Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 24, item 19 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 24, item 19 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2019 ( 35000-V ).
De voorzitter:
Wij gaan verder met de behandeling van de begroting Buitenlandse Zaken. Wij waren toegekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. De heer Van Helvert kijkt mij heel ernstig aan.
De heer Van Helvert (CDA):
Ik heb even een punt van orde, voorzitter. We kunnen het ook in de tweede termijn doen, maar ik had in de eerste termijn eigenlijk nog een antwoord van de Voorzitter verwacht op de vragen die haar gesteld waren.
De voorzitter:
Welke vraag was dat?
De heer Van Helvert (CDA):
Bijvoorbeeld over de contactgroep met de Verenigde Staten.
De voorzitter:
O. Maar ik doe niet mee aan het debat. En u heeft dat verzoek bij het Presidium neergelegd. En het Presidium heeft daarover gesproken.
De heer Van Helvert (CDA):
In het verleden is dat tot twee maal toe bij het Presidium neergelegd.
De voorzitter:
En u was het er niet mee eens.
De heer Van Helvert (CDA):
Tot twee maal toe is het terzijde geschoven. Een verzoek van de meerderheid van de Kamer werd gewoon aan de kant geschoven door dit zeer selecte groepje volksvertegenwoordigers. Daarom zal ik het zo meteen via een motie voorleggen, maar ik had die al aangekondigd. Dat deed ik met een beroep op de Voorzitter. Ik begrijp heel goed als u zegt dat u niet deelneemt aan het debat, maar wellicht kan wel een appreciatie van de motie gegeven worden.
De voorzitter:
Zeker. Het staat u vrij om een motie in te dienen. En het is ook niet zo dat een meerderheid van de Kamer zich daarover heeft uitgesproken. Het is een verzoek aan het Presidium van een aantal leden. Het staat u vrij om daar een motie over in te dienen. Het is ook aan de Kamer om daarover te stemmen. Als zij aangenomen wordt, gaan we het gewoon uitvoeren. Zo hoort het. Dat verwachten we van de regering, maar dat geldt ook voor ons.
Nou, het wordt gezellig. De heer Sjoerdsma sluit zich daarbij aan. Gaat uw gang.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter, het wordt inderdaad gezellig, maar even voor de zekerheid: als die motie wordt aangenomen, dan gaan we niet nog een rondje discussie doen, toch? Dan gaan we toch echt in de meewerk-uitvoerstand? Zo ken ik u ook, hoor. Het is ook echt geen vraag aan u. Het is meer ...
De voorzitter:
Goed. Ik zou zeggen: dien die motie in. Dan gaan wij daar als Presidium uitvoering aan geven. Ja? Dank u wel. Heeft iemand nog iets aan mij te vragen voordat wij echt met het debat beginnen. Nee? Dan geef ik toch het woord aan de heer De Roon namens de PVV.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn, in het bijzonder voor de bevestiging dat de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk als bondgenoten van Nederland essentieel en onmisbaar zijn voor onze geopolitieke veiligheid, en dat de Europese Unie ook helemaal niet in staat is om te zorgen voor het noodzakelijke niveau van veiligheid voor ons land.
Voorzitter. Over het migratiepact is onderhandeld binnen de volkenrechtelijke organisatie VN (Verenigde Naties). Sterker nog, als het goed is, is het ook geïnitieerd door de secretaris-generaal van de VN. Dus naar mijn mening zou de minister van Buitenlandse Zaken gewoon in staat moeten zijn om te antwoorden op mijn vraag over de juridische bindendheid, c.q. de juridische consequenties van dat verdrag. De minister heeft aangegeven dat hij daar geen antwoord op wil geven. Hij verwijst naar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die binnenkort met een brief komt waarin het door mij aan de orde gestelde aan de orde zal komen. Ik constateer wel dat we vandaag het bericht hebben gekregen dat de beantwoording van alle vragen van collega Baudet hierover is uitgesteld. Ik weet dus niet of die brief hierover nu nog snel komt. Nu begrijp ik dat door de kabinetsleden eenheid van beleid werd nagestreefd, maar de minister die hier zit had zich natuurlijk een oordeel kunnen vormen over wat ik hem vroeg. Het antwoord dat hij daarop zelf zou willen geven, had hij kunnen afstemmen met de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Heeft de minister dat gepoogd, zo vraag ik hem nu. En als dat niet zo is, dan begrijp ik de gang van zaken eigenlijk niet zo goed. Dan lijkt het erop alsof er een soort achteroverleunen, misschien zelfs een soort laksheid van de kant van de minister is. Ik hoop dat ik me vergis.
Dan kom ik op het punt van het streefcijfer dat binnen de rijksoverheid breed geldt, maar dus ook binnen het ministerie van Buitenlandse Zaken, namelijk het streefcijfer van 10% werknemers met een niet-westerse achtergrond dat bereikt moet zijn in 2022. De PVV is van mening dat dat toch tekort kan doen aan de kwaliteit van wat van de overheid verwacht mag worden. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het ministerie van Buitenlandse Zaken streeft naar het hebben van 10% werknemers met een niet-westerse achtergrond in 2022;
verzoekt de regering de werknemers uitsluitend te selecteren en aan te stellen op basis van kwaliteit en het exclusieve bezit van de Nederlandse nationaliteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. De minister vindt het niet nodig, zo heeft hij laten weten, om de Turkse ambassadeur te ontbieden over Turkse organisaties die in Nederland de vrijheid van meningsuiting van politici aan banden proberen te leggen. Als reden noemt de minister dat personen die problemen ondervinden bij het uitoefenen van de vrijheid van meningsuiting daarover hun geschilpunten kunnen voorleggen aan de rechter in Nederland. Bovendien is Turkije, zo zegt de minister, zeer goed bekend met het grote belang dat Nederland hecht aan de vrijheid van meningsuiting.
Voorzitter. Ook hier lijkt het er dus op dat de minister achteroverleunt, gewoon niets doet om voor de vrijheid van meningsuiting op te komen in het internationale verkeer en zegt: zoek het maar uit bij de rechter. Het lijkt mij dat wij toch van de minister van Buitenlandse Zaken mogen verwachten dat hij niet afwacht als buitenlandse organisaties de vrijheid van meningsuiting in ons land pogen in te perken maar dat hij actief en waar mogelijk ook proactief optreedt. De minister doet dat niet, zo heb ik de indruk, en de PVV vindt dat kwalijk.
Dan kom ik bij het punt van het inruilen van unanimiteit voor besluitvorming bij gekwalificeerde meerderheid op bepaalde thema's in het buitenlandbeleid van de Europese Unie, bijvoorbeeld bij thema's als het opleggen van sancties, uitspraken doen over mensenrechten en civiele missies. De minister heeft gezegd dat Nederland daar onder voorwaarden voor openstaat. Mijn vraag is dan welke voorwaarden dat zijn. De PVV is in ieder geval van mening dat we lidstaten van de Europese Unie niet zouden behoren te dwingen tot sancties die zij niet ook zelf willen opleggen. Ik denk dat dat gewoon niet juist is. Daar komt nog bij dat ik en vele anderen in dit land de Europese Unie voortdurend van een salamitactiek verdenken. Het begint iedere keer met iets kleins, een klein voorstel, dat niet heel ver gaat. Nu gaat het ook weer over drie themaatjes, maar als het er eenmaal is dan heb je al snel de volgende stap en daarna de nog grotere, en voor je het weet zit alles weer in de mand van de EU in plaats van in de mand van de lidstaten. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie met betrekking tot het buitenland- en veiligheidsbeleid heeft voorgesteld dat meer besluiten bij gekwalificeerde meerderheid genomen moeten worden in plaats van met consensus;
overwegende dat de voorstellen van de Europese Commissie de zeggenschap over ons buitenlandbeleid ernstig aantasten en het ook onwenselijk is om lidstaten te dwingen tot buitenlands beleid dat zij niet willen voeren;
verzoekt de regering niet in te stemmen met de voorstellen van de Europese Commissie en vast te houden aan besluitvorming bij unanimiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik sprak gisteren uit dat ik constateer dat Nederland met fluwelen handschoentjes lijkt te opereren als het gaat om de terreur die uitgaat van Iran. Als ik kijk naar de schriftelijke beantwoording die we gisteravond van de minister hebben gekregen op vragen die ik en anderen gisteren stelden, meen ik opnieuw diezelfde fluwelen handschoentjes bij de minister te ontwaren. Dat de minister niet wil antwoorden op de vraag hoe Justitie omgaat met bepaalde in Nederland gepleegde moorden op Iraniërs, kan ik nog begrijpen. Maar ik vraag de minister wel om hier nu duidelijkheid te geven over het overleg in het EU-kader over ongewenste Iraanse inmenging in Europa. De heer Sjoerdsma vroeg daar ook al naar. Ik wil graag weten welke conclusies daar zijn getrokken. Of, zo vraag ik aan de minister, valt dat allemaal ook onder een soort van geheimhouding?
Ik vind het verder goed — dit mag ook wel opgemerkt worden; dit is een positieve opmerking over de regering — dat Nederland in de VN-Veiligheidsraad dinsdag jongstleden de raketbeschietingen vanuit Gaza op Israëlische burgerdoelen heeft veroordeeld. Dat is een goede zaak. Ik was daar gisteren niet van op de hoogte, maar we weten het nu. Dank daarvoor. Maar heeft Nederland die beschietingen ook als oorlogsmisdaden gekwalificeerd? Dat wil ik graag nog van de minister weten.
Als het gaat om Israël en de Palestijnen, dan weet u natuurlijk dat de PVV erg veel moeite heeft met de opstelling van de Nederlandse overheid ten aanzien van de subsidiëring van Palestijnse organisaties en van UNRWA, de zogenaamde vluchtelingenorganisatie die specifiek voor de Palestijnen is opgericht, met allerlei voordelen die de normale vluchtelingen in de rest van de wereld niet hebben. Daarover dien ik de volgende motie in. Ik denk dat die u niet zal verrassen.
De heer De Roon (PVV):
De volgende motie over Israël zal u ook niet verbazen, want die hebben we al minstens tien keer ingediend. Die motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Verenigde Staten hun ambassade in Israël hebben verplaatst naar de enige echte hoofdstad van Israël;
overwegende dat Nederland dat goede voorbeeld zou moeten volgen;
verzoekt de regering Jeruzalem te erkennen als hoofdstad van Israël en de Nederlandse ambassade daarnaartoe te verplaatsen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer De Roon (PVV):
Voorzitter. Ik kom bij het recent uitgekomen rapport van mevrouw Piri. In haar toelichting daarop wordt geconcludeerd: beëindig nou de toetredingsonderhandelingen tussen de Europese Unie en Turkije. Het is mij nog niet duidelijk geworden wat nu eigenlijk het standpunt van de Nederlandse regering in dezen is. Ik zou het in ieder geval mooi vinden als Nederland alvast de geldkraan voor Turkije zou willen dichtdraaien. Die 19,4 miljoen euro toetredingssteun die Nederland in 2019 voor Turkije moet opbrengen, kan beter worden gebruikt voor de Nederlanders, bijvoorbeeld om ziekenhuizen open te houden.
Voorzitter. De minister heeft verder aangegeven dat hij een enorm vertrouwen heeft in de mogelijkheid om het Iraanse standpunt over het Iraanse ballistischeraketprogramma in beweging te krijgen. Ik parafraseer hem nu: als Nederland maar met dat land in gesprek blijft en verleidelijke aanbiedingen doet, dan is er een kans dat we de Iraniërs op het punt van het ballistischeraketprogramma in beweging krijgen. Ik constateer dat tot nu toe van een Iraanse bereidheid om dat zelfs maar te overwegen niets is gebleken. Het is voor mij onduidelijk waaraan de minister het vertrouwen ontleent dat hij deze zaak wel in beweging zou kunnen krijgen. De Verenigde Staten hebben dat vertrouwen in ieder geval duidelijk niet en nemen Iran stevig in de tang. Dat lijkt de PVV ook een beter traject.
