17 Jeugdhulp

Aan de orde is het VAO Jeugdhulp (AO d.d. 23/2). 

De voorzitter:

Ik heet de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport welkom. 

Ik constateer dat inmiddels alle sprekers aanwezig zijn. Alle sprekers krijgen twee minuten spreektijd, ook voor het eventueel indienen van moties. Zoals ik al eerder heb gezegd, zijn die moties bij voorkeur kort en bondig, en bevatten ze geen rare Engelse termen. 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. De 7.000 kinderen die noodgedwongen in de vrouwenopvang of maatschappelijke opvang wonen, zijn zeer kwetsbaar en hebben veel meegemaakt. Het is goed om te zien dat wij ongeveer Kamerbreed hiervoor aandacht hebben gevraagd. Nu is slechts 25% van deze kinderen in beeld, maar de Partij van de Arbeid vindt dat dat 100% moet worden. Deze kinderen verdienen de hulp die zij nodig hebben. Ik wil de staatssecretaris hartelijk bedanken voor de toezegging die hij heeft gedaan. Gaat het hem lukken om samen met de gemeenten voor die onafhankelijke cliëntpositie te zorgen, en wel vóór uiterlijk 1 januari 2018? 

Ik dien één motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat alle instellingen een gelijke kans moeten hebben om een opdracht bij de overheid te verwerven; 

overwegende dat er echter onbedoelde effecten zijn waardoor aanbestedingen vooral gericht zijn op de laagste prijs; 

overwegende dat er nauwelijks sprake is van echte marktwerking in de jeugdhulp; 

verzoekt de regering, samen met de VNG en aanbieders duidelijkheid en ondersteuning te verschaffen over dialooggerichte gunning en raamovereenkomsten om diensten in te kopen en over de vereenvoudigde procedure bij aanbestedingen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 562 (31839). 

Mevrouw Ypma (PvdA):

Voorzitter. Dit is de laatste keer dat ik in deze prachtige plenaire zaal sta, althans in deze periode en met deze samenstelling. Ik wil alle collega's graag hartelijk danken voor de plezierige samenwerking. En ik wil u graag danken voor het voorzitten, voorzitter. 

De voorzitter:

Ik spreek namens allen als ik u daarvoor hartelijk dank. 

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik heb één motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat gemeenten momenteel hun jeugdreclasserings- en jeugdbeschermingstaken via aanbesteding kunnen inkopen; 

constaterende dat gemeenten geen invloed kunnen uitoefenen op de instroom van jeugdigen in deze hulpverlening omdat de rechtspraak dergelijke maatregelen oplegt; 

constaterende dat het aantal gecertificeerde instellingen voor jeugdigen met een reclasserings- of beschermingsmaatregel zeer minimaal is; 

overwegende dat er een strak wettelijk kader is waaraan de uitvoering van opgelegde maatregelen moet voldoen; 

van mening dat door al deze factoren eigenlijk van een verlengde overheid gesproken moet worden in plaats van een aanbesteding; 

verzoekt de regering om, in afwachting van de uitkomsten van het gesprek met de VNG over het aanbesteden van zorgtaken, via minnelijke weg ervoor te zorgen dat gemeenten hun jeugdreclasserings- en jeugdbeschermingstaken voor 2018 niet aanbesteden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 563 (31839). 

De heer Van Gerven (SP):

Wij hebben ook uitgebreid gesproken over de Forensische Polikliniek Kindermishandeling. Daarover zal mevrouw Keijzer namens mij en anderen een motie indienen. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Voorzitter. Wij hebben een goed algemeen overleg Jeugdhulp gehad. Daarin zijn veel onderwerpen aan de orde geweest. Over het onderwerp van de forensisch medische expertise voor kinderen heeft de staatssecretaris toezeggingen gedaan, maar ik wil heel zeker weten dat die expertise in de toekomst beschikbaar blijft en geborgd is. Daarom dien ik de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat De Forensische Zorgspecialisten besloten hebben de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM) per 1 maart 2017 te sluiten; 

constaterende dat de FPKM een belangrijke rol heeft gespeeld in het leveren van forensisch-medische expertise voor kinderen en de doorontwikkeling daarvan; 

constaterende dat de FPKM een belangrijke rol speelt bij het adviseren over en het doen van letselonderzoek en dossieronderzoek in geval van vermoedens van kindermishandeling; 

constaterende dat de kwartiermaker van de Transitie Autoriteit Jeugd (TAJ) zeer recentelijk een advies heeft uitgebracht over de structurele borging van de forensisch-medische expertise en daarbij een duidelijke rol voorzag voor de FPKM op regionaal niveau; 

van mening dat voldoende beschikbaarheid, tijdige inzet en structurele borging van forensisch-medische expertise voor kinderen noodzakelijk zijn om vast te kunnen stellen of kinderen mishandeld worden en/of personen terecht beschuldigd worden van kindermishandeling; 

