15 Energieraad

Aan de orde is het VAO Energieraad d.d. 27 februari 2017/Behandelvoorbehoud EU-voorstellen (AO d.d. 22/02). 

De voorzitter:

Ik mag als eerste het woord geven aan de heer Bosman, onder herhaling van de zo-even gegeven spelregels. 

De heer Bosman (VVD):

Voorzitter. We hebben een goed overleg gehad. De Europese Commissie gaat een groot maatregelenpakket op het gebied van energie voorleggen. Een groot aantal richtlijnen moet worden ingevoerd. Het kabinet is kritisch over een aantal van die richtlijnen. Daarin vindt de minister de VVD aan zijn zijde. We zijn heel bezorgd over een specifiek onderdeel van het pakket, namelijk het onderdeel dat gaat over de subsidieregeling. De Europese Commissie is van mening dat 10% tot 15% van de subsidiegelden verplicht in het buitenland zou moeten worden besteed. Dat lijkt ons onverstandig. De minister heeft aangegeven dat hij dat met ons eens is, maar het is soms goed om in het Europese speelveld ook een uitspraak van de Kamer te vragen. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de Europese Commissie voorstelt dat lidstaten 10% van hun subsidiemechanismen open moeten zetten voor buitenlandse aanvragers; 

constaterende dat Nederland in de subsidiesystematiek van de Stimulering Duurzame Energie+ (SDE+) reeds het meest efficiënte instrument heeft om onze energievoorziening te verduurzamen; 

overwegende dat het onwenselijk is dat Europa gaat bepalen waar Nederlands subsidiegeld zal worden uitgegeven; 

overwegende dat onduidelijk is welke gevolgen deze voorstellen hebben voor de Nederlandse doelstellingen op het gebied van duurzame energie en onze subsidiegelden; 

spreekt uit, niet in te stemmen met dit onderdeel van de voorstellen van de Europese Commissie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bosman, Agnes Mulder, Jan Vos en Smaling. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 631 (21501-33). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Voorzitter. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat Nederland en de Europese Unie voor onze veiligheid en welvaart stappen moeten blijven zetten voor een onafhankelijke en duurzame energievoorziening; 

overwegende dat het ook voor de periode tot 2030 nodig is om gericht het aandeel hernieuwbare energie te vergroten en maatregelen voor energiebesparing te nemen, in samenhang met het CO2-reductiedoel; 

verzoekt de regering om bij de onderhandelingen over het winterpakket van de Europese Unie en in het energie- en klimaatplan voor Nederland voor de periode 2020-2030 in te zetten op een vertaling naar drie nationale doelen, waarbij het doel voor CO2-reductie wordt ondersteund door de doelen met een bandbreedte voor hernieuwbare energie en energiebesparing, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Agnes Mulder en Van Veldhoven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 632 (21501-33). 

Mevrouw Agnes Mulder (CDA):

Wij hopen natuurlijk dat de minister met deze vriendelijke motie zijn Europese collega's wil gaan overtuigen. 

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jan Vos. Ik zeg zijn voornaam niet om familiair te doen, maar omdat zo-even mevrouw Mei Li Vos aan het woord was. 

De heer Jan Vos (PvdA):

Dat is geen enkel probleem. 

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoorden op de vragen die we hebben gesteld. Ik heb ook goed geluisterd naar de toezegging die hij heeft gedaan over de drievoudige doelstelling en de wijze waarop hij die wenst te verwoorden in de Raad. Ik neem daar alsnog genoegen mee, hoewel ik de motie van mevrouw Mulder zeker wel zal bespreken met mijn collega's in de fractie om te kijken of wij daar steun aan kunnen geven. Ik dank mijn collega's voor de prettige samenwerking in de afgelopen jaren. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat energiebesparing van belang is voor CO2-reductie, het creëren van extra banen, minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, en verlaging van de energiekosten voor huishoudens; 