Voorzitter. Tot slot kom ik op het punt van de Armeense genocide. De heer Voordewind heeft hier weer een betoog gehouden om de regering voor te stellen niet te spreken van "de kwestie van de Armeense genocide" maar een andere bewoording te kiezen, een bewoording waardoor de gevoelens van de huidige, de levende Armeniërs minder of niet worden gekwetst. Ik steun hem daarin. Ik vind dat op zich een goed voorstel. Ik zie het voordeel daarvan zeker in. Maar voor de volledigheid wil ik wel opmerken dat de heer Voordewind — de hele ChristenUnie, trouwens — nog vorig jaar tegen mijn motie heeft gestemd om in plaats van "de kwestie van de Armeense genocide" te spreken van "de genocide".
Voorzitter, dit was mijn inbreng in de tweede termijn. Ik dank u voor de tijd.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Roon. Dan geef ik nu het woord aan de heer Koopmans namens de VVD.
De heer Koopmans (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik bedank de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik kom nog even terug op waar ik mee begon. Waarom hebben we nou een buitenlands beleid? Ik noemde vier kernredenen. Voor de veiligheid van Nederland en van Nederlanders. Voor het feit dat we willen dat Nederland Nederland blijft, en dus blijft opkomen voor de eigenheid en de openheid van Nederland. Voor Nederlandse banen. Die komen ook voor een groot deel vanuit het buitenland, dus daar moeten we ons voor blijven inzetten. En tot slot voor de Nederlanders in het buitenland. Dat zijn belangrijke mensen, net als alle mensen in Nederland zelf, dus daar moeten we ons ook voor blijven inzetten.
Wat betekent dat concreet? Rond de veiligheid hebben we een paar punten genoemd. Ik noem nu eventjes het punt van de inzet die de minister heeft aangekondigd op het gebied van nieuwe massavernietigingswapens. Ik dank hem voor deze inzet.
Dan het punt van de Nederlandse waarden: Nederland moet Nederland blijven. Daarvan heb ik gezegd dat we moeten inzetten op "afspraak is afspraak". Laten we dus zorgen dat Nederland via internationale instellingen steun geeft aan landen, maar er ook consequenties aan verbindt als die landen zich niet houden aan de kerndoelen die wij hebben, zoals het terugnemen van afgewezen asielzoekers of het beschermen van essentiële mensenrechten. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het terugzenden van afgewezen asielzoekers naar hun land van herkomst, internationale veiligheidssamenwerking en mensenrechtenbescherming fundamenten zijn van het regeringsbeleid;
overwegende dat Nederland en de EU samenwerken met landen die onvoldoende meewerken met de genoemde doelen, maar wel veel Europese steun (niet zijnde noodhulp) ontvangen, die ook elders zouden kunnen worden ingezet;
verzoekt de regering niet alleen nationaal maar ook op EU-niveau prioriteit te geven aan het terugnemen van afgewezen asielzoekers, internationale veiligheidssamenwerking en mensenrechtenbescherming door zowel positieve als negatieve prikkels aan te wenden — en waar mogelijk inhoudelijke voorwaarden te stellen — om landen op deze thema's te laten bewegen, bijvoorbeeld door het verstrekken of weigeren van visa, het verstrekken of onthouden van Europese steungelden of het intensiveren of terugschroeven van de samenwerking op andere terreinen dan migratie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Koopmans (VVD):
Het volgende punt betrof de Nederlandse banen. Daar hebben we de minister uitgebreid over gehoord. Ik denk dat het belangrijk is om nog een keer te benadrukken dat we behoefte hebben aan een realistisch buitenlands beleid. Daarin zorgen we enerzijds voor vriendschappelijke banden met landen en durven we ze anderzijds ook aan te spreken op bijvoorbeeld de mensenrechten, wat natuurlijk niet ten koste hoeft te gaan van de Nederlandse banen.
Het laatste punt betrof de Nederlanders in het buitenland. Die liggen ons na aan het hart; die willen we helpen. De heer Sjoerdsma komt straks met een motie, mede namens mij, over de kosten van de paspoorten van Nederlanders in het buitenland. Ik heb een andere motie samen met de heer Sjoerdsma, die als volgt luidt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een groot aantal Nederlandse staatsburgers woonachtig is in het buitenland;
van mening dat Nederlanders in het buitenland recht hebben op de beste, moderne en flexibele dienstverlening;
verzoekt de regering, waar gewenst en mogelijk, experimenten met de aanvraag van reisdocumenten uit te breiden tot nieuwe externe dienstverleners;
verzoekt de regering tevens verdere stappen in digitalisering van de dienstverlening, in het bijzonder de verstrekking van reisdocumenten, te onderzoeken;
verzoekt de regering voorts te verkennen waar mobiele vingerafdrukkenapparaten verder kunnen worden ingezet, en de Kamer nog voor de zomer van 2019 te informeren over het geheel aan mogelijkheden en onmogelijkheden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Koopmans (VVD):
Daarmee kom ik aan het einde van mijn bijdrage. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koopmans. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik namens GroenLinks.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter, dank u wel. Dank aan de minister voor zijn beantwoording van onze vragen. We moeten niet denken dat Nederland een klein en onbeduidend land is, is een van de zaken die de minister in zijn antwoord voortdurend tegen ons heeft gezegd. Daar hoort bij: ook de ambitie van een land dat niet klein is. Daarmee gaat het soms nog weleens mis. Het meest duidelijke voorbeeld uit het debat zijn de eventuele acties richting Jemen/Saudi-Arabië. Ik heb zelf gisteren de minister, en met hem heel Buitenlandse Zaken, geprezen voor het feit dat de resolutie over uithongering als wapen in de Veiligheidsraad unaniem is aangenomen, maar dat schept ook verplichtingen. Het is teleurstellend als die verplichtingen vervolgens niet worden nagekomen.
Mevrouw de voorzitter, ik heb een beperkte spreektijd, zie ik nu. Ik heb twee moties, over vergroening van het buitenlands beleid. Ik wil ook graag zeggen dat ik blijf bij mijn amendement, dat erop toeziet dat Nederland ook bilateraal het nodige kan doen om mensenrechtenorganisaties binnen EU-landen te ondersteunen. Ik heb goed geluisterd naar de minister, die heeft gezegd: ja, dat gaan we straks in het Meerjarig Financieel Kader regelen. Maar a duurt dat nog heel lang en b is de uitkomst van de onderhandelingen over het MFK nog zeer onzeker. In heel veel landen buiten de EU beschikken wij over instrumenten om mensenrechtenorganisaties te steunen. Mijn amendement ziet erop toe dat we dat straks ook in de EU kunnen.
Ik heb twee moties, die allebei gaan over de vergroening van het buitenlands beleid en die ik heel snel ga voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland de initiatiefnemer is van het Planetary Security Initiative, dat beoogt de inzet voor klimaat, veiligheid en duurzame ontwikkeling in de praktijk te verbinden;
overwegende dat er drie jaar na het van start gaan van het initiatief veel aanbevelingen zijn gedaan;
constaterende dat de eerstvolgende conferentie in het teken staat van het omzetten van de dialoog in concrete acties;
verzoekt de regering om voor de eerstvolgende conferentie een plan te maken voor het omzetten van de aanbevelingen in concrete acties, en hierover de Kamer tijdig te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Voorzitter. Misschien kan de minister in tweede termijn hetgeen ik vraag in deze motie toezeggen. Dan trek ik die uiteraard graag in. Er zijn al genoeg moties.
De voorzitter:
Zo is dat.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het werk van landenrechtenverdedigers en milieuactivisten steeds meer onder druk staat;
overwegende dat de inzet van landenrechtenverdedigers en milieuactivisten een belangrijke bijdrage levert aan het leefbaar houden van onze planeet;
verzoekt de regering deze mensenrechtenverdedigers waar mogelijk te ondersteunen, zowel financieel uit het Mensenrechtenfonds alsook tijdens bilaterale contacten met relevante landen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Helvert namens het CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter, dank u wel. Ik zal eerst de moties voorlezen, allereerst de motie over de parlementaire contactgroep.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Verenigde Staten op politiek, economisch, militair en cultureel gebied een van de belangrijkste bondgenoten zijn van Nederland;
constaterende dat de contactgroep Nederland in het Congres van de Verenigde Staten behoefte heeft aan structureel contact met Tweede Kamerleden van het Nederlandse parlement;
constaterende dat de Tweede Kamer op parlementair niveau structureel contact wil kunnen onderhouden met Congresleden in de Verenigde Staten;
verzoekt de Voorzitter om nog dit kalenderjaar de contactgroep Verenigde Staten op te richten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Mag ik nog een vraag stellen over die motie? Zou de heer Van Helvert wat preciezer kunnen aanduiden wat nu precies de kosten en de baten van zo'n vriendschapsgroep zijn? We hebben dat alleen maar met buurlanden en bijna-buurlanden: de Belgen, Fransen, Duitsers, Britten. Waarom dan nu ook met de Amerikanen en waarom op dit moment?
De heer Van Helvert (CDA):
Ik ben nou iets meer dan een jaar, een jaar en een paar dagen, woordvoerder Buitenlandse Zaken. Ik deed vorig jaar, toen ik net een paar dagen woordvoerder was, al de eerste begroting; dit is nu de tweede. Mij viel het eigenlijk gelijk op dat we geen contactgroep hadden met de Verenigde Staten. Dat vond ik heel apart, omdat we op zoveel vlakken zulke nauwe banden hebben met de Verenigde Staten. Het is wat anders of je het altijd eens bent met wat de Verenigde Staten doen of dat je het eens bent met wat een president zegt. Maar het is gewoon een belangrijke handelspartner, op economisch gebied, op politiek gebied, op militair gebied en zeer zeker ook cultureel-historisch. Wij zijn de oudste bondgenoot van de Verenigde Staten en ook vele Nederlanders zijn in het verleden geëmigreerd naar de Verenigde Staten. Dus we hebben daar eigenlijk ook veel familie wonen. Dus die banden, die drie hoofdthema's — cultureel-historisch, economisch en politiek-militair — en zo'n enorme drieslag kan geen enkel ander land zomaar op tafel leggen. Daarom heb ik eigenlijk gelijk gedacht: daar moeten we iets aan doen. Dat is één.
Kosten en baten: de kosten zullen niet anders zijn dan bij een andere parlementaire groep, zeker ook omdat de ambassadeur, meneer Hoekstra, heeft aangegeven dat hij ook bereid is om de contactgroep vaak te ontvangen en daar iets te organiseren zodat er contact kan zijn met Congresleden van de Verenigde Staten. Als het gaat om de opbrengst, de baten, zou ik toch eigenlijk willen kijken naar wat voor handel en wat voor belang wij hebben. Nederland staat in de top vijf van buitenlandse investeerders in de Verenigde Staten. Wij investeren 170 miljard per jaar. De VS zijn eigenlijk de grootste investeerder vanuit het buitenland in Nederland met 118 miljard in 2016. In Amerika zijn afgerond 825.000 banen gerelateerd aan werk in Nederland en in Nederland zijn maar liefst 246.000 banen gerelateerd aan investeringen. Dus we hebben zo'n grote band. Als bijvoorbeeld 10% ...
De voorzitter:
Dat had u net niet moeten vragen, mevrouw Ploumen.
De heer Van Helvert (CDA):
Dus als je bijvoorbeeld zegt: als we met die contactgroep ervoor kunnen zorgen dat we 1% van het investeringsvolume omhoog krijgen, dan zit je al aan honderden miljoenen extra aan investeringen in Nederland.
De voorzitter:
U heeft het verduidelijkt.
De heer Van Helvert (CDA):
Maar je zou ook kunnen denken aan transparantie rondom bijvoorbeeld kernwapens. Ik noem maar wat, we hebben nog een VAO'tje gehad. Dan zou je kunnen zeggen: je zou eens met die Amerikanen kunnen overleggen. De Duitsers hebben wel meer transparantie, wij hebben dat niet. Hoe zouden we dat wel voor elkaar kunnen krijgen? Op die manier.