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat forensisch-medische expertise voor kinderen voldoende beschikbaar is, tijdig ingezet kan worden en structureel geborgd is; 

verzoekt de regering tevens, de Tweede Kamer halfjaarlijks over de stand van zaken te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg en Ypma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 564 (31839). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik was hier al bang voor. Mevrouw Van der Burg dient een motie in met heel veel warme woorden erin en een uitspraak dat het belangrijk is dat die expertise geborgd wordt, maar hoe moet die dan geborgd worden? Ik heb werkelijk geen idee. Zo gaat het in dit dossier al twee jaar, met als resultaat dat er een fantastisch instituut dichtgaat. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Dit was een opmerking; ik heb geen vraag gehoord. Ik begrijp dat mevrouw Keijzer een motie zal indienen om een specifieke instelling overeind te houden. In het debat heb ik al gezegd dat de VVD daar niet voor is, maar wel deze expertise geborgd wil hebben. Die expertise moet tijdig beschikbaar zijn en kinderen en ouders moeten hier een beroep op kunnen doen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Voorzitter. Dat klopt dus niet. Ik dien de volgende motie in. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat noch het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) noch het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling (LECK) de combinatie kent van forensisch-pediatrisch onderzoek met expertiseontwikkeling en zorg voor de kinderen en familie in kwestie buiten het juridisch kader dan wel de behandelsetting; 

draagt de regering op, te komen tot een landelijk expertisecentrum ter voortzetting van het werk van de Forensische Polikliniek Kindermishandeling (FPKM), waarin niet alleen de borging van expertise en ontwikkeling daarvan, maar ook de forensisch-pediatrische expertise op het gebied van het lichamelijk letselonderzoek zelf, inclusief archief en opleiding, én in combinatie met onafhankelijke beoordeling en advisering een plek krijgt; 

verzoekt de regering tevens, deze opdracht mee te geven aan de kwartiermaker bij zijn verdere werkzaamheden, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Keijzer, Bergkamp, Van Gerven en Voortman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 565 (31839). 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

spreekt uit dat forensisch-pediatrisch onderzoek dient te geschieden door een onafhankelijke arts zonder behandelrelatie; 

verzoekt de regering, daarvoor zorg te dragen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 566 (31839). 

Mevrouw Keijzer (CDA):

De motie spreekt voor zichzelf. Dan heb ik nog een motie. Die gaat over dezelfde discussie als waar het eerder vandaag over gegaan is: de vraag of gemeenten Europees moeten aanbesteden. Dat is niet het geval. Ik denk dat het van belang is dat er vandaag een heldere uitspraak komt. Mevrouw Ypma diende hierover ook een motie in. Laten we even het advies van de staatssecretaris afwachten. Wellicht kunnen we de moties in elkaar schuiven, want er wordt hetzelfde mee beoogd. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

verzoekt de regering, gemeenten duidelijkheid te verschaffen hoe tot contractvorming te komen in de jeugdhulp zonder Europese aanbesteding, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Keijzer. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 567 (31839). 

De voorzitter:

Ik vraag de heer Klein om naar voren te komen. Hij heeft ongeveer net zo veel tijd voor het heen en weer lopen als voor het indienen van zijn motie, namelijk een halve minuut. 

De heer Klein (Klein):

Voorzitter. Ik heb de volgende motie. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat waarheidsvinding op grond van de Jeugdwet de basis vormt voor de beschikkingen over uithuisplaatsingen; 

overwegende dat de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instellingen verplicht zijn in een rapportage de feiten naar waarheid aan te voeren; 

overwegende dat er geen effectieve toetsing plaatsvindt of de feiten in een rapportage inderdaad naar waarheid zijn; 

overwegende dat in het komend najaar een evaluatie zal verschijnen over de praktijk van waarheidsvinding; 

verzoekt de regering, bij deze evaluatie ook de mogelijkheid voor het inzetten van een onafhankelijke onderzoeksrechter te betrekken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Klein. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 568 (31839). 