verzoekt de regering, zich in Europa niet langer te verzetten tegen de ophoging van het energiebesparingsdoel van 27% naar 30% en tegen het daarvoor benodigde verplichte energiebesparingstempo van 1,5% per jaar, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Jan Vos en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 633 (21501-33). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het gezien de doelstellingen van Parijs onlogisch en onwenselijk is dat Nederland in de toekomst minder duurzame energie gaat opwekken; 

verzoekt de regering, zich in Europa niet langer te verzetten tegen het voorstel om de nationale 2020-doelstellingen voor duurzame energie (in Nederland 14%) ook ná 2020 aan te houden als minimumaandeel duurzame energie, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven, Jan Vos en Agnes Mulder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 634 (21501-33). 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voordat ik afsluit, merk ik op dat wij vandaag voor het laatst een plenair debat voeren met twee collega-energiewoordvoerders met wie we de afgelopen jaren heel intensief hebben samengewerkt. Dat zijn Jan Vos van de Partij van de Arbeid en mevrouw Klever van de PVV. Ik wil beiden danken voor de debatten die we met elkaar hebben gevoerd. Het was altijd hard op de inhoud, maar daarnaast zijn we ook goede collega's van elkaar geweest. Ik wil hen daar in ieder geval heel hartelijk voor bedanken. De rest verwacht ik gewoon terug te zien na 15 maart, inclusief de minister nog eventjes. 

De voorzitter:

Dan moet ik u teleurstellen. 

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik wilde het net zeggen: laat ik daar nog één iemand aan toevoegen. Mijnheer Elias, het zal voor mij het laatste plenaire debat met u zijn. Mag ik u ook heel hartelijk danken voor de samenwerking hier op inhoudelijke dossiers maar zeker ook in het Presidium? Ik wil u ook bedanken voor alle tijd die u hebt gestoken in het voorzitten van onze gezamenlijke vergadering. 

De voorzitter:

Ik dank u zeer. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Kamp:

Voorzitter. De motie op stuk nr. 631 van de heer Bosman gaat over de grensoverschrijdende samenwerking en de verplichte openstelling van de subsidiesystemen. Daarin wordt de uitspraak voorgelegd dat daar niet mee ingestemd zou moeten worden. Ik heb dezelfde opvatting als de opvatting die uit deze motie spreekt. Ik denk dat dit zeker nog niet rijp is om er positief op in te gaan in Europa. Ik zal mij daar dus ook tegen verzetten. We zullen kijken hoe die verdere beargumentering van de zijde van de Europese Commissie is en dat zo nodig ook nog met de Kamer wisselen. Ik zie op dit moment geen voordelen in dit voorstel van de Europese Commissie. Ik zie wel de logica van de lijn die ook uit deze motie spreekt. Ik laat het oordeel over de motie op stuk nr. 631 dan ook graag aan de Kamer. 

In de motie op stuk nr. 632 van de leden Agnes Mulder en Van Veldhoven wordt aangegeven dat de regering toch weer moet gaan werken met drie nationale doelen. We hebben daar uitgebreid over gesproken in het overleg. In heb aangegeven dat het Parijse akkoord over het oplossen van het mondiale klimaatprobleem gaat. Dat betekent dat we de temperatuurstijging moeten beperken. De temperatuurstijging mag niet hoger zijn dan 2˚C, maar het zou nog beter zijn als die stijging beperkt zou worden tot 1,5˚C. Het is ook duidelijk dat die ambitie van het Parijse akkoord uitsluitend uitgevoerd kan worden door een drastische reductie van broeikasgassen, in het bijzonder CO2. Nederland is van mening dat datgene wat mondiaal uitgesproken is, ook moet gebeuren. Nederland vindt dat er een ambitieus Europees kader moet zijn waardoor het voor de Europese landen mogelijk wordt om allemaal bij te dragen aan de overgang naar een CO2-arme economie en op die wijze ook het Parijse akkoord goed uit te voeren. Wij denken dat het voor het draagvlak voor alle maatregelen die worden genomen, absoluut noodzakelijk is dat er kosteneffectiviteit is. Er zullen zeer grote investeringen gedaan moeten worden om voor elkaar te krijgen dat we de overgang naar een andere economie maken en dat we in die nieuwe economie veel minder CO2 uitstoten dan nu het geval is, namelijk zo veel als nodig is om het Parijsakkoord te kunnen uitvoeren. Maar om voor de zeer grote investeringen toch draagvlak te blijven houden, is het nodig dat je zo kosteneffectief mogelijk CO2-reductie realiseert. 