Maar als u zegt "ik wil meer baten hebben", dan zeg ik: oké.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Dank aan de heer Van Helvert. Nog één vraag. Kunnen de heer Van Helvert en zijn mede-indieners garanderen dat die vriendschapsgroep bestaat uit leden van de verschillende politieke partijen en politieke stromingen?
De voorzitter:
Ook deze vraag ... Heel kort. Gaat u verder.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. In verband met de tijd begin ik met het voorlezen van de volgende motie en dan hoop ik ook nog een paar andere opmerkingen te kunnen maken. Een motie over de gezant waar de minister van Buitenlandse Zaken weer bijzonder enthousiast op reageerde.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een van de prioriteiten vormt van het mensenrechtenbeleid van de regering;
constaterende dat wereldwijd individuen en gemeenschappen worden gediscrimineerd, behandeld als tweederangsburgers of zelfs vervolgd, gevangengezet of vermoord vanwege hun religieuze overtuiging, hun wens van overtuiging te veranderen, of omdat zij niet geloven of afstand nemen van religie;
constaterende dat de EU in de Richtlijnen voor het bevorderen en beschermen van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging erkent dat "vrije uitoefening vrijheid van godsdienst en levensovertuiging direct bijdraagt aan democratie, ontwikkeling, rechtsstaat, vrijheid en stabiliteit";
constaterende dat zowel de EU als een toenemend aantal landen om ons heen, zoals het Verenigd Koninkrijk, Denemarken en Duitsland, een speciaal gezant voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging aangesteld hebben, met als doel het vragen van aandacht voor vervolging wereldwijd en het zoeken naar manieren om deze vervolging aan de kaak te stellen en aan te pakken;
verzoekt de regering naar voorbeeld van de EU en landen om ons heen een speciaal gezant voor vrijheid van godsdienst en levensovertuiging aan te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Ik wilde nog zeggen dat we in het vorige VAO heel duidelijk een motie in de Kamer hebben goedgekeurd over Saudi-Arabië en Jemen. Ik ben ook heel blij dat we de oproep van de religieuze leiders, die echt zeiden dat de implementatie van resolutie 2417 duidelijk verwoord moest worden door Nederland, via die motie in het vorige VAO hebben vastgelegd. Ik vind ook dat we die oproep van religieuze leiders goed hebben afgekaart.
Ik wil nog vragen aan de minister wanneer we de brief mogen ontvangen over de basiskennis over religie, want dat zat ook in de schriftelijke beantwoording.
Mevrouw Karabulut (SP):
Over het toepassen en uitvoeren van resolutie 2417 en de oproep van de religieuze leiders: bedoelt de heer Van Helvert dat hij de regering verzoekt om zich in de VN-Veiligheidsraad in te spannen om te komen tot sancties tegen verantwoordelijken die in Jemen uithongering als oorlogswapen inzetten?
De heer Van Helvert (CDA):
Ja.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan ga ik er natuurlijk van uit dat de heer Van Helvert en de CDA-fractie onze motie die ik straks zal indienen, zullen steunen, want dit stond niet in de vorige motie.
De heer Van Helvert (CDA):
Laat ik het duidelijk zeggen. We hebben er een hele duidelijke motie over ingediend en de fractie heeft niet de behoefte om daar nog een motie over in te dienen. We staan allemaal onder die motie die de heer Sjoerdsma heeft ingediend; dat is fantastisch.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Karabulut. U gaat nog die motie indienen.
De heer Van Helvert (CDA):
Het blijven indienen van moties en het proberen elkaar toch nog een woordje te ontlokken ... We hebben heel duidelijk een signaal gegeven. De minister heeft de motie ontraden en we hebben desondanks toch voorgestemd. Dat vind ik een heel duidelijk signaal. Voor de rest wil ik het niet politiseren, want honger in de wereld moeten we niet politiseren.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer van Helvert.
Dan ga ik naar mevrouw Karabulut, namens de SP.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Ik vind het altijd een beetje bizar als collega's zeggen dat er iets in een motie staat, wat er niet staat. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uithongering als oorlogswapen wordt ingezet in Jemen, ook door de coalitie onder leiding van Saudi-Arabië;
overwegende dat mede op Nederlands initiatief de Veiligheidsraad van de VN akkoord is gegaan met resolutie 2417 op basis waarvan sancties ingesteld kunnen worden tegen verantwoordelijken die honger als wapen inzetten;
verzoekt de regering zich in de VN-Veiligheidsraad in te spannen om te komen tot sancties tegen verantwoordelijken die in Jemen uithongering als oorlogswapen inzetten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Dan een tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de oorlog in Jemen door de EU overeengekomen criteria voor de export van wapens geregeld zijn geschonden;
van mening dat deze exportcriteria onder alle omstandigheden nageleefd dienen te worden;
verzoekt de regering in EU-verband deze kwestie aan te kaarten en landen op te roepen zich te houden aan de exportcriteria voor militair materieel,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter. Gisteren heb ik een portret van een prachtig kind, Nusair, overhandigd aan de minister. Hij leeft nog, maar hij kan doodgaan, helaas. Dat geldt op dit moment voor 400.000 Jemenitische kinderen die ernstig ziek zijn vanwege uithongering. Uithongering als gevolg van een oorlog, een oorlog die geleid wordt door Saudi-Arabië, met een coalitie waar westerse bommen worden ingezet, waardoor kinderen sterven, maar ook waar uithongering gericht als oorlogswapen wordt ingezet. Wat zou Nusair ervan denken, bedacht ik mij, wanneer hij onze minister van Buitenlandse Zaken zou horen zeggen: wij hebben die resolutie — het is een mooi symbool, heel mooi — maar ik wil deze op dit moment even niet toepassen in de VN-Veiligheidsraad, want er is toch geen meerderheid voor? Wat zou Nusair daarvan denken? Wat zouden andere kinderen in Nederland daarvan denken? Wat zouden wij bereiken in de wereld, in het bevorderen van de internationale rechtsorde, van vrede, van veiligheid, wanneer dit het uitgangspunt zou zijn?
Voorzitter. Helaas moet ik constateren dat het hier niet gaat om meer- of minderheden, want ook voor een mensenrechtenonderzoek van de Mensenrechtenraad in Jemen, waar Nederland topwerk heeft verricht, was geen meerderheid. Toch is het er uiteindelijk gekomen. Hier ontbreekt de politieke wil vanuit het kabinet, omdat economische belangen, oliebelangen en handel met Saudi-Arabië voorgaan. Dat heb ik wel vaker gemerkt, ook wat betreft Israël. Daar gaat het om de geopolitiek en om de beïnvloeding. Want hoe kan het anders dat je, wanneer je recht en rechtvaardigheid wilt en straffeloosheid in de wereld wilt tegengaan, wel de raketbeschietingen vanuit Gaza veroordeelt, maar niet de bezetter wilt veroordelen die allerlei mensenrechtenschendingen begaat en vreedzame demonstranten doodschiet?
Voorzitter. Natuurlijk is het ook botte onwil wanneer je de kinderen van standrechtelijk geëxecuteerden in voormalig Nederlands-Indië geen genoegdoening wil geven door een regeling.
Dat gezegd hebbende zou ik mijn bijdrage willen besluiten door de collega's van alle partijen, met name de partijen die zich via hun ministers mede hebben ingezet in de VN-Veiligheidsraad, op te roepen de resolutie te steunen over misdadigers die verantwoordelijk zijn voor uithongering. Dinsdag gaan we daarover stemmen. Nusair en alle andere kinderen rekenen daarop. Daarmee geven we een duidelijk signaal af dat straffeloosheid niet de norm is en dat in staten zoals Saudi-Arabië Mohammed bin Salman niet zijn gang kan gaan. Wij geven daarmee een signaal af dat wij inderdaad pal staan voor recht en rechtvaardigheid en dat we die normen ook handhaven.
De heer Koopmans (VVD):
Ik wil mevrouw Karabulut vragen of zij buitenlands beleid ziet als iets wat alleen maar dient om verontwaardiging te uiten of als iets wat ook effectief moet zijn.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ja, voorzitter, wat is dit voor ...? Ik heb net twee concrete voorstellen gedaan. Dat is het antwoord. Dat meneer Koopmans iets grappigs van mij wil horen en mij eigenlijk de maat neemt omdat ik misdadigers wil bestraffen die verantwoordelijk zijn voor uithongering, iets wat de VVD normaal gesproken ook wil ... Sorry, maar moet ik daar serieus antwoord op geven? Natuurlijk sta ik pal voor onze Grondwet, namelijk dat de minister de internationale rechtsorde moet bevorderen. Maar inderdaad: anders dan de heer Koopmans geloof ik erin dat je zaken die onmogelijk lijken, wel kunt bereiken en dat je iedere stap moet zetten die daaraan kan bijdragen.
De voorzitter:
De heer Koopmans tot slot.
De heer Koopmans (VVD):
Ik vraag dit specifiek omdat mevrouw Karabulut zich het alleenrecht lijkt toe te eigenen op de vraag hoe je mensen kunt beschermen. Ik wilde dat eigenlijk laten gaan, want we kennen de verschillen die bestaan tussen de SP en de VVD op dit punt. Maar mevrouw Karabulut had het over een arm kind, een heel zielig kind, dat wij allemaal heel graag willen beschermen en dat ons enorm aan het hart gaat. Er zijn er nog zo veel meer. Het is mooi dat ze dat opbrengt. Maar vervolgens gaat het om de vraag: wat kan je doen om dat kind het beste te beschermen? Mevrouw Karabulut kiest ervoor om hier een foto aan de minister te overhandigen. Dat is haar goed recht. Maar de minister en ook de VVD zegt: wat je kan doen om zo'n kind te beschermen, moet wel effectief zijn. Mevrouw Karabulut zegt ...
De voorzitter:
We gaan niet het hele debat samenvatten. Meneer Koopmans, wat is uw vraag?
Mevrouw Karabulut (SP):
Voorzitter, ik heb wederom de hele de middag de tijd.
De voorzitter:
Maar ik niet.
De heer Koopmans (VVD):
Mevrouw de voorzitter, ik heb maar heel weinig interrupties gepleegd vandaag.
De voorzitter:
Dat doet er niet toe.
De heer Koopmans (VVD):
Maar dit is een heel belangrijk punt, want hier wordt tussen de regels door gesuggereerd dat de minister iets niet zou doen vanwege oliebelangen. Mevrouw Karabulut zegt dat hier het lot van het kind wordt weggezet omdat de minister zich inzet voor oliebelangen. Ik vind dat een hele slechte zaak. Daarom vraag ik aan mevrouw Karabulut: kan zij het er in ieder geval mee eens zijn dat het lot van het kind ons allemaal heel erg na aan het hart gaat, maar dat er een groot verschil is tussen verontwaardiging en effectiviteit?
De voorzitter:
Meneer Koopmans, u moet echt geen ellenlange betogen houden. Dit is gewoon een tweede termijn. Houd het bij een korte opmerking maken of een korte vraag. Ik weet niet meer waar u naartoe wilde, maar misschien weet mevrouw Karabulut het wel.
De heer Koopmans (VVD):
Ik kan het nog een keer zeggen.
De voorzitter:
Nee, niet herhalen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het doet mij deugd dat het de heer Koopmans raakt. Hij zegt op te willen komen voor de kinderen. Dat geloof ik ook. Ik trek dat niet in twijfel. Dat gevoel kan hij concreet maken door ons voorstel te steunen. Het was deze minister die samen met minister Kaag terecht een persbericht uitstuurde over het mooie resultaat dat dit jaar in de VN-Veiligheidsraad een resolutie is aangenomen waarmee uithongering strafbaar is geworden. Minister Kaag noemde uithongering "middeleeuws", en terecht. Maar het is precies wat nu in Jemen gebeurt: middeleeuwse toestanden. Dan willen we, net als in Syrië en in al die andere landen, straffeloosheid tegengaan. Je kunt niet een staakt-het-vuren en vrede bepleiten en willen stabiliseren wanneer je aan de andere kant zegt: wij treffen geen sancties; u mag uw gang gaan, ook al is het heel erg ...
