50 Mondzorg/Eerstelijnszorg

Aan de orde is het VAO Mondzorg/Eerstelijnszorg (AO d.d. 21/2). 

De voorzitter:

Ik heet de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van harte welkom. Dit departement is in de afgelopen twintig jaar zo vaak van naam veranderd, dat ik iedere keer opnieuw moet navragen hoe het nu heet. Ik geef graag als eerste het woord aan de heer Van Gerven. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb twee moties. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat het aantal nieuw geregistreerde tandartsen met een buitenlands diploma de afgelopen jaren is toegenomen en thans ruim een derde van de nieuwe tandartsen in Nederland beslaat; 

overwegende dat stabiliteit van de mondzorg in Nederland alleen wordt gegarandeerd indien er genoeg tandartsen worden opgeleid om in de vraag naar mondzorg te kunnen voorzien; 

overwegende dat de huidige afhankelijkheid van buitenlandse tandartsen ongewenste risico's met zich meebrengt ten aanzien van kwaliteit en continuïteit van kennis; 

constaterende dat de toegang tot de mondzorg in Nederland voor een groot deel afhankelijk is van buitenlandse tandartsen; 

verzoekt de regering om bij het brede onderzoek dat zij doet naar de capaciteit en ontwikkelingen van de mondzorg, te onderzoeken hoe de toestroom van het aantal tandartsen uit het buitenland kan worden verminderd, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Bruins Slot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 37 (33578). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de huidige opleidingscapaciteit van tandartsen 240 per jaar is en er de komende jaren 300 tandartsen per jaar zullen stoppen; 

constaterende dat het Capaciteitsorgaan in zijn rapport van 2013 adviseert om 287 tandartsen per jaar op te leiden; 

verzoekt de regering, per direct de opleidingscapaciteit van tandartsen uit te breiden conform het advies van het Capaciteitsorgaan, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 38 (33578). 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Voorzitter. Wij hebben het in het AO uitgebreid gehad over de vraag hoe het nou komt dat er in het noordoosten al heel erg lang te weinig artsen en specialisten zijn. Ook hebben we het gehad over een nieuw onderzoek dat daar een ander licht op doet schijnen. Over dit punt heeft de minister gezegd dat zij daarnaar wil kijken. In de komende periode gebeurt er echter van alles. Het is dan misschien niet helemaal duidelijk wat ze met "ernaar kijken" bedoelt. Ik heb geprobeerd om dat in een motie iets specifieker te duiden. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat uit het RUG-onderzoek blijkt dat artsen vaak blijven op de plek waar ze zijn opgeleid en dat voor de noordoostelijke regio als enige geldt dat deze afhankelijk is van de netto-instroom van jonge klaren uit andere regio's; 

constaterende dat zelfs als 100% van de aios'en in het noordoosten zou blijven er toch een tekort zou zijn en vooral kleinere ziekenhuizen in het noordoosten te maken hebben met een tekort aan specialisten; 

verzoekt de regering, te onderzoeken of het mogelijk is om het aantal opleidingsplaatsen in de noordoostelijke regio te relateren aan het aantal inwoners en de zorgvraag in de regio; 

verzoekt de regering tevens, zo snel mogelijk met concrete voorstellen te komen over op welke wijze dit tekort wordt opgelost en de Kamer voor 1 juni 2017 te informeren over de voortgang, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wolbert en Rutte. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 39 (33578). 

Dank u wel. Als ik me niet vergis was dit uw laatste bijdrage in deze plenaire zaal, waarvoor hartelijk dank. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ja voorzitter, dit was de aller-allerlaatste bijdrage. 

De voorzitter:

Dank u voor al uw inzet. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Graag gedaan. 

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst. 

Minister Schippers:

Voorzitter. In de motie op stuk nr. 39 van de heer Van Gerven wordt de regering verzocht om bij het brede onderzoek dat ze doet naar de capaciteit en de ontwikkelingen van de mondzorg te onderzoeken hoe de toestroom van het aantal tandartsen uit het buitenland kan worden verminderd. Ik wil deze motie ontraden. Wij kennen in de Europese Unie vrij verkeer van goederen, personen en diensten. Wij hebben voor beroepen zoals die van tandarts extra eisen. Je kunt in Nederland niet zomaar tandarts worden, ook niet als je uit België komt. Nou ja, België is niet het goede voorbeeld. Als je uit Italië komt, moet je bijvoorbeeld wel de Nederlandse taal goed beheersen om je patiënten te kunnen behandelen. Daar zijn dus extra eisen aan gesteld. Die eisen zijn voor de kwaliteit van groot belang. Daarom vind ik het ook belangrijk dat we die stellen. Deze motie, waarin gezegd wordt dat er één groep mensen in Nederland is die geen vrij verkeer heeft in Europa, namelijk de tandartsen, lijkt mij echt onuitvoerbaar. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik bestrijd deze gedachtegang van de minister. Wij zijn niet tegen een bepaald verkeer, maar het gaat natuurlijk om de mate waarin. We hebben in het debat gewisseld dat dit bij de tandartsen in extreme mate gebeurt. Dan mag je dat zeker beïnvloeden door bijvoorbeeld de opleidingscapaciteit van Nederlandse tandartsen te verhogen. Dan neemt de komst van buitenlandse tandartsen automatisch af. De minister mag het er dus niet mee eens zijn, maar wat mij betreft deugt haar motivering niet. 