De vergadering wordt van 17.48 uur tot 17.53 uur geschorst. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Voorzitter. In de motie-Ypma op stuk nr. 562 worden wij verzocht om duidelijkheid te geven over en ondersteuning te bieden aan de dialooggerichte gunning en de procedure bij aanbestedingen. Daar hebben we in het debat inderdaad over gesproken. Ik heb ook gezegd dat ik met de gemeenten en de branches ondersteuning wil bieden om tot een zo simpel mogelijke procedure te komen. Ik vind deze motie ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel daarover aan de Kamer. 

In de motie-Van Gerven/Voortman op stuk nr. 563 wordt verzocht om, in afwachting van de uitkomsten van het gesprek met de VNG, ervoor te zorgen dat gemeenten hun taken niet aanbesteden. Die motie moet ik ontraden. Juridisch zijn er geen mogelijkheden om dit te doen. Ik zal wel in het onderzoek meenemen in hoeverre het wettelijk kader aanpassingen behoeft. Daarbij wil ik de differentiatie in de markt meenemen. In dit stadium wil ik de motie dus ontraden. 

De voorzitter:

Excuses, ik was even afgeleid. Ik zie dat de heer Van Gerven een interruptie wil plegen. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik begrijp de staatssecretaris niet zo goed. Wij hebben het in het verzoek over een minnelijke weg. Het kan best zijn dat er wettelijk iets geregeld moet worden, maar daar wordt niet om gevraagd in deze motie. Daarin wordt gevraagd om, in afwachting van de uitkomsten, te proberen om het alvast minnelijk te regelen voor 2018. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Maar in het dictum staat dat de regering wordt verzocht om via minnelijke weg te regelen dat er niet wordt aanbesteed. Als de wet of de Europese regels voorschrijven dat er wordt aanbesteed, dan kunnen we niet langs minnelijke weg regelen dat dat niet gebeurt. Ik kan wel met de gemeenten, conform de toezegging, bekijken of het zo makkelijk mogelijk gebeurt, gelet op de goede voorbeelden die er zijn. Ik heb mij in het debat ook bereid getoond om dit punt mee te nemen als er een wijziging van regels nodig is. 

De voorzitter:

Doet u nog een laatste poging, mijnheer Van Gerven? 

De heer Van Gerven (SP):

Ja, voorzitter. Uit het debat dat we vandaag hebben gevoerd, heb ik begrepen dat gemeenten de vrijheid hebben om het al dan niet aan te besteden. Er zijn ongetwijfeld gemeenten die het al hebben aanbesteed. Maar het verzoek is om er via een minnelijke weg voor te zorgen dat gemeenten die twee specifieke taken niet aanbesteden. Daarnaast zal er wel weer een nieuwe regeling worden uitgewerkt, want er komt een wetswijziging. 

Staatssecretaris Van Rijn:

De nuance is anders. Europese regels schrijven voor wanneer je moet aanbesteden. Het staat niet op voorhand vast dat dat hierbij niet hoeft. Er is wel een verlichte procedure. Die verlichte procedure kan ertoe leiden dat het op een heel simpele manier wordt gedaan. Vragen of je kunt regelen dat je niet aanbesteedt, terwijl de wet- en regelgeving misschien voorschrijft dat het wel moet, zij het … 

De voorzitter:

Dit is al uitentreuren inhoudelijk besproken. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik blijf bij mijn oordeel, voorzitter. 

De voorzitter:

We gaan door naar de volgende motie. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In de motie-Van der Burg/Ypma op stuk nr. 564 wordt de regering verzocht om ervoor te zorgen dat forensisch medische expertise voldoende beschikbaar is, tijdig ingezet kan worden en structureel geborgd is. Ik vind dat zeer belangrijke punten. Die punten heb ik in het overleg ook naar voren gebracht. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De motie-Keijzer c.s. op stuk nr. 565 gaat een stapje verder. Daarin staat dat er een landelijk expertisecentrum ter voortzetting van het werk moet komen. Gelet op wat ik in het debat al heb aangegeven, wil ik die motie ontraden. Het gaat om de functie en niet om de precieze vorm. Of het landelijk beschikbaar moet zijn, laten we over aan de kwartiermaker. Ik zou de kwartiermaker op dit moment niet willen belasten met een uitspraak op dit punt. Daarom wil ik de motie ontraden. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

De reactie op de motie-Van der Burg/Ypma op stuk nr. 564 is "oordeel Kamer", maar mijn motie wordt ontraden. Betekent dit dat de staatssecretaris en mevrouw Van der Burg, met wat zij in de motie heeft neergelegd, alleen lippendienst hebben bewezen? We dragen hier met zijn allen bewust een fantastische instelling met bijbehorende expertise ten grave, terwijl er 120 gevallen van kindermishandeling zijn. Een paar jaar geleden is er een documentaire over geweest en toen al was er maar één veroordeling. Dit mag en dit kan niet. Ik vraag een heroverweging van de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Van Rijn:

We zijn het eens over de borging van de expertise. Gelet op het besluit van de FPKM, hebben we met zijn allen gezegd dat de expertise, de onderzoeken en de archieffunctie, die mevrouw Bergkamp aan de orde stelde, gebord moeten worden. We vragen aan de kwartiermaker om dat ook te doen. Ik heb aangeven dat ik het niet goed vind om nu alvast te zeggen in welke vorm dat moet gebeuren. Het kan landelijk, maar het kan ook anders. Om die reden blijf ik bij mijn oordeel. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik doe toch nog een poging. 

De voorzitter:

Maar we gaan niet het debat overdoen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Nee, maar ik doe toch nog een poging. Ik zeg tegen de staatssecretaris: stop nu eens met constant alles bij allerlei kwartiermakers en groepjes en commissies neer te gooien en ... 

De voorzitter:

Wat is uw vraag? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

... neem nu eens zelf een besluit. Zeg gewoon dat het van belang is dat er zo'n landelijk expertisecentrum komt, in het belang van het voorkomen van kindermishandeling. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Wij onderschrijven allemaal het belang van de forensisch-pediatrische expertise. Daarover zijn wij het met elkaar niet oneens. Ik vind wel dat goed moet worden uitgezocht in welke vorm dat het beste kan. Op basis daarvan moeten wij een verstandige beslissing nemen. Wij moeten niet op voorhand zeggen dat een bepaalde vorm de beste is. 

De voorzitter:

Ik zag de heer Van Gerven als eerste bij de interruptiemicrofoon. Ik zeg nogmaals: wij gaan niet het hele debat overdoen. 

De heer Van Gerven (SP):

Wij kunnen wel een constatering doen. Ik heb de motie mede ingediend. Het feit dat de staatssecretaris het oordeel over de motie-Van der Burg/Ypma op stuk nr. 564 aan de Kamer overlaat en de aanneming van de motie-Keijzer c.s. op stuk nr. 565 ontraadt, betekent feitelijk dat de Forensische Polikliniek Kindermishandeling de nek wordt omgedraaid. Dat is de consequentie van het oordeel van de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Dat moet ik tegenspreken, want er is een besluit genomen door de FPKM zelf. Vervolgens bekijken wij wat de beste oplossing is om de expertise te borgen. Daar zijn wij allemaal voor en er is een motie over ingediend. Het oordeel daarover heb ik aan de Kamer gelaten, omdat ik het ermee eens ben. 

Mevrouw Van der Burg (VVD):

Ik maak bezwaar tegen het feit dat er wordt gesproken over lippendienst, omdat het niet precies de motie is die de collega's willen. In de motie staat precies hoe een en ander geregeld wordt. Ik wijs erop dat ik zelden moties indien en dat, als ik moties indien, die ertoe doen. 

De voorzitter:

Waarvan akte. Ik hoorde geen vraag aan de staatssecretaris. Wil hij niettemin reageren? dat is niet het geval. Dan gaan wij naar de motie-Keijzer op stuk nr. 566. 

Staatssecretaris Van Rijn:

In de motie-Keijzer op stuk nr. 566 wordt de regering verzocht, ervoor zorg te dragen dat het forensisch-pediatrisch onderzoek geschiedt door een onafhankelijke arts zonder behandelrelatie. Even precies: een forensisch arts is onafhankelijk. De specialistische kinderarts van het Landelijk Expertise Centrum Kindermishandeling is veelal niet de behandelende arts. In een forensisch-pediatrisch onderzoek is een forensisch arts betrokken, waardoor de onafhankelijkheid naar mijn smaak voldoende is gewaarborgd. Ik kan niet precies zien wat hiermee wordt beoogd. Ik zeg wel toe dat ik aan de kwartiermaker vraag om in overleg met het veld wat meer precisering aan te brengen, zodat wij met zijn allen datgene wat wij beogen, ook kunnen nastreven. Misschien wil mevrouw Keijzer de motie dan aanhouden. 

De voorzitter:

Ik geloof dat mevrouw Keijzer niet zo dol is op die kwartiermakers, althans dat hoorde ik net, maar ga uw gang. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dat klopt, ongeacht overigens de persoon. De essentie zit in wat de staatssecretaris zei, namelijk dat het veelal artsen zijn zonder behandelrelatie. De bedoeling is dat er geen behandelrelatie is, juist omdat er forensisch-pediatrisch onderzoek moet plaatsvinden. Het is van belang, maar het kan uitstel velen. Ik houd de motie aan en hoor graag van de staatssecretaris wanneer hij de Kamer informeert, zoals hij net heeft toegezegd. 