De voorzitter:
U heeft uw punt duidelijk gemaakt.
Mevrouw Karabulut (SP):
Je kunt dan niet zeggen: het is echt heel zielig voor die kinderen; die resolutie was prachtig en die was leuk om mee te wapperen, maar we passen die niet toe. Dus ik hoop dat u dit weekend gaat nadenken en goed gaat slapen, dat u dinsdag in de fractie uw best gaat doen en dat ik op uw steun kan rekenen.
De heer Koopmans (VVD):
Voorzitter ...
De voorzitter:
Ja, mevrouw Karabulut kan natuurlijk niet zeggen dat u goed gaat slapen dit weekend! Dat is een persoonlijk feit. De heer Koopmans.
De heer Koopmans (VVD):
Deze situatie gaat ons allemaal aan het hart. Maar de vraag is: hoe ga je er iets aan doen? Wij kiezen dus niet voor zwaaien met dingen of spandoeken schilderen. Wij kiezen voor effectiviteit. Ik ben heel blij dat wij mensen hebben die niet alleen maar kijken naar wat we zouden willen, maar die ook kijken wat we daadwerkelijk kunnen bereiken. Dat zou mevrouw Karabulut zich ook een keertje mogen aantrekken.
Mevrouw Karabulut (SP):
Het is mij duidelijk geworden dat de VVD op dit moment de mensen en de landen die verantwoordelijk zijn voor uithongering van kinderen, niet wil bestraffen. Waarvan akte.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sjoerdsma namens D66.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voorzitter. Ook van mijn kant dank aan de minister voor zijn antwoorden in de eerste termijn. Ik wilde beginnen met het onderwerp Nederlanders in het buitenland, want daar hebben we veel goeds over gehoord: het makkelijker maken van het stemmen, het regelen van Nederlands onderwijs in het buitenland, het openen van meerdere ambassades, het verbeteren van de dienstverlening. Maar collega Koopmans noemde het al: op het gebied van de paspoortkosten wordt er door dit kabinet een maatregel getroffen die niet goed is. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de prijs voor het aanvragen en verlengen van paspoorten in het buitenland voor Nederlandse volwassen burgers stijgt met €27,23 en hiermee het prijsverschil tussen aanvragen en verlengen in het buitenland en binnenland aanzienlijk wordt vergroot;
overwegende dat Nederlanders in het buitenland regelmatig dure reizen moeten afleggen om een paspoort bij een Nederlandse vertegenwoordiging aan te vragen of te verlengen;
verzoekt de regering de prijs voor het aanvragen en verlengen van paspoorten voor Nederlandse burgers in het buitenland nu niet te verhogen, anders dan de wettelijke opslag die nu voor alle paspoortkosten geldt;
verzoekt de regering voorts alle mogelijkheden te onderzoeken om de kosten voor paspoortaanvragen en verlengingen voor Nederlandse burgers in het buitenland op een kostendekkende manier te verlagen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Sjoerdsma (D66):
Dan nog over die herdenking van de Eerste Wereldoorlog van afgelopen weekend, waar ik mijn eerste termijn mee begon: met die zwaarbevochten vrede en de fragiele vrede die we nu hebben. Het nationalisme was toen de oorzaak van verschrikkelijk geweld en miljoenen doden. Met datzelfde nationalisme schermen nu sommige partijen in deze Kamer hartstochtelijk, alsof het een sieraad is van de naties. Juist samenwerking die ons en anderen beter maakt zou de kern moeten zijn van waar wij voor staan. Dat is ook de kern van waar de Europese Unie voor staat: samenwerking die ons en anderen beter maakt. Daarover heb ik deze minister gelukkig een stevige ambitie horen uitspreken, niet alleen waar het gaat over het buitenlands beleid en het afschaffen van het veto. Ook op het gebied van het asielbeleid zijn grote stappen gemaakt. Met betrekking tot de Europese defensiesamenwerking heb ik hem horen zeggen dat we die Battlegroups niet moeten afschaffen, maar dat we een goede manier moeten bedenken om ze in te zetten. Niet omdat dat leuk is, maar omdat het zonde is dat we dat instrument hebben maar het niet inzetten, terwijl het broodnodig is om het in te zetten.
Dan nog over Nord Stream 2. Het is mooi dat de minister heeft toegezegd dat we daar een brief over krijgen na de volgende gespreksronde. Ik wacht die af en hoop dat de brief kan komen voordat we hier het debat voeren over Rusland in den brede.
Helemaal tot slot: Israël en de schadevergoedingen voor de vernielde projecten. De minister zegt dat hij geen andere optie ziet dan keer op keer maar weer herhalen. Ik prijs de minister dat hij dat doet en hoop dat hij dat blijft doen. Maar ik zou hem toch willen vragen om zijn ambtenaren nog eens creatief te laten kijken naar de mogelijkheden die wij hebben om dat geld op Israël te verhalen.
Helemaal tot slot de preclearance: er was ons beloofd dat een en ander zou worden getoetst aan internationale en Europese verdragen en aan de Grondwet, voorafgaand aan ondertekening. Ik vraag me af wanneer die toets komt. Ik zie die graag zo snel mogelijk tegemoet.
Voorzitter, dan dank ik u hartelijk.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sjoerdsma. Mevrouw Karabulut heeft een vraag.
Mevrouw Karabulut (SP):
Ik zou graag van de heer Sjoerdsma willen weten of hij in zijn fractie gaat bepleiten om voor de motie te stemmen die zegt dat wij sancties moeten proberen te bereiken tegen hen die verantwoordelijk zijn voor uithongering in Jemen.
De heer Sjoerdsma (D66):
Waar ik in mijn fractie voor zal pleiten zijn niet sancties in algemene zin, maar een heel specifieke stap, namelijk een wapenembargo tegen Saudi-Arabië, maar ook tegen alle coalitiegenoten van Saudi-Arabië en de door het panel of experts genoemde landen. Juist vanwege hetgeen mevrouw Karabulut zegt. Juist omdat deze landen met hun bombardementen en de manier waarop zij hun maritieme blokkade uitvoeren honger als wapen inzetten. Dat is mijn sanctie, mevrouw Karabulut. Dat is waar ik voor zal pleiten.
De voorzitter:
Mevrouw Karabulut, tot slot.
Mevrouw Karabulut (SP):
Daar pleiten wij samen voor inmiddels en daar ben ik erg blij mee. Dat moet inderdaad stoppen, want met die wapens wordt ook gedood. Maar dit gaat om uithongering. Ik lees even een citaat voor van minister Kaag: afschuwelijke middeleeuwse manier van oorlog voeren moet stoppen. Er kunnen sancties worden ingesteld op individuen die moedwillig humanitaire hulp zoals voedselkonvooien blokkeren et cetera, et cetera. In Syrië willen we ook misdadigers bestraffen. Ik weet dat D66 op dat punt ook heel actief is. Waarom wilt u dat op dit moment niet voor Jemen? Is dat omdat de minister u de politieke ruimte niet geeft? Moet ik dan concluderen dat dit vooralsnog een symbolische resolutie is?
De heer Sjoerdsma (D66):
In dit huis werkt het zo dat de Kamer, Kamerleden, de politieke partijen, de ruimte bepalen voor de minister. Het is dus niet de minister die mijn ruimte bepaalt. Het is de politieke partij die mijn ruimte bepaalt. Volgens mij ben ik net heel erg duidelijk geweest en zoekt mevrouw Karabulut een verschil dat er niet is. Met haar zeg ik twee dingen. Een. Die resolutie is binnengehaald door Nederland, wat een onwaarschijnlijke prestatie is, gezien de tegenstand van sommige permanente leden van de Veiligheidsraad. Die heeft honger tot wapen verklaard. Dat is historisch. Laat ik het woord dan toch maar gewoon gebruiken. Twee. Wordt honger als wapen ingezet in Jemen? Ja, absoluut. Niet alleen door Saudi-Arabië, maar ook door enkele coalitiegenoten. Het enige verschil dat er lijkt te zijn — mevrouw Karabulut probeert er iets groots van te maken, wat er volgens mij niet is — is dat de sanctie die ik daar voor zie een wapenembargo is. Ik denk dat dit de meest effectieve sanctie is om dit probleem op te lossen. Dat is een onwaarschijnlijk vergaande stap en misschien nog wel verdergaand dan hetgeen mevrouw Karabulut in haar motie voorstelt.
De voorzitter:
Had u nog een motie of was u klaar?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ik was klaar.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Ploumen namens de PvdA.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. De wereld en Nederland vragen om een actief, alert en geëngageerd buitenlandbeleid. In mijn ervaring zijn die woorden synoniem voor een effectief buitenlandbeleid.
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden en een aantal toezeggingen. Ik heb een paar aanmoedigende moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat journalisten vanwege hun werk worden bedreigd, opgesloten, gemarteld en vermoord;
van mening dat journalisten overal ter wereld in alle vrijheid hun werk moeten kunnen doen;
constaterende dat UNESCO op de Internationale Dag van de Persvrijheid een congres organiseert om multilateraal te spreken over vrije media;
verzoekt de regering in VN-verband de mogelijkheden te onderzoeken om het jaarlijkse UNESCO-congres ter ere van de persvrijheid in 2020 in Nederland te organiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het op veel plekken gevaarlijk is om kritische en onafhankelijke journalistiek te bedrijven en die te beschermen;
van mening dat de journalistiek een van de pijlers is voor een goed functionerende rechtsstaat en democratie en het daarom verdient beschermd en gesteund te worden;
verzoekt de regering een jaarlijks uit te reiken prijs in te stellen ter ondersteuning van personen of organisaties die zich inzetten voor het uitdragen of beschermen van vrije media,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Ik weet dat de minister zei dat hij geen toegevoegde waarde zag in een prijs die door de Nederlandse regering wordt uitgereikt. Laat ik ten overvloede zeggen dat ik die toegevoegde waarde wél zie. Ik vraag hem van harte om nog eens zijn oordeel te overwegen.
Voorzitter, dan nog een laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat geweld tegen vrouwen in conflictsituaties systematisch en structureel is en vrouwen voor het leven beschadigt;
van mening dat er meer moet gebeuren om geweld tegen te gaan en daders te bestraffen;
overwegende dat de Europese Unie heeft aangegeven dat zij op systematische en innovatieve wijze seksueel geweld tegen vrouwen wil sanctioneren;
verzoekt de regering om in het kader van de totstandkoming van een EU-mensenrechtensanctieregime de mogelijkheden te onderzoeken om tot een wereldwijd thematisch sanctieregime voor seksueel geweld tegen vrouwen te komen en de Kamer daarover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Voorzitter. Wat die laatste motie betreft zou ik de minister alvast willen danken voor de toezegging die hij heeft gedaan om zich in te spannen. Ik kijk uit naar zijn oordeel over deze motie.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Ploumen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. Ik dank de minister voor al zijn goede antwoorden. Hij heeft ook in deze termijn weer getoond dat hij een goede koorddanser is, dat hij de balans tussen de coalitie en de oppositie weet te houden en tussen de dingen die hij hier wel en niet kan zeggen. Dat zal misschien ook blijken bij de moties.
Voorzitter. Ik ben blij dat hij zijn zorgen over Pakistan zal overbrengen aan zijn collega's en dat hij zal kijken wat er gezamenlijk mogelijk is, met name als het gaat om die uitbreiding van die blasfemiewet in Pakistan. Ik ben ook blij dat hij heeft toegezegd toch eens te zullen kijken naar die vreselijke term "kwestie van de Armeense genocide". Ik hoop dat de brief verlichting kan geven als het gaat over de manier waarop dit steeds krenkend overkomt voor de Armeense gemeenschap. Ik vraag de minister in dat kader wanneer de ratificatie van de EU-overeenkomst de Kamer zal bereiken. Er werd gezegd begin 2019, maar kan de minister daar nog iets specifieker over zijn?