Minister Schippers:

Daar ben ik het niet mee eens. Ik heb in het algemeen overleg aangegeven dat we een breed onderzoek doen, niet alleen naar het aantal tandartsen maar ook naar de capaciteit en de ontwikkelingen voor de komende jaren, ook van mondhygiënisten en preventieassistenten. De heer Van Gerven vraagt in zijn motie eigenlijk om één beroepsgroep in het vrije verkeer op niet-kwalitatieve eisen te belemmeren om hier te komen. Als wij meer tandartsen moeten opleiden omdat we die nodig hebben, dan doen we dat. Maar laten we heel eerlijk zijn: als wij hier een tekort aan een bepaalde beroepsgroep of te veel mensen van een bepaalde beroepsgroep hebben, dan gaan professionals van ons naar een ander land in Europa en vice versa. 

De voorzitter:

U wordt het over en weer niet eens. U hebt die argumenten natuurlijk al heel vaak gewisseld. Wilt u nu nog de discussie voeren, mijnheer Van Gerven? 

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil in ieder geval nog opgemerkt hebben dat de kwaliteit wel degelijk in het geding is als er in enig jaar meer tandartsen uit het buitenland komen dan dat we zelf opleiden. Dat brengt allerlei risico's met zich qua kwaliteit en continuïteit van kennis. Dat staat ook in de motie. Ik wil dat toch opgemerkt hebben. De minister denkt er anders over, maar ik denk dat zij met haar mening in ieder geval niet de meerderheid van de samenleving achter zich heeft. 

De voorzitter:

Verandert deze interventie het advies van de minister nog? 

Minister Schippers:

Nee. We maken onderdeel uit van de Europese Unie. Daarin hebben we met elkaar afgesproken dat we kwaliteitseisen stellen. Om aan één beroepsgroep andere eisen te stellen en voor die groep het vrije verkeer te blokkeren, vind ik onuitvoerbaar. Ik handhaaf mijn oordeel over de motie dus. 

In de motie op stuk nr. 38 wordt de regering verzocht om per direct de opleidingscapaciteit van tandartsen uit te breiden. Dat is ook aan de orde geweest in het algemeen overleg. De Nederlandse Zorgautoriteit heeft aangegeven dat er op dit moment geen problemen zijn met de capaciteit. In het algemeen overleg heb ik aangegeven een breed onderzoek te doen. Op basis van dat brede onderzoek kunnen we nadere besluiten nemen. Ik ben ertegen om dit nu acuut te doen en dus ontraad ik de motie. Ik merk nog even op dat de capaciteit van de tandartsen niet bepaald wordt door de minister van Volksgezondheid maar door de minister van Onderwijs. Ook dat hebben wij gewisseld in het eerdere debat. 

In de motie op stuk nr. 39 van mevrouw Wolbert wordt de regering verzocht om "te onderzoeken of het mogelijk is het aantal opleidingsplaatsen in de noordoostregio te relateren aan het aantal inwoners en de zorgvraag in de regio" en om "zo snel mogelijk met concrete voorstellen te komen". Het Capaciteitsorgaan maakt ramingen voor het aantal benodigde opleidingsplekken. De sector heeft onderling een verdeelsystematiek voor die plekken afgesproken. Als ik de motie zo mag interpreteren dat ik het gesprek aanga met de sector over de vraag of het anders verdelen van deze opleidingsplekken een oplossing kan zijn voor het dreigende tekort aan artsen in deze regio, dan ben ik daar zeker toe bereid. Ik ben ook bereid om de Kamer daarover voor 1 juni 2017 te informeren. Ik laat het oordeel over deze motie dan aan de Kamer. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Ik ben blij dat de minister dat zegt. Ik vraag haar om in ieder geval dat gesprek aan te gaan op basis van de onderzoeksgegevens die de RUG nu aanlevert, namelijk dat de aio's gewoon blijven waar ze zitten omdat de opleiding zo lang duurt en dat dat de reden is waarom ze niet naar het noorden en het oosten te bewegen zijn. 

Minister Schippers:

Dat staat in de overweging van de motie. We kunnen dus niet kwijtraken welk onderzoek dat was. Ik zal dat erbij betrekken. 

Mevrouw Wolbert (PvdA):

Helemaal goed, fijn. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik stel voor om vanavond nog over de ingediende moties te stemmen. 

Naar boven