Nederland wil aanscherping van het ETS, het handelssysteem wat betreft CO2. Daar moet het van komen in Europa, maar op dit moment biedt het systeem helaas nog onvoldoende prikkels voor een geleidelijke CO2-reductie in Nederland. Daarom komt het kabinet met aanvullend nationaal beleid, boven op het ETS, om ervoor te zorgen dat we in Nederland in een rechte lijn naar de gewenste situatie gaan. We komen dus met extra beleid, gericht op nog meer CO2-reductie. Dat zal een heel forse inzet vergen, in het bijzonder en voornamelijk op het gebied van energiebesparing en hernieuwbare energie. 

De Kamer en ik verschillen dus niet van mening over het standpunt dat er heel veel aan energiebesparing en hernieuwbare energie moet worden gedaan. We moeten daar alleen de optimale mix voor vinden. Als je doelstellingen formuleert op het gebied van energiebesparing en hernieuwbare energie, maak je het jezelf moeilijker bij het zoeken naar de optimale mix. Als je het jezelf moeilijker maakt, geef je te veel geld uit. Dat geld moet uiteindelijk door de burgers worden opgebracht. Dat is zeer ongewenst. Het kabinet heeft hierover gesproken en heeft de Energieagenda vastgesteld voor de periode na 2023. Er is geen verschil van mening over de periode tot 2023. Tot 2023 voeren wij datgene uit wat in het regeerakkoord en in het energieakkoord staat. Dat betekent dat er tot die tijd met drie doelstellingen zal worden gewerkt. Het kabinet is van mening dat we na 2023 op CO2-reductie moeten sturen. Deze opvatting van het kabinet is vastgelegd in de Energieagenda voor de periode 2023-2050. Ik kan niet de vrijheid nemen om daarvan af te wijken. We zullen zien hoe het volgende kabinet en de volgende Kamer het zullen inschatten. Daar zal veel over gesproken worden. Er zullen ook nieuwe conclusies worden getrokken. Dat is dan aan het volgende kabinet. Ik kan redelijkerwijze niet afwijken van wat wij als kabinet in de Energieagenda voor de langere termijn hebben vastgelegd. Daarom ontraad ik de motie-Agnes Mulder/Van Veldhoven op stuk nr. 632. 

De voorzitter:

Wij waarderen uw inhoudelijke bijdrage zeer, maar kunt u de toelichtingen iets compacter formuleren? 

Minister Kamp:

U hebt gelijk, voorzitter. Ik ga het zelfs veel compacter formuleren. De motie-Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 633 en de motie-Van Veldhoven c.s. op stuk nr. 634 gaan eigenlijk over hetzelfde, namelijk over concrete doelstellingen. In de motie op stuk nr. 634 staat "ná 2020", terwijl in de motie op stuk nr. 633 geen jaartal wordt genoemd. Hetgeen ik net heb gezegd over de motie op stuk nr. 632 geldt ook voor de moties op stukken nrs. 633 en 634. Bovendien heb ik net al gezegd dat wij de doelstellingen voor de periode tot 2023 al hebben vastgelegd. Het lijkt mij dat het zeer ongewenst is om onze doelstellingen voor de periode daarna nu al vast te leggen. Het is beter om te zoeken naar een optimale mix, in de overtuiging dat energiebesparing en duurzame energie daar een groot onderdeel van zal zijn. Ik ontraad dus ook de moties op stukken nrs. 633 en 634. 

Dit was het 125ste energiedebat in dit huis in deze kabinetsperiode, die in november 2012 begonnen is. 