Dan kom ik op de complimenten voor de veroordeling van die massale raketaanval op Israëlische doelen vanuit Hamas in Gaza. Goed dat Nederland daar de vinger bij heeft gelegd en dat uitdrukkelijk heeft veroordeeld.
Mijn laatste onderwerp is Lesbos, de Griekse eilanden, en de vreselijke, schrijnende situatie aldaar. Die motie luidt als volgt:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de mensonterende situatie in de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden onverminderd voortduurt;
overwegende dat alle lidstaten van de Europese Unie een verantwoordelijkheid hebben om de situatie op de Griekse eilanden te verbeteren;
verzoekt de regering in overleg te treden met andere EU-lidstaten om te bezien wat er gedaan kan worden aan de overbevolkte kampen op de Griekse eilanden en de mensonterende situatie in die kampen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ploumen staat al klaar.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Ik ken de heer Voordewind als iemand die zeer begaan is met degenen die niet de macht hebben om over hun eigen leven te kunnen beslissen. Zijn inbreng getuigt daar nu ook weer van. Ik zou hem iets willen vragen. Als hij de situatie in Jemen beziet, de uithongering die daar plaatsvindt, zou hij zich dan achter de motie van mevrouw Karabulut, de heer Van Ojik en mijzelf kunnen scharen om de regering op te roepen, de resolutie die zij zelf heeft onderhandeld ook in te roepen?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik begrijp dat er nu twee moties liggen. Ik heb ook goed naar de minister geluisterd. Ik heb goed geluisterd naar wat hij op dit moment haalbaar vindt. Wij dringen in die andere motie geloof ik aan op het organiseren van een wapenembargo richting Saudi-Arabië. Dat heeft nog een redelijke kans van slagen, als ik het zo begrijp, en dat heeft dan ook onze volle steun.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Mijn ervaring is dat buitenlandbeleid effectief is als droom en daad bij elkaar komen. Dan zou de heer Voordewind daar toch mee eens moeten zijn?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
In zijn algemeenheid wel. Alleen, als zich dit vertaalt in verschillende moties, dan overweeg ik ook om te kijken welke instrumenten het meest effectief zijn om op dit moment op in te zetten. Dan moet ik ook afgaan op de minister, op wat hij zegt en op de haalbaarheid. Dan constateer ik dat een wapenembargo al verder gaat dan de regering tot nu toe heeft willen gaan. Als de Kamer daar een duwtje aan kan geven, en terecht, dan doen we dat via die motie en dan hoop ik dat het ook gerealiseerd wordt in de Veiligheidsraad.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Op hetzelfde punt, want wat mij altijd wel verbaast: ik heb bijvoorbeeld beide moties ondertekend en ik zie daar geen enkele strijdigheid in. Er wordt een beetje gedaan alsof je, wanneer je nu voor de ene motie bent — de motie waar de heer Sjoerdsma de eerste indiener van is — dat dit dan op een of andere manier verhindert om voor de motie te zijn van mevrouw Karabulut, mevrouw Ploumen en mijzelf. Dan vraag ik aan de heer Voordewind: dat is toch niet waar?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Ik denk dat de strekking en het doel van beide moties hetzelfde zijn. Ik denk dat de ene motie inzet op dat wapenembargo en het zal een hele kluif worden om daar de Veiligheidsraad achter te krijgen. Dus als wij onze energie moeten gaan focussen, dan zou ik zeggen: laten we alles inzetten op wat nog enigszins haalbaar is en de minister met een mogelijk haalbare boodschap richting de Veiligheidsraad sturen, in plaats van een onmogelijke boodschap waarvan we weten dat er geen steun voor zal zijn.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Ojik.
De heer Van Ojik (GroenLinks):
Ik vind het altijd zo knap van collega's — ik heb dat gisteren ook tegen de heer Koopmans gezegd — dat ze precies weten wat haalbaar en wat realistisch is en wat niet. Ik weet dat nooit. Ik denk altijd: als je nou vraagt om een wapenembargo, de motie-Sjoerdsma, maar je vraagt ook om sancties, als uitvloeisel — collega's hebben het al tientallen keren gezegd — van een resolutie in de Veiligheidsraad waarvan we zelf aan de wieg hebben gestaan, waarom zou dat elkaar tegenwerken? Dat zegt de minister wel, dat heb ik ook gehoord, maar ik weet ook niet hoe híj dat weet. En ik weet ook niet hoe de heer Voordewind dat weet. Waarom zou dat zo zijn?
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Er zit inderdaad soms spanning tussen droom en werkelijkheid. We hebben net een discussie gehad over kernwapens. Wat mij betreft gaan die kernwapens de wereld uit. Als we dat soort moties echter hier gaan indienen ... Ja, van mij mag het, maar ze zullen de discussie niet verder helpen. Dus we zullen de moties specifieker moeten organiseren om te kijken of we de situatie in Jemen écht kunnen verbeteren en een duidelijk signaal kunnen geven. En ik denk dat de motie die de heer Sjoerdsma heeft ingediend, daar echt een stap toe zet. Daarom steun ik die motie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Voordewind. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van der Staaij namens de SGP-fractie.
De heer Van der Staaij (SGP):
Mevrouw de voorzitter. Ik wil de minister danken voor zijn beantwoording. En ik wil tussen droom en daad ook nog wat moties indienen, en ik weet dat daar wetten bij in de weg kunnen staan, en praktische bezwaren, en de weemoedigheid die niemand kan verklaren.
Voorzitter. Mijn eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat, in strijd met herhaalde uitspraken van de Kamer, de Palestijnse Autoriteit doorgaat met salarissen betalen aan veroordeelde terroristen die als aanmoediging van terroristische misdrijven kan worden opgevat, terwijl Nederland en vele andere landen jarenlang hebben aangedrongen op beëindiging daarvan;
verzoekt de regering Nederlandse financiële bijdragen aan de Palestijnse Autoriteit in ieder geval te staken zolang geen geloofwaardige stappen zijn gezet om genoemde misstanden te stoppen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat sommige maatschappelijke organisaties voor het leeuwendeel van hun inkomsten afhankelijk zijn van overheidssubsidies;
overwegende dat van maatschappelijke organisaties verwacht mag worden dat ze vanuit een stevige maatschappelijke verworteling zorg kunnen dragen voor serieuze cofinanciering;
overwegende dat dit ook ten goede komt aan hun onafhankelijke positie en financiële robuustheid;
verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de "eigen" financiering van maatschappelijke organisaties die subsidie ontvangen van de minister van Buitenlandse Zaken versterkt kan worden, al dan niet door herziening van de subsidiekaders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voor het versterken van de steun voor klassieke vrijheidsrechten, zoals de vrijheid van godsdienst, zoals verwoord in artikel 18 UVRM, en de vrijheid van meningsuiting, in landen waar deze vrijheidsrechten onder druk staan, zoals Pakistan, China, Saudi-Arabië en vele andere landen, het van belang is juist ook jongeren te bereiken;
verzoekt de regering specifiek op de ontmoeting met jongeren gerichte activiteiten ter ondersteuning van de klassieke vrijheidsrechten te bevorderen en te ondersteunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Tot slot de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat EU-voorzitter Oostenrijk tijdens een "High Level Conference" over antisemitisme en antizionisme voornemens is voorstellen te doen over het aannemen van de internationale IHRA-definitie van antisemitisme in EU-verband;
verzoekt de regering steun te verlenen aan het binnen de EU overnemen van de IHRA-definitie van antisemitisme,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van der Staaij (SGP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Staaij. Tot slot is het woord aan de heer Kuzu namens DENK.
De heer Kuzu (DENK):
Ik begin ook in het kader van de tijd direct met het indienen van moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het onaanvaardbaar is als Nederlandse burgers vanwege uitlatingen en activiteiten die worden beschermd door de vrijheid van meningsuiting en van vergadering door anderen staten worden bespied en/of gehinderd;
van mening dat de regering een dergelijke aantasting door andere staten van democratische grondrechten nooit mag tolereren en gedogen;
verzoekt de regering om consistent en consequent tegen staten in het verweer te komen die de democratische grondrechten van Nederlandse burgers aantasten, teneinde een veilige en vrije uitoefening van deze rechten te waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Sjoerdsma wil een vraag stellen over de net ingediende motie?
De heer Sjoerdsma (D66):
Ja, voorzitter, ik heb een verhelderende vraag. Wat is de aanleiding ook weer voor deze motie?
De heer Kuzu (DENK):
In mijn eerste termijn heb ik het gehad over de Oeigoeren, over de situatie van de Chinezen. Hetzelfde komt ook voor in Israël. Daar gaat mijn tweede motie over.
De heer Sjoerdsma (D66):
Voor alle duidelijkheid: ik kan mij goed voorstellen dat de heer Kuzu deze twee voorbeelden wil noemen. Ik neem aan dat dat dan ook geldt voor alle Turkse Nederlanders die een brief in hun brievenbus kregen van de heer Erdogan, vlak voor de verkiezingen, ongevraagd, ongewenst, terwijl ze hun adres niet hadden doorgegeven. Ja, toch? De strekking van de motie is toch al die ongewenste invloeden? Dan weet ik ook wat ik mijn fractie moet adviseren.
De heer Kuzu (DENK):
In de motie staat ook "consistent en consequent". Het geldt dus consequent en consistent voor alles.
Voorzitter, de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Israëlische regering heeft erkend dat zij aanhangers van de BDS-beweging, en personen en organisaties die zij daartoe rekent, systematisch monitort en soms intimideert en hindert;
overwegende dat het waarschijnlijk is dat dit ook in Nederland gebeurt en Nederlandse burgers en organisaties treft;
overwegende dat uitlatingen en activiteiten in het kader van BDS door de vrijheid van meningsuiting en van vergadering beschermd zouden moeten worden en dus een democratisch grondrecht zijn;
verzoekt de regering om te onderzoeken of en op welke wijze de Israëlische regering de democratische grondrechten van Nederlandse burgers die hun vrijheid van meningsuiting en van vergadering uitoefenen, aantast, en de Kamer over de bevindingen te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
En ik ben heel erg benieuwd hoe de heer Sjoerdsma in dezen zijn fractie zal adviseren.
Voorzitter, de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Kamer de regering heeft verzocht internationaal draagvlak te verwerven voor meer concrete maatregelen die het behoud van de tweestatenoplossing versterken;
constaterende dat de Israëlische regering sindsdien is doorgegaan met de uitbreiding van nederzettingen en andere stappen heeft gezet of gepland die het behoud van de tweestatenoplossing ondermijnen, waaronder de aangekondigde vernieling van het Palestijnse dorp Khan Al-Ahmar;
verzoekt de regering haar inspanningen in VN-verband en op EU-niveau voor meer concrete maatregelen die het behoud van de tweestatenoplossing versterken te intensiveren, en de Kamer over de resultaten daarvan te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat steeds meer Venezolanen de oversteek wagen naar landen in ons Koninkrijk, te weten Aruba en Curaçao;
overwegende dat deze Venezolaanse vluchtelingen ten prooi vallen aan lugubere mensenhandelaars;
overwegende dat landen binnen het Koninkrijk, te weten Aruba en Curaçao, een officieel hulpverzoek in het kader van het Statuut hebben ingediend bij Nederland;
overwegende dat mensenrechten van Venezolaanse vluchtelingen in landen binnen ons Koninkrijk onder druk staan;
verzoekt de regering vorstelijk gehoor te geven aan de hulpvraag van Aruba en Curaçao,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
Voorzitter, dan de laatste.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat uit interviews met ex-gedetineerden, satellietfoto's en openbare informatie over aanbestedingen en vacatures is gebleken dat naar schatting een miljoen moslims vastzitten in politieke heropvoedingscentra in Xinjiang;
overwegende dat in deze heropvoedingscentra sprake is van fysieke en verbale mishandeling en politieke indoctrinatie;
verzoekt de regering om in VN-verband draagvlak te vinden voor het per direct te sluiten van de Chinese heropvoedingskampen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Kuzu (DENK):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de kant van de Kamer. De minister heeft behoefte aan een korte schorsing. Ik zal tien minuten schorsen.
