereen bekend welke wetsvoorstellen afgehandeld moeten worden. Deze zijn vermeld op het schema van de financiële wetsvoorstellen.

In de tweede plaats acht ik het niet verstandig om op maandag plenair te vergaderen. Op maandag vinden er veel commissievergaderingen met stenografisch verslag plaats, waardoor de plenaire vergadering wordt ontlast.

Ik maak bij het volgende de aantekening dat ik de gebeurtenissen van de aflopen week alleen van horen zeggen heb. Ik wijs iedereen erop dat het mij is opgevallen dat men bij de debatten zonder spreektijdbeperking – en zelfs bij die met spreektijdbeperking – bij de interrupties geen enkele beperking in acht neemt. Men vindt de eigen punten zeer belangrijk en men krijgt daar alle ruimte voor. Dat heeft dan consequenties. De keerzijde is dat de vergadering heel strak geleid wordt, dat kan overigens zeer gemakkelijk. Ik heb niet de indruk dat mevrouw Sipkes of iemand anders in de Kamer dit beoogt. Zoals gebruikelijk moeten wij even doorbijten.

De andere punten die mevrouw Sipkes noemt, zijn om een heleboel redenen niet aan de orde. Het is beter deze zaak nu te laten rusten.

Iedereen weet dat de oplossing is dat men enige beperking in acht neemt. Ik verwijs echter naar het verloop van de debatten. Er wordt veel en lang geïnterrumpeerd, waarbij er vaak sprake is van herhalingen. Dit heeft de consequentie dat het wat langer duurt. De eindtijd van 23.00 uur kan ook een middel zijn om tot enige zelfdiscipline te komen. Als wij het zo benaderen, komen wij vanzelf weer rond 23.00 uur uit.

Het woord is aan de heer Hendriks.

De heer Hendriks:

Voorzitter! Ik heb een vraag aan u persoonlijk. Onder agendapunt 19 wordt de stemming aangekondigd van de motie-Beinema c.s. over het Vlaams Cultureel Verdrag in relatie tot het Taalunieverdrag. Die motie droeg mijn handtekening. Ik heb die echter laten weghalen. Heeft u dit bericht bereikt?

De voorzitter:

Ja. Dit is overigens geen zaak voor de regeling van werkzaamheden, maar ik kan u zeggen dat ik had willen melden dat u uw handtekening hebt teruggenomen onder de motie op stuk nr. 7 (24434).

De heer Hendriks:

Dank u vriendelijk.

Naar boven