De voorzitter:

En u hebt van alle 125 genoten. 

Minister Kamp:

Ik ben bij alle 125 debatten aanwezig geweest en heb ook van alle 125 genoten. Energie is een heftig onderwerp, met de gaswinning in Groningen, met de windmolens op land, met de kolencentrales en met de biomassa. Ik heb het zeer gewaardeerd dat de persoonlijke verhoudingen in alle 125 debatten goed zijn gebleven. Op die manier hebben we bijgedragen aan elkaars werkplezier. Het is ook nodig om het zo te doen, aangezien er zo veel inhoudelijke agendapunten moeten worden behandeld. Je kunt dat het beste doen in goede onderlinge verhoudingen. Ik ben de Kamer daar zeer dankbaar voor. 

We hebben in deze kabinetsperiode twee grote beleidswijzigingen gehad op het gebied van energie: de definitieve overgang van fossiele naar duurzame energie is ingezet, en we hebben de gaswinning in Groningen gehalveerd en de opafstandzetting gerealiseerd van de NAM. Waar de NAM eerst rechtstreeks met de burgers in Groningen te maken had, hebben wij daar het Centrum Veilig Wonen en de Nationaal Coördinator tussen gezet. 

Ik ben mij ervan bewust dat alles wat speelt rondom biomassa, kolencentrales, Groningen en de overgang naar duurzame energie heel veel gevraagd heeft van de woordvoerders, in het bijzonder van de woordvoerders van de coalitiefracties. Zij zijn toch in het land met nadruk aangesproken op hun verantwoordelijkheid voor het kabinetsbeleid. Dat gold voor de heer Vos en dat gold eerst voor de heer Leegte en daarna voor de heer Bosman. De heer Vos heeft zich niet beschikbaar gesteld voor een volgende periode in deze Kamer, maar ik denk dat de PvdA zich gelukkig mag prijzen met het feit dat iemand die in zich de kwaliteiten verenigt van een succesvolle ondernemer, van een milieufanaat en van een politicus, vier jaar lang voor de fractie de kar heeft getrokken en, denk ik, ook heel veel heeft bereikt. 

(Geroffel op de bankjes) 

Minister Kamp:

Dit was ook het laatste van vele honderden Kamerdebatten die ik in de laatste zes jaar en vier maanden op Sociale Zaken en op Economische Zaken heb gevoerd, in de wetenschap dat ik werd gesteund door mijn politieke assistent en adviseur, mevrouw Becker. De Kamerleden weten welk belangrijke rol zij heeft gespeeld en tegen degenen onder u die na de verkiezingen terugkeren, zeg ik: let op mijn woorden, u bent in dit huis nog niet van haar af. 

Dit is ook de laatste keer, mijnheer de voorzitter, dat u hier bent. U hebt in dit huis vele jaren een zeer bijzondere rol vervult. U bent degene geweest die als kritische journalist ons, de politici, jarenlang heeft bevraagd en daarover het volk heeft geïnformeerd. U bent ook degene die hier als secretaris van de VVD-fractie, als lid van het Presidium en als lid van het parlement een vooraanstaande rol heeft vervuld. Ik denk dat wij in de geschiedenis van dit parlement nooit meer om Ton Elias heen zullen kunnen. Ik ben u zeer dankbaar voor wat u hier in dit huis altijd hebt gedaan. 

In het bijzonder tegen degenen met wie ik na de verkiezingen als demissionair minister niet meer te maken krijg, mevrouw Klever en de heer Vos, zeg ik: het ga u goed en hartelijk dank voor de samenwerking. 

(Geroffel op de bankjes) 

De voorzitter:

Ik denk dat ik namens alle leden spreek als ik u dank voor uw buitengewoon hartelijke woorden. Ik heb nieuws voor u: er komen over hetzelfde onderwerp nog wel een paar debatten bij in de tijd dat u demissionair bent, maakt u zich geen zorgen. 

Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van dit VAO. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

De stemmingen over de ingediende moties vinden vanavond plaats. Waarom ook niet. 

Naar boven