De vergadering wordt van 15.27 uur tot 15.43 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef de minister het woord.
Minister Blok:
Dank u wel, voorzitter. Er zijn nog een aantal aanvullende vragen gesteld. Ik had ook nog een paar vragen uit de eerste termijn waar ik in tweede termijn op terug zou komen. En er is een groot aantal moties en amendementen ingediend.
Ik begin bij de heer De Roon, die in een aanvullende vraag inging op de stappen die we kunnen nemen of overwegen als van Iraanse zijde geen reactie komt op de inzet rond de ballistische raketten. Dan zullen wij natuurlijk druk blijven uitoefenen. Het is de heer De Roon bekend dat er op dit moment een wapenembargo tegen Iran geldt en dat er handelssancties gericht op de rakettechnologie zijn. Als er geen beweging is, kan ik andere drukmiddelen natuurlijk niet uitsluiten.
De heer De Roon vroeg opnieuw naar het onderwerp van Iraanse inmenging in Europa en in Nederland. Ik heb daarover ook in eerste termijn aangeven dat wij daarover in nauw overleg zijn met andere Europese landen, zowel op politiek niveau als op het niveau van de inlichtingendiensten. Ook voor overleg tussen inlichtingendiensten geldt dat ik daar naar zijn aard niet in het openbaar op kan ingaan.
De heer De Roon vroeg of raketbeschietingen vanuit Gaza te omschrijven zijn als een oorlogsmisdrijf. Ik heb aangegeven dat die door Nederland veroordeeld zijn. Het gaat in ieder geval om zeer ernstige schendingen van humanitair oorlogsrecht en daarmee waarschijnlijk om oorlogsmisdrijven.
De motie-De Roon/De Graaf op stuk nr. 17 gaat in op het streefcijfer van 10% werknemers met een niet-westerse achtergrond. Bij de werving van medewerkers voor Buitenlandse Zaken, voor de hele rijksdienst, staat kwaliteit voorop. Daarover hebben wij geen verschil van mening. Tegelijkertijd is het de inzet van heel het Rijk, dus ook van Buitenlandse Zaken, om te streven naar diversiteit. In een diverse samenleving is het logisch dat ook de overheid de samenstelling van de samenleving zo veel mogelijk representeert. Daarmee is het ook passend om een streefcijfer van 10% te hebben. Dus deze motie ontraad ik.
De motie-De Roon/Maeijer op stuk nr. 18 verzoekt de regering niet in te stemmen met voorstellen van de Europese Commissie als het gaat om meerderheidsbesluitvorming en vast te houden aan besluitvorming bij unanimiteit. Ik heb al aangegeven dat ik daar onder voorwaarden en op een aantal specifieke terreinen voor opensta. Dus de motie zoals die nu geformuleerd is, moet ik ontraden.
De motie-De Roon op stuk nr. 19 vraagt om subsidies aan UNRWA te beëindigen. Die lopen over de begroting van collega Kaag. Dus ik zou de heer De Roon willen verzoeken om die aan te houden tot de behandeling van die begroting.
Dan kom ik bij de motie-De Roon/Wilders op stuk nr. 20 die de regering verzoekt Jeruzalem te erkennen als hoofdstad van Israël en de Nederlandse ambassade daarnaar te verplaatsen. Die discussie is hier al vaker gevoerd. Het kabinet streeft naar een tweestatenoplossing. Deze motie draagt daar niet aan bij. Pas als er een definitief vredesakkoord op basis van een tweestatenoplossing is, ligt dit voor de hand. Dus deze motie ontraad ik.
De voorzitter:
De heer Sjoerdsma vraagt wat het oordeel is over de motie op stuk nr. 19 als die niet wordt aangehouden.
Minister Blok:
Als die niet wordt aangehouden, ontraad ik haar.
De voorzitter:
Oké. Dan gaan we verder.
Minister Blok:
Dan kom ik bij de moties van de heer Koopmans. De motie-Koopmans c.s. op stuk nr. 21 verzoekt de regering niet alleen nationaal maar ook op EU-niveau prioriteit te geven aan het terugnemen van afgewezen asielzoekers, internationale veiligheidssamenwerking en mensenrechtenbescherming door zowel positieve als negatieve prikkels aan te wenden en waar mogelijk inhoudelijke voorwaarden te stellen om landen op deze thema's te laten bewegen, bijvoorbeeld door het verstrekken of weigeren van visa, het verstrekken of onthouden van steungelden, of het intensiveren of terugschroeven van de samenwerking. Deze motie sluit aan bij een aantal belangrijke uitgangspunten van het regeringsbeleid, zowel op nationaal niveau als op EU-niveau. Ik laat deze motie dus aan het oordeel van de Kamer.
De andere motie van de heer Koopmans, op stuk nr. 22, verzoekt de regering tevens te verkennen waar mobiele vingerafdrukapparaten verder kunnen worden ingezet en de Kamer voor de zomer van 2019 te informeren. Ik heb in de brief van oktober, mede namens collega Knops, aangekondigd dat ik verder onderzoek wil doen en zo mogelijk ook stappen wil zetten als het gaat om de flexibilisering van de reisdocumenten. Dus in lijn met wat ik daar heb aangekondigd laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer.
Dan kom ik bij de heer Van Ojik. Had de heer Sjoerdsma geen motie? Jawel, maar die kwam na Van Ojik. Dan liggen mijn papieren toch nog op volgorde. Allereerst heeft de heer Van Ojik een amendement ingediend, op stuk nr. 14. Dat verzoekt in het artikel voor de versterking van de internationale rechtsorde 1,5 miljoen euro toe te voegen, met het doel daar ondersteuning voor de civil society binnen Europa toe te kennen. Ik heb al aangegeven dat ik het verstandig vind dat in de nieuwe Europese begroting hier geld voor is vrijgemaakt. In de tussentijd heeft ook Nederland bilateraal middelen beschikbaar gesteld voor kleinschalige projecten rond de versterking van de rechtsstaat. Ik vind het niet logisch om bovenop die twee acties, nationaal en internationaal, hiervoor nog eens 1,5 miljoen te reserveren, die weer ten koste gaat van andere onderwerpen. Dit amendement ontraad ik dus.
De heer Van Ojik heeft de motie op stuk nr. 23 ingediend, waarin de regering wordt verzocht om voor de eerstvolgende conferentie, het Planetary Security Initiative, een plan te maken voor het omzetten van aanbevelingen in concrete acties en de Kamer hier tijdig over te informeren. Dat is de logische volgorde van aanpak, dus deze motie laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.
De heer Van Ojik heeft nog een andere motie ingediend, op stuk nr. 24, waarin de regering wordt verzocht om mensenrechtenverdedigers, specifiek landrechten- en milieuactivisten, waar mogelijk te ondersteunen, zowel financieel uit het Mensenrechtenfonds alsook tijdens bilaterale contacten met relevante landen. De regering heeft natuurlijk een aantal prioriteiten bij de besteding van het Mensenrechtenfonds, die ik wel graag overeind wil houden, maar ik begrijp de oproep van de heer Van Ojik heel goed en ik zie ook wel mogelijkheden om hier invulling aan te geven, zonder dat ten koste te laten gaan van de prioriteiten die de regering heeft met het Mensenrechtenfonds. Sowieso zullen wij dit in de bilaterale contacten met relevante landen aan de orde stellen. Ik laat deze motie dus aan het oordeel van de Kamer.
Dan kom ik bij de heer Van Helvert, die in zijn motie op stuk nr. 25 een verzoek aan de Kamer zelf doet. Ik ben een groot voorstander van warme contacten met de Verenigde Staten, maar het is de Kamer zelf die hierover moet beslissen.
De heer Van Helvert heeft de motie op stuk nr. 26 over de godsdienstgezant, die hij al eerder had aangekondigd, in wat aangepaste vorm ook namens de heren Voordewind en Van der Staaij ingediend. In een eerste reactie heb ik aangegeven dat Nederland een uitstekende mensenrechtenambassadeur heeft. Dat wordt op korte termijn mevrouw Marriët Schuurman. De laatste keer dat wij elkaar hierover spraken stond de vacature nog open. Daar wordt dus in voorzien. Tegelijkertijd heb ik ook notie genomen van het debat dat zich in de Kamer afspeelde waaruit bleek dat het hier gaat om alle vormen van godsdienstvrijheid, ook om mensen die ervoor kiezen geen religieuze levensovertuiging te hebben. Alles afwegende en ook kijkend naar de prioriteiten van het regeerakkoord, laat ik deze motie aan het oordeel van de Kamer.
Dan kom ik bij mevrouw Karabulut, die het amendement op stuk nr. 12 heeft ingediend, waarmee 1 miljoen euro beschikbaar komt ten behoeve van het Human Rights and International Humanitarian Law Secretariat in Israël en de Palestijnse gebieden. De steun die eerst aan deze organisatie werd gegeven, wordt nu via onze post direct aan lokale mensenrechtenorganisaties gegeven. Het is dus niet zo dat de steun is verdwenen. Daarnaast blijft Nederland samen met andere partners via een lokaal mensenrechtenplatform samenwerken met betrekking tot de dialoog met het maatschappelijk middenveld en het afgeven van politieke boodschappen. Om daarbovenop nog eens 1 miljoen euro vrij te maken, vind ik dus niet voor de hand liggen. Daarom moet ik dit amendement ontraden.
Dan is er het amendement op stuk nr. 13 van mevrouw Karabulut, die het onderdeel Internationale rechtsorde met 10 miljoen verhoogt ten laste van het artikel Nominaal en onvoorzien. Mensenrechten zijn een prioriteit van dit kabinet. Daarom is er al voor gekozen om in deze periode het Mensenrechtenfonds te verhogen met ruim 36 miljoen. Een verdere verhoging is niet onmiddellijk noodzakelijk. De dekking is bovendien niet deugdelijk. Het artikel Nominaal en onvoorzien maakt het mogelijk om prijsontwikkelingen die zich nou eenmaal in de loop der tijd kunnen voordoen, op te vangen. Als je dat artikel leegmaakt, betekent dat echt dat je wel degelijk elders moet gaan bezuinigen, maar in het amendement wordt niet aangegeven waar. Om die combinatie van redenen moet ik dit amendement dus ontraden.
Dan het amendement van mevrouw Karabulut samen met anderen, dat de regering verzoekt zich in de VN-Veiligheidsraad in te spannen om te komen tot sancties tegen verantwoordelijken die in Jemen uithongering als oorlogswapen inzetten.
De voorzitter:
Dat is waarschijnlijk de motie op stuk nr. 27.
Minister Blok:
Dat is de motie op stuk nr. 27. Die vraagt natuurlijk wel voldoende steun in de VN-Veiligheidsraad. Ik heb aangegeven dat wij daar uitstekende mensen hebben die ook voortdurend contact houden met de andere leden om een inschatting te kunnen maken van de haalbaarheid. Op dit moment is die er niet, helaas. Daarom moet ik deze motie ontraden.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Ploumen, maar van de motie op stuk nr. 27 is mevrouw Karabulut de eerste ondertekenaar. Mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Die steun zag de minister bij het wapenembargo natuurlijk ook niet en je gaat werken aan steun, omdat er op dit moment geen meerderheid is. Die logica ontgaat me dus. Het gaat blijkbaar om andere argumenten waarom de minister dit weigert. Maar mijn vraag zou zijn: als de minister geen kansen ziet dit via de VN te bepleiten, zou hij dan inspanningen willen verrichten om via de EU te komen tot gerichte sancties?
Minister Blok:
Daar gaat volgens mij de volgende motie over. Daar zal ik op ingaan en daar zal ik ook nog positief op reageren.