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Keijzer stel ik voor, haar motie (31839, nr. 566) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

De voorzitter:

De staatssecretaris gaat een termijn noemen. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Ik geloof dat ik in het debat heb gezegd dat ik verwacht dat de kwartiermaker nog voor de zomer een nadere rapportage kan opstellen. Daar zullen wij dit in meenemen. 

Dan kom ik op de motie-Keijzer op stuk nr. 567. Mevrouw Keijzer gaf zelf al aan dat misschien even moet worden gekeken naar de eerdere motie. De zinsnede "zonder Europese aanbesteding" roept een beetje de vraag op wat er precies wordt bedoeld. Er zijn Europese regels waarin staat wanneer je wel of niet moet aanbesteden. Daarin staat ook wanneer er een verlicht regime is. Je kunt dus niet zeggen "zonder Europese aanbesteding", want dan loop je vast met wat er precies wordt bedoeld. Ik heb al toegezegd dat ik met de gemeenten en de aanbieders in overleg ga om ervoor te zorgen dat wij hen ondersteunen om een zo licht mogelijke procedure te hebben. Ik heb ook gezegd dat, als later blijkt dat er ook wijziging van regelgeving nodig is, ik dat ook zou willen bekijken. Dat is meer iets voor de wat langere termijn. Als mevrouw Keijzer dit met de indienster van de andere motie wil overleggen, komen wij waarschijnlijk tot een oplossing die kan, maar dit is iets te algemeen, omdat ik niet kan zeggen dat het zonder Europese aanbesteding kan. Er zijn nu eenmaal Europese regels die dit voorschrijven. 

De voorzitter:

Wat is uw oordeel over deze motie? Want dat hoor ik niet. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Als het dictum zo blijft, moet ik de motie ontraden, terwijl ik eigenlijk weet dat de bedoeling van mevrouw Keijzer dezelfde is als die welke wij met elkaar hebben besproken. Dat zou ik jammer vinden. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Er is één nuanceverschil, namelijk dat er volgens mij in het land voorbeelden zijn van de manier waarop tot contractvorming wordt gekomen, zonder de Europese procedure. Er zijn allerlei fantastische voorbeelden van. Het is van belang dat wij gemeenten niet gek maken, waardoor zij allerlei aanbestedingsprocessen beginnen die niet nodig zijn. De bedoeling is dat de staatssecretaris aan gemeenten duidelijkheid verschaft over hoe ze daaraan kunnen ontkomen en toch tot goede contractvorming kunnen komen. 

De voorzitter:

U wilt de motie in stemming brengen? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ja, voorzitter, met deze toelichting op de motie kan ik misschien wel het hart van de staatssecretaris vermurwen. Je weet het maar nooit. 

Staatssecretaris Van Rijn:

Mijn hart is al vermurwd, ik ben het met mevrouw Keijzer eens. Het gaat alleen nog hierom: als je zegt "zonder Europese aanbesteding", dan weet ik niet zeker of dat zich verhoudt met de Europese spelregels. Ik denk dat wij het eens zijn over het doel en mijn suggestie zou zijn om te kijken of dat gecombineerd kan worden. Dan zijn wij een stuk verder. 

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 568. 

De voorzitter:

Mevrouw Keijzer, komt er nog actie? 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Ik ga even kijken, want ik vind dit wel vrij essentieel. Ik ga kijken of we dat voor elkaar weten te krijgen voor de stemmingen vanavond, om een uur of tien, toch? 

De voorzitter:

Ja, natuurlijk, we gaan hier vanavond over stemmen. 

Mevrouw Keijzer (CDA):

Dan hebben we nog even tijd. 

De voorzitter:

We gaan kijken wat er nog gebeurt. De motie op stuk nr. 568. 

Staatssecretaris Van Rijn:

De motie op stuk nr. 568. Er lopen nu twee trajecten. Een is het actieplan waarheidsvinding dat in het najaar naar uw Kamer gaat. Twee is een evaluatie van de kinderbeschermingsmaatregel en in dat tweede traject gaat het ook over de rol van de rechter. Ik ben bereid om aan de collega van Veiligheid en Justitie mee te geven dat bij die evaluatie ook gekeken wordt naar de vraag of een onafhankelijk onderzoek echt iets zou toevoegen. Met die kanttekening laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Over de ingediende moties gaan wij later vanavond stemmen. 

Naar boven