Mevrouw Karabulut (SP):
Nee, nee, ik denk dat de minister ook kan lezen dat dat twee verschillende onderwerpen betreft. Dit gaat om bestraffen van personen of entiteiten die schuldig zijn aan uithongering. De minister zegt daarvan: niet via de VN. Mijn vraag is: dan via de EU?
Minister Blok:
Dient u nu een nieuwe motie in? Want ik heb nu twee moties voor me: één via de EU en één via de VN-Veiligheidsraad.
Mevrouw Karabulut (SP):
Nee, ik heb een vraag naar aanleiding van de motivatie van de minister ten aanzien van de motie op stuk nr. 27. Dit gaat dus nog steeds over de motie op stuk nr. 27. Mijn vraag is: zou het een optie kunnen zijn om deze inspanningen via de EU te verrichten? Dan zou ik kunnen overwegen om de motie aan te passen.
Minister Blok:
Dan wil ik de tekst precies voor me zien, maar als het om het verkennen gaat: ik wil dit via de EU verkennen. Ik heb geen garantie op de uitkomst, maar ik wil het wel verkennen.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan zou ik ervan kunnen maken: ...
Minister Blok:
Dan moet ik echt een andere tekst voor me zien.
Mevrouw Karabulut (SP):
Dan zou ik ervan kunnen maken: "verzoekt de regering zich in internationaal verband in te spannen om te komen tot sancties tegen verantwoordelijken die in Jemen uithongering als oorlogswapen inzetten".
Minister Blok:
Dit is een beetje een ingewikkelde manier van debatteren. De vraag was: wilt u het in de EU aan de orde stellen? Ik denk er even over na en zeg: ik wil het in de EU aan de orde stellen. Dan hoop ik een beetje dat u dat in de motie overneemt, maar nu maakt u er "in internationaal verband" van. Dat is weer iets anders. Dan kom ik weer terug bij de VN-Veiligheidsraad. Dus als ik u nu tegemoet kom, dan helpt het wel ...
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karabulut.
Mevrouw Karabulut (SP):
Integendeel. Ik laat daarmee de ruimte aan de minister en zeg: ik zou er al heel blij mee zijn als de minister het in EU-verband wil doen, en mogelijk ziet hij dan later nog kans om het elders te doen.
Minister Blok:
Ik zou het waarderen dat als ik zeg dat ik het in EU-verband wil doen, u die uitgestoken hand aanneemt en het niet meteen weer verwijdt.
De voorzitter:
U heeft tot dinsdag de tijd, mevrouw Karabulut.
Minister Blok:
Anders kom ik weer terug bij de motie die ik moest ontraden.
De voorzitter:
Dan de motie op stuk nr. 28. Daar heeft u al iets over gezegd.
Minister Blok:
De motie op stuk nr. 28 verzoekt de regering in EU-verband de kwestie aan te kaarten van de criteria voor wapenexport en landen op te roepen zich te houden aan de exportcriteria voor militair materieel. Dat is inderdaad de inzet van het Nederlandse beleid. Het oordeel over deze motie van mevrouw Karabulut kan ik dus aan de Kamer laten.
De voorzitter:
Ik zie de heer Van Ojik en ik zag ook mevrouw Ploumen, maar het is een motie van mevrouw Karabulut. Ik weet dat er nog andere namen onder staan, maar alleen de eerste ondertekenaar mag een vraag stellen. U heeft er genoeg over gezegd richting de minister, en andersom ook. Dan hebt u tot dinsdag de tijd om te kijken wat u met de motie doet. Ik stel voor ... Nee, meneer Van Ojik, u kunt op dit moment niks zeggen "wat kan helpen", zoals u het nu zegt.
Ik ga verder met de motie op stuk nr. 29.
Minister Blok:
Dat is de motie van de heer Sjoerdsma en de heer Koopmans. Deze verzoekt de regering om de prijs voor het aanvragen en verlengen van paspoorten van Nederlandse burgers in het buitenland nu niet te verhogen, anders dan met de wettelijke opslag die nu voor alle paspoortkosten geldt, en verzoekt de regering voorts alle mogelijkheden te onderzoeken om de kosten van paspoortaanvragen en -verlengingen voor Nederlandse burgers in het buitenland op een kostendekkende manier te verlagen. Ik lees de motie zo dat een beperkte wettelijke verhoging voor alle paspoorten — want dit speelt binnenlands ook — moet plaatsvinden vanuit het uitgangspunt van kostendekkendheid. In het onderzoek dat ik met de Kamer heb gedeeld, is zichtbaar dat er nu ook sprake is van een tijdelijk dal in het aantal aanvragen en daardoor van een stijging van de kosten en, in mijn voorstel, ook van de basisprijs. Ik ben bereid om dat tijdelijke dal op te lossen binnen de begroting. Na het dal zal er dan een nieuw voorstel komen — dat zal dan mijn opvolger doen — over hoe op dat moment de kostendekkendheid wordt gerealiseerd. Op die manier laat ik het oordeel erover aan de Kamer.
Mevrouw Ploumen heeft het amendement op nr. 16 ingediend.
De voorzitter:
Ja, dat klopt.
Minister Blok:
Dit amendement verhoogt het artikel Bescherming en bevordering van mensenrechten met 2 miljoen en haalt dat geld uit het artikel Versterkte internationale rechtsorde. Het doel daarvan is intensivering van het vrije woord in het Midden-Oosten en Noord-Afrika via de daarop gerichte media. Wij hebben het daar eerder over gehad. Volgens mij is daarover eerder ook een motie ingediend, die ik toen heb ontraden omdat ik niet vind dat het aan de Nederlandse regering is om zo'n project op te starten. Er is een Mensenrechtenfonds, waarin meer geld beschikbaar is dan in het verleden. De vrijheid van meningsuiting is een van de prioriteiten. Dus als er voorstellen worden gedaan voor het type projecten dat mevrouw Ploumen noemt, dan zullen wij die serieus bekijken. Maar dat is wel de goede volgorde bij de besteding van mensenrechtengelden.
Mevrouw Ploumen (PvdA):
Heel kort. De reden waarom ik het langs deze weg heb gedaan, is omdat er een aantal jaren geleden een Iran-mediaplatform opgericht is, waarbij de regering het initiatief heeft genomen. Dus ik dacht: een goed precedent verdient navolging. Dat is de reden waarom ik het zo heb gedaan. Als de minister zegt dat hij toch liever heeft dat organisaties voorstellen indienen, neem ik aan dat organisaties die meeluisteren zich uitgenodigd voelen om dat te doen.
Minister Blok:
Dat lijkt mij een goede conclusie, ja.
Dan de motie-Ploumen/Sjoerdsma op stuk nr. 30, die de regering verzoekt om in VN-verband mogelijkheden te onderzoeken om het jaarlijkse congres ter ere van de persvrijheid in 2020 in Nederland te organiseren. Ik heb daar ook in eerste termijn positief op gereageerd, dus deze laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.
De motie-Ploumen op stuk nr. 31 verzoekt de regering een jaarlijkse prijs in te stellen ter ondersteuning van personen of organisaties die zich inzetten voor het uitdragen of beschermen van vrije media. Ik gaf al aan dat zo'n prijs niet bestaat van de zijde van de regering, maar wel van de kant van de organisatie waarvoor ik recent de prijs ook mocht uitreiken. Dat is de reden waarom ik aangaf dat ik de toegevoegde waarde daarvan niet inzie. Deze motie ontraad ik dus om die reden.
Dan de motie-Ploumen op stuk nr. 32. Die verzoekt de regering om in het kader van het tot stand komen van een EU-mensenrechtensanctieregime de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot een wereldwijd thematisch sanctieregime voor seksueel geweld tegen vrouwen. Ook daar hebben we het in eerste termijn over gehad. Toen heb ik ook aangegeven dat ik, gezien de inspanningen die Nederland doet om EU-breed en wereldwijd een mensenrechtensanctieregime tot stand te brengen, graag bereid ben om ook het onderdeel seksueel geweld daarin te betrekken. Deze motie laat ik dus graag aan het oordeel van de Kamer.
Dan kom ik bij de heer Voordewind. Ik had toch de gelegenheid om tussen de eerste en de tweede termijn de tekst op te vragen die mevrouw Merkel heeft uitgesproken. Ik dacht eerst dat ik daar meer tijd voor nodig zou hebben. Zij sprak over "heinous crimes against Armenians". De formulering die ik vanochtend gebruikt heb, en die collega Kaag volgens mij ook weleens gebruikt heeft, spreekt ook over gruwelijke misdrijven. Dus ook kijkend naar het woordgebruik van mevrouw Merkel kom ik niet tot andere formuleringen dan de degene die de Nederlandse regering al gebruikt heeft. Ik heb de gelegenheid gebruikt om daarnaar te kijken, maar ik zie daar echt geen nieuwe formulering in. Ik zie dus op dit moment ruimte voor de formuleringen die de regering al gebruikt.
De heer Voordewind (ChristenUnie):
Kan de minister deze formulering in het vervolg toch gebruiken in plaats van "de kwestie van de Armeense genocide"? Hij gebruikte die al in zijn eerste termijn, maar hij herhaalde daarna weer "de kwestie van de Armeense genocide". Als we nu constateren dat die laatste formulering heel beledigend is en de eerste formulering niet, en als ik begrijp dat de minister "de gruwelijkheden uit 1915" wil gebruiken, dan zijn we bij elkaar.
Minister Blok:
Dat doe ik graag, maar zo nu en dan krijg ik toch weer, zoals in dit debat, de vraag over de term "genocide" voorgelegd en dan moet ik daar een antwoord op geven. Het is niet zo dat ík die vraag voortdurend aan het stellen ben. Daar moet ik dan het antwoord op geven langs de lijn die ik volg. Deze formulering ben ik ook graag bereid om te gaan gebruiken.
Dan heeft de heer Voordewind op stuk nr. 33 een motie ingediend over de mensonterende situatie in de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden. Hij verzoekt de regering om in overleg te treden met andere EU-lidstaten om te bezien wat er gedaan kan worden aan de overbevolkte kampen op de Griekse eilanden en de humanitaire situatie te verbeteren. Ik heb eerder aangegeven dat ik de zorgen van de heer Voordewind over het asielstelsel in Griekenland deel, dat er EU-geld beschikbaar voor is en dat er op dat EU-geld ook primair EU-toezicht nodig is.
Nederland doet daarnaast het nodige om Griekenland te helpen. Wij zetten experts en materieel in. Ik ben, mede namens collega Harbers, natuurlijk ook bereid om dat te blijven doen, ook in overleg met andere EU-lidstaten. Dus deze motie laat ik dus graag aan het oordeel van de Kamer.
Dan kom ik bij de heer Van der Staaij, die in de motie op stuk nr. 34 de regering verzoekt de Nederlandse financiële bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit in ieder geval te staken zolang er geen geloofwaardige stappen zijn gezet om genoemde misstanden te stoppen. Ook hiervoor geldt dat deze fondsen geen betrekking hebben op mijn begroting maar op die van collega Kaag. Ik wil dus ook de heer Van der Staaij vragen om de motie aan te houden tot de begroting van collega Kaag.
De voorzitter:
En mocht de heer Van der Staaij ...?
Minister Blok:
Als dat niet zo is, moet ik de motie ontraden.
De tweede motie van de heer Van der Staaij, die op stuk nr. 35, verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de eigen financiering van maatschappelijke organisaties die subsidie ontvangen van de minister van Buitenlandse Zaken versterkt kan worden, al dan niet door herziening van subsidiekaders. De heer Van der Staaij verwees naar het COC. Ik geloof niet dat dit specifiek door Buitenlandse Zaken wordt gefinancierd, maar meer algemeen is het logisch dat een goededoelenorganisatie of maatschappelijke organisatie ook geld verwerft uit andere bronnen dan de overheid, niet alleen vanuit het oogpunt van het aantonen van draagvlak in de samenleving, maar ook vanuit het oogpunt van van risicospreiding. Ik heb het in debat met deze Kamer weleens gehad over een organisatie die zei: als de minister niet heel snel duidelijkheid geeft, gaan wij failliet. Toen moest ik ook reageren met: maar dat is dan ook wel een onverstandig gebrek aan spreiding van inkomstenbronnen. Dus vanuit die gedachte kan ik deze motie aan het oordeel van de Kamer laten.
Dan de motie op stuk nr. 36 van de heer Van der Staaij, die de regering verzoekt specifiek op de ontmoeting met jongeren gerichte activiteiten ter ondersteuning van de klassieke vrijheidsrechten te bevorderen en te ondersteunen. De inzet om de klassieke vrijheidsrechten juist bij jongeren aan de orde te stellen, is een logische. Het past ook bij het beleid dat wij voeren in een heel aantal landen. Ik heb zelf bij mijn bezoek aan Kabul een voorbeeld mogen ervaren, met een heel aantal jonge vrouwen die actief waren bij een door ons gesteunde omroep, in een land waar de positie van jonge vrouwen heel erg onder druk staat. Deze motie strookt dus met wat de regering wil bereiken en laat ik graag aan het oordeel van de Kamer.
De heer Van Helvert (CDA):
Even ter verduidelijking van wat de minister bedoelt en gaat doen als het gaat om de motie die het kabinet oproept om de middelen van derden te stimuleren bij subsidies voor ngo's. Op zich lijkt het me logisch dat we dat doen en dat we dat altijd moeten stimuleren, maar bij mensenrechtenorganisaties is het soms wel wat anders. Soms is het heel logisch dat die niet makkelijk subsidies in eigen land krijgen. Ik kan me voorstellen dat een organisatie die opkomt voor vrouwenrechten in een streng islamitisch land het heel lastig heeft om gelden van derden in eigen land te vinden. Dat is dan volgens mij juist de reden dat wij die zaak steunen. Dus als er wel ruimte is voor maatwerk snap ik het antwoord van de minister, maar als we dat niet meer gaan doen, vind ik het echt een keerpunt in het beleid.
Minister Blok:
Het lijkt me logisch dat ik op de precieze invulling schriftelijk terugkom, maar naar de aard van de begroting die wij hier bespreken zijn de organisaties die hier over tafel gaan in het buitenland actief. Ik kan mij niet anders herinneren dan dat ik sinds mijn schooltijd acties voorbij zag komen, en daar soms ook aan meedeed, om geld te verzamelen voor activiteiten in het buitenland. Dat heeft meerdere functies, zoals het verwerven van brede maatschappelijke aandacht en risicospreiding, wat ik logisch vind. Tegen die achtergrond vind ik het een logisch verzoek, maar ik kom er graag uitgebreider op terug. Het is ook niet helemaal nieuw, namelijk, in het subsidiekader. Ik wil ook naast elkaar zetten hoe het subsidiekader op dit moment werkt en welke andere stappen er mogelijk zijn.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
Misschien mag ik nog toelichting geven, omdat het in feite een vraag is over mijn motie. Ik ben me bewust van het punt, dat de heer Van Helvert terecht naar voren brengt, dat het hier kan zijn dat juist organisaties die heel moeilijk aan andere gelden kunnen komen, steun verdienen. Daarom is de motie ook voorzichtiger geformuleerd dan, bijvoorbeeld, vergelijkbare moties op het terrein van justitie. Dus wat de heer Van Helvert benoemde, is wat mij betreft ook nadrukkelijk de bedoeling.
De voorzitter:
De minister zegt dan dat hij daar schriftelijk op terugkomt, maar we gaan dinsdag stemmen over de moties.
Minister Blok:
Ik zal de motie zo uitvoeren, als die wordt aangenomen, dat ik op grond van het verzoek in de motie met een brief kom over wat er al gebeurd wat betreft voorwaarden voor verschillende financieringsbronnen en welke stappen daar nog gezet zouden kunnen worden.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 37.
Minister Blok:
Deze is ook van de heer Van der Staaij. De motie verzoekt de regering, steun te verlenen aan het binnen de EU overnemen van de IHRA-definitie van antisemitisme. Het kabinet heeft deze definitie eerder ondersteund als een juridisch niet-bindende werkdefinitie. De motie lijkt erop gericht om er ook een juridisch bindende, internationale definitie van te maken, die dan weer zou doorwerken in verschillende rechtssystemen. Daar zien wij geen toegevoegde waarde in, omdat je echt te maken hebt met zeer verschillende rechtssystemen, ook binnen de Europese Unie. Dus deze motie moet ik ontraden.
De heer Van der Staaij (SGP):
Voor zover ik weet, gaat het niet om een juridisch bindende definitie maar om een werkdefinitie die juist meer een politieke betekenis had. Dat was een aantal jaren geleden ook de stelling van de regering toen het erover ging dat juist in dat opzicht die definitie gesteund werd.
Minister Blok:
Ik heb aangegeven dat dit in het verleden gebeurd is. Dus dan is de vraag wat de motie extra vraagt.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van der Staaij.
De heer Van der Staaij (SGP):
De eerdere discussie ging over het verband van de OVSE waar dat aan de orde was. Nu is dat in het kader van de Europese Unie bij een High Level Conference volgende week aan de orde.
Minister Blok:
Dan moet ik het zo uitleggen dat ik c.q mijn vertegenwoordiger zich zal houden aan de manier waarop we tot nu toe zijn omgegaan met deze definitie als niet juridisch bindend, maar dat ik geen reden zie om er een stap bij te zetten.
De voorzitter:
De heer Van der Staaij, tot slot.
De heer Van der Staaij (SGP):
De discussie ging er volgens mij om: wil je werken met een aparte definitie van antisemitisme of wil je er ook islamofobie en andere vormen van discriminatie bij gaan betrekken en het veel breder trekken? Dat is de discussie die nu speelt. De Kamer heeft er in het verleden steeds voor gepleit: laat antisemitisme als zelfstandig verwerpelijk verschijnsel de aandacht krijgen die het nodig heeft en ga het niet verbreden. In dat dispuut zegt deze motie: kies ook voor gewoon die bestaande definitie als politieke werkdefinitie in Europees verband.
Minister Blok:
Dan stel ik het volgende voor. Er is volgende week een conferentie waarvan ik hoop dat de heer Van der Staaij het mij vergeeft dat ik niet uit mijn hoofd precies weet hoe de discussie daar is aangekondigd. Dan zal ik schriftelijk terugkomen op wat daar gaat spelen en hoe ik dan tegen die achtergrond deze motie beoordeel.
De voorzitter:
Dan betekent het op dit moment?
Minister Blok:
Hier zal dinsdag over gestemd worden, neem ik aan.
De voorzitter:
Ja.
Minister Blok:
Ik kan wel voor dinsdag met die brief komen, maar op dit moment onthoud ik mij dan even van een oordeel. Ik zal er in die brief dan op terugkomen.
Den kom ik op de motie op stuk nr. 38 van de heer Kuzu, waarin de regering wordt verzocht om consistent en consequent tegen staten in het verweer te komen die de democratische grondrechten van Nederlandse burgers aantasten, teneinde een veilige en vrije uitoefening van deze rechten te waarborgen. Dat is een heel breed geformuleerde motie, waarbij ik dan natuurlijk probeer te achterhalen wat precies de uitwerking en de achtergrond is. Een van de uitwerkingen die uit deze formulering volgt, is dat we in andere landen, waar we geen rechtsmacht hebben, maar natuurlijk wel consulaire bijstand verlenen, in actie zouden moeten komen. Dus deze hele brede formulering moet ik echt ontraden.
De motie op stuk nr. nummer 39 doet een constatering over de Israëlische regering en verzoekt de regering om te onderzoeken of en op welke wijze de Israëlische regering democratische grondrechten aantast van Nederlandse burgers die hun vrijheid van meningsuiting en van vergadering uitoefenen. Dit is een verdenking die vervolgens oproept tot een specifieke actie van de Nederlandse regering. Ik kan niet zomaar op grond van een verdenking tot die actie overgaan. De Nederlandse regering is alert op activiteiten van andere overheden op Nederlands grondgebied. Dat geldt voor alle landen, maar ik heb gewoon geen aanleiding om hier specifiek Israël in het verdachtenbankje te plaatsen. Dus deze motie ontraad ik.
De heer Kuzu (DENK):
Dit gaat veel verder dan een verdenking. Als een ex-minister van strategische zaken aangeeft dat ze in het buitenland opereren, dan is het geen verdenking meer, dan is het iets wat men zelf heeft toegegeven daar. Net hadden we ook een interruptiedebatje met de heer Sjoerdsma hierover en de eerste motie vond de minister ook heel erg algemeen. Nou, we maken hem wat concreter en er is daadwerkelijk wel bewijs voor te leveren. Dan vraag ik me af: waarom doen we in het ene geval heel kritisch en tikken we landen op de vingers, maar durven we er als het gaat om Israël geen poot voor uit te steken? Waarom? Waarom, vraag ik aan de minister. Waarom durft de minister niet door te pakken wanneer het gaat om de Israëlische regering?
Minister Blok:
De heer Kuzu trekt een algemene vergelijking waar ik meer specificatie bij nodig heb, want de heer Kuzu zegt dat ik bij de heer Sjoerdsma iets toezeg wat ik hier niet toezeg. Dat ontgaat mij even, maar dat kan de heer Kuzu waarschijnlijk toelichten.
De heer Kuzu (DENK):
Het was inderdaad een lang debat, maar het was een interruptiedebatje tussen de heer Sjoerdsma en mij.
Minister Blok:
Ja, maar dan kan ik de vergelijking niet trekken. Ik gaf aan dat ik onvoldoende aanleiding zie op grond van de verdenking of verdachtmaking die hier geuit wordt om nu specifiek richting Israël te handelen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Kuzu (DENK):
Nogmaals, het gaat niet om verdenkingen of verdachtmakingen, het gaat om zaken die ex-bewindspersonen van de Israëlische regering hebben toegegeven. Dan vraag ik aan de minister: ze hebben het toegegeven, waarom durft de minister zijn vingers er niet aan te branden? Waarom?
Minister Blok:
Voorzitter. Dit is dezelfde vraag, dus daar komt hetzelfde antwoord op.
De voorzitter:
Dan gaan we naar de motie op stuk nr. 40.
Minister Blok:
Die is ook van de heer Kuzu. Die verzoekt de regering haar inspanningen in VN-verband en op EU-niveau voor meer concrete maatregelen die het behoud van de tweestatenoplossing versterken te intensiveren en de Kamer daarover te informeren. Die motie gaat ervan uit dat er geïntensiveerd moet worden, dus dat er nu belangrijke kansen zouden liggen waar de Nederlandse regering niet op zou willen inzetten. Dat is echt een onjuiste aanname, dus deze motie moet ik ontraden.
De motie op stuk nr. 41 gaat over de situatie van Venezolaanse vluchtelingen in landen binnen ons Koninkrijk en verzoekt de regering vorstelijk gehoor te geven aan de hulpvraag van Aruba en Curaçao. Collega Knops en ikzelf hebben daar frequent contact over. Er is ook daar waar er een hulpvraag was invulling aan gegeven, dus deze motie is echt overbodig en moet ik ontraden.
De motie op stuk nr. 42 verzoekt de regering om in VN-verband draagvlak te vinden voor het per direct sluiten van Chinese heropvoedingskampen. Ik heb de Kamer aangegeven dat zowel de premier als ikzelf in onze contacten met Chinese ambtsgenoten onze grote zorg hebben uitgesproken over de mensenrechtensituatie, specifiek van de Oeigoeren. Het verzoek om draagvlak te vinden voor sluiting van de heropvoedingskampen past daarin, dus deze laat ik aan het oordeel van de Kamer.
Voorzitter. Ik hoop hiermee alle moties en aanvullende vragen beantwoord te hebben.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken. Ik dank de minister en de Kamerleden.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Over de ingediende moties zullen we volgende week dinsdag stemmen.
De vergadering wordt van 16.23 uur tot 17.00 uur geschorst.
Voorzitter: Pia Dijkstra
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-24-19.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.